Eerste „superproductie" kostte 70 gld. MENSEN AAN TAFEL" „HET GESTOLEN BORRELT|E" STRUIKELDE OVER DE BAARD VAN DE HOOFDROLSPELER Zonderling verhaal uit de eerste jaren ZATERDAG r, SEPTEMBER 1955 DE LEIDSE COURANT - PAGINA 1 DIAMANTEN FLONKERING VAN MUZE IN BLIK stoleh en de hond Rover moest er aan te pas komen om het zwaar ge troffen gezin weer aan het lachen te maken. Hepworth speelde de vader en zijn vrouw de moeder, de hond had hij van de straat opgeraapt en voor de andere rollen had hij neven en nichtjes ingeschakeld. De gehele productie kostte zeventig gulden en vierhonderd copieën gingen voor tachtig gulden de deur uit. De eerste filmmagnaat was zijn carrière begon nen. IN AMERIKA het land waar de filmmagnaten eerst recht vaste grond onder de voeten kregen, had den twee lieden enkele jaren tevoren een filmprojector uit Europa meege bracht, zonder dat zij wisten hoe het ding te gebruiken. Zij installeerden het toestel in het huis van de verme telste, die bovendien nog bij zijn moe der thuis inwoonde en sloegen aan het experimenteren. De moeder was echter lang niet gek en smeet haar zoon met vriend en filmapparaat de tuin in. Daar wisten de vrienden het toestel in beweging te krijgen. Zij plaatsten een advertentie om een zaaltje te huren, maar kregen overal te horen dat men voor duivelskunsten geen plaats had. Eindelijk vonden zij een graaf bereid de danszaal in zijn huis voor dit doel af te staan, mits voor veiligheid werd ingestaan. De jongelui konden dit billijken en ga ven eerst in de tuin van de graaf een demonstratie, waarbij alles goed ging. De graaf was gerustgesteld en stelde zijn zaal ter beschikking. Nauwelijks had zich echter een grote menigte in de zaal verzameld om de eerste echte Amerikaanse filmvoorstelling bij te wonen of een steekvlam sloeg uit het toestel en zette de zaal in vuur en vlam. Het huis brandde tot de grond toe af. HET BEGIN was dus niet erg be moedigend. De twee jongelui kwamen de slag nooit te boven; zij gaven de film eraan en stierven mis schien juist daardoor als gezeten burgers. Want hoe gek het ook mag klinken, Amerika stond de eerste jaren beslist afwijzend tegenover de bioscoop. De enkele vermetele die toch een zaakje opende, moest na een paar maanden met de stille trom vertrek ken, wilde hij tenminste niet in han den van de deurwaarders vallen. Een van de meest voorkomende scenes uit de eerste films, was een onbegrijpende schoonvader, die zijn dochter naar haar aanstaande echt genoot stond. Op de foto ziet men zo'n exemplaar, terwijl hij zich op maakt een zware kei midden in het rimpelloze geluk te plonzen. Terwijl in Engeland met de nieuwe vinding reeds schatten werden ver diend stierven in Amerika de baan brekers van ellende. De sterrenregen, die door de droomfabrieken van Hollywood over de twintigste eeuw uitgespuugd zou worden, was nog niet in zicht, al waren er in „Gods Own Country" reeds wichelaars die haar voorspel den. (Wordt vervolgd) W"; WEL EENS een product uit de eerste dagen van de film ge zien heeft zal zich verbaasd hebben over de snelheid, waarmee men in die overigens zo gezapige tijd: althans op het witte doek zijn zaken regelde. In galop-tempo kwamen de figuur tjes het beeld ingerend en sloegen elkaar met een vaart, die geen voor bedachte rade mogelijk maakte de hersens in, of deden iets anders, waardoor zij de aandacht op zich wisten te vestigen. De energie waar mee alles scheen te gebeuren maakte de gehele zaak nogal belachelijk en het volgende verhaal zal de heden daagse toeschouwer dan ook buiten gewoon verwonderen- Toen het publiek langzamerhand uitgekeken raakte op de getrouwe verfilmingen van handelingen, die men eigenlijk op straat voor niets kon zien, stapten enkele filmers met de camera onder de arm een schuur binnen om daar minder door-de- weekse gebeurtenissen aan het cel luloid toe te vertrouwen. Slechts een enkeling durfde in het openbaar een scène op te nemen, omdat het lieve publiek er als de kippen bij was om de zaak in het honderd te laten lopen. Meestal verdrong men zich mekkerend als een geit voor de lens en moest de filmer met een aantal huurlingen de straat schoon vegen; doch een enkele keer was het aan de speeltalenten van de acteur te danken dat de film mislukte. Onbegrepen acteur. 