HALLO HIER RADIO JUPITER
Met de helicopter
het luchtruim in
Argentinië
Sensatie in de wetenschap
Pygmeeën,
zwervende parasieten van Afrika
Op een hoogte van 150200 meter
met een snelheid van 100 kilometer
kind met 'n waterhoofd
DE LEIDSE COURANT
Een val van 27.000 meter in 12 minuten
Kan een mens een vrije val van
teen paar duizend meter maken zon
der het leven te verliezen? Wordt hij
bij een sprong van grote hoogte door
de koude bevangen of krijgt hij te
maken met een „hitte-aanval" als ge
volg van de luchtwrijving? Ziehier
enkele van de vraagstukken waar
voor de moderne luchtvaarttechniek
zich gesteld ziet. Reeds thans opere
ren sommige vliegtuigen al aan de
top van de atmosfeer. Deze enkelin
gen zullen echter spoedig gevolgd
worden door grote aantallen en daar
mede wordt de mens dan van aan
gezicht tot aangezicht gesteld met tal
van grote problemen en moeilijk
heden. Wat zal er met de piloot ge
beuren als deze in de hoogste lucht
lagen gedwongen wordt het vlieg
tuig te verlaten?
Teneinde meer inzicht te krijgen,
in deze voor de luchtmachten zo be
langrijke kwestie heeft het Air
Research Devel. Command van de
Ver. Staten een stoutmoedig plan ter
hand genomen dat zal worden uitge
voerd in een reeks gedurfde spron
gen die hun weerga niet zullen kun
nen vinden. Deze sprongen, waarvan
er al enkele zijn uitgevoerd, zullen
worden gedaan door de Capt. Edw.
Sperry en de Li. Henry Nielsen. Het
hoogtepunt van het onderzoek valt
deze zomer te verwachten want dan
zullen zij in een gondelballon tot de
maximum bereikbare hoogte stijgen.
Op een hoogte van 27.000 km. geko
men zal Capt. Sperry uit de gondel
springen en daarmede de langste val
maken die ooit heeft plaats gevon
den. Niet minder dan ca. 12 minuten
zal Sperry als een steen door de
ruimte vallen naar de aarde, 27.000
m. onder hem.
Pas op een hoogte van 4600 m. zal
hij de grote parachute openen, of als
hij hier zelf niet .toe in staat is zal
dit automatisch gebeuren.
In de dunne bovenste laag van de
atmosfeer zal hij vallen met een
snelheid van maar liefst 600 km. p. u.
als maximum. Als hij de dikkere
luchtlagen „binnenvalt" zal zijn snel
heid worden afgeremd door de lucht.
Na het openen van zijn parachute
zal hij langzaam naar de aarde zwe
ven. Gedurende de gehele val zullen
op het lichaam bevestigde instru
menten alle invloeden automatisch
SPRONG NAAR DE AARDE VAN 27000m
TEKENING VAN DE SPRINGGONOEl
VAL VAN NIELSEN VAL VAN SPERRY
Nielsen spriri
op6000m.i
de gondel
registreren. Voor de beveiliging van
het leven van Sperry heeft men alle
mogelijke voorzorgsmaatregelen ge
troffen. Zo zal hij b.v. een geheel
nieuw type „ruimtepak" dragen.
Als Capt. Sperry uit de gondel is
gesprongen zal de Lt. Nielsen, die
zich in de gondel zal bevinden, een
knop indrukken waardoor de gondel
wordt losgemaakt van de stratosfeer-
ballon. Onmiddellijk zal dan de gon
del, met Lt. Nielsen aan boord in de
diepte suizen in een vrije val. Tot
een hoogte van 6000 m. zal deze vrije
val duren en dan springt er een
grote parachute uit de gondel waar
na de gondel dan naar de aarde zal
zweven. Dan zal de stalen gondel
echter geheel" onbemand zijn want
Lt. Nielsen is op 6000 m. uit de gon
del gesprongen en maakt een para
chutesprong van 6000 m. De gondel
en Lt. Nielsen komen dus beiden met
een afzonderlijke parachute naar be
neden.
Het gehele gewaagde experiment
is bij de beide mannen in goede han
den want Sperry en Nielsen zijn
recordhouders in het parachutesprin
gen.
