met mei k meer mc Krachtig pleidooi van min. Cals voor ontwcrp-wct T.V. I KX.M, De r 20.000 kijkers in Nederland Bonafide magnetiseur, in bezit van een diploma, veroordeeld Opgang naar t Paasfeest ZATERDAG 12 MAART 1950. DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD - PAGINA 2 \Jfy Ut NEEM PER MAN J fIS DRIEKWART KAN (Advertentie). TWEEDE KAMER Minister Cals heeft zich gister middag heftig gekeerd tegen een motie, die eventueel naar aanleiding van de beraadslaging over de tele visie door zijn katholieke partijge noot Peters gesteund door de C.H. en A.R. zal worden ingediend. Er is kans, dat deze motie zich zal uitspreken tegen grote invloed van de overheid op de televisie. In zijn antwoord stelde de minis ter vast, dat de Kamerleden ten aan zien van het televisiebeleid „een heid in verscheidenheid" hebben ge toond: eenheid in het afwijzen van de regeringsvoorstellen en verschei denheid in de aangegeven oplossing. Géén eenheid. Géén van de uitgebrachte voor stellen aldus de minister zal op een uitgesproken meerderheid van de Kamer kunnen rekenen. De uitspra ken, volgende week Dinsdag, wan neer de debatten worden voortgezet, zullen echter beslissend zijn voor de ontwikkeling van het televisie-be stel. Wanneer een bepaalde motie door de meerderheid van de Kam ar zal worden aanvaard, zal de mhrster zijn ontwerp televisiebesluit in de ze geest wijzigen en daarna oliicicel afkondigen als de grondslag voor de overgangsperiode, die tot definitieve vaststelling van het televise-bestel in Nederland moet leiden. Mochtde Kamer niet tot een uit spraak komen hetgeen zeer wel mogelijk is dan zal de Minister waarschijnlijk het door hem ontwor pen televisiebesluit afkondigen. In zijn betoog keerde de Minister zich onder meer tegen de geaac.ue van de heer Bruins Slot (A.R.) om I het tijdelijk televisiebestel te laten voortbestaan. Het gevolg hiervan I zou zijn, aldus de minister, dat het' meer dan 10 jaar kan duren voor dat er een telesiewet tot stand komt. 20.000 Televisietoestellen. De minister vertelde vervolgens iets over de stijging van het aantal televisie-kijkers. Vooral de laatste weken is het getal bezitters van te levisie-toestellen sterk gestegen. De oorzaak moet men zoeken in de spectaculaire gebeurtenis, die op komst was. Kennelijk doelde spreker hier op de uitzending van het televisie-de bat. „Het Nederlandse volk wil zijn favorieten in de arena zien vechten", sprak hij. Onder gelach van de Kamerleden vervolgde hij echter: „Ik bedoel de komende interland-wedstrijd". Volgens de laatste opgave zijn er thans 20.000 toestellen in Nederland. Ruime opzet. De minister wees er op, dat hij ge streefd heeft naar een zo ruim mo gelijke steun en instemming met de opzet van het televisiebestel. Er is sprake van een aanvaardbaar verge lijk. aldus de minister, van een min nelijke schikking. „Ik retireer evenmin", zo sprak hij ..voor de forse wenkbrauwen van de voorzitter der televisieraad (Prof. Kors) als voor de verontwaardiging van de gevierde televisiespreekster Mevr. Fortanier-De Wit". Ook een plaats voor V.V.D. De regering is niet gecapituleerd voor de omroeporganisaties en de te levisieraad. In antwoord op de bedenkingen, die de V.V.D. heeft gemaakt, zei de minister, dat de liberale stroming ook een plaats zou kunnen krijgen wanneer zij een eigen omroepcen- trale zou vormen. Ook in de tele visie. De minister- ontkende nogmaals, dat de overheid te veel invloed had. LOGIES-INFORMATIE-DIENST VOOR VREEMDELINGEN De te verwachten drukte in het toeristenverkeer naar ons land heeft de Algemeen Nederlandse Vereniging voor Vreemdelingenverkeer er toe doen