Hoe de dood van Siegfried door Kriemhild gewroken wdrdi Machtig epos uit vroeg-Middeleeuwse literatuur DE LEIDSE COURANT Opgebouwd op oud'heidense sagen en historische gegevens, strengelt het lied „Heidendom en Christendom" dooreen JN HET LAND der Boergonden groeide eens een mooi meisje op, zoals er geen mooiere gevonden werd, in geen enkel ander land. Kriemhild was rij geheten en zij was een schone vrouw, omwille waarvan veel krijgers hun leven zouden verliezen. Zo begint het Nibelungenlied. Wilt u eens horen hoe het klonk in de taal, welke 'n kleine 800 jaar geleden ook in onze streken verstaanbaar was, in de oorspronkelijke taal van de onbekende dichter? „Ez wuohs in Burgonden ein schoene magedin, Daz in allen landen niht schoeners mohte sin. Kriemhilt was si geheizen und was ein schoene wip; Dar umbe muosen (jegene vil veriisen den lip". Een lieflijk en rustig begin, dat meteen de aandacht vestigt op de figuur, waarom het geweldige epos grotendeels gaat draaien. Kriemhild was de zuster van drie koningen in het Boergóndenland, Gunther, Gemot en Giselher genaamd en zij woonden in Worms aan de Rijn. De Boergonden of Burgundiërs waren een oud-Germaanse stam, die zich omstreeks het jaar 400 na Christus aan de Rijn had gevestigd. In deze tijd speelt zich ook de geschiedenis af, waarvan het lied ons zingt LIET SCHONE KONINGSKIND **was natuurlijk niet voorbestemd om zich in een oude torenkamer bij een spinnewiel op te sluiten en daarom vertelt ons de zanger wel dra van een edele koningszoon, die in de Nederlanden opgegroeid was en Siegfried heette. Hij was hoe kon het anders een4 jongeling, die net izo sterk, knap en dapper was als Kriemhild schoon was en toen in Xanten, waar zijn vaders burcht 6tond, de roep van Kriemhilds jonk vrouwelijke charme was doorgedron gen, besloot hij naar Worms te trek ken om deze schoonheid voor zich te winnen. Hoog te paard gezeten en met een rijk gevolg om zich heen, zoals het een koningszoon betaamt, komt Sieg fried voor de burcht van Gunther aan en deze is zeer ingenomen met het bezoek. De eerste tijd krijgt hij Kriemhild niet te zien, maar het meisje ziet hem wel en raakt tot over haar oren verliefd. Typisch voor de gewoonten bij de volken in de lage landen langs de Rijn, wordt er in geen weken over het eigenlijke doel van de reis ge sproken, maar bij gelegenheid van een groot ridderspel wint Siegfried de prijs en deze prijs is de liefde van Kriemhild. Wie nu derikt, dat er spoedig daarop bruiloft gevierd zal worden, vergist zich. Zo gauw ging dat maar niet bij onze voorvaderen en zeker niet bij zulke hoge personages koningskinderen. Dat ging alles zeer bedachtzaam in z'n werk. KONING GUNTHER, die als oudste broer van Kriemhild, heel wat in de melk te brokken had, wilde n.l. ook gaan trouwen. Hij had zijn zinnen gezet op de schone Brunhild, koningin van IJsland, maar dat was geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Zij was nl. even sterk als zij schoon was en wanneer een ridder naar haar hand dong, ging zij eerst een partijtje athletiek met hem aan. Overwon hij dan zou zij zijn vrouw worden, maar bleek zij ster ker, dan ging de ongelukkige min naar er aan. Tot nu toe waren de verliefde ridders er nog allen aan gegaan. Uit dit gedeelte van 't Nibelungen lied blijkt duidelijk, dat de dichter zich hier gebaseerd heeft op de oude heidense sagen. Brunhild, die hier als koningin optreedt, was in de oude Noorse sagen een z.g. Wallküre en Wallküren waren dochters van Wo- dan (ook Odin genoemd) die tot taak hadden het lot der volken te bestemmen op de slagvelden. Het waren dus echte mannetjesputters, die