HALLO HIER RADIO JUPITER Met de helicopter het luchtruim in Argentinië Sensatie in de wetenschap Pygmeeën, zwervende parasieten van Afrika Op een hoogte van 150200 meter met een snelheid van 100 kilometer kind met 'n waterhoofd DE LEIDSE COURANT Een val van 27.000 meter in 12 minuten Kan een mens een vrije val van teen paar duizend meter maken zon der het leven te verliezen? Wordt hij bij een sprong van grote hoogte door de koude bevangen of krijgt hij te maken met een „hitte-aanval" als ge volg van de luchtwrijving? Ziehier enkele van de vraagstukken waar voor de moderne luchtvaarttechniek zich gesteld ziet. Reeds thans opere ren sommige vliegtuigen al aan de top van de atmosfeer. Deze enkelin gen zullen echter spoedig gevolgd worden door grote aantallen en daar mede wordt de mens dan van aan gezicht tot aangezicht gesteld met tal van grote problemen en moeilijk heden. Wat zal er met de piloot ge beuren als deze in de hoogste lucht lagen gedwongen wordt het vlieg tuig te verlaten? Teneinde meer inzicht te krijgen, in deze voor de luchtmachten zo be langrijke kwestie heeft het Air Research Devel. Command van de Ver. Staten een stoutmoedig plan ter hand genomen dat zal worden uitge voerd in een reeks gedurfde spron gen die hun weerga niet zullen kun nen vinden. Deze sprongen, waarvan er al enkele zijn uitgevoerd, zullen worden gedaan door de Capt. Edw. Sperry en de Li. Henry Nielsen. Het hoogtepunt van het onderzoek valt deze zomer te verwachten want dan zullen zij in een gondelballon tot de maximum bereikbare hoogte stijgen. Op een hoogte van 27.000 km. geko men zal Capt. Sperry uit de gondel springen en daarmede de langste val maken die ooit heeft plaats gevon den. Niet minder dan ca. 12 minuten zal Sperry als een steen door de ruimte vallen naar de aarde, 27.000 m. onder hem. Pas op een hoogte van 4600 m. zal hij de grote parachute openen, of als hij hier zelf niet .toe in staat is zal dit automatisch gebeuren. In de dunne bovenste laag van de atmosfeer zal hij vallen met een snelheid van maar liefst 600 km. p. u. als maximum. Als hij de dikkere luchtlagen „binnenvalt" zal zijn snel heid worden afgeremd door de lucht. Na het openen van zijn parachute zal hij langzaam naar de aarde zwe ven. Gedurende de gehele val zullen op het lichaam bevestigde instru menten alle invloeden automatisch SPRONG NAAR DE AARDE VAN 27000m TEKENING VAN DE SPRINGGONOEl VAL VAN NIELSEN VAL VAN SPERRY Nielsen spriri op6000m.i de gondel registreren. Voor de beveiliging van het leven van Sperry heeft men alle mogelijke voorzorgsmaatregelen ge troffen. Zo zal hij b.v. een geheel nieuw type „ruimtepak" dragen. Als Capt. Sperry uit de gondel is gesprongen zal de Lt. Nielsen, die zich in de gondel zal bevinden, een knop indrukken waardoor de gondel wordt losgemaakt van de stratosfeer- ballon. Onmiddellijk zal dan de gon del, met Lt. Nielsen aan boord in de diepte suizen in een vrije val. Tot een hoogte van 6000 m. zal deze vrije val duren en dan springt er een grote parachute uit de gondel waar na de gondel dan naar de aarde zal zweven. Dan zal de stalen gondel echter geheel" onbemand zijn want Lt. Nielsen is op 6000 m. uit de gon del gesprongen en maakt een para chutesprong van 6000 m. De gondel en Lt. Nielsen komen dus beiden met een afzonderlijke parachute naar be neden. Het gehele gewaagde experiment is bij de beide mannen in goede han den want Sperry en Nielsen zijn recordhouders in het parachutesprin gen. Dit experiment is zo bijzonder dat er een film van zal worden gemaakt door de 20th Century Fox. Deze film verkrijgt een semi-documentaire