besluiten de vorig jaar in het leven geroepen „logies informatie dienst voor vreemdelingen" ook in het komende seizoen, en wel van 1 April tot 15 September, te laten functioneren. De L.I.D. beoogt het verschaffen van onderdak voor ten hoogste één nacht aan vreemdelingen, die min of meer „gestrand" zijn door dat zij niet van te voren logies heb ben besproken, zelf geen onderdak kunnen vinden en daardoor de kans loper» in handen te vallen van de be ruchte „runners". Aan de gren-en van ons land zul len de vreemdelingen reeds worden „opgevangen" en worden geadvi seerd naar welke streek zij het beste kunnen gaan en in welke plaats zij kunnen overnachten. Men heeft een verbindingssysteem ontworpen. Als de toerist van de L.I.D. heeft verzocht voor hem een hotel of een pension te bespreken gaat de L.I.D. na waar onderdak gevonden kan wor den. Gaat de toerist met plaats en prijs accoord, dan betaalt hij aan de L.I.D. zijn verblijfkosten. Met de kwitantie kan hij in het betrokken hotel betalen. Deskundigen tegengesteld in verklaringen Voor de Rotterdamse kantonrech ter is gistermiddag de behandeling van de zaak tegen een 52-jarige mag netiseur uit Berken wout7e voortge zet. Reeds verscheidene malen heeft deze terecht gestaan wegens het on bevoegd uitoefenen der geneeskunst cn de laatste maal, vorig jaar, werd zijn zaak aangehouden voor nader onderzoek in het geval van een drie jarig kind uit Waddinxveen. Dit kind zou, volgens de moeder, een eczeem gehad hebben, waar dok ters niets meer aan konden doen. Dank zij de magnetiseur zou gene zing tot stand zijn gekomen. De ambtenaar O.M. vond dit het enige interessante geval uit de reeks getuigenverklaringen, omdat het kind nog niet psychisch beïnvloed baar zou zijn. Hij vroeg aanhouding van de zaak om getuigen-deskundi- g*en te horen. Een van hen, de hüidarts E. H. Hermans uit Rotterdam, zei dat het eczeem van het kind niets bijzonders was geweest. Het was een soort al lergische ziekte, die vaak vanzelf verdwijnt. De zenuwarts L. N. J. Kmap uit Utrecht besprak de vraag of het kind al dan niet via de moeder psychisch beïnvloedbaar is. Hij meende, dat óók bij een kind psychische spannin gen gemakkelijk een huidafwijking tot gevolg hebben, en zijns inziens hangt dit vooral af van de geestelijke toestand van de moeder, de centrale persoon waar het kind nog helemaal op georiënteerd is. De arts E. C. C. van Lennep ver telde als getuige a décharge de kan- tonrechter, over twee gevallen van kanker, waarin door een magneti seur tijdelijk verbetering was ge bracht. Ook kende hij voorbeelden van debiele kinderen, die normaal geworden zouden zijn. „Verhaaltjes, die wetenschappelijk nergens op lijken", noemde dokter Hermans echter deze verklaringen. „Dit heeft niets met para-normaal begaafd te maken. En het is oela- chelijk te horen, dat mongooltjes ge nezen zijn". De kantonrechter veroordeelde de magnetiseur tot 5,— boete of twee dagen voor alle acht geconstateerde overtredingen. In zijn overweging zei hij beklaagde tot de bonafide magnetiseurs te rekenen. De beklaagde was in het bezit van het diploma van de commissie van onderzoek naar paranormale be gaafdheid. CCCOXOCO(X)OOOCOOOCCCOOM<X)COCCOC<XOOCCCOCC03CCOO is geen K.L.M „Ik ben 1.95 nieter Tang en mijn schouders hebben een ^reedte van 1.30 meter", las de vertegenwoordiger van de K.L.M. te München in een aan zijn kan toor gestuurde brief en alhoewel de vertegenwoordiger onder de indruk geraakte van deze afme tingen, begreep hij niet erg goed, wat hij daarmee te maken had. „Mijn lengte is 1.97 J4 meter en als ik diep ademhaal krijgt mijn borst een omvang van 1.33 