'yo VERFILMDE de bekende Ro- bert Paul in een Engelse volks wijk de geschiedenis van de boef, die een blinde bedelaar besteelt. De ca mera snorde er lustig op los en de boef deed zijn plicht. Toen de man echter met het geld— bakje van de blinde rustig uit het camerabeeld wilde wandelen, werd het publiek dat zich tot op dat mo ment niet met de zaak bemoeid had onrustig. De blinde, nog steeds oog in oog met het camera-oog, krijste namelijk zo hartroerend, dat men de zaak niet vertrouwde en opeens ach ter de niets vermoedende pseudo- boef aanging. De man lachte eerst Omstreeks de eeuwwiseling werd de wereld geschokt door een grote brand op een liefdadigheidsfeest in Parijs, waarbij ongeveer driehonderd mensen om het leven kwamen. De iilm gaf een getrouw verslag van deze gebeurtenis. een beminnelijk tegen zijn publiek, verstarde toen van ontzetting tot een zoutpilaar en ging er vervolgens als een haas vandoor met de gehele buurt op zijn hielen. Twee buurten verder kreeg men hem te pakken en gaf hem zo'n on genadig pak slaag dat hij van verder ojjtreden moest afzien. Het geldbakje waarin men voor de echtheid harde knaken had gedaan, bleek na de af rammeling spoorloos verdwenen.... Het gestolen borreltje. DE GROOTSTE concurrent van Paul werd Cecil Hepworth, die een studio annex theater aan een van de drukste straten van Londen open de. Het projectie-apparaat dat hij ge bruikte was veel beter dan dat van Paul, maar maakte ook veel meer ka baal. Aan Hepworth komt namelijk de eer toe het geluid van de pneu matische boor uitgevonden te hebben, lang voordat het instrument zelf ter wereld kwam. Het publiek trok zich, te meer omdat de films toch zwijgend waren, niets van het obsederend ge luid aafi en vulde het theater tot in de nok. Hepwordth vulde in de mees te gevallen zelf het doek met zijn opvallend figuur. Af en toe had hij veel succes. Zo trad hij in de film „Het ge stolen borreltje" op als een be delaar met een lange baard. Het publiek zag de man met baard in een café haastig het borreltje van een ander uitdrinken en ver volgens zonder de baard de kou inrennen. Het publiek, dat het maar vreemd vond begon te flui ten en Hepworth zelf moest er tenslotte aan te pas komen om te vertellen, dat hij bij opnemen van de tweede scène in de bui tenlucht vergeten had zijn baard om zijn kin te sluiten. Het over maken van de film was niet bij hem opgekomen. IJEPWORTH WERD beroemd door **de film „Door Rover gered", die in alle landen van Europa oceanen van tranen te voorschijn goochelde. De vertoning nam slechts vier mi nuten in beslag, maar dit was lang genoeg om te laten zien hoe fout het is als een kindermeisje met een sol daat in het park vrijt. Het haar toe vertrouwde kirid werd namelijk ge- De gelukkige terugkeer van het ontvoerde kind. Een beeld uit „Door Rover gered", een productie van Cecil Hepworth, die de eerste filmmagnaat werd 99 „Mensen aan tafel", is een zeer dankbaar onderwerp. Al wilde men zich slechts beperken tot de eigen tijd, dan zou er tussen de van de broodplank etende huisvrouw en de dame, die zich pas in haar element voelt, wanneer er een paar kilo tafel zilver rond haar bord ligt geëtaleerd, voldoende variatie te vinden zijn, om een flinke expositie-ruimte te vul len. Nu is de parterre van het Museum Willet Holthuysen te Amsterdam niet zo groot, terwijl het onderwerp, dat men daar aangesneden heeft, veel ruimer is dan het hierboven geschet ste. Niettemin is de expositie zeer interessant, want vier authentiek ge dekte tafels en een groot aantal schilderijen geven een beeld van de Nederlandse tafelcultuur uit vroeger eeuwen. Eigenijk zou men, alvorens de pa triciërswoning aan de Herengracht, waar de „Mensen aan tafel" te zien zijn, binnen te gaan, een bezoek moe ten brengen aan enkele grote waren huizen, om de nieuwste snufjes „op tafelgebied" te bekijken. Want al is •het waar, dat het grootste percentage vrouwen de tafel nog dekt, zoals haar moeders het deden, toch is he.t aantal, dat vatbaar voor vernieuwing is, niet gering. Op vele tafels is het plechtstatige wit verdwenen, om plaats te maken voor de fleurige vin dingen van onze tijd. De tafels zijn er vaak op berekend, dat men zelfs geen kleed meer gebruikt, maar in plaats daarvan matjes voor ieder cou vert afzonderlijk. Veel variatie Ieder land heeft zijn eigen tafel manieren en wat bij het ene volk als onbetamelijk geldt, behoort elders tot de goede manieren. Behalve het drin gend advies om nooit „te prakken", bestaan er in Nederland nog een paar honderd handelingen, waarvan men zich aan tafel dient te onthouden. Zo zal men U bezweren, om vlees nooit te voren te snijden. Aan de andere kant van de oceaan bestaat echter de gewoonte, om het vlees