ka rakter en zal ook in de bioscopen worden vertoond. Deze enorme sprongen, die in Hol- loman in Florida zullen worden on dernomen, zullen helpen om de weg te plaveien voor verdere sprongen vanuit de hogere luchtlagen, die zul len bewijzen, wat nu nog gedeelte lijk vaststaat, dat de luchtstromin gen in de hogere luchtlagen lang zo gevaarlijk niet zijn als tot op heden werd aangenomen. Ook de invloed van de kosmische stralingen op het menselijk lichaam zullen worden vastgelegd daar deze ook niet zo ge vaarlijk schijnen te zijn als werd ge dacht. De sprongen zullen dus heel wat antwoord gaan geven in wat nu nog duister is. Als al de proefnemin gen zullen slagen zal men met liet onderzoek kunnen beginnen op welke wijze men een daling naar de aarde zal kunnen maken uit een vliegtuig dat sneller dan het geluid vliegt want .dit schept weer geheel an.lere problemen. Problemen echter die met de sprongen van Nielsen en Sperry het begin van hun oplossing zullen vinden. Hun afkomst is een probleem. In het hartje van midden-Afrika, in de Belgische Congo leven de Pyg meeën. Het is een klein soort negers, die gerekend worden tot de dwerg volken, want een Pygmee wordt niet groter dan ongeveer één meter der tig. Het is een volk waarvan we pas in onze twintigste eeuw iets meer te weten zijn gekomen, want voordien moest men het doen met wilde ge ruchten uit geschiedkundige bron of van enkele Afrikareizigers, welke berichten niet wetenschappelijk juist waren. Reeds de Griekse dichter Homerus, die in de negende eeuw voor onze jaartelling leefde, bericht er over, alsook de Griekse geschiedschrijver Herodotus, die in de vijfde eeuw voor Christus Egypte bereisde en mededeelde, dat aan de bronnen van de Nijl dwergen woonden. De Ro mein Plinius maakt in zyn uitgebrei de „Natuurlijke Historie" melding van verschillende plaatsen in Afrika en Azië waar volgens hem dwergen werden aangetroffen. Meermalen vernam men in de loop der eeuwen berichten over kleine zwarte mensen, die in het hart van het donkere werelddeel zouden le ven. Pas de bekende Afrika-reiziger Stanley, die op zoek naar Livingsto ne, de kleine mensjes ontmoette en contact met hen legde, vertelde iets exacters. De Duitse ontdekkingsreiziger Fro- benius was het, die in 1908 een blij vend oontact met de dwergvolken van midden-Afrika tot stand bracht, met hen sprak en hun levensgewoon ten bestudeerde. Op die manier kwam men de waarheid over deze NU ZIJN er ook radioseinen van de planeet Jupiter ontvangen. De Ame rikaanse geleerden Burke en Franklin en de Australiër dr. Bowen hebben ze gehoord. Zouden er toch levende we zens op de grote broer van de aarde wonen, die technisch even knap of nog knapper zijn dan wij? Een begrijpelijke vraag waarop, hoe teleurstellend het ook klinkt, slechts een ontkennend antwoord mo gelijk is. Want Jupiter is, volgens on ze aardse begrippen, een héél onher bergzaam oord. Zeer nauwkeurige temperatuur-metingen hebben aange toond, dat Jupiter tenminste aan zijn gasvormige buitenkant en die nemen wij waar ontzaglijk koud is: rond 139 graden onder nul. Niet pre cies de temperatuur waarin levende wezens, of dit nu mensen, dieren of planten zijn, zich behaaglijk voelen. 