Dit experiment is zo bijzonder dat
er een film van zal worden gemaakt
door de 20th Century Fox. Deze film
verkrijgt een semi-documentaire ka
rakter en zal ook in de bioscopen
worden vertoond.
Deze enorme sprongen, die in Hol-
loman in Florida zullen worden on
dernomen, zullen helpen om de weg
te plaveien voor verdere sprongen
vanuit de hogere luchtlagen, die zul
len bewijzen, wat nu nog gedeelte
lijk vaststaat, dat de luchtstromin
gen in de hogere luchtlagen lang zo
gevaarlijk niet zijn als tot op heden
werd aangenomen. Ook de invloed
van de kosmische stralingen op het
menselijk lichaam zullen worden
vastgelegd daar deze ook niet zo ge
vaarlijk schijnen te zijn als werd ge
dacht. De sprongen zullen dus heel
wat antwoord gaan geven in wat nu
nog duister is. Als al de proefnemin
gen zullen slagen zal men met liet
onderzoek kunnen beginnen op welke
wijze men een daling naar de aarde
zal kunnen maken uit een vliegtuig
dat sneller dan het geluid vliegt
want .dit schept weer geheel an.lere
problemen. Problemen echter die met
de sprongen van Nielsen en Sperry
het begin van hun oplossing zullen
vinden.
Hun afkomst is een probleem.
In het hartje van midden-Afrika,
in de Belgische Congo leven de Pyg
meeën. Het is een klein soort negers,
die gerekend worden tot de dwerg
volken, want een Pygmee wordt niet
groter dan ongeveer één meter der
tig. Het is een volk waarvan we pas
in onze twintigste eeuw iets meer te
weten zijn gekomen, want voordien
moest men het doen met wilde ge
ruchten uit geschiedkundige bron of
van enkele Afrikareizigers, welke
berichten niet wetenschappelijk juist
waren.
Reeds de Griekse dichter Homerus,
die in de negende eeuw voor onze
jaartelling leefde, bericht er over,
alsook de Griekse geschiedschrijver
Herodotus, die in de vijfde eeuw
voor Christus Egypte bereisde en
mededeelde, dat aan de bronnen van
de Nijl dwergen woonden. De Ro
mein Plinius maakt in zyn uitgebrei
de „Natuurlijke Historie" melding
van verschillende plaatsen in Afrika
en Azië waar volgens hem dwergen
werden aangetroffen.
Meermalen vernam men in de loop
der eeuwen berichten over kleine
zwarte mensen, die in het hart van
het donkere werelddeel zouden le
ven. Pas de bekende Afrika-reiziger
Stanley, die op zoek naar Livingsto
ne, de kleine mensjes ontmoette en
contact met hen legde, vertelde iets
exacters.
De Duitse ontdekkingsreiziger Fro-
benius was het, die in 1908 een blij
vend oontact met de dwergvolken
van midden-Afrika tot stand bracht,
met hen sprak en hun levensgewoon
ten bestudeerde. Op die manier
kwam men de waarheid over deze
NU ZIJN er ook radioseinen van de
planeet Jupiter ontvangen. De Ame
rikaanse geleerden Burke en Franklin
en de Australiër dr. Bowen hebben ze
gehoord. Zouden er toch levende we
zens op de grote broer van de aarde
wonen, die technisch even knap of
nog knapper zijn dan wij?
Een begrijpelijke vraag waarop,
hoe teleurstellend het ook klinkt,
slechts een ontkennend antwoord mo
gelijk is. Want Jupiter is, volgens on
ze aardse begrippen, een héél onher
bergzaam oord. Zeer nauwkeurige
temperatuur-metingen hebben aange
toond, dat Jupiter tenminste aan
zijn gasvormige buitenkant en die
nemen wij waar ontzaglijk koud is:
rond 139 graden onder nul. Niet pre
cies de temperatuur waarin levende
wezens, of dit nu mensen, dieren of
planten zijn, zich behaaglijk voelen.
't Is met Jupiter geheimzinnig ge
steld. Men neemt tegenwoordig op
goede gronden aan, dat hij een vaste
kern heeft, grotendeels bestaand uit
metalen, dat zich daaromheen een
ijslaag bevindt van 25.000 kilometer
dikte de doorsnee van twee aard
bollen naast elkaar gelegd! en dat
zich daarboven verheft een atmosfeer,
10.00-0 kilometer hoog, van uiterst gif
tige gassen: ammoniak en methaan,
oftewel mijngas. Die gassen hebben
zich tot dichte wolken gecondenseerd,
die Jupiters ijzige oppervlak aan
iedere directe waarneming onttrek
ken.
