met mei
k meer mc
Krachtig pleidooi van min.
Cals voor ontwcrp-wct T.V.
I KX.M,
De r
20.000 kijkers
in Nederland
Bonafide magnetiseur, in bezit
van een diploma, veroordeeld
Opgang naar t Paasfeest
ZATERDAG 12 MAART 1950.
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD - PAGINA 2
\Jfy
Ut
NEEM PER MAN
J fIS DRIEKWART KAN
(Advertentie).
TWEEDE KAMER
Minister Cals heeft zich gister
middag heftig gekeerd tegen een
motie, die eventueel naar aanleiding
van de beraadslaging over de tele
visie door zijn katholieke partijge
noot Peters gesteund door de C.H.
en A.R. zal worden ingediend.
Er is kans, dat deze motie zich zal
uitspreken tegen grote invloed van
de overheid op de televisie.
In zijn antwoord stelde de minis
ter vast, dat de Kamerleden ten aan
zien van het televisiebeleid „een
heid in verscheidenheid" hebben ge
toond: eenheid in het afwijzen van
de regeringsvoorstellen en verschei
denheid in de aangegeven oplossing.
Géén eenheid.
Géén van de uitgebrachte voor
stellen aldus de minister zal op een
uitgesproken meerderheid van de
Kamer kunnen rekenen. De uitspra
ken, volgende week Dinsdag, wan
neer de debatten worden voortgezet,
zullen echter beslissend zijn voor de
ontwikkeling van het televisie-be
stel.
Wanneer een bepaalde motie door
de meerderheid van de Kam ar zal
worden aanvaard, zal de mhrster
zijn ontwerp televisiebesluit in de
ze geest wijzigen en daarna oliicicel
afkondigen als de grondslag voor de
overgangsperiode, die tot definitieve
vaststelling van het televise-bestel
in Nederland moet leiden.
Mochtde Kamer niet tot een uit
spraak komen hetgeen zeer wel
mogelijk is dan zal de Minister
waarschijnlijk het door hem ontwor
pen televisiebesluit afkondigen.
In zijn betoog keerde de Minister
zich onder meer tegen de geaac.ue
van de heer Bruins Slot (A.R.) om I
het tijdelijk televisiebestel te laten
voortbestaan. Het gevolg hiervan I
zou zijn, aldus de minister, dat het'
meer dan 10 jaar kan duren voor
dat er een telesiewet tot stand komt.
20.000 Televisietoestellen.
De minister vertelde vervolgens
iets over de stijging van het aantal
televisie-kijkers. Vooral de laatste
weken is het getal bezitters van te
levisie-toestellen sterk gestegen.
De oorzaak moet men zoeken in
de spectaculaire gebeurtenis, die op
komst was.
Kennelijk doelde spreker hier op
de uitzending van het televisie-de
bat. „Het Nederlandse volk wil zijn
favorieten in de arena zien vechten",
sprak hij.
Onder gelach van de Kamerleden
vervolgde hij echter: „Ik bedoel de
komende interland-wedstrijd".
Volgens de laatste opgave zijn er
thans 20.000 toestellen in Nederland.
Ruime opzet.
De minister wees er op, dat hij ge
streefd heeft naar een zo ruim mo
gelijke steun en instemming met de
opzet van het televisiebestel. Er is
sprake van een aanvaardbaar verge
lijk. aldus de minister, van een min
nelijke schikking.
„Ik retireer evenmin", zo sprak hij
..voor de forse wenkbrauwen van
de voorzitter der televisieraad (Prof.
Kors) als voor de verontwaardiging
van de gevierde televisiespreekster
Mevr. Fortanier-De Wit".
Ook een plaats voor V.V.D.
De regering is niet gecapituleerd
voor de omroeporganisaties en de te
levisieraad.
In antwoord op de bedenkingen,
die de V.V.D. heeft gemaakt, zei de
minister, dat de liberale stroming
ook een plaats zou kunnen krijgen
wanneer zij een eigen omroepcen-
trale zou vormen. Ook in de tele
visie.
De minister- ontkende nogmaals,
dat de overheid te veel invloed had.
