ONDANKS NIJPENDE HONGER EN FELLE KOU
VIERDE LEIDEN EEN „ZALIG KERSTFEEST"
Na 54 jaar blazen u/il Noordu/ijkerhout's
oudste muzikant" nog niet ophouden
DE LEIDSE COUR/NT
KERSTMIS IN DE HONGERWINTER
rT,IEN JAAR GELEDEN, Maandag 25 December 1944, vierde Leiden het
1 Kerstfeest zoals het dat niet licht zai vergeten. Honger en koude had
den de stad in hun macht, de bezetter vergaarde zijn laatste krachten om
zich te doen gelden en de stad was nauwelijks bekomen van twee dodelijke
bomaanvallen, een op Zondag 10 December in de omgeving van de toen
nog dekenale kerk aan de Herensingel en een nabij het station, een dag
later, op Maandag 11 December.
Op de vooravond van het Kerstfeest lag de stad grauw en verlaten in het
donker, een miezelregen gaf zelfs de sterren geen kans tot bij-lichten en
schuifelend bewoog zich een late straatganger, gewapend met een zaklan
taarn en een Ausweiss, naar zijn huis.
Nimmer heeft de stad zo'n triest beeld opgeleverd als op die Kerst-vigilie
en nog hoor ik de woorden van een jonge onderduiker, die in nog geen
maanden zijn kamertje van twee bij drie meter had verlaten: „Dit is geen
tijd voor onschuldige engelen om het Gloria te zingen".
Maar in de Kerstnacht 1944 werd wél het Gloria gezongen, misschien
inniger dan ooit, en in die nacht hebben de mensen zich nauwer met de
kribbe verbonden gevoeld dan immer tevoren.
Iedereen bewaart nog zijn persoonlijke herinneringen aan die onzalige
tijd, waarin het mogelijk bleek een zalig Kerstfeest te vieren.
M7IE DE AFGELOPEN WEEK door de Haarlemmerstraat, de Breestraat
of welke winkelstraat ook heeft gewandeld en de weelde van de eta
lages met hun keur aan w^ren en artikelen heeft bewonderd, zal zich soms
moeilijk in gedachten tien jaar terug hebben kunnen plaatsen, toen de
etalages met holle ogen de mensen aanstaarden en de winkelier de klant,
die lang geen koning meer was, niets anders te bieden had dan rommel of
surrogaat, dat feitelijk ook maar rommel was, maar waarmee men toch
nog gelukkig was. Want iedereen was toen een kind gelijk, en een kinder
hand was gauw gevuld. Dat een aarden bloemenvaas reeds na een week
poreus was, dat een boek .er zo grauw uitzag als had het dagenlang in de
koffiedik gelegen, dat een asbak als een kameleon met de dag verkleurde,
wie kon er iets van zeggen?
En dan dat eten! De herinneringen liggen bij iedereen nog te vers in het
geheugen om daarbij uitvoerig te bly ven stilstaan. Wie niet zwart handelde,
zag zwart van de honger, en nu schudden wij maar het hoofd, als wij zien,
hoe in vele vuilnisbakken stukken witbrood soms met beleg en al te
„pronk" liggen, blijkbaar niet eens gegund aan de vogels. Tien jaar geleden
hadden de befaamde verzamelaars van de beruchte buk-shag, in grote getale
door de Leidse straten zwervend, datzelfde brood geen minuut in de vuilnis
bak laten liggen.
Het is een menselijke trek in ons allen om de nare ervaringen maar zover
mogelijk van ons af te schuiven, doch met dit weelderige Kerstfeest in zicht
moet ik wel terugdenken aan de donkere tijd van December 1944.
r\AAR WAS GEEN GEZIN in Leiden, of het trachtte aan dat feest nog
U een extra-glans binnenshuis te geven. De laatste voorraad werd aange
sproken om tenminste nog bij het ontbijt een bord pap als tractatie op te
dienen en op de vigilie was het in de huizen, aan de straatzijde verduisterd
tot wezenloze schimmen, nog een drukke bedoening met de laatste voorbe
reidingen en het zetten van de stal.
Het gekeerde pak werd nog eens geborsteld en het jonge meisje zette
maar een nieuwe strook aan haar jurk om toch iets nieuws te hebben.
Hoe zou het morgen zijn? De kerktorens waren van hun stemmen be
roofd, geen kerstklokken zouden er luiden, en het zou koud en duister zijn.
Natuurlijk, de Nachtmis ging door, voor zover men nog kon spreken van
een nachtelijke mis. De Duitse Sperr-tijd had van de Nachtmis bijna een
dageraadsmis gemaakt. Maar het was nog donker, toen de mensen kerk
waarts togen, veelal hand-in-hand vanwege het duister of in het spoor van
de gelukkige zaklantaarnbezitter.