„De Grote Gele Vlek".
DAT JUPITERS dampkring lang
niet tot rust is gekomen, bewijst „De
Grote Gele Vlek", die voor het eerst
in 1878 op het „bovenste" deel van
Jupiter zichtbaar werd. Die vlek had
al spoedig een oppervlak van rond
één milliard vierkante kilometers,
twee keer zo groot als het gehele op
pervlak van onze aarde. Men dacht
aanvankelijk aan een grote vulkani
sche uitbarsting, maar de laatste ja
ren helt men er toe over, dat er in
Jupiters atmosfeer geweldig krachti
ge onweersbuien woeden.
Deze schijnen verantwoordelijk te
zijn voor de „radioseinen", die ons be
reiken op een golflengte van 13.5 me
ter. Nu is het niet zo, dat wij maar
de korte golf moeten afzoeken en dan
plotseling uit de luidspreker zullen
horen: „Hallo, hallo, hier radio-Jupi-
ter. Wij zenden vanavond...."
Neen, Jupiters „radiostations", hoe
krachtig ze ook kunnen zy'n, reiken
ternauwernood tot aan de aarde. Ze
moeten dan ook een afstand door de
wereldruimte afleggen van gemiddeld
670 millioen kilometer! Er zijn krach
tiger apparaten en betere antennes
ncdig, om die signalen op te vangen
en hoorbaar te maken, dan onze huis
kamer-toestellen.
Nederlander ontdekte ze.
DE STERRENKUNDIGEN beschik
ken de laatste jaren over dergelijke
antennes en ontvangtoestellen: de z.g.
radio-telescopen. En wij, Nederlan
ders, mogen er wel trots op zijn de
man in ons midden te hebben, die
voor het eerst radioseinen uit het
heelal opving en herkende: de Leidse
hoogleraar, prof. dr. H. G. van de
Hulst, die zijn ontdekking deed in
1944, toen hij nog student was.
Uit het heelal? Want niet alleen
Jupiter zendt ons die geheimzinnige
radiogolven toe, dat doet ook de zon,
dat doen ook de geweldig grote wa
terstofgaswolken, die zich ver weg in
de wereldruimte uitstrekken. En mis
schien doen de sterren er ook nog aan
mee. Maar daarover is niet bepaald
het laatste woord gezegd.
Hoe dan ook: één zaak is zeker, dat
Tupiters radiostraling niets met le
vende wezens te maken heeft.
dwergen te weten en konden ver
schillende sterke verhalen naar het
rijk der fabelen worden verwezen.
Parasieten.
Toch bleek er wel een en ander
waar te zijn van de verhalen van de
Congonegers en het is begrijpelijk,
dat deze in het geheel niet te spro
ken waren over hun kleine zwer
vende broeders.
Sinds mensenheugenis leiden de
Pygmeeën een zwervend bestaan, zij
zijn echte nomaden. Regelmatig
verplaatsen ze zich met hun geringe
bagage en strijken ergens neer waar
het goed toeven is. Dat kan zijn in
de nabijheid van dorpen en aanplan
tingen van andere negers. De Pyg
mee is geweldig vraatzuchtig en zo
geschiedt het, dat zo'n gehele stam
leeft van wat hij van de aanplantin
gen weet te roven en wat zijn jagers
weten buit te maken.
De negers durven zich niet goed
tegen de kleine parasieten te verzet
ten, bang als zij zijn voor hun gifti
ge pijlen, die met griezelige nauw
keurigheid op het doel geplaatst
worden. Wanneer de toestand on
houdbaar werd, sluiten verschillende
negerdorpen zich aaneen om geza
menlijk de indringers te verdrijven.
Dan vertrekken de Pygmeeën om
zich elders te nestelen en daar him
euvel bedrijf voort te zetten.
Probleem in de Congo.
De Pygmeeën vormen voor de re
gering van de Belgische Congo een
waar probleem. Men heeft reeds ver
schillende pogingen geprobeerd om
van de Pygmee een ander mens te
maken. Men meende, dat de Pygmee
tot zijn parasitair bestaan werd ge
dwongen door zijn primitiviteit, ge
brek aan bekwaamheid en energie.
