Tussen de haring en het wittebrood door
v&w.
De Knokket*sbui*cht"<M>
VRIJDAG 1 OCTOBER 1954
mm—m
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD PAGINA 3
Horizontaal: 1. jongensnaam, 5. Ja
pans eiland in de O.-Chinese zee, 12.
bladerkroon, 17. feest van de verrij
zenis des Heren, 18. beoordelaar van
boeken en geschriften, 20. belege
ring, 22. gem. in N.-Brab., 23. bas
taardvoorvoegsel, de eerste, de voor
naamste, 24. binnen (Lat.), 26. stad
in Letland, 27. boom, 28. schimmel
op bier, azijn, enz., 29. kever, 31. uit
of betreffende Ierland, 33. zoon van
Noë, 34. academische titel (afk.), 35.
tegenstelling van koud, 36. reeks van
opeenvolgende nummers, 38. insnij
ding, 40. afkorting van neon, 41. slot,
42. het eerste boek van Mozes, 43.
aanspreektitel van. een koning of
keizer, 45. zuiver gewicht, 49. mist,
51. gebruikt men om brood te doen
rijzen, 52. familielid, 53. railroad
(afk.), 55. juffrouw, 56. lusthof, 58.
3de zoon van Jacob en Lea, 60.
stroompje, 61. azijn, 62. lipharen, 64.
afkorting van selenium, 65. muziek
noot, 66. zangwijs, 69. muziekzaal, 71.
stengel, 72. damp, 74. wordt op 3
Oct. te Leiden veel gegeten, 80. rus
tig, 81. lengtemaat (afk.), 83. tegen
stelling van stad, 85. metalen vaat
werk, 86. lichaamsdeel, 87. lidwoord,
88. biersoort, 90. vet der melk, 92.
ontkenning (spreektaal), 93. houten
schoeisel met een bandje van leer,
94. lijkvaas, 95. rivier in Duitsland,
bijrivier v. d. Fulda, 97. kinderboek
je met prenten, 100. onbep. voor-'
naamwoord, 101. onderaardse gemet
selde gang tot afvoer van water, 103.
meisjesnaam, 104. telwoord, 105. be
woner van een onzer provinciën, 106.
buiten beheer of toezicht, 107. Euro
peaan.
Verticaal: 1. al de onderofficieren
en korporaals van een regiment, 2.
de 12 machtige goden der Germanen,
3. kippenloop, 4. voegwoord, 5. kloek,
6. maand van het jaar (afk.), 7 over
bleven, 8. afkorting van mangaan,
9. bij de Egyptenaren de zonnegod,
gemaal van Isis, 10. munt in Japan,
11. tegen, 13. rivier in Azië, 14. af
gelegen, 15. landschap in de Pelopon
nesus, 16. zijtak Donau, 17. lekkernij,
18. venster, 19. ruk, haal, 21. eetke
teltje, 23. karakter, 25. oorlogsgod, 28.
bootje, 30. vreemde munt, 32. teken,
35. fijn tarwebrood, 36. als 64 hor.,
37. voedsel, 39. kanselrede, 41. wand
versiering, 44. eerste vrouw, 46. door
water omringd land, 47. spotnaam
voor een Noord-Amerikaan, 48. was
secretaris van Leiden, beschreef in
1614 de geschiedenis der stad (1580
—1646), 50. gemoedsbeweging, 52.
vogel, 54. verstand, 57. lidwoord, 59.
voorwaardelij ke invrij heidstelling
(afk.), 62. soldeersel, 63. aardsoort,
67. gerucht, 68. langzamerhand, 70.
Europeaan, 71. puntje, 73. ongebuild
meel, 75. klein kind, 76. kraam, 77.
punthoed, 78. wortel, 79. aardrijks
kundige aanduiding (afk.), 80. snug
ger, 82. in het midden der maand, 84.
kleine, haast ondoorzichtbare ope
ning, 86. kleine druif zonder pit, 87.
braakland, 89. jongensnaam, 91. ho
ningdrank, 93. lastig werk, 94. ver
eniging, 96. zeehond, 98. zot, 99. Ja
vaanse huisvogel, 100. eer, 102. lid
woord (Fr.), 105. faubourg (afk.)
Bij juiste oplossing leest men op
onderstaande cijfers vier namen van
letterkundigen, die allen over het
Beleg en Ontzet van Leiden geschre
ven hebben.