't Is met Jupiter geheimzinnig ge steld. Men neemt tegenwoordig op goede gronden aan, dat hij een vaste kern heeft, grotendeels bestaand uit metalen, dat zich daaromheen een ijslaag bevindt van 25.000 kilometer dikte de doorsnee van twee aard bollen naast elkaar gelegd! en dat zich daarboven verheft een atmosfeer, 10.00-0 kilometer hoog, van uiterst gif tige gassen: ammoniak en methaan, oftewel mijngas. Die gassen hebben zich tot dichte wolken gecondenseerd, die Jupiters ijzige oppervlak aan iedere directe waarneming onttrek ken. „De Grote Gele Vlek". DAT JUPITERS dampkring lang niet tot rust is gekomen, bewijst „De Grote Gele Vlek", die voor het eerst in 1878 op het „bovenste" deel van Jupiter zichtbaar werd. Die vlek had al spoedig een oppervlak van rond één milliard vierkante kilometers, twee keer zo groot als het gehele op pervlak van onze aarde. Men dacht aanvankelijk aan een grote vulkani sche uitbarsting, maar de laatste ja ren helt men er toe over, dat er in Jupiters atmosfeer geweldig krachti ge onweersbuien woeden. Deze schijnen verantwoordelijk te zijn voor de „radioseinen", die ons be reiken op een golflengte van 13.5 me ter. Nu is het niet zo, dat wij maar de korte golf moeten afzoeken en dan plotseling uit de luidspreker zullen horen: „Hallo, hallo, hier radio-Jupi- ter. Wij zenden vanavond...." Neen, Jupiters „radiostations", hoe krachtig ze ook kunnen zy'n, reiken ternauwernood tot aan de aarde. Ze moeten dan ook een afstand door de wereldruimte afleggen van gemiddeld 670 millioen kilometer! Er zijn krach tiger apparaten en betere antennes ncdig, om die signalen op te vangen en hoorbaar te maken, dan onze huis kamer-toestellen. Nederlander ontdekte ze. DE STERRENKUNDIGEN beschik ken de laatste jaren over dergelijke antennes en ontvangtoestellen: de z.g. radio-telescopen. En wij, Nederlan ders, mogen er wel trots op zijn de man in ons midden te hebben, die voor het eerst radioseinen uit het heelal opving en herkende: de Leidse hoogleraar, prof. dr. H. G. van de Hulst, die zijn ontdekking deed in 1944, toen hij nog student was. Uit het heelal? Want niet alleen Jupiter zendt ons die geheimzinnige radiogolven toe, dat doet ook de zon, dat doen ook de geweldig grote wa terstofgaswolken, die zich ver weg in de wereldruimte uitstrekken. En mis schien doen de sterren er ook nog aan mee. Maar daarover is niet bepaald het laatste woord gezegd. Hoe dan ook: één zaak is zeker, dat Tupiters radiostraling niets met le vende wezens te maken heeft. dwergen te weten en konden ver schillende sterke verhalen naar het rijk der fabelen worden verwezen. Parasieten. Toch bleek er wel een en ander waar te zijn van de verhalen van de Congonegers en het is begrijpelijk, dat deze in het geheel niet te spro ken waren over hun kleine zwer vende broeders. Sinds mensenheugenis leiden de Pygmeeën een zwervend bestaan, zij zijn echte nomaden. Regelmatig verplaatsen ze zich met hun geringe bagage en strijken ergens neer waar het goed toeven is. Dat kan zijn in de nabijheid van dorpen en aanplan tingen van andere negers. De Pyg mee is geweldig vraatzuchtig en zo geschiedt het, dat zo'n gehele stam leeft van wat hij van de aanplantin gen weet te roven en wat zijn jagers weten buit te maken. De negers durven zich niet goed tegen de kleine parasieten te verzet ten, bang als zij zijn voor hun gifti ge pijlen, die met griezelige nauw keurigheid op het doel geplaatst worden. Wanneer de toestand on houdbaar werd, sluiten verschillende negerdorpen zich aaneen om geza menlijk de indringers te verdrijven. Dan vertrekken de Pygmeeën om zich elders te nestelen en daar him euvel bedrijf voort te zetten. Probleem in de Congo. De Pygmeeën vormen voor de re gering van de Belgische Congo een waar probleem. Men heeft reeds ver schillende pogingen geprobeerd om van de Pygmee een ander mens te maken. Men meende, dat de Pygmee tot zijn parasitair bestaan werd ge dwongen door zijn primitiviteit, ge brek aan bekwaamheid en energie. Daarom hebben