Productie van de Hollandse Boerenkaas loopt hard terug Moeder Qods ^Culturele verarming van de boerenstand Economische oorzaken, maar ook een verandering van mentaliteit II? rs uitvoerende landen (1952) Nederlandse zuivelproductie (1953) J -G4 DECEMBER 1954 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Traditie moet bewaard blijven Het gaat niet goed met de Holland se kaasmakerij! De productie van boerenkaas vertoont een bedenkelij ke achteruitgang. Nuchtere cijfers wijzen het uit; men behoeft er de jaarverslagen van het Bedrijfschap voor Zuivel en van de kaasmarkten maar op na te slaan. Over de oor zaken hiervan is men het niet hele maal eens, over de middelen om het getij te keren ook niet. Maar over de feitelijke achteruitgang wel; de cij fers liegen niet. Nu zou het verkeerd zijn een alarmstemming te wekken en de in druk te vestigen, dat de boerenkaas makerij op haar laatste benen loopt. Gelukkig zijn er vooral in Zuid- Holland, maar ook in Utrecht nog honderden boerengezinnen, die de traditie van het zelfkazen van ge neratie op generatie overgegaan in ere houden. Zij behoren tot de hechte boerenstand, die niet uit zin loos conservatisme, maar uit vaak onbewuste eerbied voor een, der schoonste cultuurvormen van het boerenland de naam van Holland als kaasland handhaven. Dat hiermede tevens een economisch belang ge diend wordt, moge uit het vervolg blijken. IN EEN JAAR. Geen alarmstemming dus. Maar wel een waarschuwing. In 1953 wa ren er in Zuid-Holland en Utrecht nog 4176 zelfkazende boeren. Een groot aantal dus, dat tot gerustheid zou stemmen, ware het niet, dat er in 1952 nog 4407 waren; in één jaar vielen er dus 231_ af. Wanneer het verval in dit tempo doorzet, duurt het geen twintig jaar meer voordat de laatste kaasboer verdwenen is. Men kan tegenwerpen, dat ongun stige invloeden de teruggang van verleden jaar bevorderd hebben. Maar cijfers over een langere pe riode leren, dat er een regelmatige teruggang is. In 1930 werd in beide provincies nog 32,7 millioen kg kaas gemaakt; in 1953 nog maar 16.4 mil- lien kg; in minder dan 25 jaar liep de productie dus tot de helft terug. In deze cijfers is Noord-Holland bui ten beschouwing gelaten; het prac- tisch geheel wegvallen van de Edam mer kaas als boerenproduct staat dus los van de geconstateerde teruggang. Beperken we ons even tot Z.- Holland, dan blijkt, dat op de vier grootste kaasmarkten Gouda, Woerden, Bodegraven en Leiden in 1939 nog 39.273 par tijen. kaas werden aangevoerd en in 1953 slechts 25.774, terwijl de aanvoer in 1939 ruim, 84 van de totale Goudse kaas-productie uitmaakte en in 1953 ruim 87 De achteruitgang ligt dus nog iets ongunstiger dan de aantallen partijen aangeven. De Leidse kaas kan practisch buiten be schouwing gelaten worden; in 1953 werden in Leiden slechts 220 partijen aangevoerd, in to taal 66.660 kg. Naar schatting bedraagt het aantal boeren, dat Leidse kaas maakt, thans nog slechts 30. Ondertussen stijgt de productie van fabriekskaas. In 1951 maakten de fabrieken 121.033.000 kg; in 1953 steeg de productie tot 141.830.000 kg; in twee jaar dus een stijging van 20.797.000 kg, oftewel 17 Over een langere periode spreekt de stijging van de fabrieksproductie nog ster ker; zij was in 1953 bijna 50 ho ger dan in 1938; in die jaren liep de productie van boerenkaas met ruim yo terug. In het hele land werd in 1953 slechts 16.709.000 kg boeren kaas gemaakt; wanneer men deze hoeveelheid optelt bij de fabrieks- productie van 1953, blijkt de boeren kaas nog slechts ruim 10 van de totale Nederlandse kaasproductie uit te maken. WAAROM MINDER? Genoeg cijfers echter. De vraag is thans waarom de boeren