Eentonig klonk het gestap van de mensen.. Zij waren stil, ieder had zo
zijn eigen gedachten en ieder overpeinsde, hoe vreemd het die nacht was:
oorlog en vrede. Geen vliegtuig werd er gehoord, geen Duitser gezien,
tenzij die ene, die voor de Sint Lodewijkskerk heen en weer drentelde,
kennelijk verwachtend, dat er een deur zou opengaan voor de Nachtmis.
„Heute ist es Weihnachten', zei hij. verklarend tot een paar mensen.
„Ja", antwoordden dezen bedachtzaam, en zwijgend liepen zy door.
W/AAR KWAM DAT KLOKGELUI vandaan? Was de suggestie zo groot,
dat de kerkganger meende de klokken te horen luiden? Nimmer
schenen de klokken zo feestelijk over Leiden te beieren als juist die nacht.
Deken Homulle bleek voor die verrassing gezorgd te hebben. De mede
werking van een parochiaan had het mogelijk gemaakt gramofoonplaten te
draaien van luidende klokken. Via drie luidsprekers in de toren van de
kerk aan de Herensingel klonk het zingen van de klokken over de stad,
een merkwaardige sensatie, een ontroering by de kerkgangers tevens.
Zijn de kerken ooit zo vol geweest als die nacht? Of het nu in de intieme
„Sint Leonardus" was, in de altijd feestelijke Hartebrug, in de forse „Sint
Petrus" of in de straklijnigé kerk van Onze Lieve Vrouw Hemelvaart en
Sint Jo§eph, steeds weer hetzelfde beeld: geen plaats in de banken of de
paden was er vrij.
Het was er stervenskoud, maar was het niet pastoor Beukers, die in een
aangrijpende predicatie zijn parochianen toeriep: „Nu vieren wij ons Kerst
feest in de echte sfeer van Bethlehem".
En nooit werd een lied beter begrepen, dan toen van het pasgeboren Kind
gezongen werd:
D'oogskens van stonden aan
Zag men vol tranen staan.
't Weende uit druk èn rouw
In deze straffe kou.
niet en in de Hartebrug waren kaarsen aan de banken aangebracht. De
Sint Pêtruskerk had de glans van een sprookje gekregen door de vele kaar
sen, die rond de pilaren brandden, en in de kerk aan de Herensingel ston
den twee schijnwerpers, gevoed door accu's, op het zangkoor opgesteld,
waardoor overigens het priesterkoor meer belicht dan verlicht werd.
De oude vertrouwde kerstliederen zongen weer van het hernieuwde won
der en het orgel, door „luchttrappers" van adem voorzien, zette met ver
rukte stem het feestelijke Gloria in.
De predikanten hoefden niet naar woorden te zoeken, ze welden in de
barre sfeer van die dagen hun vanzelf uit het hart. In de dekenale kerk
vertelde kapelaan Geven, hoe hij aan het bed had gestaan van een kind,
dat feitelijk van honger was gestorven, en elders waren er voor de priesters
voorbeelden genoeg om de schrijnende nood te illustreren.
In die half-duistere kerken had een kerkboek geen zin, gebeden werd er
toch, en vurig, want had iedereen niet een familielid of een vriend in Duits
land zitten; had ieder gezin niet zijn eigen kruis?
En toch werd het een Zalig Kerstfeest, want er werd gegeven in geld,
geofferd in natura van het kleine beetje, dat men nog bezat. Aan de uit
gangen de kerk stonden manden, waarin de kerkganger verzocht werd
één aardappel, of één sigaret, of één wortel of wat ook aan eetbaars of
textiel te deponeren om tenminste nog de allerarmsten en hongerigsten
onder de armen en hongerigen te helpen.
De naastenliefde heeft het Kerstfeest 1944 zalig gemaakt en er kon thuis,
waar de kachel op de laatste boomstammetjes teerde, bij de kribbe nog
gezongen worden.
Aan dit koude, barre, maar ingetogen en zalige Kerstfeest moge na tien
jaar weer eens herinnerd worden. Toen voelde iedereen zich de verkleumde
herder, en allen zongen met vurig hart: wij wachten het Nieuwe Jaar.
Het jaar, dat ons wel de bevrijding, maar de wereld niet de vrede zou
brengen.
WIM HELVERSTEIJN.
limninminimimimuiminimmum
Kerstmaaltijd
voor de kinderen, aangeboden door
Alle Kerkelijke Genootschappen
11 KERSTDAG, 25 PgC. 1944.
Stadsgehoorzaal - Leiden
GROEP I Aanvang 12.30 uur
Ult»L to«2»rtefyV ep vertoon v. dit tttwg»
Verzamelplaats:
te uur
Bord en lepel medebrengen!
ImflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHillllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllÉ
Twee plaatjes, die eigenlijk geen nadere toelichting behoeven. Bij hei
bekijken ervan zullen vele moeders aan die donkere winter terugdenken.
Helaas zijn er nog plaatsen op deze wereld, waar de kinderen op een der
gelijke manier lijden.
99
Als de woning van de heer g. c.
WESSELING IN NOORDWIJKERHOUT
niet zo stevig in elkaar zat, zou zij de hele dag
staan steunen en kreunen onder het gewicht
van de bescheiden en couranten, die in gewel
dige stapels de draagkracht van de balken pro
beren. Men vindt er vergeelde tijdschriften en
dagbladen, rouwcirculaires van tientallen jaren
her en ter completering van deze documentatie
bevinden zich in de verschillende kasten siga
renkistjes met massa's foto's. Als men even in
de gezellige huiskamer, waar de kachel nog zo
lekker ouderwets snort, zit te praten, gaat men
zich afvragen, waartoe deze archieven eigenlijk
dienen. Want al staat de heer Wesseling dan
aan de vooravond van zijn 74ste verjaardag,
zijn geheugen heeft nog niet de minste last van
slijtage. Jaartallen en maanden liggen bij hem
nog voor het grijpen cn slechts een enkele keer
moet hij de papieren raadplegen. Dan is het
„Moeder, weet je nog...." en «twee minuten
later heeft mevrouw Wesseling met een onna
volgbaar gemak het krantenknipseltje opgedui
keld uit de vele kilo's papier, die in dit huis
liggen opgeslagen.
Het belangrijkste deel van deze wonderlijke
verzameling houdt op de een of andere manier
verband met muziek. Want en daarmede
komen we bij ons onderwerp de heer Wes
seling is een recordhouder om het maar even
te vertellen met een geliefkoosde uitdrukking
van onze tyd. Hy is dol op muziek en heeft
het gepresteerd, om 54 jaar aan één stuk deel
uit te maken van muziekgezelschappen. Hij be
gon met de kleine trom, was jarenlang een toe
gewijde bassist en bespeelt thans in verband
met zijn leeftijd een bariton-saxofoon. Zijn lon
gen kunnen dat instrument nog gemakkelijk
hebben en hij denkt er dan ook niet aan, om
de muziek op te geven. Met een variatie op een
bekend liedje zou hij van zichzelf kunnen ge
tuigen: „Ik wil blazen tot ik niet meer kan!"
GROOT ENTHOUSIASME
ALS MEN NOORDWIJKERHOUT alleen
maar kent, zoals het nu is, dan is er een
heleboel fantasie voor nodig om zich te kun
nen voorstellen, hoe het rond de eeuwwisseling
was. Ziet U, zegt de heer Wesseling, het was
eigenlijk een handjevol mensen in vergelijking
met tegenwoordig. Een paar duizend! Veel ver
tier was er ook niet en men had er niet zo erg
veel behoefte aan, want je was practisch altijd
aan het werk.
Maar toch kwamen in die jaren vrij plotse
ling de muziekgezelschappen voor de dag. In
veel dorpen bleek er belangstelling voor te zijn
en wij waagden hier ook een kansje.
Liefhebberij was er genoeg!
Uit een paar duizend mensen kreeg men toen
gemakkelijker een korps dan tegenwoordig uit
het driedubbele aantal. Maar dat zit 'm in de
voetbalclubs. Je krijgt de jongens gemakkelij
ker achter een bal dan achter een boekje met
jnuzieknoten.
EVEN DOORZETTEN MAARi
EN TOCH IS HET ALLEEN MAAR EEN
KWESTIE van even doorzetten, vindt de
heer Wesseling. Een jongen ziet natuurlijk te
gen de studie op, maar als hij er met zijn haren
bijgesleept wordt, krijgt hij het vanzelf te pak
ken. Ik heb vier zoons en drie ervan zijn bij
de muziek. En zelfs de vierde staat er niet ge
heel buiten, want een enkele keer slaat hij de
grote trom nog wel. Maar aanvankelijk hadden
ze er ook geen zin in, lacht hij. Ik nam ze
echter mee naar de repetitie en het resultaat
is, dat mijn kleinzoon ook al enthousiast ge
maakt is voor de muziek.... door zijn vader!
Het ging toch zo gemoedelijk vroeger!
Als we deelnamen aan een concours, in Bos
koop bijvoorbeeld, wandelde het korps naar het
Alle muzikanten verdwenen tussen de planken.
station en vandaar gingen we naar Leiden.