meter", vertelde de volgende brief en de vertegenwoordiger begon het bepaald onplezierig te vinden. Toen de dagen, die op deze merkwaardige ochtend volgden, steeds maar weer brieven brach ten, waarin over indrukwekken de lichaamsafmetingen werd ge waagd, stapte de vertegenwoor diger naar de post om te pogen het probleem opgelost te krijgen. Daar bleek dit niet zo heel erg moeilijk, want men ontdekte, dat de „Klub Langer Menschen" met dezelfde voorletters begint, als de Koninklijke Luchtvaart Maat schappij en dat zodoende de voor deze club zo belangrijke gege vens bij de K.L.M. terecht wa ren gekomen. Prof. Smeets in S.E.R» Opvolger wijlen prof. Veraart Tot lid van het dagelijks bestuur van de Sociaal-Economische Raad is in de vacature-prof. Veraart be noemd prof. dr. M. H. H. Smeets, hoogleraar aan de Katholieke Eco nomische Hogeschool te Tilburg. H. WIJDINGEN MONTFORTANEN Op Zondag 20 Maart a.s. zal Z. H. Exc. Mgr. Mutsaerts in de kapel van het klooster Nazareth te Oirschot de H. Priesterwijding toedienen aan de fraters Amtonius Gorissen, Johannes Bechttold, Joseph van den Asdonk, Rainerius Schrooten, Arnoldus Schreurs, Franciscus Heckman, Re- natus Michiels, Ludovicus Moors, Wil helmus Bisscheroux, Jacobus Dassen, Mathias Schoffeleers, Hubertus Swerts, Joannes van Haaien, Gerar- dus Cuppen, Josephus Monseux, al len van de Sociëteit der Paters Mont- fortanen. DE MELKSANERING TE GOUDA De meeste melkslijters in Gouda zijn aangesloten bij de geen rechts persoonlijkheid bezittende Vereniging van Gezamenlijke Goudse Melkhan delaren. Deze handelaren hebben voor 6 Juni van het vorige jaar een bedrijfsregeling getroffen in de zin van het kartelbesluit. Men had deze regeling getroffen op basis van een veronderstelde basisomzet van melk en karnemelk van iedere slijter en men moest hiervan procent af staan aan een gemeenschappelijk fonds, dat gebruikt wordt in het be lang van de melksanering te Gouda. Slijters, die meer omgezet hebben dan hun basis-omzet, moesten ook de winst over de grotere omzet af staan ten behoeve van slijters, die een lagere omzet hebben gehaald dan de basis-omzet. Zo is er voor elke slij ter een aandeel vastgesteld in de handel in genoemd^ producten in dier voege, dat hij bij een grotere om- zet gelden derft en bij een kelinere gelden ontvangt. Dit stond te lezen in de dagvaar ding, die was uitgebracht tegen de voorzitter, secretaris en penning meester van bovengenoemde vereni ging, die zich gistermiddag hadden te verantwoorden voor de Economi sche Strafkamer te Rotterdam. Zij zouden in het tijdvak van 6 Juni tot 25 September j.l. hebben gehandeld in strijd met de wet schorsing be drijfsregeling, die door de minister van Economische Zaken was bedoeld om getroffen regelingen te schorsen en die op eerstgenoemde datum in ging. De bestuursleden gingen vol gens de dagvaarding door met de door de slijters getroffen regeling te doen uitvoeren en door hun schuld werden de andere slijters economisch in hun vrijheid beperkt. Verdachten verklaarden na ingang van genoemde wet de slijters verzocht te hebben op vrijwillige basis met de regeling door te gaan en de voorzit ter meende, dat de consumenten geen nadeel van de regeling waaraan op het ogenblik nog steeds de hand wordt gehouden ondervinden. De officier van justitie, mr. A. Klein, meende, dat het tenlastege- legde bewezen was. Hij meende, dat er wel sprake was van een economi sche beperking, waartegen de minis ter maatregelen heeft genomen. Theo retisch bestaat de mogelijkheid, dat het publiek van een dergelijke rege ling de dupe wordt. Hij eiste tegen ieder een geldboete van ÏOO.