LOGIES-INFORMATIE-DIENST
VOOR VREEMDELINGEN
De te verwachten drukte in het
toeristenverkeer naar ons land heeft
de Algemeen Nederlandse Vereniging
voor Vreemdelingenverkeer er toe
doen besluiten de vorig jaar in het
leven geroepen „logies informatie
dienst voor vreemdelingen" ook in
het komende seizoen, en wel van 1
April tot 15 September, te laten
functioneren. De L.I.D. beoogt het
verschaffen van onderdak voor ten
hoogste één nacht aan vreemdelingen,
die min of meer „gestrand" zijn door
dat zij niet van te voren logies heb
ben besproken, zelf geen onderdak
kunnen vinden en daardoor de kans
loper» in handen te vallen van de be
ruchte „runners".
Aan de gren-en van ons land zul
len de vreemdelingen reeds worden
„opgevangen" en worden geadvi
seerd naar welke streek zij het beste
kunnen gaan en in welke plaats zij
kunnen overnachten. Men heeft een
verbindingssysteem ontworpen.
Als de toerist van de L.I.D. heeft
verzocht voor hem een hotel of een
pension te bespreken gaat de L.I.D.
na waar onderdak gevonden kan wor
den. Gaat de toerist met plaats en
prijs accoord, dan betaalt hij aan
de L.I.D. zijn verblijfkosten. Met de
kwitantie kan hij in het betrokken
hotel betalen.
Deskundigen tegengesteld
in verklaringen
Voor de Rotterdamse kantonrech
ter is gistermiddag de behandeling
van de zaak tegen een 52-jarige mag
netiseur uit Berken wout7e voortge
zet. Reeds verscheidene malen heeft
deze terecht gestaan wegens het on
bevoegd uitoefenen der geneeskunst
cn de laatste maal, vorig jaar, werd
zijn zaak aangehouden voor nader
onderzoek in het geval van een drie
jarig kind uit Waddinxveen.
Dit kind zou, volgens de moeder,
een eczeem gehad hebben, waar dok
ters niets meer aan konden doen.
Dank zij de magnetiseur zou gene
zing tot stand zijn gekomen.
De ambtenaar O.M. vond dit het
enige interessante geval uit de reeks
getuigenverklaringen, omdat het
kind nog niet psychisch beïnvloed
baar zou zijn. Hij vroeg aanhouding
van de zaak om getuigen-deskundi-
g*en te horen.
Een van hen, de hüidarts E. H.
Hermans uit Rotterdam, zei dat het
eczeem van het kind niets bijzonders
was geweest. Het was een soort al
lergische ziekte, die vaak vanzelf
verdwijnt.
De zenuwarts L. N. J. Kmap uit
Utrecht besprak de vraag of het kind
al dan niet via de moeder psychisch
beïnvloedbaar is. Hij meende, dat
óók bij een kind psychische spannin
gen gemakkelijk een huidafwijking
tot gevolg hebben, en zijns inziens
hangt dit vooral af van de geestelijke
toestand van de moeder, de centrale
persoon waar het kind nog helemaal
op georiënteerd is.
De arts E. C. C. van Lennep ver
telde als getuige a décharge de kan-
tonrechter, over twee gevallen van
kanker, waarin door een magneti
seur tijdelijk verbetering was ge
bracht. Ook kende hij voorbeelden
van debiele kinderen, die normaal
geworden zouden zijn.
„Verhaaltjes, die wetenschappelijk
nergens op lijken", noemde dokter
Hermans echter deze verklaringen.
„Dit heeft niets met para-normaal
begaafd te maken. En het is oela-
chelijk te horen, dat mongooltjes ge
nezen zijn".
De kantonrechter veroordeelde de
magnetiseur tot 5,— boete of twee
dagen voor alle acht geconstateerde
overtredingen. In zijn overweging
zei hij beklaagde tot de bonafide
magnetiseurs te rekenen.
De beklaagde was in het bezit van
het diploma van de commissie van
onderzoek naar paranormale be
gaafdheid.
CCCOXOCO(X)OOOCOOOCCCOOM<X)COCCOC<XOOCCCOCC03CCOO
is geen K.L.M
„Ik ben 1.95 nieter Tang en
mijn schouders hebben een
^reedte van 1.30 meter", las de
vertegenwoordiger van de K.L.M.
te München in een aan zijn kan
toor gestuurde brief en alhoewel
de vertegenwoordiger onder de
indruk geraakte van deze afme
tingen, begreep hij niet erg goed,
wat hij daarmee te maken had.