Daarom hebben missionarissen, zen
delingen, kolonisators en landbouw
kundigen van alles geprobeerd hen
te ontwikkelen en door het bouwen
van betere hutten en het beoefenen
van landbouw tot een ander bestaan
te brengen, maar alles tevergeefs.
De Pygmee nestelde zich zonder
bezwaar in de mooie hutten die de
regering voor hen had doen bouwen,
maakte gebruik van het voedsel dat j
daar in voorraad was, maar weigerde i
de aanplant te bewerken. Als het
voedsel op was, waren de dwergen
spoorloos verdwenen en trokken i
weer lustig rond op zoek naar ge
schikter verblijfplaats.
Wie zijn ze?
Nu moeten we niet denken, dat de
Pygmee uitsluitend van roof leeft,
want dit beperkt zich slechts tot
landbouwproducten. Jagen kan hij j
als de beste en in weerwil van zijn
kleine gestalte beschikt de volwassen
Pygmee over verbluffende kracht,
behendigheid en uithoudingsvermo
gen. Zowel de mannen als de vrou
wen zijn zeer gespierd en in weer
wil van de grote kindersterfte ver
oorzaakt door hun onhygiënische le
venswijze weten ze zich te hand
haven door hun grote vruchtbaar
heid.
Natuurlijk heeft men zich in de
loop der tijden afgevraagd, waar de
ze Pygmeeën oorspronkelijk vandaan
komen en hoe het komt, dat ze zo
klein zijn.
Het juiste antwoord heeft men hier
nog niet op gevonden, al zijn er ver
schillende veronderstellingen. Eén
van de theorieën is, dat zij zouden
behoren tot de oudste rassen van de
mensheid. Zij zouden de resten zijn
van een geweldig dwergvolk, dat
eens grote delen van Afrika en Azië
zou hebben bewoond.
Voor deze theorie pleit, dat men
ook elders dwergvolken heeft ont
dekt, die verwant zijn aan de Afri
kaanse Pygmeeën. Een andere ver
onderstelling is, dat de dwergrassen
niets anders zijn dan groepen van
mensen, die door slechte levensom
standigheden, een geringere licha
melijke ontwikkeling hebben bereikt
dan normaal.
En zo zou men verder kunnen
gaan. De wetenschap zit met het
raadsel en de regering van de Congo i
met het probleem der Pygmeeën. I
(Van onze verslaggever)
Aan boord van de SN-H901
(P.A.) De vroege morgenstilte
wordt plotseling doorbroken door
een luid geraas, dat doorklinkt tot
in de wachtkamer van de Heliport
te Rotterdam. Door het raam heen
zien wij hoe de helicopter bijna
loodrecht uit de hemel neerstrijkt
op de vlieghaven.
Passagiers stappen uit, bagage
wordt uitgeladen, terwijl het la
waai voortduurt. In razend snelle
vaart blijven de drie wieken van
de helicopter ronddraaien, terwijl
de piloot zijn aantekeningen maakt
in het logboek. Onderwijl worden
onze passen nagekeken en de ba
gage door een vriendelijke douane
(een heerlijk leventje, mijnheer)
gecontroleerd.
We pakken een doosje kauw
gum, dat ons naast watjes voor de
oren en pepermunt voor de lucht-
zieken door een vriendelijke SA-
BENA-employé wordt aangeboden
en stappen, het hoofd buigend, in
de helicopter, die ons in eerste in
stantie naar Antwerpen zal bren
gen.
„Riemen vastmaken", klinkt het
commando» de deur wordt dichtge
schoven, een handbeweging naar
de piloot, een korte aanloop, een
sprongetje als een vogel in de
lucht en wij stijgen in de ruimte,
een laatste blik werpend op Heli
port Katshoek, waar Rotterdam
mers elke keer opnieuw blijven
staan om even naar het opstijgen
te kijken.
De helicopter waarmee wij vliegen,
is de S-55 Sikorsky-helicopter. In de
zomer van 1953 heeft de Belgische
luchtvaartmaatschappij zich deze toe
stellen aangeschaft om passagiers-
diensten te onderhouden op korte
routes. Het centrum van het helicop-
ter-net ligt, hoe kan het ook anders,
in Brussel van waaruit dagelijks de
hefschroefvliegtuigen vertrekken in
de richtingen Parijs, Straatsburg,
Londen, Rotterdam, Frankfurt en via
Eindhoven naar Essen in Duitsland.
