HOE DE GEALLIEERDEN IN OORLOGSJAREN
MET ONS OMSPRONGEN
Oranje
Hoe Indië voor Nederland
verloren ging
LEIDSE UNIVERSITEIT
niiiiiiin iiiiiinui 111111 iiiiiini iiiin iiiiiii Hiiiiii iiiiiini
lllllli lllllllli lil»! lil
enquête-commissie
1940-1945
Amerikanen en Engelsen hadden eigen belangen
en de
Studietijd der prinsen groeide
van plechtstatig naar gemoedelijk
ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1956
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD PAGINA 3
EEN LIJVIG RAPPORT OVER REGERINGSBELEID IN DE ZWARE OORLOGSDAGEN
De enquêtecommissie regeringsbeleid 19401945 heeft het achtste deel I hoogste geallieerde militaire en poli-
8ste deel van verslag
van haar verslag het licht doen zien.
Dit deel behandelt het militaire beleid 19401945 en de terugkeer naar
Nederlandsch-Indië.
Toen de enquêtecommissie was ingesteld dacht men aanvankelijk, dat
met de publikatie van haar verslagen en verhoren 2 a 3000 pagina's ge
moeid zouden zijn. Met dit achtste deel is men al aan de 15.000 pagina's
toe. Het aantal vragen, dat aan de getuigen is gesteld loopt al over de
100.000.
Dit deel van het verslag bestaat uit vijf gedeelten. In de eerste hoofd
stukken wordt behandeld het uitwijken in 1940 van marine- en landmacht
onderdelen uit Nederland naar Engeland, en de recrutering in het
buitenland.
Voorts wordt een beeld gegeven van de krijgsverrichtingen van de Kon.
Marine, de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht.
De Nederlandse strijdkrachten hebben gedurende de oorlog bijna altijd
onder operationeel bevel van geallieerde commandanten gevochten. De
Nederlandse invloed op de beslissingen van de hogere leiding is daarom
zeer miniem geweest.
HET ERE-WOORD.
Zeer veel aandacht heeft de com
missie besteed aan het probleem van
de toelaatbaarheid van het in 1940
door de beroepsofficieren aan de
Duitsers gegeven erewoord en aan
de daarmede verband houdende
vraag of dit erewoord gebroken mocht
worden.
De volgende hoofdstukken zijn ge
wijd aan de voorbereiding van de
militaire terugkeer naar Nederland
en aan de plannen, door het kabinet-
Gerbrandy ontworpen en bij de
tieke leiding voorgebracht, teneinde
de Nederlandse strijdkrachten na de
bevrijding van het grondgebied in
Europa opnieuw op te bouwen, voor
al met het oog op de bevrijding van
Nederlandsch-Indië.
Daarna wordt een schets gegeven
van de wijze, waarop de Nederland
se regering heeft getracht mankracht
bijeen te brengen na de gedeeltelijke
en later de gehele bevrijding van ons
land. De ondergrondse strijdmacht
wordt dan reguliere landmacht.
De bevrijding van Nederl. Indië.
De laatste vier hoofdstukken van
het verslag staan geheel in het te
ken van de strijd om de bevrijding
van Nederlandsch-Indië. Het blijkt,
hoe de pogingen om bij de geallieer
den interesse voor dit vraagstuk te
wekken, afstuitten op gebrek aan be
langstelling en aan medewerking.
Ook heeft de commissie een uit
voerige beschouwing gewijd aan de
gebeurtenissen rond de wijziging
van de grenzen der commandogebie-
den in het Verre Oosten. Ofschoon
hierbij voor Nederland grote belan
gen op het spel stonden, vond deze
plaats, zonder dat Nederland door de
geallieerden te gereder tijd zelfs
maar ingelicht was.
Londen wilde geen „tweede Griekenland''
Een zeer interessant gedeelte van het rapport der enquêtecommissie is
dat, wat handelt over de pogingen der regering om na de oorlog Nederlandse
troepen naar Nederlands Indië te krijgen, ten einde aldaar het Nederlandse
gezag te herstellen.
Het verslag geeft een breedvoerige uiteenzetting van het overleg dien
aangaande met de Amerikaanse en Britse autoriteiten.
Wanneer de commissie het gehele overleg overziet, kan zij niet anders
constateren, dan dat het uitblijven van resultaten tot aan augustus 1945
geweten moet worden aan omstandigheden, waarop de Nederlandse rege
ring weinig of geen invloed heeft kunnen uitoefenen.