„Mijn lengte is 1.97 J4 meter
en als ik diep ademhaal krijgt
mijn borst een omvang van 1.33
meter", vertelde de volgende
brief en de vertegenwoordiger
begon het bepaald onplezierig te
vinden.
Toen de dagen, die op deze
merkwaardige ochtend volgden,
steeds maar weer brieven brach
ten, waarin over indrukwekken
de lichaamsafmetingen werd ge
waagd, stapte de vertegenwoor
diger naar de post om te pogen
het probleem opgelost te krijgen.
Daar bleek dit niet zo heel erg
moeilijk, want men ontdekte, dat
de „Klub Langer Menschen" met
dezelfde voorletters begint, als
de Koninklijke Luchtvaart Maat
schappij en dat zodoende de voor
deze club zo belangrijke gege
vens bij de K.L.M. terecht wa
ren gekomen.
Prof. Smeets in S.E.R»
Opvolger wijlen prof. Veraart
Tot lid van het dagelijks bestuur
van de Sociaal-Economische Raad is
in de vacature-prof. Veraart be
noemd prof. dr. M. H. H. Smeets,
hoogleraar aan de Katholieke Eco
nomische Hogeschool te Tilburg.
H. WIJDINGEN MONTFORTANEN
Op Zondag 20 Maart a.s. zal Z. H.
Exc. Mgr. Mutsaerts in de kapel van
het klooster Nazareth te Oirschot de
H. Priesterwijding toedienen aan de
fraters Amtonius Gorissen, Johannes
Bechttold, Joseph van den Asdonk,
Rainerius Schrooten, Arnoldus
Schreurs, Franciscus Heckman, Re-
natus Michiels, Ludovicus Moors, Wil
helmus Bisscheroux, Jacobus Dassen,
Mathias Schoffeleers, Hubertus
Swerts, Joannes van Haaien, Gerar-
dus Cuppen, Josephus Monseux, al
len van de Sociëteit der Paters Mont-
fortanen.
DE MELKSANERING TE GOUDA
De meeste melkslijters in Gouda
zijn aangesloten bij de geen rechts
persoonlijkheid bezittende Vereniging
van Gezamenlijke Goudse Melkhan
delaren. Deze handelaren hebben
voor 6 Juni van het vorige jaar een
bedrijfsregeling getroffen in de zin
van het kartelbesluit. Men had deze
regeling getroffen op basis van een
veronderstelde basisomzet van melk
en karnemelk van iedere slijter en
men moest hiervan procent af
staan aan een gemeenschappelijk
fonds, dat gebruikt wordt in het be
lang van de melksanering te Gouda.
Slijters, die meer omgezet hebben
dan hun basis-omzet, moesten ook de
winst over de grotere omzet af
staan ten behoeve van slijters, die een
lagere omzet hebben gehaald dan de
basis-omzet. Zo is er voor elke slij
ter een aandeel vastgesteld in de
handel in genoemd^ producten in
dier voege, dat hij bij een grotere om-
zet gelden derft en bij een kelinere
gelden ontvangt.
Dit stond te lezen in de dagvaar
ding, die was uitgebracht tegen de
voorzitter, secretaris en penning
meester van bovengenoemde vereni
ging, die zich gistermiddag hadden
te verantwoorden voor de Economi
sche Strafkamer te Rotterdam. Zij
zouden in het tijdvak van 6 Juni tot
25 September j.l. hebben gehandeld
in strijd met de wet schorsing be
drijfsregeling, die door de minister
van Economische Zaken was bedoeld
om getroffen regelingen te schorsen
en die op eerstgenoemde datum in
ging. De bestuursleden gingen vol
gens de dagvaarding door met de door
de slijters getroffen regeling te doen
uitvoeren en door hun schuld werden
de andere slijters economisch in hun
vrijheid beperkt.
Verdachten verklaarden na ingang
van genoemde wet de slijters verzocht
te hebben op vrijwillige basis met de
regeling door te gaan en de voorzit
ter meende, dat de consumenten geen
nadeel van de regeling waaraan op
het ogenblik nog steeds de hand
wordt gehouden ondervinden.
De officier van justitie, mr. A.
Klein, meende, dat het tenlastege-
legde bewezen was. Hij meende, dat
er wel sprake was van een economi
sche beperking, waartegen de minis
ter maatregelen heeft genomen. Theo
retisch bestaat de mogelijkheid, dat
het publiek van een dergelijke rege
ling de dupe wordt. Hij eiste tegen
ieder een geldboete van ÏOO.— of
twintig dagen hechtenis en een voor
waardelijke gevangenisstraf van een
week met twee jaar proeftijd.