„Beleg en Ontzet van Leiden" be
zongen in de lofzang van: Jan 59, 2,
4974, 6, 22, 29 (hij was een vriend
van Jan v. d. Does, beiden verdedi
gers van Leiden).
Reynerus 20, 48, 70, 93, 24, 75, 10.
Hij schreef het „Treur-, bly, einde
spel"; Belegering ende Ontset der
stadt Leyden. (Hij was hoogleraar
in de geneeskunde en lijfarts van
Prins Maurits).
„Leiden Verlost" geschreven door:
Kornelis 60, 9, 13, 45. (Hij was bal
juw van Heen vliet).
„Beleg van Leiden" een van de
bekendste werken van: Jan 5, 53, 94,
47, 76, 31, 61, 65, 77. (Was request-
meester van de Prins van Oranje).
Vorige puzzel valkuil
voor de „uitknippers"
Over het algemeen is ons puzzelpu-
bliek een zeer rustig soort lezers.
Trouw zenden zij ons iedere week een
passende vakjesvulling, zonder dat
wij eigenlijk waarlijk contact met
hen krijgen. Met de puzzel van Za
terdag j.l. zijn wij er echter in ge
slaagd onze meest zwijgzame puzzel
vrienden tot spreken te krijgen.
Pienter. Oogarts: „Kunt U de
vierde regel lezen?"
Patiënt: „Ja, zoiets van PZONFG.
Ik kan het woord niet goed uitspre
ken, maar ik denk, dat het de mid-
voor van het Chinese elftal is".
Troef. „Ga weg kleine kruimel!
Ik zou je met één hap kunnen op
eten!"
„Nou kerel, dat zou dan een rare
toestand worden. Je zou nog meer
hersens in je maag hebben dan in
je hoofd".
Twee mogelijkheden. „Is Jaap
niet thuis?", vroeg de jongeman.
„Neen", antwoordde Jaaps vader.
„Als het ijs zo dik is, al Jaap denkt,
is hij aan het schaatsen, maar als het
zo dun is als ik denk, dan is hij ver
moedelijk aan het zwemmen".
Tientallen vestigden er namelijk
de aandacht op dat onze krant al
tijd begerig naar het geven van ser
vice ditmaal onder de opgave de
oplossing had aangesloten. Ónder in
vloed van de herfst daalde de kran
tenknipsels uit de enveloppen in dik
ke laag op het bureau van uw „schul
dige" puzzelredacteur neer. De per
sonen, die hierdoor op een gemakke
lijk manier een stuk van de taart in
de wacht dachten te slepen hadden
echter één ding vergeten. In de op
lossing stond namelijk een fout, die
wij om de oplettendheid van onze le
zers te testen hadden ingelast. In
plaats van de stad Toledo, die toch
onder deze naam op elke landkaart
te vinden is, stond in onze toegift
Todelo. Een klein valkuiltje niet waar,
maar tallozen zijn er toch in gelo
pen.
Na loting werden de prijzen onder
de goede oplossers en juiste uit
knippers als volgt verdeeld:
C. Xoet-van der Schalk, Stijntjes
Duinstraat 2, Noordwyk: de taart;
Zach. van Kesteren, Lindelaan 13,
Leiderdorp: het sieraad en J. van
Maren, Louis Regoutstraat 5, Weert:
het boek.
De prijzen voor onze 3 October-
puzzel zijn: een extra grote taart;
een sieraad en een boek. Oplossingen
tot en met Donderdag a.s. aan het
bureau van ons blad. Op de envelop
pe „Puzzel" vermelden.
„Wat een mensenkennis heeft die
juwelier. Hij zag direct, dat we ver
lovingsringen moesten hebben.
(Smith's Weekly)
Onmogelijk. Mien, de dienstbode,
had ontslag genomen, aangezien zij in
het huwelijksbootje ging stappen.
Voor mevrouw was dat niet zo leuk.
Zij had reeds verschillende adver
tenties geplaatst, maar zonder succes.
„Zeg Mien", vroeg ze, „kan jij je
huwelijk niet een paar maanden uit
stellen. Ik ben er nog steeds niet in
een ander meisje te vin
geslaagd
den".
„Mevrouw", antwoordde Mien, „ik
zou het graag voor U doen, maar ik
ken hem niet lang genoeg, om het
risico van uitstellen te nemen".
Behulpzaam. „Wat moet jij
daar?" schreeuwde de boer tot een
kleine jongen, die in zijn appelboom
zat.