missionarissen, zen delingen, kolonisators en landbouw kundigen van alles geprobeerd hen te ontwikkelen en door het bouwen van betere hutten en het beoefenen van landbouw tot een ander bestaan te brengen, maar alles tevergeefs. De Pygmee nestelde zich zonder bezwaar in de mooie hutten die de regering voor hen had doen bouwen, maakte gebruik van het voedsel dat j daar in voorraad was, maar weigerde i de aanplant te bewerken. Als het voedsel op was, waren de dwergen spoorloos verdwenen en trokken i weer lustig rond op zoek naar ge schikter verblijfplaats. Wie zijn ze? Nu moeten we niet denken, dat de Pygmee uitsluitend van roof leeft, want dit beperkt zich slechts tot landbouwproducten. Jagen kan hij j als de beste en in weerwil van zijn kleine gestalte beschikt de volwassen Pygmee over verbluffende kracht, behendigheid en uithoudingsvermo gen. Zowel de mannen als de vrou wen zijn zeer gespierd en in weer wil van de grote kindersterfte ver oorzaakt door hun onhygiënische le venswijze weten ze zich te hand haven door hun grote vruchtbaar heid. Natuurlijk heeft men zich in de loop der tijden afgevraagd, waar de ze Pygmeeën oorspronkelijk vandaan komen en hoe het komt, dat ze zo klein zijn. Het juiste antwoord heeft men hier nog niet op gevonden, al zijn er ver schillende veronderstellingen. Eén van de theorieën is, dat zij zouden behoren tot de oudste rassen van de mensheid. Zij zouden de resten zijn van een geweldig dwergvolk, dat eens grote delen van Afrika en Azië zou hebben bewoond. Voor deze theorie pleit, dat men ook elders dwergvolken heeft ont dekt, die verwant zijn aan de Afri kaanse Pygmeeën. Een andere ver onderstelling is, dat de dwergrassen niets anders zijn dan groepen van mensen, die door slechte levensom standigheden, een geringere licha melijke ontwikkeling hebben bereikt dan normaal. En zo zou men verder kunnen gaan. De wetenschap zit met het raadsel en de regering van de Congo i met het probleem der Pygmeeën. I (Van onze verslaggever) Aan boord van de SN-H901 (P.A.) De vroege morgenstilte wordt plotseling doorbroken door een luid geraas, dat doorklinkt tot in de wachtkamer van de Heliport te Rotterdam. Door het raam heen zien wij hoe de helicopter bijna loodrecht uit de hemel neerstrijkt op de vlieghaven. Passagiers stappen uit, bagage wordt uitgeladen, terwijl het la waai voortduurt. In razend snelle vaart blijven de drie wieken van de helicopter ronddraaien, terwijl de piloot zijn aantekeningen maakt in het logboek. Onderwijl worden onze passen nagekeken en de ba gage door een vriendelijke douane (een heerlijk leventje, mijnheer) gecontroleerd. We pakken een doosje kauw gum, dat ons naast watjes voor de oren en pepermunt voor de lucht- zieken door een vriendelijke SA- BENA-employé wordt aangeboden en stappen, het hoofd buigend, in de helicopter, die ons in eerste in stantie naar Antwerpen zal bren gen. „Riemen vastmaken", klinkt het commando» de deur wordt dichtge schoven, een handbeweging naar de piloot, een korte aanloop, een sprongetje als een vogel in de lucht en wij stijgen in de ruimte, een laatste blik werpend op Heli port Katshoek, waar Rotterdam mers elke keer opnieuw blijven staan om even naar het opstijgen te kijken. De helicopter waarmee wij vliegen, is de S-55 Sikorsky-helicopter. In de zomer van 1953 heeft de Belgische luchtvaartmaatschappij zich deze toe stellen aangeschaft om passagiers- diensten te onderhouden op korte routes. Het centrum van het helicop- ter-net ligt, hoe kan het ook anders, in Brussel van waaruit dagelijks de hefschroefvliegtuigen vertrekken in de richtingen