Mr. W. P. Bijleveld uit Dordrecht,
de verdediger, concludeerde, dat ver
dachten moesten worden vrijgespro
ken. Er is geen sprake van enige be
perking, betoogde hij, omdat iedere
slijter, met het al dan niet vrijwillig
blijven meedoen, de beperking in
eigen hand heeft. Hij kan er iedere
dag mee ophouden, aldus mr. Bijle
veld, die mocht de rechtbank tot
eert veroordeling komen een zo
danige straf vroeg, dat hoger beroep
mogelijk zou zijn.
Uitspraak op 24 Maart a.s.
LUISTEREND NEDERLAND.
Het aantadl aangegeven radio-ont
vangtoestellen in Nederland bedroeg
per 1 Maart 1955 1.988.583 tegen
1.976.139 op 1 Febr. 1955.
Op 1 Febr. 1955 waren er 509.821
aangeslotenen op het draadomroep-
net tegen 508.381 op 1 Jan. 1955.
in de Vasten
VAN DE VIERDE TOT DE ACHTSTE EEUW was het bij uitstek de
Paasnacht, waarin het heilig Doopsel ,het heilig Vormsel en de
heilige Eucharistie op plechtige wijze aan de doopleerlingen werden
toegediend. De vasten was dus de aangewezen tijd om de doopleer
lingen nader in de christelijke leer te onderwijzen, alsmede om hen
op een waardige ontvangst van de drie sacramenten voor te bereiden.
Evenals ook thans op bepaalde tijden examens in allerlei vakken en
wetenschappen worden afgenomen, zo lag het voor de hand, dat men
vroeger een onderzoek naar de kennis op godsdienstig gebied bij de
doopleerlingen instelde. Men sprak dan van een scrutinium; dat be
tekent: een onderzoek.
Met zekerheid kunnen wij zeggen dat er tot
ZnnHan aan de van Paus Gregorius de Grote (590
604) drie scrutinia bestonden. Deze werden op
de derde, vierde en vijfde Zondag in de Vasten
gehouden. Na deze paus is de discipline in de
loop van de zevende eeuw veranderd en ver
hoogde men het aantal scrutinia tot zeVen. Bovendien plaatste men
de misformulieren van de drie Zondagen, waarop in de eerste eeuwen
de examina plaats hadden, hetzij geheel hetzij ten dele naar een der
dagen in de betrokken week. Voor de Zondagen stelde men toen
nieuwe misformulieren samen, welke wij nu nog bidden. Sinsdien
(dus vanaf het jaar 600) werd er op de derde Zondag in de Vasten
een lijst opgemaakt van hen, die in de Paasnacht gedoopt zouden
worden en tevens werden de dagen bekend gemaakt, waarop de gods
dienstkennis zou worden beproefd.
Het is dus begrijpelijk dat vanaf de derde Zondag in de Vasten de
toespelingen op het heilig Doopsel vaker in de misformulieren voor
komen. Zo staan de missen van de komende Vrijdag, Woensdag
en Vrijdag zeer sterk in het teken van de doopleerlingen.
Bovendien dienen we te letten op een merkwaardige vooruitgang
in de Vastenliturgie. Was onze houding tot nu toe slechts verdedigend
tegen de aanvallen van de duivel en de wereld; vanaf de derde Zon
dag zullen wij er goed aan doen om zelf tot de aanval tegen de
slechte begeerlijkheden over te gaan. Immers Christus zelf geeft ons
daartoe het voorbeeld wanneer wij in het Evangelie het verhaal van
de duiveluitdrijving horen voorlezen. Op de eerste Zondag in de Vas
ten verjoeg Christus de duivel; Zijn houding was dus zuiver verde
digend. Nu gaat Hij echter tot de aanval over. Mogelijk kunnen wij
daaruit de les trekken om te strijden tegen onze slechte of minder
goede begeerten.