Meer dan pleiten en krachtig protesteren kon de Nederlandse regering
toen niet. Een drastische daad stellen, zoals het terughalen van de Neder
landse schepen uit de geallieerde „Shipping Pool" was onmogelijk, omdat
de schepen dan geen brandstoffen of havenfaciliteiten zouden hebben
kunnen vinden.
AUSTRALIë NIET BEREID.
Op 11 juli 1945 deelde de waarne
mende Australische minister van bui
tenlandse zaken mede, dat Australië,
o.m. gezien het gebrek aan mankracht
en uitrusting, niet in staat was de
verplichting op zich te nemen de Ne
derlandse bataljons te trainen. De
publieke opinie in Australië was te
gen het einde van de oorlog niet gun
stig voor de Nederlanders. Hiervoor
zijn verschillende oorzaken aan te
geven, waarvan de belangrijkste wel
geweest is de in sommige Australi
sche kringen niet juist geoordeelde
houding van de Nederlanders tegen
over de Indonesiërs. Deze mening
had bijzonder post gevat in de krin
gen van de vakorganisaties van ha
venarbeiders.
Toen in juli/augustus 1945 maar
geen schot kwam in het vervoer van
de troepen naar het Verre Oosten en
het ook verder de Nederlandse rege
ring niet gelukte troepen ter bevrij
ding van Nederlandsch-Indië getraind
te krijgen, heeft zij nóg getracht op
het hoogste niveau stappen te onder
nemen. Tevens wilde zij pleiten voor
'een spoedige bevrijding van Java.
Gehoopt werd, dat aan Mac Arthur
opdracht zou worden gegeven een
strijdmacht van Borneo naar Java te
zenden. Mac Arthur had te kennen
gegeven, dat hij daartoe zeer wel be
reid was. Minister-president Scher-
merhom zou, vergezeld van de heer
Gerbrandy, president Truman en mi
nister-president Churchill, die te
Potsdam waren, de Nederlandse be
langen in het Verre Oosten voorleg
gen. Alle overredingskracht is bij de
Shaef-mission en te Washington aan
gewend, teneinde te bewerkstelligen,
dat deze twee Nederlandse autori
teiten te Potsdam ontvangen zouden
worden. Een ontvangst is evenwel
geweigerd.
De geallieerde oorlogsleiders wisten
naar alle waarschijnlijkheid toen
reeds, wat aan de Nederlandse rege
ring niet bekend was, dat in augus
tus atoombommen op Japan zouden
worden gegooid, waarna verwacht
mocht worden, dat Japan zou capitu
leren. In deze gedachtengang zouden
Nederlandse troepen van geen en
kele betekenis voor de geallieerde
oorlogvoering meer zijn. Ook behoef
de dan het zenden van enige divisies
ter bevrijding van Java geen onder
werp van beraadslaging meer uit te
maken.
Hoewel deze redenering militair
gezien juist schijnt, acht de commis
sie de weigering van een ontvangst
van een minister-president en van
een oud-mJn.-president van een land,
dat van het begin af aan zowel in
Europa als in het Verre Oosten zo
zeer de geallieerde zaak had gediend,
uitermate onhoffelijk.
WIJZIGING DER COMMANDO-
GEBIEDEN.
Het zeventiende hoofdstuk is ge
wijd aan de wijziging van de gren
zen der commandogebieden (theater-
grenzen) in het Verre Oosten in 1945.
Nadat Nederlandsch-Indië in 1942
gecapituleerd had en generaal Mac
Arthur in de zomer van dat jaar zijn
commando, de South West Pacific
Area (S.W.P.A.), had geformeerd,
viel daar, behoudens Sumatra, geheel
Indië onder.
Sumatra behoorde tot het Engelse
bevelsgebied van het z.g. India-com
mand. De Nederlandse vloot, op Cey
lon gestationneerd, ressorteerde on
der de opperbevelhebber van de Eas
tern Fleet. De Nederlandse regering
heeft zich bij deze afbakening van
de commandogebieden neergelegd,
omdat zij meende, dat de militair-
strategische belangen de doorslag
moesten geven en dat aangenomen
kon worden, dat de combined chiefs
of staff in hun beslissing hieromtrent
zich alleen hierdoor hadden laten
leiden.
