Tussen de haring en het wittebrood door v&w. De Knokket*sbui*cht"<M> VRIJDAG 1 OCTOBER 1954 mm—m DE LEIDSE COURANT DERDE BLAD PAGINA 3 Horizontaal: 1. jongensnaam, 5. Ja pans eiland in de O.-Chinese zee, 12. bladerkroon, 17. feest van de verrij zenis des Heren, 18. beoordelaar van boeken en geschriften, 20. belege ring, 22. gem. in N.-Brab., 23. bas taardvoorvoegsel, de eerste, de voor naamste, 24. binnen (Lat.), 26. stad in Letland, 27. boom, 28. schimmel op bier, azijn, enz., 29. kever, 31. uit of betreffende Ierland, 33. zoon van Noë, 34. academische titel (afk.), 35. tegenstelling van koud, 36. reeks van opeenvolgende nummers, 38. insnij ding, 40. afkorting van neon, 41. slot, 42. het eerste boek van Mozes, 43. aanspreektitel van. een koning of keizer, 45. zuiver gewicht, 49. mist, 51. gebruikt men om brood te doen rijzen, 52. familielid, 53. railroad (afk.), 55. juffrouw, 56. lusthof, 58. 3de zoon van Jacob en Lea, 60. stroompje, 61. azijn, 62. lipharen, 64. afkorting van selenium, 65. muziek noot, 66. zangwijs, 69. muziekzaal, 71. stengel, 72. damp, 74. wordt op 3 Oct. te Leiden veel gegeten, 80. rus tig, 81. lengtemaat (afk.), 83. tegen stelling van stad, 85. metalen vaat werk, 86. lichaamsdeel, 87. lidwoord, 88. biersoort, 90. vet der melk, 92. ontkenning (spreektaal), 93. houten schoeisel met een bandje van leer, 94. lijkvaas, 95. rivier in Duitsland, bijrivier v. d. Fulda, 97. kinderboek je met prenten, 100. onbep. voor-' naamwoord, 101. onderaardse gemet selde gang tot afvoer van water, 103. meisjesnaam, 104. telwoord, 105. be woner van een onzer provinciën, 106. buiten beheer of toezicht, 107. Euro peaan. Verticaal: 1. al de onderofficieren en korporaals van een regiment, 2. de 12 machtige goden der Germanen, 3. kippenloop, 4. voegwoord, 5. kloek, 6. maand van het jaar (afk.), 7 over bleven, 8. afkorting van mangaan, 9. bij de Egyptenaren de zonnegod, gemaal van Isis, 10. munt in Japan, 11. tegen, 13. rivier in Azië, 14. af gelegen, 15. landschap in de Pelopon nesus, 16. zijtak Donau, 17. lekkernij, 18. venster, 19. ruk, haal, 21. eetke teltje, 23. karakter, 25. oorlogsgod, 28. bootje, 30. vreemde munt, 32. teken, 35. fijn tarwebrood, 36. als 64 hor., 37. voedsel, 39. kanselrede, 41. wand versiering, 44. eerste vrouw, 46. door water omringd land, 47. spotnaam voor een Noord-Amerikaan, 48. was secretaris van Leiden, beschreef in 1614 de geschiedenis der stad (1580 —1646), 50. gemoedsbeweging, 52. vogel, 54. verstand, 57. lidwoord, 59. voorwaardelij ke invrij heidstelling (afk.), 62. soldeersel, 63. aardsoort, 67. gerucht, 68. langzamerhand, 70. Europeaan, 71. puntje, 73. ongebuild meel, 75. klein kind, 76. kraam, 77. punthoed, 78. wortel, 79. aardrijks kundige aanduiding (afk.), 80. snug ger, 82. in het midden der maand, 84. kleine, haast ondoorzichtbare ope ning, 86. kleine druif zonder pit, 87. braakland, 89. jongensnaam, 91. ho ningdrank, 93. lastig werk, 94. ver eniging, 96. zeehond, 98. zot, 99. Ja vaanse huisvogel, 100. eer, 102. lid woord (Fr.), 105. faubourg (afk.) Bij juiste oplossing leest men op onderstaande cijfers vier namen van letterkundigen, die allen over het Beleg en Ontzet van Leiden geschre ven hebben. „Beleg en Ontzet van Leiden" be zongen in de lofzang van: Jan 59, 2, 4974, 6, 22, 29 (hij was een vriend van Jan v. d. Does, beiden