— of twintig dagen hechtenis en een voor waardelijke gevangenisstraf van een week met twee jaar proeftijd. Mr. W. P. Bijleveld uit Dordrecht, de verdediger, concludeerde, dat ver dachten moesten worden vrijgespro ken. Er is geen sprake van enige be perking, betoogde hij, omdat iedere slijter, met het al dan niet vrijwillig blijven meedoen, de beperking in eigen hand heeft. Hij kan er iedere dag mee ophouden, aldus mr. Bijle veld, die mocht de rechtbank tot eert veroordeling komen een zo danige straf vroeg, dat hoger beroep mogelijk zou zijn. Uitspraak op 24 Maart a.s. LUISTEREND NEDERLAND. Het aantadl aangegeven radio-ont vangtoestellen in Nederland bedroeg per 1 Maart 1955 1.988.583 tegen 1.976.139 op 1 Febr. 1955. Op 1 Febr. 1955 waren er 509.821 aangeslotenen op het draadomroep- net tegen 508.381 op 1 Jan. 1955. in de Vasten VAN DE VIERDE TOT DE ACHTSTE EEUW was het bij uitstek de Paasnacht, waarin het heilig Doopsel ,het heilig Vormsel en de heilige Eucharistie op plechtige wijze aan de doopleerlingen werden toegediend. De vasten was dus de aangewezen tijd om de doopleer lingen nader in de christelijke leer te onderwijzen, alsmede om hen op een waardige ontvangst van de drie sacramenten voor te bereiden. Evenals ook thans op bepaalde tijden examens in allerlei vakken en wetenschappen worden afgenomen, zo lag het voor de hand, dat men vroeger een onderzoek naar de kennis op godsdienstig gebied bij de doopleerlingen instelde. Men sprak dan van een scrutinium; dat be tekent: een onderzoek. Met zekerheid kunnen wij zeggen dat er tot ZnnHan aan de van Paus Gregorius de Grote (590 604) drie scrutinia bestonden. Deze werden op de derde, vierde en vijfde Zondag in de Vasten gehouden. Na deze paus is de discipline in de loop van de zevende eeuw veranderd en ver hoogde men het aantal scrutinia tot zeVen. Bovendien plaatste men de misformulieren van de drie Zondagen, waarop in de eerste eeuwen de examina plaats hadden, hetzij geheel hetzij ten dele naar een der dagen in de betrokken week. Voor de Zondagen stelde men toen nieuwe misformulieren samen, welke wij nu nog bidden. Sinsdien (dus vanaf het jaar 600) werd er op de derde Zondag in de Vasten een lijst opgemaakt van hen, die in de Paasnacht gedoopt zouden worden en tevens werden de dagen bekend gemaakt, waarop de gods dienstkennis zou worden beproefd. Het is dus begrijpelijk dat vanaf de derde Zondag in de Vasten de toespelingen op het heilig Doopsel vaker in de misformulieren voor komen. Zo staan de missen van de komende Vrijdag, Woensdag en Vrijdag zeer sterk in het teken van de doopleerlingen. Bovendien dienen we te letten op een merkwaardige vooruitgang in de Vastenliturgie. Was onze houding tot nu toe slechts verdedigend tegen de aanvallen van de duivel en de wereld; vanaf de derde Zon dag zullen wij er goed aan doen om zelf tot de aanval tegen de slechte begeerlijkheden over te gaan. Immers Christus zelf geeft ons daartoe het voorbeeld wanneer wij in het Evangelie het verhaal van de duiveluitdrijving horen voorlezen. Op de eerste Zondag in de Vas ten verjoeg Christus de duivel; Zijn houding was dus zuiver verde digend. Nu gaat Hij echter tot de aanval over. Mogelijk kunnen wij daaruit de les trekken om te strijden tegen onze slechte of minder goede begeerten. Uit dit alles moge blijken dat deze Zondag vanaf de allereerste christentijden een mijlpaal was in de lange serie vastendagen. Toen werden n.l. de doopleerlingen voor het eerst toegelaten tot een ker kelijk onderzoek dat tevens gepaard ging met enige reinigingen en exorcismen. Niet alleen de teksten van het hoogheilige Offer maar ook die