De commissie meent, dat de Ne
derlandse regering niet voldoende
heeft ingezien, welke bezwaren moes
ten kleven aan een verdeling van
Nederlands gebied over twee com
mando's. Dit betekende immers, dat
de toch al geringe Nederlandse man
kracht gestationneerd moest worden
in twee zeer ver uit elkaar gelegen,
door vijandelijk bezet gebied ge
scheiden, landen. De Nederlandse re
gering had zich, naar het oordeel der
commissie, bij deze. beslissing niet
zonder meer moeten neerleggen.
De commissie acht het een ernstige
beleidsfout, vooral van die ministers
die overgingen van het eerste naar
het tweede kabinet-Gerbrandy en
die vervolgens in het kabinet-Scher-
merhorn-Drees overkwamen, dat de
consequenties van de wijziging der
grenzen van de commandogebieden
in het Verre Oosten niet uitgebreid
werden bestudeerd.
Over grote Nederlandse belangen
werd, buiten Nederland om, beschikt.
De commissie herhaalt wat zij reeds
eerder heeft gesteld, n.l. dat de grote
mogendheden zich weinig om de be
langen van de kleinere geallieerde
landen bekommerden. In dit geval
hebben zij niet eens de Nederlandse
regering te rechter tijd van haar
plannen op de hoogte gesteld.
AMERIKANEN DACHTEN
SLECHTS AAN JAPAN.
De Amerikanen, die tegen het ein
de van de oorlog de meeste macht
hadden en de grootste zeggenschap
bij de strategisch-politieke beslissin
gen, wilden toen him handen vrij
hebben teneinde geheel alleen Japan
te kunnen bezetten, hetgeen zij ook
hebben gedaan.
Hun militaire belangstelling voor
Nederlandsdh-Indië was toen zeker
gering en aangezien de Engelsen om
prestige-redenen steeds om vergro
ting van hun commandogebied ge
vraagd hadden, hebben de Amerika
nen aan deze Engelse wens gevolg
gegeven.
Voor de Nederlandse belangen m
het Verre Oosten is dit uitermate on
gelukkig geweest. De Nederlandsch-
Indische autoriteiten kregen, omdat
Japan tezelfdertijd capituleerde, zo
goed als geen tijd om in het hoofd
kwartier van Mountbatten de nodige
voorbereidingen te treffen. Daarbij
kwam, dat Mountbatten niet gereed
was om zijn taak op een behoorlijke
wijze te vervullen. Terecht stelt
Mountbatten in zijn rapport aan de
C.C.O.S., dat het vóór hem een na
deel was, dat die leden van de in
lichtingendienst van Mac Arthur, die
zich speciaal op Nederlandsoh-Indie
hadden toegelegd, niet te zijner be
schikking kwamen.
Ofschoon van Nederlandse zijde in
Indië telkenmale getracht is toe
stemming van de geallieerde opper
bevelhebber te krijgen om Neder
landse strijdkrachten naar Indië te
brengen, is dit door deze opperbevel
hebber niet toegestaan.
De voornaamste reden voor de En
gelsen om de Nederlandse bataljons
niet toe te laten was, dat de Britse
regering niet betrokken wenste te
raken in een strijd tussen Nederlan
ders en Indonesiërs; zij wenste geen
„tweede Griekenland".
Uit de verklaringen en de stukken
is de commissie gebleken, dat van
Nederlandse militaire zijde, vooral
in Nederlandsch-Indië, alles wat mo
gelijk was is gedaan om Nederlandse
troepen op Java te krijgen. Even
eens is het de commissie gebleken,
dat ook van de zijde van de luite
nant-gouverneur-generaal alles in het
werk is gesteld om Nederlandse troe
pen te doen landen. De meningen,
als zou het de heer van Mook zijn
geweest, die mede bewerkstelligd zou
hebben, dat de Nederlandse troepen
niet mochten landen, en. dat de heer
van Mook de K.N.I.L.-bataljons uit
Siam niet op Java wenste, zijn naar
het oordeel van de commissie on
juist.
De gehele aangelegenheid van het
niet-toelaten van de Nederlandse
troepen op Java overziende, komt de
commissie tot de conclusie, dat de
Britse houding en de uit die houding
voortspruitende besluiten aan Britse
zijde in strijd waren met de tijdens
de oorlog gemaakte afspraken en dat
zij de Nederlandse belangen in het
Verre Oosten op ernstige wijze ge
schaad hebben.
De tussen de Britse en de Neder
landse regeringen gesloten overeen
komst, heeft niet gewerkt. De over
eenkomst werd door de Engelsen fei
telijk ter zijde geschoven, omdat zij
hun troepen niet wensten in te zet
ten voor een herstel van het Neder
landse bestuur.