„Het zijn vooral de zakenmensen'1
zo verklaart ons de Sabena-employé
te Rotterdam, „die van deze diensten
gebruik maken, omdat zij weliswaar
duurder, maar sneller zijn dan de
treinen en men vaak midden in de
plaats van bestemming wordt afge
zet".
Reecfe in 1950 had de Belgische
luchtvaartmaatschappij helicopteres
in dienst voor binnenlandse postlij-
nen en de ondervinding hierbij opge
daan leidde tot het in kaart brengen
van buitenlandse lijnen. Deze onder
vinding werd nog gesterkt door de
belangrijke plaats, die de helicopter
bij de Februari-ramp in 1953 bij de
reddingswerkzaamheden en de con
trole vanuit de lucht op de uitbrei
dingsmogelijkheden van deze ramp
heeft ingenomen.
Onverbrekelijk verbonden aan deze
rampdagen is de naam van de Belgi
sche helipiloot Gérard Trémérie, de
chef-niloot van de Belgische helicop
tered ienst, die zoveel werk tijdens
deze dagen heeft verzet, dat er thans
nog vaak over wordt gesproken. Het
behoeft dan ook geen betoog, dat Tré
mérie voor wat de helicopter betreft
het hoogste aantal vlieguren heeft dat
ooit door een burgerpiloot en r
schien ook wel een militair-piloot is
gemaakt.
Achter de wolken
Terwijl wij hoger stijgen en de
wentelwieken een dermate geraas
maken, dat wij nauwelijks enige
woorden kunnen wisselen met een
Amerikaanse medereiziger, ontrolt
zich voor onze ogen een machtig pa
norama. Snelwegen versmallen to
eenvoudige landweggetjes, het druk
ke scheepvaartverkeer op de Nieuwe
Waterweg vormt op zich zelf reeds
een imposant gezicht.
De bedriegelijke trage gang waar
mee wij vliegen (de helicopter kan
een kruissnelheid van 145 kilometer
bereiken) doet slechts langzaam het
gezicht op het stadsbeeld van Rotter
dam vervagen. Het vee graast rustig
in de weide en zelfs het geluid van
de helicopter moet tot op de grond te
horen zijn, want de vogels op de wei
landen vliegen op als de helicopter
zich boven hen bevindt. Wij naderen
de Oude Maas en zien daar wederom
het drukke scheepvaartverkeer, ter
wijl „de Amerikaan" zijn ogen uit
kijkt over zoveel water en zoveel
schepen.
Kauwend op ons kauwgummi de
luchtziekte wordt hierdoor kennelijk
tegengehouden beleven wij toch
een angstig ogenblik. Vlak boven het
Hollands Diep wordt de zachtjes wie
gelende gang van onze wentelwiek
opeens verstoord door een plotselin
ge neergang naar het water en wij
verdenken de piloot ervan, dat hij dit
slechts doet om ons enige angst aan
te jagen. Wij kijken op het water en
het lijkt alsof de vlak boven het wa
ter vliegende meeuwen onder-water
vogels geworden zijn, die in het wa
ter even gemakkelijk vliegen als er
boven. Plotseling breekt een flauw
morgenzonnetje door en de laatste
restjes mist worden door de helicop
ter aan flarden gevlogen.
Telefoon voor u.
De SN-H 901 telt zeven zitplaatsen,
heeft een gewicht van 2200 kilogram,
maar kan daarbij, passagiers inbegre
pen, 750 kilogram vervoeren. De drie
wentelwieken afzonderlijk hebben
een lertgte van ongeveer acht meter
en vormen gezamenlijk de rotor of
bladschroef, die wordt voortbewogen
door een Pratt en Whitney motor van
600 PK. Hij kan in totaal zeven pas
sagiers vervoeren, heeft een totale
lengte van bijna 13 meter, is 4 meter
hoog en 1.70 m. breed. De staart-
schroef blijkt in tegenstelling tot ve
ler mening geen invloed uit te oefe
nen op voortstuwing of op dalen en
stijgen, maar dient slechts om het
koppel van de rotor te neutraliseren
om hierdoor te vermijden, dat het
toestel in tegengestelde richting zou
beginnen te draaien.
