mm* Dapperheid van de mannen HUIBERS Communie-Geschenken 5)e Sienen Spieken Sliij ittiaag. ZATERDAG 7 APRIL 1956 DE LEIDSE COURANT VIERDE BLAD - PAGINA 1 MANNEN ZIJN ALTIJD DAPPER in groeps verband. Op 't voetbalveld, waar ze luid ruchtig het barre einde voorspellen van de par tijdige scheidsrechter; in café's, wanneer ze el kaar overtroeven met wat ze vroeger in hun diensttijd kolonels en generaals zo maar mid den in hun gezicht plachten te zeggen of ook vaak als ze met een man of twintig ruzie ma ken met één politie-agent. Als de dapperheid in de strikt persoonlijke sfeer komt te liggen, wordt het voor de mannen moeilijker. Men kan dat bij voorbeeld zien, indien een van hen n pakje moet bezoren bij een boer in Hoogmade en er op het erf een hondje lelijk zit te doen. Het gebrek aan dapperheid bij mannen treedt echter het sterkst op de voorgrond, wanneer we hen eens even in de tandheelkundige sfeer gaan bekijken. Tegen de achtergrond van een boor en een worteltangetje kan men alles wat er als man rondloopt verdelen in twee hoofdsoorten: de moed-der-wanhopers en de nooit-van-m'n-le- vens. Over de laatste soort is het minste te vertel len. Ze laten de grootste ellendelingen, die na de zondeval hun kans hebben gegrepen maar ongestoord aan hun gebit knagen. Deze lieden wensen geen enkele ingreep. Hun standpunt is: mondje dicht en niemand merkt 't. Dit soort mannen hoort men vaak tijdens de maaltijden zeggen: „Oei, d'r zit een steentje in 't brood" en terwijl de rest van de familie dan afgeeft op de bakker, moffelen ze stiekum de kroon van een kies in hun broekzak. Tegen de pensioengerechtigde leeftijd verma len deze mannen hun levensmiddelen nog tus sen een paar stukjes rauw kaakbeen. r\E EERSTE SOORT, de moed-der-wanho- pers, valt uiteen in de rubrieken trekkers en boorders. Van hen zijn de trekkers tot op zekere hoog te nooit-van-m'n-levens. Zij laten hun gebit af takelen tot ze zenuwscheutjes gaan voelen en zodra ze dat stadium zijn binnen gegaan, be ginnen zij de productie van de asperinefabrie- ken omhoog te jagen. Mannen van dit slag ziet men 's nachts in pyama's door het huis schuifelen. Ze spoelen met koud water, kruipen weer in bed, springen er weer uit en nemen gloeiend heet waterliefst urenlang. Deze activiteiten worden omlijst door le lijke woorden en hartverscheurende wanhoopskreten, waarvan de respec tievelijke ega's zich niets, maar dan ook niets aantrekken. De stumper, die juist op zulke ogenblikken zo'n grote behoefte gevoelt aan diepdoor- voeld medelijden, krijgt niets anders dan een snauwig: „Man ga toch naar 'n tandarts; ik doe geen oog dicht!" KJU MOET U NIET DENKEN, dat een trekker bij deze mededeling denkt: „Warempel ze heeft gelijk. Morgen ga ik!" Oh nee!!!'. Tandartsen zitten vol plannen. Zij vormen de enige soort mensen, die men er nooit onder zal krijgen. Ieder kwartier gaat er een andere mond voor hen open en negen van de tien keer menen zij een kijkje in de Staatsmijn Maurits te hebben. Maar van één ding kunt u over tuigd zijn: Al zien zij in zo'n klein mondje ook meer zwart dan op een eerste klas begrafenis, na 60 secon den hebben ze toch al een blauw- drukje voor de restauratie in hun hoofd. En dan laat de veredelende trek ker zich overhalen en wordt hij een Terwijl hij voor de twintigste keer boorder. Terwijl het angstzweet hem uit bed stapt, vraagt hij zich af, hoe aan alle kanten uitbreekt, verklaart hij zich accoord met het sanerings plan. hij ooit met zo'n onmens heeft kun nen trouwen. Hij blijft doorgaan met asperine slikken en pas als hij op de rand van krankzinnigheid is gekomen en niet meer aansprakelijk kan worden ge steld voor zijn daden, ziet men hem bij een tandarts binnenstuiven met de kreet: „Trek 'um!'\ Zodra hij weer op straat staat, breekt er een periode aan van onge veer een maand, waarin hij zich af vraagt, hoe hij de moed bij elkaar heeft gekregen. En tenslotte dan de boorders! De boorders zijn eigenlijk ver edelde trekkers. Zij hebben ook op koude nachten door stille huizen ge dwaald en onder het spoelen van heet en koud water overwogen, hoe IJOEWEL een dergelijk plan niet de goedkeuring van G.S. behoeft, wordt het toch nog wel een kwes tie van weken. Het begint met wat in tandheelkundige kringen heuvel tjes slechten wordt genoemd. Dat is 't opruimen van het puin. 