Veel becritiseerd is de order van
admiraal Mountbatten. die gelastte,
dat de geïnterneerden in Indië de
kampen niet mochten verlaten voor
dat de bevrijdingstroepen waren aan
gekomen. De commissie meent ech
ter. dat een dergelijke order noodza
kelijk is geweest om de mensen te
beschermen. Velen van hen, die de
order niet hebben opgevolgd, hebben
later grote moeilijkheden ondervon
den, terwijl een aantal hunner het
met de dood heeft moeten bekopen.
Inmiddels was met behulp van de
Japanse militairen, die nog altijd op
Java zaten, de republiek Indonesia
uitgeroepen en de Engelsen, die zich
nog steeds niet sterk genoeg voelden
om Java te bezetten, zagen de si
tuatie somber in.
Op 29 september is de heer van
der Plas begonnen met een reeks
besprekingen met de gematigde re
publikeinse leiders. Op de avond van
die dag werden echter de uitlatingen
van generaal Chrlstlson via radio en
pers bekend, waarin deze, zonder
over het Nederlandse gezag en het
Nederlandse bestuur te spreken, aan
kondigde, dat de Britse troepen als
gasten van de Indonesiërs op Java
zouden landen, teneinde de Japanners
te ontwapenen en de geallieerde
krijgsgevangenen en geïnterneerden
te rehabiliteren.
Deze verklaring van generaal
Christison was geheel in strijd met de
afspraken, welke de heer van der
Plas met admiraal Mountbatten had
gemaakt.
De gevolgen van de uitlatingen van
generaal Christison waren ernstig.
Immers nadien hebben de Japanners
grote hoeveleheden wapens aan de
Indonesiërs overgedragen. Ook zyn
toen instructies uitgegaan van de re
publikeinse leiders om de Nederlan
ders in het binnenland als vijanden
te behandelen; van toen af hebben
geregeld aanvallen op de kampen der
Nederlandse geïnterneerden plaats
gevonden. Het Nederlandse gezag
heeft door dit optreden van generaal
Christison gevoelig geleden en de vei
ligheid der bevolking werd daardoor
in gevaar gebracht.
De Nederlandse regering heeft bij
monde van minister van Kleffens te
gen het optreden van generaal Chris
tison ernstig geprotesteerd.
Nadat generaal Christison tegelijk
met het eerste Engelse bataljon op
28 c.q. 29 september 1945 te Batavia
was geland, heeft hij op een vraag
van republikeinse zijde of het Neder
landse gezag weer zou worden her
steld, een ontwijkend antwoord ge
geven. Deze halfslachtige houding
bracht met zich, dat in het gedeelte
van Batavia, dat hij van de Japan
ners had overgenomen, enig actief
optreden door de Britse troepen, ter
beteugeling van de terreur, geheel
achterwege bleef.
Het is duidelijk, dat, toen de heer
van Mook op 2 october 1945 te Bata
via kwam, hij voor een uitermate
moeilijke situatie werd gesteld. Het
uitstel van de landing van de geal
lieerde strijdkrachten op Java was
voor de Nederlanders in de kampen,
die in spanning de komst der geal
lieerden afwachtten, zeer teleurstel
lend. Door het ontbreken van het
wettige gezag werden vele leiding
gevende Indonesiërs overgehaald het
republikeinse gezag, dat althans nog
enige cohaesie aan het bestuur gaf,
te volgen. De landingen van de troe
pen vonden plaats onder een gene
raal, die uitdrukkelijk te kennen had
gegeven, dat hij zidh niet wenste te
mengen in de Nederlands-Indonesi
sche verhoudingen en aan de rege
ring van ir. Soekarnö een erkenning
verstrekte.
SLOTCONCLUSIES.
De commissie geeft als slot van
haar conclusies nog puntsgewijze aan,
welke feiten haars inziens van be
slissende betekenis zijn geweest voor
de gebeurtenissen in Nederlandsch-
Indië na de capitulatie van Japan:
1. De bijna gehele onbekendheid
aan Nederlandse zijde met de politie
ke en militaire ontwikkeling in Indië
gedurende de Japanse bezetting.
2. Het samenvallen van de capitu
latie van Japan en de wijziging van
de grenzen der commandogebieden
in het Verre Oosten. Hieruit vloeide
mede voort dat de Engelsen niet in
staat waren hun vrijwillig en op
eigen aandrang op zich genomen ta
ken uit te voeren door gebrek aan
militaire machtsmiddelen.