Uit dit alles moge blijken dat deze Zondag vanaf de allereerste
christentijden een mijlpaal was in de lange serie vastendagen. Toen
werden n.l. de doopleerlingen voor het eerst toegelaten tot een ker
kelijk onderzoek dat tevens gepaard ging met enige reinigingen en
exorcismen. Niet alleen de teksten van het hoogheilige Offer maar
ook die van het heilig officie (het brevier) zinspelen duidelijk op
deze plechtige toenadering. Zo is er meermalen sprake van het nieuwe
licht dat door het aanstaande Doopsel in de harten en zielen van de
catechumenen zal schitteren. Ook de statiekerk van de beroemde
aartsdiaken van Rome uit het midden der derde eeuw, Sint Lauren-
tius, staat in nauw verband met deze gedachte! De jeugdige Lauren-
tius was vooral in de dagen van zijn gevangenschap vervuld van het
eeuwige licht en wel zó, dat hij tegen zijn rechters uitjubelde: „Mijn
nacht kent geen duisternis meer!" Met dit voor ogen begrijpen wij
ook de zinspelingen uit het epistel als wij aan het einde lezen: „Want
eertijds waart gij duisternis, maar nu zijt gij licht in de Heer; wandelt
als kinderen van het licht, want de vrucht van het licht bestaat in
al wat goed, rechtvaardig en waar is".
Ook de introitus is duidelijk de smeekbede van de heiden die zich
afwendt van zijn afgoden om op te zien naar de Allerhoogste. Wij
zingen immers: „Mijn ogen zien voortdurend op naar de Heer, want
Hij zal mijn voeten uit de strik bevrijden; zie op mij neer en ontferm
U over mij, want ik ben alleen en arm". Even zinrijk en ontroerend
zijn vervolgens de tractus en het Evangelie, dat een zinspeling bevat
op het eerste exorcisme, de duiveluitdrijving, en gevolgd wordt door
een juist gekozen offertorium-tekst. En voor ons die reeds lang ge
doopt zijn, behoudt dit alles zijn volle waarde. Iedere vastentijd moet
voor ons een terugwijken van de duivel betekenen. Hoewel de licha
melijke verstervingen belangrijk zijn en soms wellicht noodzakelijk,
dient men het geheim van een heilzame vastentijd te zoeken in het
inwendige. Door een zuivere intentie en een intens meeleven met de
Romeinse Moederkerk zal de vastentijd ons meer dan welke andere
periode van het kerkelijk jaar heiligen. Laten wij dus op de derde
Zondag aan God vragen om meer innerlijk licht en om uitbreiding
van het Godsrijk, niet alleen over de aarde, maar vooral in de harten
en zielen van de mensen.
^JA DE DERDE* ZONDAG IN DE VASTEN worden de toespelingen
op het aanstaande Doopsel der catechumenen steeds duidelijker.
De plechtige statiemis wordt gevierd in de kerk van de heilige Mar
cus. Onder de regering van de eerste christenkeizer, Constantijn ge
heten, bouwde een zekere paus Marcus hij stond slechts acht
maanden aan het hoofd van de Kerk dit bedehuis, dat hij toewijdde
aan de apostel en evangelist Marcus, die eerst Sint Paulus volgde en
later de metgezel werd van Petrus. Marcus
heeft zijn Evangelie voor de Romeinen geschre
ven. Zijn cultus is echter met een grotere luister
omgeven in de beroemde San Marco in het
aloude Venetië. Marcus hoort eigenlijk thuis in
Egypte want hij is de stichter van het beroemde
patriarchaat van Alexandrië. Hij is ook de vader van de christenen
in het Noorden van Afrika, waar wij de luisterrijke namen ontmoeten
van Clemens en Origines, van een Athanasius en een Cyrillus. Ook
leefden er maagden zoals een Catharina. Het bolwerk van zijn onver
moeibare arbeid heeft in latere tijden echter veel geleden tengevolge
van de oosterse ketterijen, alsook van de Griekse scheurmakers en
werd tenslotte geheel verwoest door de slopende macht van de
Mohammedanen.
In het christelijk Alexandrië was de catechetenschool van Marcus
het meest beroemd. Het lag dus voor de hand dat men te Rome in
de aan hem toegewijde kerk bijeenkwam, daar Sint Marcus eens een
uitstekende leermeester voor de catechumenen is geweest. Bovendien
zijn daar de kostbare relieken van de Perzische bloedgetuigen Abdon
en Sennen bewaard gebleven. In het epistel lezen we daarom over
een zekere Naaman, een Syriër die gereinigd werd, terwijl het Evan
gelie hiermee verband houdt. In de persoon van Naaman denken we
dus Maandag aan de bekering van de oosterse volken, alsook aan de
catechumenen, die in de paasnacht de doop zullen ontvangen, en aan
alle christenen die in het holst van de nacht de beloften zullen ver
nieuwen.
