Grauwe cellen en lugubere
folterwerktuigen in Den Haag
Gevangenpoort^
Vroeger was t ook niet alles
DE
STENEN
SPREKEN
ZATERDAG 4 JUNI 1955
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD PAGINA l
tMt ik \m fm
|11 W M
ai 1
De drupsteen, de metalenbak voor de heksenprocessenen de geselpaal in de beruchte folterkamer.
De Gevangenpoort in Den Haag is dikte kon hij uiteraard niet zien,
vervuld van hamerslagen. Knappe
vaklieden zorgen ervoor, dat alles
blijft, zoals het geweest is. Dat heeft
zeer veel nuttige kanten en één daar
van is ongetwijfeld het opkikkertje
van ons zelfrespect. Want wie zich
door de gids langs de cellen en gru
welkamers heeft laten loodsen, zal tot
de slotsom komen, dat ook onze voor
vaderen niet zulke brave jongens wa
ren. Ze splitsten weliswaar geen ato
men, maar dat was meer een kwestie
van onkunde dan van zachtmoedig
heid.
Het kenmerkende verschil met
vroeger is, dat men tegenwoordig
staat te dringen om een toegangs
kaartje te bemachtigen, terwijl men
vroeger alle mogelijke moeite deed
om buiten de Gevangenpoort te blij
ven, terwijl de toegang geheel gratis
was. Overigens scheen er wel behoef
te aan éen dergelijke inrichting te
bestaan. Op Kerstdag 1295 werd het
gereedkomen van 's Graven Binnen
hof feestelijk gevierd en nauwelijks
was de nieuwe eeuw begonnen, of de
Gevangenpoort was er ook. De inge
bruikneming daarvan zal vermoede
lijk minder feestelijk zijn gevierd,
maar het feit ligt er nu eenmaal en
ruim vijf eeuwen, tot 1828, hebben
de dikke muren het gekerm en ge
kreun van de misdadigers weerkaatst.
Nu heet het: Sadisme.
Als men uit de getraliede vensters
naar buiten kijkt, valt het moeilijk
om de stoeten auto's en de tingelende
trams weg te denken. Maar toch moet
dat even!
Men ziet dan het prachtige grafe
lijke slot, de vijver en de gehele ro
mantische entourage. JDe edelen en de
jonkvrouwen, de bonte jachtstoeten,
de feesten in de Ridderzaal overgoten
door de zachte gloed van waskaar
sen.
De goede oude tijd!
Maar in de goede oude tijd werden
er in de Gevangenpoort mensen tot
de hongerdood veroordeeld. Een af
schuwelijke straf, die op een nog af
schuwelijker wijze ten uitvoer werd
gelegd. Op het grauwe binnenplaatsje
wijst de gids naar boven.
„In die cellen zaten ze!"
Maar „die cellen" waren zo ge
bouwd, dat ze practisch tegen de keu
ken aanleunden en iemand, die daar
boven langzaam lag te verhongeren,
voelde telkens het water uit zijn
mond lopen, als de etensgeuren door j
de tralies van zijn cel naar binnen
drongen, om hem te treiteren tot hij
waanzinnig werd.
In het pikdonker.
Uiteraard bestond er verband tus
sen de straf en de ernst van de mis
daad, maar dat neerit niet weg, dat
men als een „niet al te zwaar geval"
zijn pret ook wel op kon. Alleen de
boffers bemachtigden een cel, waarin
nog een aftrekseltje daglicht binnen
kwam. Over het algemeen zat men
echter in het pikdonker.
De cellen, die voor het nageslacht
ongegrept bewaard bleven, tonen aan,
dat er ook in dergelijke sinistere ge
vangenissen nog ondernemingslust
kon bloeien.