„Oh mijnheer", antwoordde het
knaapje, „ik zag een appel uit Uw
boom vallen en nu ben ik hem weer
aan het ophangen".
Vanzelfsprekend. „Zal je altijd
van mij blijven houden, ook als ik
grijze haren krijg?"
„Natuurlijk meisje", luidde het
antwoord. „Sinds we verkering heb
ben ben je al vier maal van haar
kleur veranderd en heeft dat ooit
iets aan mijn liefde veranderd?"
Hoe lang Brammetje
probeerde geld te
verdienen
(Vervolgverhaal door Trudi).
Hans had erg zijn best gedaan op die
aanplakbiljetten. Iedere avond moest
zijn vader wel honderd maal zeggen:
„Hans ga nou naar je bed". Maar nu was
't toch klaar. Vijftien grote en tien
kleine had hij er klaar weten te krijgen
en dat was geen kleine prestatie. De
andere jongens waren hem heel dank
baar ofschoon die ondertussen ook niet
stil gezeten hadden. Onder leiding van
oom Jan hadden ze in plaats van een
roer, een stuur gekregen, jullie weten
wel. zo'n ronde, net als van een auto.
Ook hadden ze over de achterste bankjes
een overkapping gemaakt; als 't dan
begon te regenen, zaten de klanten in
ieder geval droog. Verder hadden ze van
Olsthoorn toestemming gekregen om een
trapje te maken en dat aan de kant vast
te maken, wan was 't veel'gemakkelijker
om in de boot te komen en waren de
duikelingen uitgesloten. Veronderstel dat
ze, net als Hans, allemaal in 't water
vielen. Dan zou 't er voor onze vier
vrienden niet zo mooi uitzien. Nee, ze
moesten het voor de klanten alles zo
prettig en gemakkelijk mogelijk maken.
Naast 't trapje hadden ze twee palen
geslagen en daar tegenaan een groot
bord waarop met grote letters stond:
„Rondvaart. Rederij Brapehawi".
Over die naam waren nog heel wat
ruzietjes geweest. Wim wilde een ge
wone naam. maar de anderen wilden
iets origineels. Toen kwam Brammetje
ineens op 't idee dat ze een naam moes
ten vormen van hun eigen namen. Maar
dat werd iets heel geks en daarom had
den ze van iedere naam de twee eerste
letters genomen, behalve van die van
Bram, die mocht drie letters geven. Zo
werd het dus: Brapehawi. En nu stond
't daar met grote zwarte letters op een
groot wit bord.
Met spanning wachtten ze de Woens
dagmiddag af. Zouden er veel klanten
komen? Zo'n eerste tocht gratis, was toch
wel een aantrekkingskracht.
Onder de lessen konden ze gewoon
niet opletten, die morgen. Ze dachten
nergens anders over. Steeds moest de
meester er één van de vier met de
haren bij slepen.
Eindelijk was 't dan zo ver. Zo gauw
de bel ging holden ze naar buiten. „Jon
gens, zo gauw mogelijk bij Olsthoorn hè.
Een beetje opschieten met eten". Nou dat
hoefden ze heus niet af te spreken. Ze
holden alle vier naar huis. De een wat
harder dan de ander. Bram hoefde zich
eigenlijk helemaal niet te haasten. Oma,
legde 's morgens, voor ze wegging om
te werken, zijn pakje brood kant
klaar in de trommel. Zijn flesje melk
stond op de aanrecht en dan kon Bram
metje zich zelf best helpen. Hij at zo
maar uit het zakje, zodat er geen bordje
hoefde afgewassen te worden en de melk
dronk hij uit de fles. Ja. die Bram wist
zich wel te behelpen. Hij was dan ook
precies half twee alweer bij Olsthoorn.
Er was nog niemand. Hij zou gauw de
boot nog even oppoetsen. Eigenlijk was
de boot veel te klein en als de zaken
goed gingen moesten ze proberen een
grotere te krijgen. Maar ja, zo ver waren
ze nog niet.
„Zouden er vanmiddag veel komen?"
dacht Bram. „Stel je voor dat er niemand
kwam. Alle moeite voor niets geweest".
Het was die middag lekker weer. Veel
verdienen zouden ze niet, iedereen wilde
immers een gratis rit.
„Hei. Bram", daar kwamen Peter en
Wim al aanstuiven. Die kwamen meestal
samen, want ze woonden bij elkaar in
de buurt.