verdedi gers van Leiden). Reynerus 20, 48, 70, 93, 24, 75, 10. Hij schreef het „Treur-, bly, einde spel"; Belegering ende Ontset der stadt Leyden. (Hij was hoogleraar in de geneeskunde en lijfarts van Prins Maurits). „Leiden Verlost" geschreven door: Kornelis 60, 9, 13, 45. (Hij was bal juw van Heen vliet). „Beleg van Leiden" een van de bekendste werken van: Jan 5, 53, 94, 47, 76, 31, 61, 65, 77. (Was request- meester van de Prins van Oranje). Vorige puzzel valkuil voor de „uitknippers" Over het algemeen is ons puzzelpu- bliek een zeer rustig soort lezers. Trouw zenden zij ons iedere week een passende vakjesvulling, zonder dat wij eigenlijk waarlijk contact met hen krijgen. Met de puzzel van Za terdag j.l. zijn wij er echter in ge slaagd onze meest zwijgzame puzzel vrienden tot spreken te krijgen. Pienter. Oogarts: „Kunt U de vierde regel lezen?" Patiënt: „Ja, zoiets van PZONFG. Ik kan het woord niet goed uitspre ken, maar ik denk, dat het de mid- voor van het Chinese elftal is". Troef. „Ga weg kleine kruimel! Ik zou je met één hap kunnen op eten!" „Nou kerel, dat zou dan een rare toestand worden. Je zou nog meer hersens in je maag hebben dan in je hoofd". Twee mogelijkheden. „Is Jaap niet thuis?", vroeg de jongeman. „Neen", antwoordde Jaaps vader. „Als het ijs zo dik is, al Jaap denkt, is hij aan het schaatsen, maar als het zo dun is als ik denk, dan is hij ver moedelijk aan het zwemmen". Tientallen vestigden er namelijk de aandacht op dat onze krant al tijd begerig naar het geven van ser vice ditmaal onder de opgave de oplossing had aangesloten. Ónder in vloed van de herfst daalde de kran tenknipsels uit de enveloppen in dik ke laag op het bureau van uw „schul dige" puzzelredacteur neer. De per sonen, die hierdoor op een gemakke lijk manier een stuk van de taart in de wacht dachten te slepen hadden echter één ding vergeten. In de op lossing stond namelijk een fout, die wij om de oplettendheid van onze le zers te testen hadden ingelast. In plaats van de stad Toledo, die toch onder deze naam op elke landkaart te vinden is, stond in onze toegift Todelo. Een klein valkuiltje niet waar, maar tallozen zijn er toch in gelo pen. Na loting werden de prijzen onder de goede oplossers en juiste uit knippers als volgt verdeeld: C. Xoet-van der Schalk, Stijntjes Duinstraat 2, Noordwyk: de taart; Zach. van Kesteren, Lindelaan 13, Leiderdorp: het sieraad en J. van Maren, Louis Regoutstraat 5, Weert: het boek. De prijzen voor onze 3 October- puzzel zijn: een extra grote taart; een sieraad en een boek. Oplossingen tot en met Donderdag a.s. aan het bureau van ons blad. Op de envelop pe „Puzzel" vermelden. „Wat een mensenkennis heeft die juwelier. Hij zag direct, dat we ver lovingsringen moesten hebben. (Smith's Weekly) Onmogelijk. Mien, de dienstbode, had ontslag genomen, aangezien zij in het huwelijksbootje ging stappen. Voor mevrouw was dat niet zo leuk. Zij had reeds verschillende adver tenties geplaatst, maar zonder succes. „Zeg Mien", vroeg ze, „kan jij je huwelijk niet een paar maanden uit stellen. Ik ben er nog steeds niet in een ander meisje te vin geslaagd den". „Mevrouw", antwoordde Mien, „ik zou het graag voor U doen, maar ik ken hem niet lang genoeg, om het risico van uitstellen te nemen". Behulpzaam. „Wat moet jij daar?" schreeuwde de boer tot een kleine