van het heilig officie (het brevier) zinspelen duidelijk op deze plechtige toenadering. Zo is er meermalen sprake van het nieuwe licht dat door het aanstaande Doopsel in de harten en zielen van de catechumenen zal schitteren. Ook de statiekerk van de beroemde aartsdiaken van Rome uit het midden der derde eeuw, Sint Lauren- tius, staat in nauw verband met deze gedachte! De jeugdige Lauren- tius was vooral in de dagen van zijn gevangenschap vervuld van het eeuwige licht en wel zó, dat hij tegen zijn rechters uitjubelde: „Mijn nacht kent geen duisternis meer!" Met dit voor ogen begrijpen wij ook de zinspelingen uit het epistel als wij aan het einde lezen: „Want eertijds waart gij duisternis, maar nu zijt gij licht in de Heer; wandelt als kinderen van het licht, want de vrucht van het licht bestaat in al wat goed, rechtvaardig en waar is". Ook de introitus is duidelijk de smeekbede van de heiden die zich afwendt van zijn afgoden om op te zien naar de Allerhoogste. Wij zingen immers: „Mijn ogen zien voortdurend op naar de Heer, want Hij zal mijn voeten uit de strik bevrijden; zie op mij neer en ontferm U over mij, want ik ben alleen en arm". Even zinrijk en ontroerend zijn vervolgens de tractus en het Evangelie, dat een zinspeling bevat op het eerste exorcisme, de duiveluitdrijving, en gevolgd wordt door een juist gekozen offertorium-tekst. En voor ons die reeds lang ge doopt zijn, behoudt dit alles zijn volle waarde. Iedere vastentijd moet voor ons een terugwijken van de duivel betekenen. Hoewel de licha melijke verstervingen belangrijk zijn en soms wellicht noodzakelijk, dient men het geheim van een heilzame vastentijd te zoeken in het inwendige. Door een zuivere intentie en een intens meeleven met de Romeinse Moederkerk zal de vastentijd ons meer dan welke andere periode van het kerkelijk jaar heiligen. Laten wij dus op de derde Zondag aan God vragen om meer innerlijk licht en om uitbreiding van het Godsrijk, niet alleen over de aarde, maar vooral in de harten en zielen van de mensen. ^JA DE DERDE* ZONDAG IN DE VASTEN worden de toespelingen op het aanstaande Doopsel der catechumenen steeds duidelijker. De plechtige statiemis wordt gevierd in de kerk van de heilige Mar cus. Onder de regering van de eerste christenkeizer, Constantijn ge heten, bouwde een zekere paus Marcus hij stond slechts acht maanden aan het hoofd van de Kerk dit bedehuis, dat hij toewijdde aan de apostel en evangelist Marcus, die eerst Sint Paulus volgde en later de metgezel werd van Petrus. Marcus heeft zijn Evangelie voor de Romeinen geschre ven. Zijn cultus is echter met een grotere luister omgeven in de beroemde San Marco in het aloude Venetië. Marcus hoort eigenlijk thuis in Egypte want hij is de stichter van het beroemde patriarchaat van Alexandrië. Hij is ook de vader van de christenen in het Noorden van Afrika, waar wij de luisterrijke namen ontmoeten van Clemens en Origines, van een Athanasius en een Cyrillus. Ook leefden er maagden zoals een Catharina. Het bolwerk van zijn onver moeibare arbeid heeft in latere tijden echter veel geleden tengevolge van de oosterse ketterijen, alsook van de Griekse scheurmakers en werd tenslotte geheel verwoest door de slopende macht van de Mohammedanen. In het christelijk Alexandrië was de catechetenschool van Marcus het meest beroemd. Het lag dus voor de hand dat men te Rome in de aan hem toegewijde kerk bijeenkwam, daar Sint Marcus eens een uitstekende leermeester voor de catechumenen is geweest. Bovendien zijn daar de kostbare relieken van de Perzische bloedgetuigen Abdon en Sennen bewaard gebleven. In het epistel lezen we daarom