over meer dan gewone mense lijke kracht beschikten. Die oude sa gen wisten echter ook te vertellen van een zekere Siegfried of Sigurd, die een soort zonnegod was en ster ker dan wie ook, omdat de zon im mers altijd overwint. Komt de zon niet telkenjare als overwinnaar uit de strijd met de winterstormen en de koude duisternis stralend te voor schijn? Zo kenden Siegfried en Brunhild elkaar al langer dan vandaag of gis teren en Gunther zei derhalve tot Siegfried: „Jij krijgt Kriemhild als je meegaat naar IJsland en mij helpt om Brunhild te overwinnen". „Afgesproken", zei Siegfried, want hy wist wel, hoe hij dat klaar zou spelen, en met een dure eed werd het verdrag bezworen. 7IJ GINGEN OP REIS naar het verre IJsland en kwamen bij het geweldige paleis, geheel van groen marmer opgetrokken en met niet min der dan zes en tachtig torens, die op rezen aan het strand van de zee. Siegfried en Brunhild begroeten elkaar als oude bekenden, wat voor iemand, die de oude sagen niet kent en alleen het Nibelungenlied leest, tamelijk vreemd is, want als dood gewone prins kan Siegfried de ko ningin van IJsland moeilijk gekend hebben. De dichter van het lied be kommert zich echter niet om deze inconsequentie en laat Siegfried zeg gen, dat hij zeer dankbaar is voor deze spontane en hartelijke begroe- X Eén van de mooiste helden- X dichten uit de vroeg-Middel- X eeuwse literatuur is het „Nibe- J lungenlied", dat omstreeks het 1 jaar 1200 moet zijn gemaakt. Het I is een groots epos, dat gedeelte- I lijk op historische gegevens be rust, gedeeltelijk gebaseerd is op verhalen van oud-heidense oor sprong. Rijnlandse, Noorse en Oost-Gothische sagen zijn erin verwerkt, maar het geheel is daarom geen onsamenhangende verzameling van fragmenten, maar omgeschapen tot één mach- 1 tige compositie. Eén van de hoofdpersonen is Siegfried, een fabelachtige held uit de Nederlanden en een figuur die zich in de loop der eeuwen van zonnegod tot menselijk we zen heeft geëvolueerd; in het lied treedt hij op als koningszoon maar met eigenschappen, welke nog duidelijk herinneren aan zijn vroegere gestalte. Andere figuren, vooral uit het tweede deel, zijn historische per- soonlijkhedenal veroorlooft de dichter zich wel eens enige dich terlijke vrijheid door personen bijeen te brengen, die elkaar in werkelijkheid nooit ontmoet hebben. Daar het „Nibelungenlied" bij de meesten niet bekend is, laten wij een korte samenvatting van de inhoud volgen. Hoe de Boergonden streden met de Hunnen. ting, maar dat hij niet de heer is maar de leenman van koning Gun ther en dat zij deze derhalve moet begroeten. Brunhild is kennelijk teleurge steld, dat het Siegfried niet is, die om haar hand komt, maar een zekere haar onbekende Gunther en zij laat er onheilspellend op volgen: „Als hij dan jouw heer is en jij zijn leen man, laat hij dan met mij vechten en als hij wint, word ik zijn vrouw; maar win ik, dan gaan jullie er alle maal aan." Dat foefje van die „leenman" was een list, welke zij onderweg verzon nen hadden; zij waren er erg mee in hun schik, maar zij dachten niet, dat dit trucje juist de oorzaak zou wor- j den van de catastrophe, welke de j voornaamste inhoud van het Nibe lungenlied is. Nu komt wederom een sprookje uit de oude sagen om de hoek kijken. Siegfried heeft als zonnegod in over oude tijden eens een geweldige goud schat ontrukt aan de macht van de „Nibelungen", de onderaardse „ne velingen", duistere krachten uit de onderwereld, de zonen van de nevel. De nevel maakt onzichtbaar en de zonen van de nevel beschikten over een kap, welke zij over het hoofd trokken eri welke hen