„Is er nog niemand verder?" infor
meerden ze nieuwsgierig.
„Nee, maar 't is nog vroeg. Er zullen
er heus wel komen. Zijn 't geen volwas
senen, dan toch zeker de kinderen".
De jongèns liepen zenuwachtig heen
en weer. Om kwart voor twee stonden
er alleen maar jongens langs 't water,
die wilden natuurlijk allemaal voor
niets een eind het meer op. Nee hoor,
dan deden ze 't liever niet.
Kijk daar kwam iemand aan. Het was
geen kind. Nee. Zag Bram het goed?
Ja, 't was oom Jan. Gelukkig hun eer
was gered. Er was in ieder geval één
groot mens, wezen kijken.
„Zo jongens, ik zie dat ik nog op tijd
ben voor de eerste tocht. Je hebt niet
veel klanten". Hij zag aan de teleurge
stelde gezichten van de jongens, dat ze
op meer belangstelling hadden gerekend.
„Nou jongens, de moed nog niet laten
zakken. Ze komen nog wel. Ik denk dat
die lui willen betalen en daarom pas
Zaterdag of Zondag komen. Ze ver
wachten natuurlijk een grote toeloop
van kinderen en dat geeft te veel drukte
voor de groten".
Ja, eigenlijk was 't waar wat oom
Jan zei.
„Gaat uw gang oom Jan", zei Bram
beleefd. Ja en eigenlijk wist Bram niet
wat hij nu moest doen. Moest hij alle
jongens om beurten de boot in laten of
moest hij er een paar uitpikken? De
anderen konden dan Zaterdag of Zon
dag terugkomen, als ze wilden. Maar
wie van de jongens moest hij nu nemen?
„Weet je wat Bram, we gaan er om
loten".
„Jongens, jullie zien, dat we niet alle
maal in de boot kunnen en als oplossing
van dit vraagstuk heeft Bram v. d. Velde
besloten vier jongens uit te kiezen. Maar
hoe? We hebben het even besproken en
nu hebben we besloten dat we er om
zullen loten. Ieder op de beurt noemt
een getal onder de vijftig".
Oom Jan had vier getallen op een
briefje geschreven. Het werd nu dood
stil en een poos lang hoorde je nietrf
anders dan 27, 30, 41, 8. Alle cijfers wer
den niet eens genoemd. Toen ze alle
maal een beurt gehad hadden vroeg oom
Jan: „Wie heeft gezegd drie en dertig?"
„Ik meneer" en een klein jongetje
stapte naar voren.
„Ga alvast maar in de boot zitten".
„Wie heeft gezegd: „vier en veertig?"
„Jij jó, let toch op!" riepen er een paar.
„O, ik meneer".
„Ga er maar bij zitten".
„En wié heeft gezegd: twee eo twintig
en wie elf?"
Elf lvid niemand gezegd.
„Dan nog een keer. Ik neem natuurlijk
een ander getal".
Alle jongens stonden in spanning te
wachten. Ze wilden allemaal stuk voor
stuk mee. Vooral nu ook die aardige
meneer mee ging.
„Achttien", was 't. Een grote flinke
jongen had het geraden. Om zich groot
te houden zei hij nog vlug tegen de
andere jongens: „Nou als ze 't dan be
slist willen, ga ik wel mee". Maar je zag
aan zijn schitterende ogen, dat hij 't wel
leuk vond. Daar gingen ze dus. Wim en
Hans bleven achter, anders werd 't te
veel in de boot. Alle jongens zwaaiden
met hun zakdoeken.
Nauwelijks was de boot op gang of
Bram haalde een schrift voor de dag
begon met z'n relaas, net als met
echte rondvaart, maar hier hadden ze
natuurlijk geen microfoon.
„Amsterdam is ontstaan als een dam
in de Amstel. Daar omheen gingen zich
mensen vestigen, meestal mensen die
iets met de handel te maken hadden. Zo
groeide deze nederzetting en werd al
groter en groter".
De jongens zaten met verbazing Bram
aan te gapen over zoveel durf. Oom Jan
had schik in 't gevalletje. Die Bram
toch, net echt. De jongens hoefden niet
te roeien ze hadden 't zeil opgehesen,
want er stond een lekker windje.
Wordt vervolgd.
PETER VERTELT WAT HIJ VERLEDEN
WEEK HEEFT MEEGEMAAKT.