over een zekere Naaman, een Syriër die gereinigd werd, terwijl het Evan gelie hiermee verband houdt. In de persoon van Naaman denken we dus Maandag aan de bekering van de oosterse volken, alsook aan de catechumenen, die in de paasnacht de doop zullen ontvangen, en aan alle christenen die in het holst van de nacht de beloften zullen ver nieuwen. Drs. KOEN PIKET. Maandag na de 3e Zondag Het IJsselmeer trekt zich voorlopig althans nog weinig aan van het zonnetje, dat overdag lof waardige pogingen in het werk stelt om de koude te verdrijven en zonder ijsbreker kan nog geen schip de Ne derlandse „binnenzee" oversteken. Madame Fath, de echtgenote van de overleden Franse modekoning, zal op 2 en 3 April met 10 bekende manne quins in het Amstel-hotel te Amster dam een show houden, waarvan de opbrengst bestemd is voor het Ko ningin Wilhelminafonds. 1 Chartres, 17 Januari We zijn gisteravond om acht uur vertrokken. Het was afschuwelijk weer. Het onweerde zo hevig, cat ik de hele nacht geen oog dicht heb kunnen doen. Bréhat-Kerguen heeft een diligence afgehuurd en ik moest naast hem komen zitten. Hij verliest mij geen ogenblik uit het oog. Ik heb een list moeten gebruiken om dit briefje te posten. Deze morgen was mijn meester zeer vermoeid; hij ging te bed in een zeer armoedig loge ment en ik schrijf je in allerijl, want hij kan ieder ogenblik wakker wor den. Antwoord mij niet vóór de 25ste dezer maand. Adresseer je brieven aan de postdirecteur te Loc-ahr (bij Locneviden). Ik zal wel een middel vinden om hem te verwittigen en de brieven in handen te krijgen. Ik zou op de eerste plaats willen weten, of dr. Wickson nog te Parijs is en of er wordt gesproken over nieuwe dief stallen, zo brutaal als die, welke bij madame de Bréant zijn gepleegd. Ziet u die dame, zeg haar dan, dat zij gerust kan zijn: de gestolen couverts, de ringen, armbanden, horloge enz. van haar gasten, zullen aan de wet tige eigenaars terug worden gegeven, voordat Hier eindigde de brief plotseling. Bréhat-Kerguen moest op dat ogen blik wakker zijn gewordenIk verzamelde de inlichtingen, die de filosoof mij vroeg. Dr. Wickson be vond zich niet meer te Parijs en men hoorde niet meer van diefstallen of van nachtelijke aanrandingen. Kerguen, 22 Februari Het kasteel van Kerguen ligt op de zoom van een groot mastbos, op twee kilometer afstand van het dorp Loc- ahr. Het is een oud, vervallen ge bouw, met hoge muren, in de loop der eeuwen asgrauw en zelfs zwart geworden. Het blauwachtig glas van de kleine venstertjes is in lood gevat. Die eeuwenoude burcht heeft iets eigenaardigs, dat u 'n huivering door de leden jaagt. Men zou zeggen: een graftomde temidden van somber sparregroen. Er heerst hier doodse stilte. Wij zijn hier 's nachts aange komen; de wegen waren doorweekt van water en sneeuw. Mijn meester stapte het eerst uit en rammelde enige malen met het .hek; daar men niet gauw genoeg kwam, begon hij afschuwelijk te vloeken. Trouwens ik heb op de gehele reis niets an ders uit zijn mond gehoord Eindelijk kwam er een slaperige boer het hek opendoen. Het was de tuinman, een soort van idioot, die geen drie woorden Frans verstaat en instinctmatig als een redeloos dier schijnt te gehoorzamen. Wij liepen de tuin door, die heel groot is, en kwamen aan een kleine, slecht ge plaveide binnenplaats, op de achter grond waarvan het sombere gebouw zich verhief. Mijn meester had zich plotseling omgekeerd. „Wel, wel, Jacquot", zei hij met een ruwe lach, „ben je wakker ge worden jongen? Heel goed, je kent je lui en ontvang ze behoorlijk. Alles in orde, oude kameraad?" Zo sprekende ging hij naar de hoek, waaruit