minder kaas maken dan vroeger. Of juister gezegd: waarom zijn er thans min der boeren die kaas maken? We schreven reeds, dat men het over de oorzaken niet geheel eens is. Prof. Hofstee uit Wageningen vertelde on langs op een vergadering, dat het zelfkazen in de kop van Noord-Hol land practisch geheel verdwenen is, omdat de boeren daar meer open staan voor de moderne wereld en minder gehecht zijn aan traditie en geloofsgebruiken dan in Zuid-Hol land. Een kwestie dus van mentali teitsverandering. De hoogleraar zag zelfs verband tussen zelfl:z>en en geboortebeperking. Waar moderne, onchristelijke huwelijkspractijken nog weinig ingang gevonden hebben, Op de markt te Bodegraven klap pen de handen op elkaar tot de koop prijs is vastgesteld. 1. Nieuw Zeeland 96.000.000 kg. 2. Nederland78.000.000 kg. J 3 Denemarken 54.000.000 kg. 4. Australië 22.000.000 kg. 5. Zwitserland 19.000.000 kg. 6. Italië 18.000.000 kg. 7. Frankrijk 17.000.000 kg. X waar men dus nog grote gezinnen vindt, daar wordt nog boerenkaas ge maakt. De zelfkazerij is zeer tij (Co- vend, zei prof. Hofstee. De boerin heeft daarbij hulp nodig van zoons en dochters. Vreemde hulp is te duur en veel kinderen vormen dus een gunstige factor voor het voortbe staan van de zelfkazerij. Het voortbestaan van de zelfkazerij in Zuid-Holland en Utrecht nog steeds volgens prof. Hofstee is dan ook niet afhankelijk van economische factoren. SQciale en culturele ver houdingen zijn doorslaggevend. De moderne tijd en zeden werken tegen de zelfstandige kaasmakerij. En als de nieuwe ideeën nog meer veld win nen, gaat de zelfkazerij in de toe komst verloren. In het andere geval zal zij nog lang behouden blijven, zij het dan met een geleidelijke achter uitgang. Tot zover prof. Hofstee. Van andere zijde wordt tegen deze theorie bezwaar gemaakt, omdat de hoogleraar de achteruitgang los wil zien van economische oorzaken. In feite echter ziet prof. Hofstee wel een economische factor. Want omdat de bepaalde boeren weinig kinde ren hebben en dus dure hulp moe ten betalen, maken zij geen kaas meer. Het arbeidsloon is dus de be palende factor. De hogere prijs die de boer ontvangt wanneer hij de melk niet aan de fabriek levert, maar zelf kaas maakt, is niet aantrekkelijk genoeg wanneer men de huidige lo nen en andere extra kosten in rekening brengt. Ook niet al zijn er voordelen aan het kaasmaken ver bonden: weiboter en goedkoop var kensvoer. Overigens valt niet te ontkennen, dat de mentaliteitsverandering een grote rol speelt. De boeren zijn uit hun isolement verlost; geregelde autobusdiensten maken het mogelijk zelfs uit de verst verwijderde dorpen en buurtschappen betrekkelijk snel naar de dichtst bij zijnde stad te rei zen, waardoor de onspannings- en ontwikkelingsmogelijkheden aan zienlijk toegenomen zijn. Men leeft minder in de besloten geemeenschap en gaat steeds meer stadsgewoonten overnemen, zoals vrije tijdsbesteding en vacantie. Dit alles is niet bevor derlijk voor het handhaven van fa milietradities, zoals 't tijdrovende en zeer arbeidsintensieve kaasmaken er een is. Bovendien spelen niet alleen de hogere lonen, maar ook het ge brek aan personeel op de boerderij en de afnemende belangstelling van de jeugd voor het kaasmaken een grote rol bij de geconstateerde terug gang. WAAROM BEWAREN? Maar waarom moet de zelfkazerij dan bewaard blijven? Rationalisten wijzen op het verdwijnen van talrij ke andere huisindutsrieën: klompen imaken, manden vlechten,4 sigaren rollen, wol spinnen, enz. Zij redene ren eenvoudig, dat fabrieken door de grote hoeveelheden economischer kunnen werken en het pleit dusi al tijd zullen winnen. Men vergeet dan echter, dat