onzichtbaar maakte. Die kap was nu in het be zit van Siegfried. Hij zette hem op en stelde zich, aldus onzichtbaar, in de plaats van de kampveehtende Gunther. Zo be zorgde hij hem de overwinning, waarna het hele gezelschap, nu ver meerderd met Brunhild en haar ge volg, naar Worms terugkeerde. LIET WERD EEN DUBBELE BRUÏ- **LOFT daar in Worms, een ge weldig feest. Alles zou misschien nog goed gegaan zijn, als Brunhild, die haar kersverse gemaal toch maar een miezerig mannetje vond tegen over de stralende Siegfried, niet zo nieuwsgierig was geweest. Zij wil de, nu zij voor het eerst samen wa ren, eens proberen of Gunther wel zo sterk was als hij zich had voorge daan. Zij pakte haar man in zijn nekvel, bond hem met haar gordel vast en hing hem daarmee op aan een haak van het vertrek. Gunther, nijdig en beschaamd, klaagde de volgende morgen zijn nood aan Siegfried en toen Brunhild die avond hetzelfde spelletje wilde spelen, was Siegfried met zijn on zichtbare kap op mede aanwezig en nu kon Gunther zijn vrouw de baas worden. Siegfried sloop stilletjes weg, maar nam een gouden ring en de gordel van Brunhild mee als sou venir. JARENLANG LEEFDEN Gunther en Brunhild in Worms en Sieg fried met Kriemhild in Xanten in pais en vree. Maar Brunhild kan Siegfried niet vergeten. Zij haalt haar heer en gemaal over om Sieg fried met zijn vrouw eens aan te manen om aan het hof te verschij nen. Siegfried is immers de leen man van haar echtgenoot; hij mag zich wel eens een keer laten zien en eens wat doen in dienst van zijn heer. Gunther voelt nattigheid, want Siegfried is zijn leenman niet; maar hij kan niet tegen zijn ijverzuchti ge vrouw op en stuurt er boden op uit, die Siegfried ten slotte vinden in het land der Nevelingen, in Noor wegen, dat hem ook toebehoort. Zij nodigen hem uit om deel te ne men aan het Zonnewendefeest, dat met grote pracht en praal in Worms 1 gevierd zal worden. Argeloos gaan Siegfried en Kriem hild naar het grote feest, maar daar begint het spektakel, als de jaloer se Brunhild Kriemhild voor de voe ten gooit, dat Siegfried maar een leenman is en 1 aar man koning. Kriemhild neemt dat niet en als het hele gezelschap, uitgedost in de beste gewaden, welke zij hfb'ben, om tegen elkaar op te bieden, naar de kerk gaat, wil Brunhild niet hebben, dat Kriemhild als gast het eerst de kerkdeur binnentreedt. De konin ginnen schelden elkaar uit en Kriem hild, ook niet voor de poes, flapt het er uit, dat het Siegfried was, die Brunhild in haar bruidsvertrek overwonnen heeft. En als bewijs laat zij Brunhilds gordel en ring zien. NOEMEN „de boot aan" bij Brun hild. Iedereen bezwoer natuurlijk heftig, dat dat niet waar was, zo verstandig waren Siegfried en Gun ther intussen wel geworden. Het in cident werd gesust, doch er waren er twee in Worms, die zich er niet bij neerlegden. Dat was op de eerste plaats Brunhild, die als een echte vrouw zoiets nooit zou vergeten, en een zekere Hagen van Tronje, een leenman van koning Gunther, die een machtig man was aan het hof, maar een buitengewoon wraakzuohtig ka rakter had. Hij kon de smaad, zijn koningin aangedaan, niet verkrop pen en verzon een list. Een stel obscu re lieden werd opgeschommeld en dezen liet hij als boodschappers op treden voor koning Gunther. Zij brachten zogenaamd een oorlogsver klaring mee van een paar oproerige leenmannen en koning Gunther zat er danig mee in. Maar de edelmoe dige Siegfried bood zich direct aan om hem te hulp te komen en er op uit te trekken tegen de oproerige edellieden. Dat had Hagen ook ver wacht en hij ging naar Kriemhild om haar aan te zeggen, dat zij beter naar