Een groot gat in een der muren is
een staaltje van moeizaam werken en
knap camoufleren. Zonder al te veel
lawaai te maken, zag een zware jon
gen kans een stuk of tien keien uit
de muur te peuteren. Erg veel zal hij
er overigens niet mee opgeschoten
zijn, want toen hij zijn lichaam ein
delijk door het gat kon wringen,
moest hij de onaangename ontdekking
doen, dat er een tweede muur op
doemde, die een meter dik was. De
maar de aanblik was toch zó ontmoe
digend, dat hij uit het volgende ob
stakel geen steentje gepeuterd heeft.
Gevangenismateriaal.
In de voormalige cipierskamer ligt
het gevangenismateriaal tentoonge
steld, waarmede men vroeger de ge
vangenen behandelde. Wie een jaar
of zes in de cel had doorgebracht,
kreeg voor zijn vertrek een brand
merk. In de Gevangenpoort was dat
het stadswapen, de ooievaar.
Een afschuwelijk instrument is de
dievenvanger. Dat is een metalen
staaf, die V-vormig eindigt. In de V
bevinden zich een aantal veertjes. Als
zo'n V tegen de nek van een ge
vangene werd gedrukt, sprongen de
veren terug en kon de man zijn hoofd
niet meer draaien. Men nam dan de
stok over de schouder en sjouwde de
ongelukkige naar een andere plaats.
Als zijn nek niet brak, had hij geluk.
In het uitdenken van allerlei rek-
machines was men destijds ook zeer
bedreven. Als een geseling niet hielp,
nam men zijn toevlucht tot dergelijke
instrumenten. Om van de pijn af te
zijn bekenden de slachtoffers dik
wijls, maar er zijn ook onschuldigen
geweest, o.a. Cornelis de Witt, die de
zwaarste folteringen dapper verdroe
gen.
Tussen deze collectie bevinden zich
ook de zwaarden, waarmede de beu
len de hoofden afsloegen, en ook
dat is tekenend voor de mentaliteit
een bakje, waarin de toeschouwers bij
een terechtstelling wat geld depo
neerden; een soort kijkgeld, dat on
der de armen werd verdeeld.
Folterkamer.
Hoewel men nergens in de Gevan
genpoort een kamer aantreft, waar
het er behaaglijk uitziet, is de naar-
geestigste afdeling ongetwijfeld de
folterkamer. Deze kamer bevind zich
in de kelder. Men moet een smal
trapje af en staat dan plotseling voor
een geselpaal.
Geselen was nog het minste, wat
een mens daar kon overkomen. De
vuurproef, - welke stamt uit de tijd
van de heksenprocessen, was nog veel
wreder. Men moest dan lopen over
een metaal, waaronder een vuur ge
stookt werd. Wie zijn voeten brandde,
was schuldig.
Ook bevind zich hier de beruchte
drup. Op de vloer ligt de steen, die
door het water is uitgehold. De ge
vangene werd er met het hoofd opge
bonden en in een grote regelmaat
tikten de waterdruppels van het pla
fond op zijn hoofd. Bij deze straf was
men binnen 24 uur krankzinnig en
binnen 3 dagen dood.
Misdaad in Den Haag.
Ondanks de deftigheid is de mis
daad in Den Haag steeds sterk verte
genwoordigd geweest. En juist onder
de betere standen. Wij spreken dan
over de tijd, dat de Gevangenpoort
nog dienst deed.
Men kan de meest merkwaardige
veroordelingen vinden. Een zekere
advocaat Botz werd voor zes jaar het
land uitgestuurd en kreeg 1000 pond
boete, omdat hij de gemeente-ontvan
ger had toegetakeld. Als reden van de
mishandeling werd opgegeven: Hij
heeft op een ongepaste manier naar
mijn vrouw en mijn nichtjes gekeken.
In het Haagse Bos werd bijna iedere
avond geduelleerd en het kwam dik
wijls voor, dat een wandelaar 's mor
gens een afgehouwen hoofd vond.
Deftige burgerzonen, officieren en
advocaten drongen dikwijls huizen
binnen om met geweld geld af te per
sen of hielden zich onledig met het
inslaan van ramen en het neerslaan
van wandelaars.
Niet altijd deftig.
Nee, het deftige Den Haag was niet
altijd deftig en de Gevangenpoort
had altijd klanten genoeg.