Daar ontmoetten we dan nog enkele verenigin
gen en gezamenlijk gingen we op een gehuurde
boot naar Boskoop. Op de heenweg was het
verboden een slokje te nemen, maar terug
mocht het natuurlijk, vooral als er een prijsje
veroverd was. Dan lieten we het koper flink
schetteren en er waren altyd wel een paar
mannetjes, die tussen de nummers door voor 'n
voordrachtje zorgden.
Tegen de avond kwamen we thuis, maar
lang voor we het dorp bereikten, bliezen we al
„alarm". De mensen kwamen ons meestal tege
moet ,en in een flinke karavaan trokken we
door cie gemeente.
EN GINGEN DOOR DE....
DE HEER WESSELING BEGON ZIJN MU
ZIKALE LOOPBAAN in „De Echo der
Duinen", van welke vereniging hij een der op
richters was. Later is dit muziekgezelschap
opgeheven en kwamen er twee nieuwe korpsen
voor in de plaats „St. Jeanne d'Arc" en „De
Harpe Davids".
De ambitie van Noordwijkerhout's oudste
praktiserende muzikant heeft onder deze wis
selingen nooit geleden. Hy was en is nog steeds
een trouwe bezoeker van de repetities en al
zou by wyze van spreken de hele fadfelie op
een repetitiedag jarig zijn, dan zou men de heer
Wesseling, evenals zijn zonen, toch met het in
strument onder de arm naar het repetitielokaal
zien stappen. Niemand neemt hem dat kwalijk,
want het hele gezin is er van overtuigd, dat
muziek voor gaat!
Een van de leukste herinneringen vindt de
heer Wesseling het Leidse 3 Octoberfeest van
1905. Toen stroomden de muziekgezelschappen
uit de omliggende dorpen naar de Sleutelstad,
waar zij de gehele dag musiceerden. Een andere
herinnering, die achteraf pas leuk is geworden,
betreft een oud muziektentje, dat men destijds
op de kop had weten te tikken. Het werd een
beetje opgelapt, maar dat kon toch niet ver
hinderen, dat de vloer het begaf en het hele
korps tussen de planken terecht kwam.
ZOET U/AS DE WRAAK
IN 1918 KWAM ER EEN NIEUWE MUZIEK-
1 TENT, die plechtig zou worden ingewijd. Er
waren mooie nummers ingestudeerd, maar het
toeval wilde, dat de dirigent uit die jaren niet
alleen een bekwame muzikant, maar ook een
zeer bekwame belastingcommies was. Zijn
meesterschap op laatstgenoemd terrein vond
weinig waardering bij de Noordwijkerhouters
en het gevolg daarvan was, dat terwyl de
dirigent zijn stokje zwaaide bij de plechtige
ingebruikname van de tent een aantal dorps
genoten alle ruiten, die zijn huis rijk was, in
gooide.
Ondanks zulke incidenten werd de schone
kunst met ijver beoefend.
Men krijgt daarvan eerst een goed idee, wan
neer men zich even de toestand van een jaar
of vijftig geleden voor de geest haalt. Er werd
toen van 's morgens vroeg tot 's avonds laat ge
werkt en na zo'n eindeloze werkdag ging men
weer welgemoed repeteren.
HET VIEL NIET MEE
DE HEER WESSELING. DIE BRIEVEN-
BEZORGER-TIMMERMAN was en 40 jaren
P.T.T. dienst achter de rug heeft, kan daar nog
wel staaltjes van vertellen. Het was vaak negen
uur, eer men thuis kwam en daarbij kwam,
dat ook de Zondag werkdag was.
Een brievenbesteller had toen een wijk, die
neerkwam op 20 tot 25 km. lopen per dag. Wie
een fiets te pakken kon krijgen, was goed af,
want de wijk was op lopen berekend. Wie
fietste, moest dat zelf weten. Men kon er echter
heel wat uurtjes mee winnen voor andere kar
weitjes, die nodig waren om het salaris van
- 400,per jaar aan te vullen.
Destijds had Noordwijkerhout een hulppost
kantoor, dat onder Noordwijk ressorteerde.
Gelden voor uitbetaling moesten daar worden
gehaald. Men wandelde of fietste dan met een
flink kapitaaltje door het bos. In z'n eentje!
Een keer hebben ze getracht me te overvallen,
vertelt de heer Wesseling, maar ik kon er ge
makkelijk tussenuit komen op m'n fietsje.
Na zo'n avontuurtje ging je weer naar de
muziek en dan blies je alle zorgen weg. Want
muziek is een middel tegen de zorgen, voegt
hij er lachend aan toe. Dat mag u toch .gerust
aannemen van een man met 54 jaar ervaring!