Parijs, Straatsburg, Londen, Rotterdam, Frankfurt en via Eindhoven naar Essen in Duitsland. „Het zijn vooral de zakenmensen'1 zo verklaart ons de Sabena-employé te Rotterdam, „die van deze diensten gebruik maken, omdat zij weliswaar duurder, maar sneller zijn dan de treinen en men vaak midden in de plaats van bestemming wordt afge zet". Reecfe in 1950 had de Belgische luchtvaartmaatschappij helicopteres in dienst voor binnenlandse postlij- nen en de ondervinding hierbij opge daan leidde tot het in kaart brengen van buitenlandse lijnen. Deze onder vinding werd nog gesterkt door de belangrijke plaats, die de helicopter bij de Februari-ramp in 1953 bij de reddingswerkzaamheden en de con trole vanuit de lucht op de uitbrei dingsmogelijkheden van deze ramp heeft ingenomen. Onverbrekelijk verbonden aan deze rampdagen is de naam van de Belgi sche helipiloot Gérard Trémérie, de chef-niloot van de Belgische helicop tered ienst, die zoveel werk tijdens deze dagen heeft verzet, dat er thans nog vaak over wordt gesproken. Het behoeft dan ook geen betoog, dat Tré mérie voor wat de helicopter betreft het hoogste aantal vlieguren heeft dat ooit door een burgerpiloot en r schien ook wel een militair-piloot is gemaakt. Achter de wolken Terwijl wij hoger stijgen en de wentelwieken een dermate geraas maken, dat wij nauwelijks enige woorden kunnen wisselen met een Amerikaanse medereiziger, ontrolt zich voor onze ogen een machtig pa norama. Snelwegen versmallen to eenvoudige landweggetjes, het druk ke scheepvaartverkeer op de Nieuwe Waterweg vormt op zich zelf reeds een imposant gezicht. De bedriegelijke trage gang waar mee wij vliegen (de helicopter kan een kruissnelheid van 145 kilometer bereiken) doet slechts langzaam het gezicht op het stadsbeeld van Rotter dam vervagen. Het vee graast rustig in de weide en zelfs het geluid van de helicopter moet tot op de grond te horen zijn, want de vogels op de wei landen vliegen op als de helicopter zich boven hen bevindt. Wij naderen de Oude Maas en zien daar wederom het drukke scheepvaartverkeer, ter wijl „de Amerikaan" zijn ogen uit kijkt over zoveel water en zoveel schepen. Kauwend op ons kauwgummi de luchtziekte wordt hierdoor kennelijk tegengehouden beleven wij toch een angstig ogenblik. Vlak boven het Hollands Diep wordt de zachtjes wie gelende gang van onze wentelwiek opeens verstoord door een plotselin ge neergang naar het water en wij verdenken de piloot ervan, dat hij dit slechts doet om ons enige angst aan te jagen. Wij kijken op het water en het lijkt alsof de vlak boven het wa ter vliegende meeuwen onder-water vogels geworden zijn, die in het wa ter even gemakkelijk vliegen als er boven. Plotseling breekt een flauw morgenzonnetje door en de laatste restjes mist worden door de helicop ter aan flarden gevlogen. Telefoon voor u. De SN-H 901 telt zeven zitplaatsen, heeft een gewicht van 2200 kilogram, maar kan daarbij, passagiers inbegre pen, 750 kilogram vervoeren. De drie wentelwieken afzonderlijk hebben een lertgte van ongeveer acht meter en vormen gezamenlijk de rotor of bladschroef, die wordt voortbewogen door een Pratt en Whitney motor van 600 PK. Hij kan in totaal zeven pas sagiers vervoeren, heeft een totale lengte van bijna 13 meter, is 4 meter hoog en 1.70 m. breed. De staart- schroef blijkt in tegenstelling tot ve ler mening geen invloed uit te oefe nen op voortstuwing of op dalen en stijgen, maar dient slechts om het koppel van de rotor te neutraliseren om hierdoor te vermijden, dat het toestel in tegengestelde richting zou beginnen te draaien. De vier passagiers genieten van het