De vechtpartijen en overvallen wa
ren heel vaak het gevolg van drink
gelagen. Zwelgpartijen behoorden tot
De Gevangenpoort in het midden van de 19e eeuw. (Naar een schilderij
van J. A. v. d. Drift).
de goede toon. In 1672 bood de prins
van Oranje aan 100 gasten een maal
tijd aan, die bestond uit: 300 oude en
jonge duiven, 100 kapoenen, 140 Bre-
dasche, 50 grote en 50 kleine kalkoe
nen, 300 jonge hoenders, 500 kuikens,
500 patrijzen, 168 fazanten. 60 ha
zen, 100 konijnen, 800 leeuwrik-
ken, 60 eenden, 16 schapen, 32
speenvarkens, 30 wilde zwijnen, 40
zuiglammeren, 16 kalveren, 8 herten,
4 ossen, 100 schapentongen, 50 ge
rookte ossentongen, 40 hammen, 500
pond Franse confituren, 4 kisten si
naasappelen, 600 peren, 300 appelen,
250 pasteien en dat alles overgoten
met een zee van wijn.
Nu willen we niet beweren, dat de
honderd gasten dit alles verorberd
hebben, maar het tekent wel de nei
ging naar overdaad.
In burgerkringen poogden de men
sen boven hun stand te leven en dat
alles bevorderde de misdaad.
Hoewel de slager in die dagen de
biefstuk nog niet onder de deur door
schoof en de aardappelen nog niet in
de vioolkist werden gehaald, geloven
we toch, dat de Hagenaars er juist in
dit opzicht op vooruit zijn gegaan.
Aan één van de kanten van Lel
den ziet n door de afrastering het
volgende beeld van het landschap.
Op de voorgrond groeien peentjes,
spercieboontjes en wat al meer.
Haddon we de camera iets naar
links gedraaid dan was deze foto
al te makkelijk voor deze prijs
vraag geweest, omdat een markant
bouwwerk kenmerkend voor dit
stadsdeel op de achtergrond zou
z(jn opgedoken.
Onze vraagt luidt: aan welke
straat grenst dit terrein?
De vorige week
De foto gaf wel een mistroostig
beeld van het weer, zoals dit de op
zon en zomer beluste Leidenaars
teleurstelde. De regen drupte mis
troostig in het water van de He
rensingel. De fotograaf stond op
een schuit vóór de kade van het
Stadshulpwerf. Op de achtergrpnd
was nog even het dak van de kapel
op het Kerkhof aan de Zijlpoort
te zien.
De waardebon van vijf gulden
was ditmaal voor:
Wat U moet doen
Adresseer een kaart, brief of
briefje aan de puzzle-redactie van
de Leidse Courant, Papengracht 32,
De foto stelt voor
De Inzendingen worden ingewacht
tot en met Donderdag aanstaande.
Onder de goede oplossers wordt een
waardebon van vijf gulden verloot.
Een dom mannetje
Een mannetje in kersenland
die had een kersenboom geplant.
Vlak bij zijn huis, in 't gras.
Heel lang geleden toen hij nog
i een kleine jongen was.
Nu was hij oud, zijn haar was wit,
hij liep een beetje krom,
maar toch die ene kersepit,
daar dacht hy nog wel om.
Met plukken wacht ik toch nog
tot hij nog groter is,
ik wacht nog maar, ik wacht nog
[maar,
dat zei hij ieder, ieder jaar.
Vandaag kocht hij een leverworst,
zó zout zó zout, hij kreeg een dorst!
Hè, zei hy, reken maar dat nou
een bordje kersen smaken zou.
Die boom is als een kerk zo groot
en alle kersen zijn vast rood
en honderd keer zo fris
dan water is.
Hij naar z'n boom; maar wat is dat?
Geen kersje hangt er tussen 't blad.
Wel zitten zeker duizend spreeuwen
op ied're tak te schreeuwen.
Hij weet niet of hij staat te dromen
en of hij het wel goed verstaat:
je had maar eerder moeten komen!