't Is een van de minst onaangena me karweitjes, hoewel 't leuker is om naar een bruiloft te gaan. Met knikkende knieën komt u de kamer van 't onheil binnen, maar zodra u plaats genomen hebt in de fatale stoel, begint zich een psychologisch verantwoorde vertoning af te spelen. Terwijl in uw brein een opmerking van een satanische nooit-van-m'n-le- getje even glimlacht, dan heeft men weer vijf seconden moed en in zo'n korte spanne tijd weet een tandarts heel wat uit te rukken. 't Zijn barre weken. WE hebben eens een oorlogsvete raan, die binnen drie jaar op klom van soldaat eerste klasse tot korporaal en na zijn diensttijd nog de bananenschillen van een sergeant kreeg thuisgestuurd de opmerking noren maken: „Als ik moet kiezen tussen een kogel en de boor, dan kies ik de kogel! En daar zit u dan als een doodge woon burgertje halverwege een sane ringsplan. Om de drie dagen stapt u de kamer der vreze binnen, waar u machteloos wordt gemaakt in een alle weerstand brekende stoel, terwijl de mooiste meisjes van de stad uw gehavende mond en uw geknapt mo reel staan te bekijken. Door het scherm van de angst dringt nog zachtjes de stem van de tandarts door, die bemoedigend op merkt: „We schieten aardig op. Nog vier kleine gaatjes en twee zenuw- behandelinsen. Als u eenmaal de sa- neringskaart hebt, kosten die zenuw behandelingen niets meer!" heerlijk het zou zijn om kiespijnloos ven doemt in het genre van ,;t Is onder de wol te liggen. Zij beginnen een 2aobte dood, hoor! Vorige week zich pas van de doorgewinterde trek- ze hebben lrf»rc te» nnriprsphpinpri als zp weer 6 i hem maar n kwartier horen schreeu- wen", begint de tandarts een handje vol aardige dames rond u te étaleren. Assistenten heten die en het moet ge zegd worden, dat men een hele dag de Breestraat zou moeten op- en af lopen om het aantal ere-afdeling- sters bij elkaar te tellen, dat uw sa neerder zo maar eventjes bij uw stoel zet. Schreeuwen is er dus niet bij, als u begrijpt, wat ik bedoel. Zelfs 'n gespierde lafaard snapt, dat hij er van moet maken wat er van te maken is en als een van hen bij het overreiken van 't worteltan kers te onderscheiden als ze weer op straat staan en met hun tong In het bloederige gat peuteren, waar in eens een kieswortel huisde. BIJ HEN KOMT dan even de ge dachte op: „Verdraaid, is dat nou alles?" Lang duurt dat nooit, maar in de psychologie van de tandheelkunde is het een uiterst belangrijk moment. In zo'n man zit een bekeerling. Hij zal nog een twintigtal buisjes aspe rine voor de boeg hebben, maar dan is hij rijp voor het grote plan. Dat grote plan komt van een tand arts. Haarlemmerslr. 123 - Leiden In onze speciaalzaak van religieuse artikelen vindt U o.m. 'n uitgebreide keuze in (Advertentie.) „Ik begin me nu werkelijk ongerust te maken. Drie weken op bed is voor een gewone verkoudheid toch wel wat lang" Boem. „Alles kan", zei de on derwijzer in een overmoedige bui. „Jullie moeten maar goed onthouden, dat waar een wil is, ook een weg is". Jantje grinnekte, toen hij de on derwijzer zo bezig hoorde. „Waarom lach jij?", vroeg de on derwijzer plotseling. „U moet eens proberen om een lu cifer op een stuk zeep aan te strij ken", zei Jantje. Verwaand. Tijdens een visite „Ze zei, dat we al een hele tijd geen regen hadden gehad". Kan gebeuren. „Wat voor kleur ogen heeft je verloofde?" „Vroeger had hij twee bruine ogen, maar toen hij gisteren bij mijn vader is geweest om mijn hand te vragen, kwam hij terug met een bruin en een blauw oog". Of de prijs u nog wat kan schelen! Wat dat betreft kunnen tandartsen er aardig naast schieten. Trouwens, over 't algemeen zijn 't ook slechte acteurs. Ze zijn 't bemoedigen ge woon beu. Hun gezichten weerspie gelen vaak de grimassen van hun patiënten en het zal deze mensen, die de hele dag naar de boor grij pen, moeilijk vallen om zich in te denken, dat u 't ding haat. het eeuwig geluk nog ver 'weg. Om precies te zijn duurt uw geluk dan 6 maanden. Er bestaat namelijk een plicht tot halfjaarlijkse controle! Op de kaart kimt u zien, dat u in april wordt verwacht. U moet dan even beden om een afspraakje te maken. Maar april heeft een heleboel dagen. Als de eerste op een woens dag valt zegt u. „Ik heb 't deze week zo ontzettend druk, volgende week maar!" De volgende week is uw