Drs. KOEN PIKET.
Maandag na
de 3e Zondag
Het IJsselmeer trekt zich
voorlopig althans nog weinig aan
van het zonnetje, dat overdag lof
waardige pogingen in het werk stelt
om de koude te verdrijven en zonder
ijsbreker kan nog geen schip de Ne
derlandse „binnenzee" oversteken.
Madame Fath, de echtgenote van de
overleden Franse modekoning, zal op
2 en 3 April met 10 bekende manne
quins in het Amstel-hotel te Amster
dam een show houden, waarvan de
opbrengst bestemd is voor het Ko
ningin Wilhelminafonds.
1
Chartres, 17 Januari
We zijn gisteravond om acht uur
vertrokken. Het was afschuwelijk
weer. Het onweerde zo hevig, cat ik
de hele nacht geen oog dicht heb
kunnen doen. Bréhat-Kerguen heeft
een diligence afgehuurd en ik moest
naast hem komen zitten. Hij verliest
mij geen ogenblik uit het oog. Ik heb
een list moeten gebruiken om dit
briefje te posten. Deze morgen was
mijn meester zeer vermoeid; hij ging
te bed in een zeer armoedig loge
ment en ik schrijf je in allerijl, want
hij kan ieder ogenblik wakker wor
den. Antwoord mij niet vóór de 25ste
dezer maand. Adresseer je brieven
aan de postdirecteur te Loc-ahr (bij
Locneviden). Ik zal wel een middel
vinden om hem te verwittigen en de
brieven in handen te krijgen. Ik zou
op de eerste plaats willen weten, of
dr. Wickson nog te Parijs is en of er
wordt gesproken over nieuwe dief
stallen, zo brutaal als die, welke bij
madame de Bréant zijn gepleegd.
Ziet u die dame, zeg haar dan, dat zij
gerust kan zijn: de gestolen couverts,
de ringen, armbanden, horloge enz.
van haar gasten, zullen aan de wet
tige eigenaars terug worden gegeven,
voordat
Hier eindigde de brief plotseling.
Bréhat-Kerguen moest op dat ogen
blik wakker zijn gewordenIk
verzamelde de inlichtingen, die de
filosoof mij vroeg. Dr. Wickson be
vond zich niet meer te Parijs en men
hoorde niet meer van diefstallen of
van nachtelijke aanrandingen.
Kerguen, 22 Februari
Het kasteel van Kerguen ligt op de
zoom van een groot mastbos, op twee
kilometer afstand van het dorp Loc-
ahr. Het is een oud, vervallen ge
bouw, met hoge muren, in de loop
der eeuwen asgrauw en zelfs zwart
geworden. Het blauwachtig glas van
de kleine venstertjes is in lood gevat.
Die eeuwenoude burcht heeft iets
eigenaardigs, dat u 'n huivering door
de leden jaagt. Men zou zeggen: een
graftomde temidden van somber
sparregroen. Er heerst hier doodse
stilte. Wij zijn hier 's nachts aange
komen; de wegen waren doorweekt
van water en sneeuw. Mijn meester
stapte het eerst uit en rammelde
enige malen met het .hek; daar men
niet gauw genoeg kwam, begon hij
afschuwelijk te vloeken. Trouwens
ik heb op de gehele reis niets an
ders uit zijn mond gehoord
Eindelijk kwam er een slaperige
boer het hek opendoen. Het was de
tuinman, een soort van idioot, die
geen drie woorden Frans verstaat en
instinctmatig als een redeloos dier
schijnt te gehoorzamen. Wij liepen
de tuin door, die heel groot is, en
kwamen aan een kleine, slecht ge
plaveide binnenplaats, op de achter
grond waarvan het sombere gebouw
zich verhief.
Mijn meester had zich plotseling
omgekeerd.
„Wel, wel, Jacquot", zei hij met
een ruwe lach, „ben je wakker ge
worden jongen? Heel goed, je kent je
lui en ontvang ze behoorlijk. Alles
in orde, oude kameraad?"