De vorige week is oma bU ons op be
zoek geweest en als oma komt is het
altijd een beetje feest, net Zondag. Toen
ik om 12 uur uit school kwam stond ze
me aan de deur al op te wachten.
„Dag Petertje, dag jongen, hoe gaat
het toch met je, nu je op de grote school
bent" en meteen gaf ze me een dikke
kus. We gingen samen naar binnen, waar
moeder al de tafel aan 't dekken wi
„Peter, haal m'n tas eens, hij staat in
de gang". Nou ik rende naar de gang
want in de tas van oma zat altijd een
fijne verrassing.
„Kijk jongen, ik dacht zo; deze keer
breng ik iets voor je mee, waar je als
grote jongen wat aan hetb".
Oma schommelde en rommelde wat in
haar tas en toen kwam er een heel klein
pakje uit. Ik mocht drie keer raden en
ook even voelen. Ik raadde: een doosje
knikkers, mis; een fluit met een koord,
voor m'n nieuwe matrozenpak, weer
mis; een doosje schroefjes voor m'n
eerste mecanodoos, alweer mis. Toen
werd het papiertje er af ghaald, het
doosje open gemaakt en daar lag een
mooie blauwe rozenkrans.
„Weet je nu Peter, waarom juist een
rozenkrans?" Nou en of ik het wist.
Juist had de kapelaan die morgen op
school verteld over de Octobermaand,
waarin alle brave mensen d^ rozenkrans
bidden, iedere dag, ter ere van Maria.
Moeder kwam er bij staan. „Nu mag
je iedere avond even langer opblijven
manneke en met vader en mij twee
tientjes mee bidden".
Gos, was dat even fijn. Ik ging even
op mijn tenen staan. „Wat ben ik al
groot", dacht ik, met de grote mensen
mee bidden.
„En hier is nog wat vent", zei oma,
en ik kreeg van haar een mooie plaat
van de Engelbewaarder. „Die moet je
boven je bed prikken Peter en elke
morgen en avond ter ere van je Engel
bewaarder een weesgegroetje bidden. Je
weet toch dat we op 2 October het feest
van de Engelbewaardérs vieren". Nee
dat wist ik niet.
Daarna kwam oma dicht bij me en
fluisterde aan mijn oor: „Opa is een
grote vlieger voor je aan het plakken
en die mag je Woensdagmiddag komen
halen".
De volgende week vertel ik jullie alles
over die vlieger. Tabé!
PETER.
CORRESPONDENTIE.
Lenie WUnands, Parallelweg 2 N'hout.
Ben je een nieuw nichtje Lenie? Je
schreef helemaal niets bij de oplossing.
Ik hoor dat zeker wel eens.
Sjani OlUerhoek, Oud Ade. Oei, wat
een klein verhaaltje, dat is nog niet eens
twee regels in de krant. Vertel me eens
hoe oud je bent Sjani.
Ria v. Goozen, Kijndijkstiaat. Leiden.
Was jij ziek Ria? Kijk meiske, je moet
de oplossing altijd zo netjes mogelijk op
schrijven en dan natuurlijk met inkt, dat
is het netst. De volgende keer beter,
hè Ria.
Rinie Vroonhof, Voorweg 7, Noorden.
Ik zal je missen Rinie, jij met je gezel
lige babbeltjes, maar in de vacanties
reken ik vast op je. Heerlijk hè
schattig zusje te hebben. Dag Rinie, doe
maar goed je best op het internaat. Je
raadsel krijgt gauw een plaatsje.
Henny v. d. Burg, Boshuizcrskade 75,
Leiden. Wist je nou heus niets te schrij
ven Henny. Sommige kinderen vertellen
zo gezellig over hun klas of zusjes of
broertjes. Probeer het eens, het zal best
gaan.
Siem Zandbergen, Morsweg 25, Leiden.
Je hebt je best gedaan Siem, maar je
versje kan ik niet plaatsen. Verzin zelf
eens wat.
Loes Verkleij, Achterweg 7, Katwijk. I
Kijk Loesje, wanneer je mij geen briefje
schrijft, dan kan ik zo moeilijk antwoor-
den. Dusde volgende keer een reuze
brief. Ook aan Corrie dezelfde bood
schap. En dan nog wat: samen in één
enveloppe dat spaart 10 cent uit.