jongen, die in zijn appelboom zat. „Oh mijnheer", antwoordde het knaapje, „ik zag een appel uit Uw boom vallen en nu ben ik hem weer aan het ophangen". Vanzelfsprekend. „Zal je altijd van mij blijven houden, ook als ik grijze haren krijg?" „Natuurlijk meisje", luidde het antwoord. „Sinds we verkering heb ben ben je al vier maal van haar kleur veranderd en heeft dat ooit iets aan mijn liefde veranderd?" Hoe lang Brammetje probeerde geld te verdienen (Vervolgverhaal door Trudi). Hans had erg zijn best gedaan op die aanplakbiljetten. Iedere avond moest zijn vader wel honderd maal zeggen: „Hans ga nou naar je bed". Maar nu was 't toch klaar. Vijftien grote en tien kleine had hij er klaar weten te krijgen en dat was geen kleine prestatie. De andere jongens waren hem heel dank baar ofschoon die ondertussen ook niet stil gezeten hadden. Onder leiding van oom Jan hadden ze in plaats van een roer, een stuur gekregen, jullie weten wel. zo'n ronde, net als van een auto. Ook hadden ze over de achterste bankjes een overkapping gemaakt; als 't dan begon te regenen, zaten de klanten in ieder geval droog. Verder hadden ze van Olsthoorn toestemming gekregen om een trapje te maken en dat aan de kant vast te maken, wan was 't veel'gemakkelijker om in de boot te komen en waren de duikelingen uitgesloten. Veronderstel dat ze, net als Hans, allemaal in 't water vielen. Dan zou 't er voor onze vier vrienden niet zo mooi uitzien. Nee, ze moesten het voor de klanten alles zo prettig en gemakkelijk mogelijk maken. Naast 't trapje hadden ze twee palen geslagen en daar tegenaan een groot bord waarop met grote letters stond: „Rondvaart. Rederij Brapehawi". Over die naam waren nog heel wat ruzietjes geweest. Wim wilde een ge wone naam. maar de anderen wilden iets origineels. Toen kwam Brammetje ineens op 't idee dat ze een naam moes ten vormen van hun eigen namen. Maar dat werd iets heel geks en daarom had den ze van iedere naam de twee eerste letters genomen, behalve van die van Bram, die mocht drie letters geven. Zo werd het dus: Brapehawi. En nu stond 't daar met grote zwarte letters op een groot wit bord. Met spanning wachtten ze de Woens dagmiddag af. Zouden er veel klanten komen? Zo'n eerste tocht gratis, was toch wel een aantrekkingskracht. Onder de lessen konden ze gewoon niet opletten, die morgen. Ze dachten nergens anders over. Steeds moest de meester er één van de vier met de haren bij slepen. Eindelijk was 't dan zo ver. Zo gauw de bel ging holden ze naar buiten. „Jon gens, zo gauw mogelijk bij Olsthoorn hè. Een beetje opschieten met eten". Nou dat hoefden ze heus niet af te spreken. Ze holden alle vier naar huis. De een wat harder dan de ander. Bram hoefde zich eigenlijk helemaal niet te haasten. Oma, legde 's morgens, voor ze wegging om te werken, zijn pakje brood kant klaar in de trommel. Zijn flesje melk stond op de aanrecht en dan kon Bram metje zich zelf best helpen. Hij at zo maar uit het zakje, zodat er geen bordje hoefde afgewassen te worden en de melk dronk hij uit de fles. Ja. die Bram wist zich wel te behelpen. Hij was dan ook precies half twee alweer bij Olsthoorn. Er was nog niemand. Hij zou gauw de boot nog even oppoetsen. Eigenlijk was de boot veel te klein en als de zaken goed gingen moesten ze proberen een grotere te krijgen. Maar ja, zo ver waren ze nog niet. „Zouden