uitzicht en wij kunnen de verleiding niet weerstaan even verbinding op te nemen met de piloot via het telefoon toestel. Wij pakken de hoorn van de haak en drukken een knop in, even later begint een geel lampje te bran den en hebben wij contact met de piloot, die ons vertelt, dat wij met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur vliegen op wisselende hoogte van 100 tot 150 meter. Dat de aanvan kelijke mist slechts een geringe hin derpaal vormde voor de snelheid en dat het zicht thans uitstekend is. Wij komen boven het rampgebied van 1953: Willemstad, Fijnaart. Oudenbosch, maar niets herinnert vanuit de lucht aan deze stormramp. In de verte kunnen wij nog net de grillige vormen van het Zeeuwse eilandenrijk ontdekken, waar ook de medereizigers grote belangstelling voor hebben. Dan wordt onze aan dacht getrokken door een betrekke lijk grote stad en wij zien op de kaart dat dit Roosendaal moet zijn. Even later zien wij rechts van ons de door veel bosrijke grond omringde stad Bergen op Zoom. Auto's rijden af en aan op de aan- Voerwegen naar de stad en vertonen voor ons zekere overeenkomsten met de speelgoedautootjes, terwijl een spoortrein juist een viacjuct onder door snelt. Via Nispen en Esschen bereiken wij de Belgische grens, zandgronden en bossen wisselen el kaar af, kleine dorpjes schieten on der ons door, een boer is druk doende zijn akkers te ploegen, clan herken nen wij het dorpje Kamthout en we ten, dat wij Antwerpen naderen. Wij werpen nog een blik op de Escaut, de uitloper van de Westerschelde en krijgen dan plotseling het imposante gezicht op de wereldstad Antwerpen, waar vele kerktorens hoog boven de huizenrij uitsteken. Terwijl wij ons nog de ogen uitkij ken, daalt de wentelwiek plotseling met vrij grote vaart, de huizen ko men dichterbij en even later hangen wij boven de startbaan van het vlieg veld nabij Deurne. Drie kwartier heeft deze tocht geduurd van Rotter dam naar Antwerpen. Een zachte botsing met de grond geoft aan, dat wij geland zijn, wij taxiën naar de „man met de rode bordjes" en zien hoe men voor de helicopter een apar te standplaats heeft gemaakt, een rode cirkel, waarin wij plaats nemen, de deur wordt opengeworpen, men sen stappen uit en mensen stappen in, dan gaat de tocht weer verder, nau welijks twee minuten zijn wij aan de grond geweest of wij hangen al wèer in de ruimte, nieuwe onbekende ver lossingen te gemoet, terwijl de piloot via zijn koptelefoon voortdurend con tact heeft met de begane grond. In alle opzichten is Argentinië een groot land, graat in zijn ruimte, pro blemen, welvaarten armoede. Zo uit gestrekt is dit land dat het van Nar vik (Noorwegen) tot Marseille (Frankrijk) zou reiken als het in Europa zou liggen. En in deze ontzag gelijke ruimte leven nauwelijks 19 millioen zielen! Een luttel aantal waar het gaat om een ruimte van de poolcirkel t edto iMddeaelnlsdghllen poolcirkel tot de Middellandse Zee te vullen. Argentinië is echter een vruchtbaar land waardoro de opbrengst van zijn producten in de millioenen lopen. De eigen kleine bevolking is bij lange na niet in staat om dez producten te con sumeren en zo is Argentinië ged.von- gen te exporteren of te sterven. Eigenlijk zou Argentinië dan ook een bevolking van 150 millioen zielen moeten bezitten inplaats van de ca. 10 millioen van dit moment. Mensen is daarom het grote probleem van Argentinië en daarnaast de industrie. Argentinië immers beheerst de we reldmarkt voor vlees, maïs en lijn zaad. De eenzijdigheid van de Argen tijnse economie is echter gevaarlijk voor zijn toekomst en men wil dan ook komen tot de