Alles is op, je bent te laat.
Wij wonen hier al tachtig jaar,
Rechts de grauwe binnenplaats; links de gangs langs de cellen die op de binnrnplaats uitziet. Muren van jii kon toch wachten? Wacht dan
een meter dikte maakten uitbraakpogingen nutteloos. j [maar!
Miep Bouhuys
TH. J. VAN DER HEIJDEN,
rechtskundige
Hoge Rijndijk 103a. Leiden
telefoon 23405
Pacht-, rechtszaken en incasso's.
(Advertentie).
Boekbespreking
Nieuwe reeks „Willen en
Kunnen", Uitg. N.V. Uitg.
Mij. Kosmas, Amsterdam.
De N.V. Uitgevers Mij. Kosmas te
Amsterdam gaat onverdroten voort
met de uitgaven van populair weten
schappelijke bijdragen in de reeks
„Weten en Kunnen".
Thans liggen weer voor ons de
uitgaven „Kaartspelen voor de huis
kamer" door Dolf van Kollem, dat de
3e druk mocht beleven, „De Post
duif", haar huisvesting, verzorging,
teelt en africhting, 4e druk, door G.
J. D. Mingelen, en „Het Biljartspel"
door A. W. H. van Haaren en J. E.
van der Hoek Jr.
Over de herdrukken, hierboven
genoemd, behoeven we eigenlijk
niets meer te zeggen. Het feit, dat
natuurlijk verbeterd en aan
gevuld zoveel herdrukken kan be
leven, spreekt voor zichzelf.
Wat de laatste uitgave betreft,
deze is geheel nieuw in deze serie.
De biljartsport heeft in de laatste
halve eeuw een zo grote vlucht ge
nomen, de techniek van het spel is
dermate tot ontwikkeling gekomen,
dat het moeilijk valt in een klein
boekje alles op te sommen wat de
belangstelling in deze tak van sport
volledig kan bevredigen.
Maar we zyn ervan overtuigd, dat.
de beginner en leek voor deze sport
voorlopig voldoende kennis heeft ver
gaard, wanneer hij alle bijzonder
heden over het biljartspel, hierin
vermeld, in zich heeft opgenomen.
Hier vindt de beginner de theore
tische grondslagen voor deze mooie
sport, hij krijgt een inzicht op het
materiaal, de verschillende spelsoor-
ten en spelregelsEn de inlei
ding zegt reeds voldoende over de
schoonheid en het nut voor velen
in vele gevallen van deze sport.
Nauwelijks hadden we bovenstaan
de boekjes doorgebladerd, of een
nieuwe reeks kwam op onze tafel
neergestreken.
„Leer zeilen", een handleiding voor
beginners door Bob J. F. Stijger, be
leefde de 2e druk, „Cactussen en an
dere vetplanten" door G. D. Duurs-
ma, eveneens de 2e druk, „Borders
in kleine tuinen" door A. C. Mulder-
Idzerda, de 3e druk „Het verwarmd
Aquarium" door J. Godefrov, de 5e
druk en als nieuweling in deze serie
ontvingen we „Lastige dieren in en
om ons huis" door drs. Fop. I. Brou
wer. Dit boekje wil een hulpmiddel
zijn voor de vrouw en de heer des
huizes in de strijd tegen allerlei las
tige dieren in huis of in de naaste
omgeving van de woning. Na een al
gemene inleiding over de verschil
lende diergroepen, worden de ver
schillende lastige diersoorten in alfa
betische volgorde besproken, waarbij
ook de bestrijding vermeld wordt.
Het boekje wordt geenszins volle-»
dig genoemd, omdat voor vele ge
vallen de huisarts of de dierenarts
hulp zal moeten verlenen. Voorts
konden slechts enkele dieren, die
schade doen in de tuin, worden op
genomen. Allerlei insecten b.v., die
aan de fruitbomen schade berokke
nen, worden niet vermeld, maar des
ondanks bevat het boekje tal van
nuttige gegevens en wenken.