3. Het uitroepen van de republiek
Indonesië op 17 augustus 1945.
4. De onderschatting van de om
vang en de kracht der republikeinse
beweging aan Nederlandse zijde.
5. Het tijdsverloop tussen de capi
tulatie van Japan en de eerste geal
lieerde landing op Java.
6. De onvoldoende kennis van de
Nederlandse regering omtrent de si
tuatie op Java na september 1945.
7. Het zeer grote tekort aan Ne
derlandse militaire macht, mede ver
oorzaakt door de bevrijding van ge
heel Nederland in mei 1945 in stede
van september 1944.
8. Het openbare optreden van gene
raal Christison einde september-be -
gin october 1945 en de houding van
hogere Engelse autoriteiten.
9. De onwil van de Japanners om
de orders van de geallieerde bevel
hebber op te volgen, vooral die, om
orde en rust te handhaven.
10. Het verblijf van 80.000 Neder
landers in kampen op Java, die niet
bevrijd werden, maar bleven in re
publikeins gebied.
Inkomstenbelasting
en bijverdiensten
Vraag: Mijn man heeft een loon
beneden ƒ6000.per jaar. Ik houd
een kamerverhuurbedrijf als bijver
dienste. Is het juist, dat ik van deze
verdiensten ƒ200.per jaar mag af
trekken, omdat een bedrag van
200.andere inkomsten dan loon
niet belast zijn? Kan ik in dit geval
het te veel betaalde bedrag aan in
komstenbelasting terugvragen?
Antwoord: U mag niet van uw ne
veninkomsten een bedrag van 200.
als zijnde niet belast, aftrekken. Er
wordt geen aanslag in de inkomsten
belasting opgelegd als de bijver
diensten naast het looninkomen niet
meer dan ƒ200.bedragen. Maar is
dit bedrag meer dan 200 dan wordt
het totale bedrag belast. Heeft uw
man, bijvoorbeeld, een loon van
5000.en de netto bijverdiensten
bedragen 600.dan wordt een
aanslag opgelegd naar een inkomen
van ƒ5000.namelijk loon ƒ5000.
min 100.verwervingskosten plus
600.bijverdiensten.
Ook als het loon, al dan niet met
neveninkomsten, boven 6000.
strijgt, wordt steeds een aanslag in
de inkomstenbelasting opgelegd, dus,
bijvoorbeeld, loon 5950.plus
160.neveninkomsten.
In uw geval zal de aanslag dus wel
juist zijn. Indien echter in één of
ander geval teveel inkomstenbelas
ting is betaald, dient een bezwaar
schrift te worden ingediend binnen
twee maanden' na de dagtekening
van het aanslagbiljet. Heeft men de
ze termijn van twee maanden over
schreden, dan kan men het bezwaar
schrift evengoed nog indienen en zal,
zolang nog geen vijf jaren sedert de
aanvang van het belastingjaar zijn
verstreken, de teveel betaalde be
lasting ambtshalve worden terugge
geven. Bij afwijzing van het te late
bezwaarschrift staat echter dan geen
verder beroep meer open.
Prins Alexander richtte dispuut ,,Serüa Fidem
O
HET RAPENBURG ligt dus
menig voetstap van een kind uit
het geslacht van Oranje. Deze eer
ste wankele schreden op het pad van
de wetenschap werden te Leiden af
gelegd.
Een telg, die niet zij het tegen
zijn zin in Leiden kon studeren
was prins Willem IV, die door te
genstand van de regenten wel ge
dwongen was zijn heil in Franeker
en Utrecht te zoeken. Maar na zijn
verheffing tot stadhouder van Hol
land heeft hij toch wel laten blijken,
dat ook hem „good old Leyde" nauw
aan het hart lag. Hij kwam op 29
1747 het vuurwerk in ogenschouw
nemen, dat door de studenten op het
Galgewater v/erd afgestoken. Zijn
zoon: Prins Willem V heeft aan géén
universiteit gsstudeerd, maar richtte
toch wel zijn schreden naar de Sleu
telstad tot het aanhoren van oraties
of om bij plechtige gebeurtenissen
aanwezig te zijn. Plechtstatig was
bijvoorbeeld zijn bezoek op 8 febru
ari 1757 toen hij door senaat, cura
toren en burgemeester werd ont
vangen.