vestiging van een in dustrie waarvoor grote plannen zijn opgemaakt. Uitvoer van vlees. Gezien de positie van Argentinië op de wereldmarkt zal het zeker niemand verbazen te vernemen dat het grootste koelhuis- abattoiv ter we- rel din Buenos Aires staat en dat men daar niet minder dan 15.000 dieren per dag verwerkt! Deze dieren zijn afkomstig van de grote veestapels uit de provincie waardoor Argentinië in verhouding de grootste veestapel ter wereld bezit. Het is aardig te weten dat deze grootste veestapel ter wereld zijn oorsprong heeft gvonden in 7 Hollandse koeien, die in 1580 naar Argentinië werden gebracht. Een groot deel van de vleesproducten van het land gaan naar Engeland en men kan rustig zeggen dat de basis van Engelands vleesvoorziening op de vel den van Argentinië rondloop1:. In ruil voor de min of meer afhankelijke po sitie van Engeland t.a.v. het vlees is Argentinië dan weer afhankelijk van de kolentoevoer van Engeland, want kolen zijn ook een van de grote pro blemen van de economie van het land \ar Peron. Dat wil niet zeggen dat het land nu bepaald arm is aan bo demschatten, want naast de olie die er een belangrijke plaats ir.r.eemt vinden wy er ook o.a. goud, zilver, uranium, koper, lood, ijzer, tin, chroom etc. Op 'n koopje. Hoewel Argentinië 14 provincies tele dit stuk voor stuk groter zijn dan Duitsland, is dit land toch eigenlijk een kind met een waterhoofd, want alleen in de provincie Buenos Aires woont reeds mer dan de helft van de totale bevolking. In de hoofdstad Buenos Aires wonen 3,4 millioen in woners en voor wie deze moderne stad ziet is het haast ondenkbaar dat deze motropool in 1900 nog slechts ca. 330.000 inwoners telde Om het wa terhoofd „Buenos Aires" n>og duide lijker te onderstrepen kunnen wij vaststellen dat uit de provincie Bue nos Aires bijna 90 pet. van de op brengst der Argentijnse producten komt! Alles wat re nu dan ook in de provincie Buenos Aires aan het ge beuren is, is van invloed op .geheel Argentinië. De andere 13 provincies kunnen in hun betekenis niet tegen Buenos Aires op en mede daarom wil men dan ook zien te komen tot een Argentijnse industrie. Van geheel Zuid-Amerika heeft Argentinië het minste Indiaanse bloed in zij naderen, want slechts 25.000 personen zij nvan Indiaanse oorsprong terwijl de rest van de bevolking in zijn geheel van Europese voorouders afstamt. De onafhankelijkheid van Argenti nië begon in 1816 toen het zich on afhankelijk proclameerde na een zv/are strijd tegen Spanje dat het land als een kolonie bstuurde. Eén partij overheerst. De huidige president Peron die reeds in 1940 vice-president was, i maar die toen tijdelijk werd afgezet o mechter in 1946 president te wor den, vestigde een regiem van sterk totalitaire strekking. Er bestaan naast de partij van Peron wel enkele an dere partijen maar deze ontvangen v/einig mogelijkheden om zich te ont plooien. Bijna de gehele bevolking van Argentinië is katholiek. In verhouding tot zij nbuurlanden bezit Argentinië een sterk leger van naar schatting ca. 50.000 man. In net land verblijven vele Duitse technici die uit Duitsland zijn gevlucht. Aan hen heeft Argentinië het te danken dat het het enige land is dat over een geheel eigen ontworpen straaljager kan beschikken benevens een raket- vliegtuig. Deze types zijn in gebruik bij de Argentijnse luchtmacht. Alle andere landen van Zuid-Amerikèi be schikken over vliegtuigen van Ameri kaanse en Engelse oorsprong. KR'JG GFEN BFKf HRIN'fi IN HWVAIAVTIC 0E or yr r o >j( WEG IN BCLGIL FRflNKR'JK. DUITSLAND. N iNmsrRL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 11