er vanmiddag veel komen?" dacht Bram. „Stel je voor dat er niemand kwam. Alle moeite voor niets geweest". Het was die middag lekker weer. Veel verdienen zouden ze niet, iedereen wilde immers een gratis rit. „Hei. Bram", daar kwamen Peter en Wim al aanstuiven. Die kwamen meestal samen, want ze woonden bij elkaar in de buurt. „Is er nog niemand verder?" infor meerden ze nieuwsgierig. „Nee, maar 't is nog vroeg. Er zullen er heus wel komen. Zijn 't geen volwas senen, dan toch zeker de kinderen". De jongèns liepen zenuwachtig heen en weer. Om kwart voor twee stonden er alleen maar jongens langs 't water, die wilden natuurlijk allemaal voor niets een eind het meer op. Nee hoor, dan deden ze 't liever niet. Kijk daar kwam iemand aan. Het was geen kind. Nee. Zag Bram het goed? Ja, 't was oom Jan. Gelukkig hun eer was gered. Er was in ieder geval één groot mens, wezen kijken. „Zo jongens, ik zie dat ik nog op tijd ben voor de eerste tocht. Je hebt niet veel klanten". Hij zag aan de teleurge stelde gezichten van de jongens, dat ze op meer belangstelling hadden gerekend. „Nou jongens, de moed nog niet laten zakken. Ze komen nog wel. Ik denk dat die lui willen betalen en daarom pas Zaterdag of Zondag komen. Ze ver wachten natuurlijk een grote toeloop van kinderen en dat geeft te veel drukte voor de groten". Ja, eigenlijk was 't waar wat oom Jan zei. „Gaat uw gang oom Jan", zei Bram beleefd. Ja en eigenlijk wist Bram niet wat hij nu moest doen. Moest hij alle jongens om beurten de boot in laten of moest hij er een paar uitpikken? De anderen konden dan Zaterdag of Zon dag terugkomen, als ze wilden. Maar wie van de jongens moest hij nu nemen? „Weet je wat Bram, we gaan er om loten". „Jongens, jullie zien, dat we niet alle maal in de boot kunnen en als oplossing van dit vraagstuk heeft Bram v. d. Velde besloten vier jongens uit te kiezen. Maar hoe? We hebben het even besproken en nu hebben we besloten dat we er om zullen loten. Ieder op de beurt noemt een getal onder de vijftig". Oom Jan had vier getallen op een briefje geschreven. Het werd nu dood stil en een poos lang hoorde je nietrf anders dan 27, 30, 41, 8. Alle cijfers wer den niet eens genoemd. Toen ze alle maal een beurt gehad hadden vroeg oom Jan: „Wie heeft gezegd drie en dertig?" „Ik meneer" en een klein jongetje stapte naar voren. „Ga alvast maar in de boot zitten". „Wie heeft gezegd: „vier en veertig?" „Jij jó, let toch op!" riepen er een paar. „O, ik meneer". „Ga er maar bij zitten". „En wié heeft gezegd: twee eo twintig en wie elf?" Elf lvid niemand gezegd. „Dan nog een keer. Ik neem natuurlijk een ander getal". Alle jongens stonden in spanning te wachten. Ze wilden allemaal stuk voor stuk mee. Vooral nu ook die aardige meneer mee ging. „Achttien", was 't. Een grote flinke jongen had het geraden. Om zich groot te houden zei hij nog vlug tegen de andere jongens: „Nou als ze 't dan be slist willen, ga ik wel mee". Maar je zag aan zijn schitterende ogen, dat hij 't wel leuk vond. Daar gingen ze dus. Wim en Hans bleven achter, anders werd 't te veel in de boot. Alle jongens zwaaiden met hun zakdoeken. Nauwelijks was de boot op gang of Bram haalde een schrift voor de dag begon met z'n relaas, net als met echte rondvaart, maar hier hadden ze natuurlijk geen microfoon. „Amsterdam is ontstaan als een dam in de