De vier passagiers genieten van het
uitzicht en wij kunnen de verleiding
niet weerstaan even verbinding op te
nemen met de piloot via het telefoon
toestel. Wij pakken de hoorn van de
haak en drukken een knop in, even
later begint een geel lampje te bran
den en hebben wij contact met de
piloot, die ons vertelt, dat wij met een
snelheid van ongeveer 100 kilometer
per uur vliegen op wisselende hoogte
van 100 tot 150 meter. Dat de aanvan
kelijke mist slechts een geringe hin
derpaal vormde voor de snelheid en
dat het zicht thans uitstekend is.
Wij komen boven het rampgebied
van 1953: Willemstad, Fijnaart.
Oudenbosch, maar niets herinnert
vanuit de lucht aan deze stormramp.
In de verte kunnen wij nog net de
grillige vormen van het Zeeuwse
eilandenrijk ontdekken, waar ook de
medereizigers grote belangstelling
voor hebben. Dan wordt onze aan
dacht getrokken door een betrekke
lijk grote stad en wij zien op de kaart
dat dit Roosendaal moet zijn. Even
later zien wij rechts van ons de door
veel bosrijke grond omringde stad
Bergen op Zoom.
Auto's rijden af en aan op de aan-
Voerwegen naar de stad en vertonen
voor ons zekere overeenkomsten met
de speelgoedautootjes, terwijl een
spoortrein juist een viacjuct onder
door snelt. Via Nispen en Esschen
bereiken wij de Belgische grens,
zandgronden en bossen wisselen el
kaar af, kleine dorpjes schieten on
der ons door, een boer is druk doende
zijn akkers te ploegen, clan herken
nen wij het dorpje Kamthout en we
ten, dat wij Antwerpen naderen. Wij
werpen nog een blik op de Escaut, de
uitloper van de Westerschelde en
krijgen dan plotseling het imposante
gezicht op de wereldstad Antwerpen,
waar vele kerktorens hoog boven de
huizenrij uitsteken.
Terwijl wij ons nog de ogen uitkij
ken, daalt de wentelwiek plotseling
met vrij grote vaart, de huizen ko
men dichterbij en even later hangen
wij boven de startbaan van het vlieg
veld nabij Deurne. Drie kwartier
heeft deze tocht geduurd van Rotter
dam naar Antwerpen. Een zachte
botsing met de grond geoft aan, dat
wij geland zijn, wij taxiën naar de
„man met de rode bordjes" en zien
hoe men voor de helicopter een apar
te standplaats heeft gemaakt, een
rode cirkel, waarin wij plaats nemen,
de deur wordt opengeworpen, men
sen stappen uit en mensen stappen in,
dan gaat de tocht weer verder, nau
welijks twee minuten zijn wij aan de
grond geweest of wij hangen al wèer
in de ruimte, nieuwe onbekende ver
lossingen te gemoet, terwijl de piloot
via zijn koptelefoon voortdurend con
tact heeft met de begane grond.
In alle opzichten is Argentinië een
groot land, graat in zijn ruimte, pro
blemen, welvaarten armoede. Zo uit
gestrekt is dit land dat het van Nar
vik (Noorwegen) tot Marseille
(Frankrijk) zou reiken als het in
Europa zou liggen. En in deze ontzag
gelijke ruimte leven nauwelijks 19
millioen zielen! Een luttel aantal
waar het gaat om een ruimte van de
poolcirkel t edto iMddeaelnlsdghllen
poolcirkel tot de Middellandse Zee te
vullen.
Argentinië is echter een vruchtbaar
land waardoro de opbrengst van zijn
producten in de millioenen lopen. De
eigen kleine bevolking is bij lange na
niet in staat om dez producten te con
sumeren en zo is Argentinië ged.von-
gen te exporteren of te sterven.
Eigenlijk zou Argentinië dan ook een
bevolking van 150 millioen zielen
moeten bezitten inplaats van de ca.
10 millioen van dit moment. Mensen
is daarom het grote probleem van
Argentinië en daarnaast de industrie.
Argentinië immers beheerst de we
reldmarkt voor vlees, maïs en lijn
zaad. De eenzijdigheid van de Argen
tijnse economie is echter gevaarlijk
voor zijn toekomst en men wil dan
ook komen tot de vestiging van een
in dustrie waarvoor grote plannen
zijn opgemaakt.