Prins Willem V en zijn gemalin
prinses Wilhelmina stuurden hun
zoon, de latere koning Willem I eerst
naar het buitenland voor een mili
taire opleiding in Brunswijk, waar
hij werd ingewijd in de militaire
eisen van die tijd. Teneinde hem na
de militaire opleiding ook staatkun
dig beslagen op het ijs te sturen,
besloten de ouders de Oranje-tra
ditie getrouw hun oudste zoon
naar Leiden te sturen, waar hij van
professoren lessen zou krijgen op
staatkundig-, rechts- en historisch
gebied.
QP 2 NOVEMBER 1789 voeren va-
op
jacht de Sleutelstad binnen en zij
ontscheepten zich vóór de woning
van de vorstelijke student aan het
Rapenburg. Het leven van de jonge
student verliep rustig en zonder de
levendige afwisseling, die het huidi
ge studentenleven kenmerkt. Hij
studeerde onder toezicht van zijn mi
litaire gouverneur Van Stamford en
professor Tollius, die bij hem in
woonden. Elke morgen verschenen
bij hem aan huis in plechtige volg
orde de professoren Kluit, Pestel en
Keesel voor de lessen in resp. vader
landse geschiedenis, staatsweten
schappen en rechten. Ook de jongere
broer van de prins, prins Willem,
George Frederik, verbleef enige tijd
in Leiden, maar in het voorjaar van
1790 vertrok deze op zijn beurt naar
Brunswijk voor een militaire opvoe
ding. In juli van dit zelfde jaar ver
liet ook de erfprins de academie,
waar hij bij de hoogleraren om zijn
ijver en goed verstand een gunstige
indruk heeft achtergelaten. Dikke
stapels dictaatcahiers in het archief
van het koninklijk huis herinneren
aan een vruchtbare studietijd van
de prins.
IN 1791 HUWDE DE ERFPRINS
met de Pruisische prinses Wil
helmina een nichtje van moederszij
de en de oudste zoon uit dit huwe
lijk, de latere koning Willem II werd
op 8 december 1792 geboren.
In 1795 vertrok het Oranjegezin in
een visserspink naar Engeland, het
begin van een 19 jaar lange balling
schap. De band tussen republiek en
Oranje was tijdelijk verbroken. Wil
lem n studeerde aan de universiteit
van Oxford.
studietijd van Willem III in I
Leiden viel wederom in een rustige
der en zoon aan boord van een periode. Hij studeerde 2H jaar in 1
Leiden, gedurende welke tijd hij pri
vaatlessen kreeg. Zijn oudste zoon
Willem, gesproten uit zijn in 1839
met Sophie van Würtemberg geslo
ten huwelijk, heeft in Leiden een
vrijheid ontvangen, die al enings-
zins overeenkwam met de gemoe
delijkheid, waarmede de studie van
prinses Juliana en nu ook van
prinses Beatrix verlopen. De tijden
waren aan het veranderen. De jonge
prins had reeds de kostschool Noor-
they onder Voorschoten bezocht,
waar hij geheel in de grote leerlin
gen-familie werd opgenomen. Ook
als student had hij meer contact met
zijn studiegenoten. Omgang met leef
tijdgenoten maakte zijn verblijf in
Leiden veel levendiger.
TIIJN BROEDER prins Alexander
heeft intensief aan het studen
tenleven deelgenomen. Hij is de be
kende oprichter geweest van het dis
puut „Serva Fidem", was lid van
verschillende subverenigingen van
het corps en verrijkte het met waar-
devole geschenken. Een bewijs hier
van is de zilveren beker, de „pokel",
die op de schoorsteenmantel boven
de haard in de sociëteit Minerva
prijkt.
Wij schreven reeds over de studie
tijd van prinses Juliana en hopen zo
nu en dan nog eens iets te berichten
over de studie, die prinses Beatrix
binnenkort aan de Leidse universi
teit ingaat. De band is hiermede
rond getrokken.
1659 VERSCHEEN een gedicht
naar aanleiding van het student
worden van prins Willem III, zo ver
namen wij van jhr dr D. P. M. Gras
winkel, naar aanleiding van de ope
ning van de tentoonstelling „Oranje
en de universiteit". Met een kleine
variant met het oog op de studie van
prinses Beatrix luidt het eerste cou
plet als volgt:
Zij schey van Leyden niet
Voor dat Haar fiere jeugd,
Verrijkt is naar de eisch
Met schanderheid en deugd!"