Zo sprekende ging hij naar de hoek,
waaruit een gebrom als dat van een
wild dier kwam. In het halfduister
ondersch°idde ik de zware tralies
van een ijzeren hek, waarmee dat
gedeelte van de binnenplaats was af
sloten; achtei dat hek bewoog zich
een logge bruine massa. Ik hoorde
een ijzeren deur knarsend open en
weer dicht gaan, kwam enige stap
pen vooruit en zag, dat mijn meester
de kooi was binnengetreden: hij
drukte een reusachtige beer in zijn
armen. Het dier gaf door zacht ge
knor zijn blijdschap te kennen. Die
„roerende" scène duurde ongeveer 'n
minuut.
„Hm!" zei Bréhat- Kerguen, toen
hij zijn ruige vriend verlaten had,
„Jacquot is een goeie jongen als men
hem kent..., maar zou een ander
dan zijn meester hem bezoeken
hij kwam er niet levend af!".
Die waarschuwing was blijkbaar
voor mij bestemd. Maar die bedrei
ging joeg mij geen vrees aan, want
ik had niet de minste lust om Jacquot
te gaan opzoeken.
Bréhat-Kerguen beklom het bordes
en zond de tuinman weg, die een hut
je bij het tuinhek bewoonde.
Hij stak de zware sleutel in het
slot. Het knarste even en sloeg toen
met harde slag weer dicht.
Mijn meester haalde zijn tondeldoosje
te voorschijn, sloeg vuur en stak een
lantaarn aan, welke hij van een spij
ker in de muur had genomen.
Wij 'bevonden ons in 'n lange gang,
aan het eind waarvan ik een trap be-1
merkte.
„Kom mee", zei Bréhat-Kerguen
op een ruwe toon. Wij klommen naai
de tweede verdieping. Het kwam mij
voor, dat de appartementen van dat
oude kasteel zonderling verdeeld wa
ren. Aan beide kanten van het trap
portaal komt een nauwe gang uit en
in die gangen ziet men links en rechts
op geregelde afstand van elkaar, de
deuren der kamers. Men zou zeggen:
een oud klooster, met donkere gan
gen en vele cellen.
„Hier is je kamer", zei hij terwijl
hij de deur van een vochtige slecht
gemeubileerde kamer opende.
„Ginds, in de hoek zul je hout vin
den". Hij liet het licht van zijn lan
taarn op mijn gelaat vallen en zijn
grijze oogjes bekeken' mij soherp.
„Je bent in mijn dienst", zei hij
langzaam en met veel nadruk, „je
moet ieder ogenblik van de dag en
van de nacht gereed staan om mij te
gehoorzamenTrouwens, je werk
zal niet vermoeiend zijnMaar ik
verbied je streng, de voet buiten de
tuin te zetten. Deze is, zoals je hebt
gezien, met een muur afgesloten. Ik
ken mij zelf op je persoon onbeperkte
rechten toe; overtreed je mijn verbod,
dan zal ik je eigenhandig kastijden.
Maar als je gehoorzaam bent en mij
redenen tot tevredenheid geeft, zal
ik je een beloning geven die je van
niemand anders ter wereld zou kun
nen verwachten".
Terwijl hij de laatste woorden
sprak, werd zijn vlijmende blik nog
scherper.Hij keerde mij plotseling
de rug toe en verdween.
II.
Behalve de tuinder, van wie ik je
gesproken heb (de man moet kinds
zijn) heeft Bréhat-Kerguen nog een
oude vrouw in dienst, die geen woord
Frans verstaat. Mijn meester eet ver
schrikkelijk veel en drinkt nog meer.
Zijn wijn is uitmuntend, dat moet
ik zeggen
Na de maaltijd ging hij zich opslui
ten in zijn kamers, op de eerste ver
dieping. Wat mij betreft, ik ging een
wandeling maken in de goed onder
houden tuin, waarvan de muur met
prachtige leibomen is overdekt.
Toen ik over de binnenplaats kwam
kreeg ik Jacquot in het oog; hij lag
languit op de vloer van zijn kooi en
koesterde zich in de flauwe stralen
van het Januari zonnetje. Het is een
prachtige bruin-zwarte beer,, blijk
baar zeer woest van aard. Hij hield
een bloedend stuk vlees tussen zijn
poten en verslond het met een gul
zigheid, die veel te denken gaf. Toen
het beest mij voorbij zag komen, hief
het de zware kop op en bromde.
(Wordt vervolgd)