een gebrom als dat van een wild dier kwam. In het halfduister ondersch°idde ik de zware tralies van een ijzeren hek, waarmee dat gedeelte van de binnenplaats was af sloten; achtei dat hek bewoog zich een logge bruine massa. Ik hoorde een ijzeren deur knarsend open en weer dicht gaan, kwam enige stap pen vooruit en zag, dat mijn meester de kooi was binnengetreden: hij drukte een reusachtige beer in zijn armen. Het dier gaf door zacht ge knor zijn blijdschap te kennen. Die „roerende" scène duurde ongeveer 'n minuut. „Hm!" zei Bréhat- Kerguen, toen hij zijn ruige vriend verlaten had, „Jacquot is een goeie jongen als men hem kent..., maar zou een ander dan zijn meester hem bezoeken hij kwam er niet levend af!". Die waarschuwing was blijkbaar voor mij bestemd. Maar die bedrei ging joeg mij geen vrees aan, want ik had niet de minste lust om Jacquot te gaan opzoeken. Bréhat-Kerguen beklom het bordes en zond de tuinman weg, die een hut je bij het tuinhek bewoonde. Hij stak de zware sleutel in het slot. Het knarste even en sloeg toen met harde slag weer dicht. Mijn meester haalde zijn tondeldoosje te voorschijn, sloeg vuur en stak een lantaarn aan, welke hij van een spij ker in de muur had genomen. Wij 'bevonden ons in 'n lange gang, aan het eind waarvan ik een trap be-1 merkte. „Kom mee", zei Bréhat-Kerguen op een ruwe toon. Wij klommen naai de tweede verdieping. Het kwam mij voor, dat de appartementen van dat oude kasteel zonderling verdeeld wa ren. Aan beide kanten van het trap portaal komt een nauwe gang uit en in die gangen ziet men links en rechts op geregelde afstand van elkaar, de deuren der kamers. Men zou zeggen: een oud klooster, met donkere gan gen en vele cellen. „Hier is je kamer", zei hij terwijl hij de deur van een vochtige slecht gemeubileerde kamer opende. „Ginds, in de hoek zul je hout vin den". Hij liet het licht van zijn lan taarn op mijn gelaat vallen en zijn grijze oogjes bekeken' mij soherp. „Je bent in mijn dienst", zei hij langzaam en met veel nadruk, „je moet ieder ogenblik van de dag en van de nacht gereed staan om mij te gehoorzamenTrouwens, je werk zal niet vermoeiend zijnMaar ik verbied je streng, de voet buiten de tuin te zetten. Deze is, zoals je hebt gezien, met een muur afgesloten. Ik ken mij zelf op je persoon onbeperkte rechten toe; overtreed je mijn verbod, dan zal ik je eigenhandig kastijden. Maar als je gehoorzaam bent en mij redenen tot tevredenheid geeft, zal ik je een beloning geven die je van niemand anders ter wereld zou kun nen verwachten". Terwijl hij de laatste woorden sprak, werd zijn vlijmende blik nog scherper.Hij keerde mij plotseling de rug toe en verdween. II. Behalve de tuinder, van wie ik je gesproken heb (de man moet kinds zijn) heeft Bréhat-Kerguen nog een oude vrouw in dienst, die geen woord Frans verstaat. Mijn meester eet ver schrikkelijk veel en drinkt nog meer. Zijn wijn is uitmuntend, dat moet ik zeggen Na de maaltijd ging hij zich opslui ten in zijn kamers, op de eerste ver dieping. Wat mij betreft, ik ging een wandeling maken in de goed onder houden tuin, waarvan de muur met prachtige leibomen is overdekt. Toen ik over de binnenplaats kwam kreeg ik Jacquot in het oog; hij lag languit op de vloer van zijn kooi en koesterde zich in de flauwe stralen van het Januari zonnetje. Het is een prachtige bruin-zwarte beer,, blijk baar zeer woest van aard. Hij hield een bloedend stuk vlees tussen zijn poten en verslond het met een gul zigheid, die veel te denken gaf. Toen het beest mij voorbij zag komen, hief het de zware kop op en bromde. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 6