Henk van Berkel, Noordelnde 186,
R'veen. Nou, nou Henk, wat heb jij een
fijne vacantie gehad. En nu zeker weer
hard leren. Dag jongen.
Ineke, Ria en Henk Heins, Herenweg
143, Rijnsaterwoude. Wat zagen jullie
briefjes er keurig verzorgd uit. Zulke
mooie versieringen. Voor ieder een
pluim. Dag kinders.
Ada den Elzen, Vreewijk 12, LUse. Ja
Ria Lemker uit Gelderland. Je was
zeker bij je oma op vacantie toen je de
Krantentuin gelezen hebt en ons de op
lossing instuurde. Ik hoop dat Je oma
dit briefje uitknipt en naar je opstuurt.
Weet je wat je moest doen Ria? Maak
eens een verhaaltje en als het dan aar
dig is, komt het in de krant. Doe Je het?
Dag Ria tot ziens.
Huub en Tilly v. d. Raad, Vinkenlaan
37, Noordwyk. Eerst Huubje aan de
beurt. Van harte welkom jongen, zo'n
nieuw neefje, dat zo keurig een briefje
kan schrijven, mag er altijd bij komen.
Jammer hè, dat het in de vacantie zo
dikwijls regende, vooral voor jullie die
zo dicht met je neus op 't strand zitten.
Tilly deed me een verhaal over haar
verjaardag. Lieve kind, wat heb jij veel
gekregen. Hoe gaat het op de Mulo? Zou
je nog tijd over hebben om met ons mee
te blijven doen? Ja hè! Fijn dat jullie
het verhaal van Brammetje zo mooi vin
den. Dag kinderen.
Evarien Tijsscn, Hoge Rijndijk 173,
Zoeterwoude. Ik hoop dat je ons af en
toe nog eens zal schrijven. Ik weet wel
dat jullie het op de ULO druk hebben
maar met een beetje goede wil is er nog
wel eens tijd voor een babbeltje. Hier
volgt je verhaaltje:
EEN VACANTIEMIDDAG.
we met z'n allen eens gaan profiteren
van het mooie weer. Riet, mijn getrouw
de zus, vroeg of Ik soms zin had om met
haar vier kinderen te gaan varen. Nou
je begrijpt, dat ik dat niet afsloeg. We
stapten dus 's middags tegen half twee
in de boot. De twee kleinsten moesten
ieder in een stoeltje zitten want stel je
voor, dat er eentje over boord viel. Maar
dat is gelukkig niet gebeurd.
We namen allerlei lekkers mee, zoals
biscuitjes, limonade cn snoepjes. Nadat
we een uurtje hadden gevaren legden
we de boot vast aan de kant en gingen
we opeen landje spelen. Met de kleintjes
deden we natuurlijk ook leuke spelletjes,
zoals Jan Huigen in de ton, enz. en ze
hadden de grootste pret als er eentje
door het gras rolde. En vuil dat ze wer
den.... vreselijk. Ten laatste gingen we
even rusten en pakten de tas uit. We
deelden een kroes limonade en een paar
kaakjes, dus we hadden niet te klagen.
Maar dat rusten werden ze gauw moe
en we besloten een eindje te gaan wan
delen. We waren nog niet goed en wel
op weg of daar kwamen de koeien en
schapen aangelopen. Ik gaf er natuurlijk
niet om maar kleine Marieke begon te
schreeuwen en te spartelen. Ze wou
geen stap meer verzetten en huilde maar
dat ze naar mama toe moést. We gin
gen dus maar gauw terug. Hansje was
helemaal niet bang; hij ging doodgewoon
de koeien aaien.
Op het laatst waren de kinderen, en
ik ook hoor, zó vuil dat we maar weer
gauw in de boot stapten en naar huis
roeiden. Daar werden ze alle vier in de
teil gestopt en ik mocht hen wassen.
Dat was een leuk karweitje en al spoe
dig zat 't hele stel, heerlijk fris, aan
tafel om te eten. Maar aan alles komt
een eind, dus ook aan deze heerlijke
middag, 't Was veel te gauw near mijn
zin.
Dit aardige verhaaltje over die pret
tige middag moet vandaag weer het
slot zijn.
Alle Leidse kinderen wensen we een
prettig 3 Octoberfeest. Wie zou over die
fijne kermis eens een verhaaltje kunnen
maken? Tot de volgende week. Dag
allemaal.
TANTE JO en OOM TOON.