Uitvoer van vlees.
Gezien de positie van Argentinië
op de wereldmarkt zal het zeker
niemand verbazen te vernemen dat
het grootste koelhuis- abattoiv ter we-
rel din Buenos Aires staat en dat men
daar niet minder dan 15.000 dieren
per dag verwerkt! Deze dieren zijn
afkomstig van de grote veestapels uit
de provincie waardoor Argentinië in
verhouding de grootste veestapel ter
wereld bezit. Het is aardig te weten
dat deze grootste veestapel ter wereld
zijn oorsprong heeft gvonden in 7
Hollandse koeien, die in 1580 naar
Argentinië werden gebracht. Een
groot deel van de vleesproducten van
het land gaan naar Engeland en men
kan rustig zeggen dat de basis van
Engelands vleesvoorziening op de vel
den van Argentinië rondloop1:. In ruil
voor de min of meer afhankelijke po
sitie van Engeland t.a.v. het vlees is
Argentinië dan weer afhankelijk van
de kolentoevoer van Engeland, want
kolen zijn ook een van de grote pro
blemen van de economie van het land
\ar Peron. Dat wil niet zeggen dat
het land nu bepaald arm is aan bo
demschatten, want naast de olie die
er een belangrijke plaats ir.r.eemt
vinden wy er ook o.a. goud, zilver,
uranium, koper, lood, ijzer, tin,
chroom etc.
Op 'n koopje.
Hoewel Argentinië 14 provincies
tele dit stuk voor stuk groter zijn dan
Duitsland, is dit land toch eigenlijk
een kind met een waterhoofd, want
alleen in de provincie Buenos Aires
woont reeds mer dan de helft van de
totale bevolking. In de hoofdstad
Buenos Aires wonen 3,4 millioen in
woners en voor wie deze moderne
stad ziet is het haast ondenkbaar dat
deze motropool in 1900 nog slechts ca.
330.000 inwoners telde Om het wa
terhoofd „Buenos Aires" n>og duide
lijker te onderstrepen kunnen wij
vaststellen dat uit de provincie Bue
nos Aires bijna 90 pet. van de op
brengst der Argentijnse producten
komt! Alles wat re nu dan ook in de
provincie Buenos Aires aan het ge
beuren is, is van invloed op .geheel
Argentinië. De andere 13 provincies
kunnen in hun betekenis niet tegen
Buenos Aires op en mede daarom wil
men dan ook zien te komen tot een
Argentijnse industrie.
Van geheel Zuid-Amerika heeft
Argentinië het minste Indiaanse bloed
in zij naderen, want slechts 25.000
personen zij nvan Indiaanse oorsprong
terwijl de rest van de bevolking in
zijn geheel van Europese voorouders
afstamt.
De onafhankelijkheid van Argenti
nië begon in 1816 toen het zich on
afhankelijk proclameerde na een
zv/are strijd tegen Spanje dat het land
als een kolonie bstuurde.
Eén partij overheerst.
De huidige president Peron die
reeds in 1940 vice-president was,
i maar die toen tijdelijk werd afgezet
o mechter in 1946 president te wor
den, vestigde een regiem van sterk
totalitaire strekking. Er bestaan naast
de partij van Peron wel enkele an
dere partijen maar deze ontvangen
v/einig mogelijkheden om zich te ont
plooien. Bijna de gehele bevolking
van Argentinië is katholiek.
In verhouding tot zij nbuurlanden
bezit Argentinië een sterk leger van
naar schatting ca. 50.000 man. In net
land verblijven vele Duitse technici
die uit Duitsland zijn gevlucht. Aan
hen heeft Argentinië het te danken
dat het het enige land is dat over een
geheel eigen ontworpen straaljager
kan beschikken benevens een raket-
vliegtuig. Deze types zijn in gebruik
bij de Argentijnse luchtmacht. Alle
andere landen van Zuid-Amerikèi be
schikken over vliegtuigen van Ameri
kaanse en Engelse oorsprong.
KR'JG GFEN BFKf HRIN'fi IN HWVAIAVTIC
0E or yr r o >j( WEG IN
BCLGIL FRflNKR'JK. DUITSLAND. N iNmsrRL.