huis kon gaan, want je kon nooit weten wat er gebeuren zou. Siegfried kon wel eens verslagen worden of gedood. „Neen\ antwoord de Kriemhild, dat gebeurt zo gauw niet, want Siegfried is onkwestbaar". En toen vertelde zij aan Ha?en, dat Siegfried zich gebaad had in het Kriemhild laat haar man met angstige voorgevoelens vertrekken. ZO STIERF SIEGFRIED DOOR Hagens hand en al degenen, die getuigen van de sluipmoord waren geweest, spraken uit angst voor de bloedwraak af, dat zij thuis vertellen zouden, dat Siegfried overvallen was door een bende, toen hij alleen in het bos dwaalde. Zij legden het dode lichaam op zijn gouden schild en droegen hem 's nachts naar de stad Worms, waar Hagen het lijk voor Kriemhilds deur liet neerleggen. Daar vond een kamerdienaar in de vroege morgen het lijk en hij boodschapte aan Kriemhild: „Er ligt een dode ridder voor de deur" Kriemhild zag onmiddellijk, dat het Siegfried was en riep uit: „Het is Hagen, die dat gedaan heeft". De begrafenis wordt geheel in Christelijke stijl uitgevoerd. Ver dwenen is al hetgeen herinnert aan de oude heidense sagen; er worden Kriemhilds wraak op Siegfrieds moordenaars. bloed van een door hem verslagen H. Missen gelezen en gezongen in de Munsterkerk; alle priesters en mon niken komen er aan te pas en Sieg frieds lijk wordt begraven op het kerkhof met alle ceremoniën van het Christendom. draak en daarom onkwetsbaar was geworden. Slechts op één plekje was een blad gevallen en daar had het drakenbloed hem niet bereikt. Op dat plekje was hij dus wel kwets baar, maar dat plekje wist niemand. „Ach", zei de huichelachtige Ha gen, „wijs mij dat plekje, dan kan ik er voor waken, dat hem niets over komt". Kriemhild geloofde dat en merkte Siegfrieds hemd met een kruisje op de zwakke plek. De rest laat zich raden. Tijdens een jachtpartij, welke tot afscheid ge organiseerd werd, waren Siegfried en zijn gezellen dorstig geworden; Ha gen wist een bron en hij stelde voor, dat koning Gunther, Siegfried en hij .zelf een wedstrijd zouden aangaan, wie er het eerste was. Zij trokken hun pantserkleding uit en liepen in hun hemd om het hardst het bos in. Zó zeker was Siegfried van zijn over winning, dat hij als handicap zijn volledige wapenrusting mee sjouwde. Natuurlijk was Siegfried ondanks die ballast toch de eerste; hij smeet zijn wajiens op de grond, boog zich over de bron en leste zijn dorst-met volle teugen.' De snode Hagen raapte snel Siegfrieds speer op en stootte hem •verraderlijk in het lichaam van de held, juist op de plek, waar een liefdevolle, hand een rood kruisje had aangebracht. DEEL van het Nibelungenlied. Siegfried is dood, maar het leed boort diep in Kriemhilds ziel om al lengs plaats te maken voor een felle wraakzucht. Kriemhild blijft in Worms bij haar broeders en bij het graf van haar man. Zij laat zelfs de Nibelun- genschat naar Worms komen om deze in milddadigheid uit te delen, maar daarmee haalt zij tevens de vloek van het goud over de stad en zichzelf Wie de Nibelungenschat be zit wordt daarmee eveneens een „Nibelung", een zoon van de nevel, een vervloekte duisterling. Het is wederom Hagen, die het gevaar ziet, hij ontsteelt aan Kriem hild de goudschat en laat het goud in de Rijn verzinken. Inmiddels is uit het Oosten een andere figuur opgedoken, die als een „gesel Gods" over Europa zou trekken, n.l. Attila, de Hunnenko ning, hier in het lied Etzel geheten. •Hij heeft zijn heerschappij in Hon garije gevestigd en als hij van Kriemhild gehoord heeft, laat hij haar vragen of zij zijn vrouw wil worden Niemand had dat verwacht, maar Kriemhild stemt zo waarlijk toe; zij ziet in