schoon moeder echter jarig en dan is er toe vallig dat leuke avondje, 't Heeft er allemaal niets mee te maken, maar u ziet er een motief in, om het af spraakje nog een weekje uit te stel len. Gewoonlijk belt u dan tegen ko ninginnedag en ontvangt u de mede deling. dat u half mei kunt komen. Eigenlijk zijn er dan al 1 Yt tot 2 maanden van uw geluk van 6 maan den vergalt. En als u dan eindelijk in de som bere wachtkamer zit te wachten op het belletje, gaat er plotseling een schok door u heen. Het meisje van mevrouw zet de stofzuiger aan en u denkt: „Lieve hemel, wat maakt die boor een lawaai". Want mannen blyven tegen de achtergrond van een boor en een worteltang laf aards. Zelfs de boorders! twee liter melk, ja ....tien sinaasappelen.... goed ik zal ze mee brengen! Wat zei de dokter van Jantjes verkoudheid? En wat is die uitslag van baby? .Heb je niet genoeg geld? Goed geheugen. i Zakenman. Een zakenman, die ,1 door zijn winkel liep, hoorde een Zij: „Weet jij eigenlijk nog wel, van (je bedienden tegen een klant wanneer we getrouwd zijn?" j zeggen: „Nee mevrouw, dat hebben Hij: „Nou, of ik het weet. Het was we a] een hele tijd niet gehad". de dag nadat de midvoor van Feyen- oord die strafschop miste". Ligging. „Hoeveel rekent u voor overnach ten?" „Dat hangt van de ligging af". „Nou, ik slaap het liefst op mijn rug". Niet getraind. „Voor de volgen de toer", zei de goochelaar, „heb ik de hulp van een jongen nodig". winkelier werd woedend en riep: „Dat hebben we wel. In het magazijn ligt nog genoeg". Lachend liep de klant de winkel uit.' „Wat vroeg ze?", informeerde de zakenman. „Niets", antwoordde de bediende. Statistieken. „Wat zou jij lie ver zijn millionnair of malarialij der?" „Millionnair natuurlijk!" „Dan ben je een stommeling. Mil- r lionnairs gaan dood, maar volgens Tóen er een jongetje op het°toneelde statitsieken sterven van ^de ma- was geklommen, vroeg de man „Jij laria-lijders hoogstens 10 kent me niet, hè?" Winnaar. „Waarom is je broer- „Nee vader", antwoordde het We kunnen kort zijn over de foto van deze week. Met diverse naams- aand ui dingen op straten en brug gen hebben we rekening moeten houden. Dit „Delftachtige" prentje is in ieder geval ergens in Leiden gemaakt. Aan de lezer is het de juiste plaats aan te wijzen. De vorige week De fotograaf stond vorige week op de Vlietbrug over de Vliet (Boisotkadc) en maakte een foto van de huizen die zich aan de lin kerkant van de Vliet in het water spiegelen. Dc prijs van vijf gulden is deze Jac. P. Belt, Merelstraat 32, Leiden. Wat U moet doen Adresseer een kaart, brief 01 oriefje aan de puzzle-redactie van Schriji onder bet motto: „De stenen spreken". De foto stelt voor De inzendingen worden inge wacht toi en met Donderdag a.s. Onder de goede oplossers wordt een waardebon van f 5verloot. tje niet op school gekomen? „Hij heeft een wedstrijd gewon nen". „Nou.en. „We deden een wedstrijd, wie het verst uit het raam kon buigen en hij heeft het gewonnen". Onder kunstcri'ici. „Ik heb gis teren een prachtig schilderij gezien". „Van wie was 't?" „Weet ik niet. Er stond geen naam onder". „Hoe weet je dan, dat 't mooi was". Zuinig. „Toen we pas getrouwd waren, zei je dat je voor me zou wil len sterven en nu wil je niet eens een hoed voor me kopen". „Maar die hoeden van jou zijn ook veel duurder dan een begrafenis". Aanbevolen. „Ik vind het leuk, dat mijn pension u door iemand aan bevolen is". „Ja, ziet u, ik vertelde hem, dat ik een vermageringskuur wilde begin nen". Vlug verdiend. Een grapjas aan een diner zei, dat hij iets kon laten zien, wat nog nooit een mensenoog aanschouwd had en ook nooit meer zou aanschouwen" „Dat is opschepperij", riep een van de gasten en hij ging meteen een weddenschap aan van 100, De opschepper nam toen een noot van de schaal, kraakte hem en liet de pit aan de aanwezigen zien. „Kijk", zei hij, „die pit is nog nooit door iemand aanschouwd" en terwijl i hij hem in de mond stak vervolgde hij „en zal ook nooit meer door iemand aanschouwd worden". Geheimzinnig. „Ik schrijf een mysterie". „En wie zal 't uitgeven?" „Dat is een nog groter mysterie", vroeg iemand: „Zou een genie ook een goede echtgenoot kunnen zijn?" „Vraag 't eens aan m"n vrouw", zei een van de aanwezige heren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 12