eerst rustig op te peuzelen. Ook het gelijktijdig hanteren van vork en mes behoort er niet tot de goede toon. En dit laatste is weer een gebruik, dat door de Europeanen in Amerika werd geïm porteerd. Hieruit blijkt wel, dat het tafeldekken, de tafelmanieren en de spijzen zelf geen zaken zijn, die door eeuwen heen aan gen enkele invloed onderhevig waren. Behalve de lande lijke verschillen bestaan er ook ver schillen, die alleen verhand houden met de tijd. Wat Nederland betreft kan men zich daarvan overtuigen op de tentoonstelling in Amsterdam. Vertrouwd bestek Op de schilderijen en de tafels ziet •men vaak het ons vertrouwde bestek van mes, vork en lepel. De lepels wa ren van hout of tin en men ziet ze vaak in de vorm van een kleine pollepel in de buikriemen van de feestende boeren op schilderijen van Breughel of Teniers. Men ziet derge lijke lepels ook bij afbeeldingen uit de vijftiende eeuw o.a. voert Maria haar Kindje pap ermee. Toch heeft de vork pas in de 18e eeuw burger recht geluregen. Voordien mag dit in strument dan voorgekomen zijn, echt in gebruik was de vork nog niet. Lange tijd bracht men het vlees met Zo was de tafel gedekt als de schutters aan de maaltijd gingen. een mes naar de mond of met de han den. Zelfs op de schutters- en gil- demaaltijden van de Gouden Eeuw behoorde de vork nog tot de uitzon deringen. Het drinkgerei is reeds zeer oud. Houten nappen, aarden kommen, gou den drinkbekers en zeer sierlijk glas werk is er sinds de oudheid. Vleeseters Het valt op ,dat onze voorouders echte vleeseters zijn geweest. Men at schenkelstukken en koppen en poten van runderen, varkens en schapen. De enorme hoeveelheid gerechten, welke men aan het zwijn dankt, zijn door een stilleven-schilderij voor het nageslacht vastgelegd op een zeer smeuiig paneeltje. Om van te water tanden. Dit laatste naar onze smaak in tegenstellling tot de visgerechten. De vis werd onverkort opgediend en van de tafels staren de glazige ogen van de zee- en vijverbewoners U aan. Overigens treft men wonderlijke déli catessen aan. Kalfs- en lamsvlees ver orberde men met mosselen en men kreeg het water in de mond van jonge hertenhorens. Met warm water broeide mien er de haren vanaf en '-ervolgens werden ze bijna gaai ge kookt en dan gestoofd met peterselie, citroensap en foelie. De keuken was vroeger ook veel rijker aan specerijen en men ging er buitengewoon kwistig mee om. Schutters tafel De Schutterstafel is zeer interessant en valt op door de overvloed aan pas teien, vlees en gevogelte. Aardappe len en groenten kwamen nog niet voor. De overvloed aan vlees en wild at men met brood en een grote varia tie aan fruit. De koopmanstafel, die liierbij aansluit, onderscheidt zich door meer luxe. De maaltijd komt ongeveer op hetzelfde neer, maar het tafelgerei is kostbaarder, vooral in vergelijking met onze tijd het glaswerk. Ook het ei heeft een zeer gevari eerde behandeling ondergaan. Aan vankelijk werd het niet gekookt. In de Middeleeuwen boorde men er twee gaatjes in en slurpte het dan leeg. Later ging men de eieren koken. Meestal kei-hard. Eieren, die zo hard gekookt waren, dat ze volkomen groen zagen, peuzelde men gezellig op. Het zachte eitje, dat ons zo goed doet aan het ontbijt, kwam alleen in magen van zieke mensen. Brood en koek Op de oudste voorstellingen treft men brood aan in de vorm van een- mansbroodjes. Eerst later deed de mik zijn intrede. Het snijden van bo terhammen kende men echter niet. Van de mik werden gewoonlijk de kapjes afgesneden, waarna men zich ertoe bepaalde „het wit" eruit te plukken. De koekebakkers hebben in vroe ger eeuwen hun rol ook gespeeld, maar hun producten kan men het beste vergelijken met ons Sinterklaas taai-taai. Wat gebak betreft was men ons in Engeland en Frankrijk ver vooruit. Pas in de Pruikentijd ver schenen er taarten en gebakjes op tafel. Men bereidde ze met suiker, krenten, kaneel en sucade, soms ook met citroenschillen. Op de tafels uit het laatst van de achttiende eeuw ziet men de groei naar onze tijd. Bestek en glaswerk zjjn vertrouwd voor ons, de pasteien zijn verdwenen en het wild wordt anders opgediend. Alleen vatte men destijds de bout nog met de handen aan, zodat het vingereten nog niet helemaal had afgedaan. De aardappel komt pas in zeer bescheiden hoeveel heid voor, waaruit men kan afleiden, dat dit volksvoedsel toen nog een nieuwtje en een luxe was. „Schuttersmaaltijd", een schilderij van Jan Tengnagel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 11