dit huwelijk n.l. een mo gelijkheid om haar wraak ten uit voer te brengen. Zij trekt naar het verre Hunnenland en trouwt daar met koning Etzel. Nu is de tijd rijp voor haar wraak. QP EEN GOEDE DAG VRAAGT zij haar koninklijke gemaal om haar oude vrienden en bloedverwan ten uit het thans zo verre Boergon- denland uit te nodigen en de koning doet dat. Koning Gunther met zijn broers Gernot en Giselher, Hagen en al de andere edellieden, machtige leenmannen aan het hof van Worms, zij allen trekken naar het land van de Hunnen, hoewel zij innerlijk het zaakje niet vertrouwen. Zij nemen een geweldig gevolg mee van dui zend en zestig ridders en meer dan •negen duizend knechten. Opwaarts ging het langs de Main en langs de brede Donau, waar allerlei avontu ren beleefd werden bij het over trekken der gezwollen rivieren en bij •het doortrekken van vijandige land streken; maar eindelijk kwamen zij foöh aan het hof van de Hunnenko ning, die hen vriendelijk ontvangt. Kriemhild echter, die haar wraak nu in vervulling ziet gaan, is min der vriendelijk. Zij verzoekt de hel den zuurzoet om hun wapenrusting af te leggen, maar Hagen, die de reis met de grootste achterdocht heeft ondernomen, weigert openlijk; hij trekt zijn helmriem vaster aan en legt het ontblote zwaard op z(jn knieën. De strijd op leven en dood ös aangekondigd. Het lied, dat tot nu toe de lotgevallen der helden met epische breedheid heeft bezongen, stort zich nu als een wervelwind met dramatische kracht op de cata strophe. J_J AGENS ACHTERDOCHT BLIJKT •**NIET ongegrond, want 's nachts sluipen donkere gestalten naar de plaats, waar de edele gasten gehuis vest zijn. De waakzaamheid van Ha gen verijdelt de aanslag, maar het kwaad is nu eenmaal op pad en niets kan het meer tegenhouden, 's Ande rendaags biedt Etzels stad het to neel van nauwelijks verholen vijan digheid tussen de partijen. Men daagt elkaar wederzijds uit, er vallen klappen en slechts de tussenkomst van de koning zelf verhindert nog een algemeen treffen. In de namiddag is er een groots feestmaal in de enorme zaal van het koninklijk paleis. De gas ten verschijnen in volle wapen rusting en niet ten onrechte, want weldra treedt een ridder van Kriem hild de zaal binnen en eist de hoof den van koning Gunther en Hagen. •De helden uit het Noordwesten had den daar geen moeite mee en hakten de vermetele in stukken. Maar het sein van een algemene kloppartij was daarmee gegeven. De gasten verschansen zich in de zaal, maar •Kriemhild laat de zaal in brand ste ken. Alleen de voornaamste helden weten te ontsnappen, doch hun strijd is ten slotte hopeloos. Als Dietrich van Bern (alias de Oostgothenko- ning Theoderik) met zijn manhen komt, neemt hij Gunther en Hagen gevangen en brengt ze voor koningin Kriemhild. „Geef terug ,wat je mij ontnomen hebt", roept zij Hagen toe, •maar deze weigert haar de plaats te •noemen, waar de Nibelungenschat in de Rijn ligt. Kriemhild laat daarop haar broeder Gunther het hoofd af slaan en de bloedende kop bij de •haren vasthoudend, toont zij deze aan Hagen. „Nu weet niemand meer waar de schat ligt, behalve God en ik, zegt Hagen, en ik zeg het nooit". Woedend grijpt Kriemhild het zwaard van Hagen en slaat hem met één slag het hoofd af. Deze afschuwelijke daad was zelfs de oude Hildebrand, de edele opvoë- der en wapenmeester van koning Dietrich, teveel. Hij trekt zijn zwaard en doorsteekt de wraakzuch tige koningin. Daarmee eindigt het lied. De historie verhaalt ons, dat het rijk der Boergonden in het jaar 437 ten onder is gegaan door een inval •van de Hunnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 10