Amstel. Daar omheen gingen zich mensen vestigen, meestal mensen die iets met de handel te maken hadden. Zo groeide deze nederzetting en werd al groter en groter". De jongens zaten met verbazing Bram aan te gapen over zoveel durf. Oom Jan had schik in 't gevalletje. Die Bram toch, net echt. De jongens hoefden niet te roeien ze hadden 't zeil opgehesen, want er stond een lekker windje. Wordt vervolgd. PETER VERTELT WAT HIJ VERLEDEN WEEK HEEFT MEEGEMAAKT. De vorige week is oma bU ons op be zoek geweest en als oma komt is het altijd een beetje feest, net Zondag. Toen ik om 12 uur uit school kwam stond ze me aan de deur al op te wachten. „Dag Petertje, dag jongen, hoe gaat het toch met je, nu je op de grote school bent" en meteen gaf ze me een dikke kus. We gingen samen naar binnen, waar moeder al de tafel aan 't dekken wi „Peter, haal m'n tas eens, hij staat in de gang". Nou ik rende naar de gang want in de tas van oma zat altijd een fijne verrassing. „Kijk jongen, ik dacht zo; deze keer breng ik iets voor je mee, waar je als grote jongen wat aan hetb". Oma schommelde en rommelde wat in haar tas en toen kwam er een heel klein pakje uit. Ik mocht drie keer raden en ook even voelen. Ik raadde: een doosje knikkers, mis; een fluit met een koord, voor m'n nieuwe matrozenpak, weer mis; een doosje schroefjes voor m'n eerste mecanodoos, alweer mis. Toen werd het papiertje er af ghaald, het doosje open gemaakt en daar lag een mooie blauwe rozenkrans. „Weet je nu Peter, waarom juist een rozenkrans?" Nou en of ik het wist. Juist had de kapelaan die morgen op school verteld over de Octobermaand, waarin alle brave mensen d^ rozenkrans bidden, iedere dag, ter ere van Maria. Moeder kwam er bij staan. „Nu mag je iedere avond even langer opblijven manneke en met vader en mij twee tientjes mee bidden". Gos, was dat even fijn. Ik ging even op mijn tenen staan. „Wat ben ik al groot", dacht ik, met de grote mensen mee bidden. „En hier is nog wat vent", zei oma, en ik kreeg van haar een mooie plaat van de Engelbewaarder. „Die moet je boven je bed prikken Peter en elke morgen en avond ter ere van je Engel bewaarder een weesgegroetje bidden. Je weet toch dat we op 2 October het feest van de Engelbewaardérs vieren". Nee dat wist ik niet. Daarna kwam oma dicht bij me en fluisterde aan mijn oor: „Opa is een grote vlieger voor je aan het plakken en die mag je Woensdagmiddag komen halen". De volgende week vertel ik jullie alles over die vlieger. Tabé! PETER. CORRESPONDENTIE. Lenie WUnands, Parallelweg 2 N'hout. Ben je een nieuw nichtje Lenie? Je schreef helemaal niets bij de oplossing. Ik hoor dat zeker wel eens. Sjani OlUerhoek, Oud Ade. Oei, wat een klein verhaaltje, dat is nog niet eens twee regels in de krant. Vertel me eens hoe oud je bent Sjani. Ria v. Goozen, Kijndijkstiaat. Leiden. Was jij ziek Ria? Kijk meiske, je moet de oplossing altijd zo netjes mogelijk op schrijven en dan natuurlijk met inkt, dat is het netst. De volgende keer beter, hè Ria. Rinie Vroonhof, Voorweg 7, Noorden. Ik zal je missen Rinie, jij met je gezel lige babbeltjes, maar in de vacanties reken ik vast op je. Heerlijk hè schattig zusje te hebben. Dag Rinie, doe maar goed je best op het internaat. Je raadsel krijgt gauw een plaatsje. Henny v. d. Burg, Boshuizcrskade 75, Leiden. Wist je nou heus niets te schrij ven