de fa brieken hoewel de kwaliteit de laatste tientallen jaren gestegen is nog steeds niet in staat zijn een product te maken als de goede zelf- kazer maakt; 't aroma en de pikant* smaak van een best boerenkaas zijn door de fabriek niet te evenaren. De boerenkaas is daarom steeds een sti mulans voor de fabrieken om een steeds betere kwaliteit te bereiken. Bovendien weet de hele we reld, dat Holland het land van de boerenkaas is. Het is deze roem, die onze kaasexpórt hoewel grotendeels fabriekskaas op peil houdt. Zo lang er nog boeren zijn, die zelf kaas maken, ook al wordt hun aantal kleiner, zo lang zal Holland die naam be houden en zal het buitenland Hollandse kaas kopen. De con current Denemarken zit ons op de hielen. Holland moet zijn roem hooghouden; de zelfkazers moeten daarvoor zorgen. Het is waarschijnlijk om die reden, dat de regering er zelfs niet aan denkt voor de boerenkaas een afzonderlijk kaasmerk in te stel len; wanneer de buitenlandse kaasliefhebber verschil kan zien tussen fabrieks- en boerenkaas, zal dit op de fabriekskaas-export nadelige invloed hebben. Het verdwijnen van de boerenkaas zou ook een culturele verarming van de boerenstand betekenen. Het is een van de charmes van het boerenbe drijf, dat het een wereldje op zich zelf is met een grote verscheiden heid van werkzaamheden en een lange afstand van begin- tot eind product. Ook hierin brengt de mo derne tijd verandering, helaas. De boerderij gaat een fabriek van half fabrikaten worden. Het is nog een vraag wat de boerenstand tegenover deze verarming zal stellen. Doch laat ons niet te somber ein digen. Het einde is nog niet in zicht. Er zijn nog enige 'duizenden kaasboe ren, die met zichtbare trots naar de markt rijden om hun kostelijke waar met handgeklap te verkopen. Er zijn nog enige duizenden boerinnen, die er een eer in stellen zelf aan de kaastobbe te staan en een kaas te maken, die de roem van Holland als zuivelland hoog houdt. Aan de over heid is de taak om met een zorgvul dig prijsbeleid er voor te waken, dat de liefde voor het kaasmaken gesti muleerd wordt door een redelijke winst, die de arbeid verzoet. Dan zul len in Leiden, Bodegraven, Woerden en Gouda nog lang de kaasbrikken over de keien ratelen. Tot roem van Holland! Ook ST. N1COLAASAVOND zijn wij geopend! Café-Réstaurant ,,'t KARREW1EL" STEENSTRAAT 55 - LEIDEN (Advertentie). (De cijfers tussen haakjes geven de export aan) Consumptiemelk 2.268.434.000 kg. (39.434.000) Room 11.345.000 kg. 3.222.000) Boter 81.410.000 kg. (52.720.000) Kaas143.694.000 kg. (86.046.000) Gecondenseerde melk 222.658.000 kg (207.658.000) Melkpoeder 37.243.000 kg. (29.243.000) Wanneer men de kaas-export van de kaas-productie aftrekt, blijft er 57.648.000 kg. over, die dus in Nederland geconsumeerd werd. In 1953 gebruikte iedere Nederlander gemiddeld 5,7 kg. kaas. De totale waarde van de uitgevoerde Nederlandse zuivelproducten (zie boven) was 765.520.000,hetgeen bijna tien procen,t was van de totale Nederlandse uitvoer in 1953. IN VELERLEI VERSCHIJNING*) (Foto: v. d. Horst) Opname In R-K. Kerk te Voorhout De laatste zon lag aan Uw reine voeten. De kalme klokken speelden U te groeten Een wonder spel U zuivre Dienstmaagd in de zuivre oren Oi mocht ik nog maar ééns die klokken horen Qij weet nog well Jacques Scheurs. In de kelders van dc boerderijen en ze bel n" te worden. Zo u rijtje kazen is een feestelijk ge-1 zicht, maar niet alleen dat. De ver- J gaat naar huis met de hoop, dat dc rukk-Tjjke, prikkelende kaasgeur echte boerenkaas nooit zal verdwij- doet de bezoeker waterlanden en hij nen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1954 | | pagina 7