Henny. Sommige kinderen vertellen zo gezellig over hun klas of zusjes of broertjes. Probeer het eens, het zal best gaan. Siem Zandbergen, Morsweg 25, Leiden. Je hebt je best gedaan Siem, maar je versje kan ik niet plaatsen. Verzin zelf eens wat. Loes Verkleij, Achterweg 7, Katwijk. I Kijk Loesje, wanneer je mij geen briefje schrijft, dan kan ik zo moeilijk antwoor- den. Dusde volgende keer een reuze brief. Ook aan Corrie dezelfde bood schap. En dan nog wat: samen in één enveloppe dat spaart 10 cent uit. Henk van Berkel, Noordelnde 186, R'veen. Nou, nou Henk, wat heb jij een fijne vacantie gehad. En nu zeker weer hard leren. Dag jongen. Ineke, Ria en Henk Heins, Herenweg 143, Rijnsaterwoude. Wat zagen jullie briefjes er keurig verzorgd uit. Zulke mooie versieringen. Voor ieder een pluim. Dag kinders. Ada den Elzen, Vreewijk 12, LUse. Ja Ria Lemker uit Gelderland. Je was zeker bij je oma op vacantie toen je de Krantentuin gelezen hebt en ons de op lossing instuurde. Ik hoop dat Je oma dit briefje uitknipt en naar je opstuurt. Weet je wat je moest doen Ria? Maak eens een verhaaltje en als het dan aar dig is, komt het in de krant. Doe Je het? Dag Ria tot ziens. Huub en Tilly v. d. Raad, Vinkenlaan 37, Noordwyk. Eerst Huubje aan de beurt. Van harte welkom jongen, zo'n nieuw neefje, dat zo keurig een briefje kan schrijven, mag er altijd bij komen. Jammer hè, dat het in de vacantie zo dikwijls regende, vooral voor jullie die zo dicht met je neus op 't strand zitten. Tilly deed me een verhaal over haar verjaardag. Lieve kind, wat heb jij veel gekregen. Hoe gaat het op de Mulo? Zou je nog tijd over hebben om met ons mee te blijven doen? Ja hè! Fijn dat jullie het verhaal van Brammetje zo mooi vin den. Dag kinderen. Evarien Tijsscn, Hoge Rijndijk 173, Zoeterwoude. Ik hoop dat je ons af en toe nog eens zal schrijven. Ik weet wel dat jullie het op de ULO druk hebben maar met een beetje goede wil is er nog wel eens tijd voor een babbeltje. Hier volgt je verhaaltje: EEN VACANTIEMIDDAG. we met z'n allen eens gaan profiteren van het mooie weer. Riet, mijn getrouw de zus, vroeg of Ik soms zin had om met haar vier kinderen te gaan varen. Nou je begrijpt, dat ik dat niet afsloeg. We stapten dus 's middags tegen half twee in de boot. De twee kleinsten moesten ieder in een stoeltje zitten want stel je voor, dat er eentje over boord viel. Maar dat is gelukkig niet gebeurd. We namen allerlei lekkers mee, zoals biscuitjes, limonade cn snoepjes. Nadat we een uurtje hadden gevaren legden we de boot vast aan de kant en gingen we opeen landje spelen. Met de kleintjes deden we natuurlijk ook leuke spelletjes, zoals Jan Huigen in de ton, enz. en ze hadden de grootste pret als er eentje door het gras rolde. En vuil dat ze wer den.... vreselijk. Ten laatste gingen we even rusten en pakten de tas uit. We deelden een kroes limonade en een paar kaakjes, dus we hadden niet te klagen. Maar dat rusten werden ze gauw moe en we besloten een eindje te gaan wan delen. We waren nog niet goed en wel op weg of daar kwamen de koeien en schapen aangelopen. Ik gaf er natuurlijk niet om maar kleine Marieke begon te schreeuwen en te spartelen. Ze wou geen stap meer verzetten en huilde maar dat ze naar mama toe moést. We gin gen dus maar gauw terug. Hansje was helemaal niet bang; hij ging doodgewoon de koeien aaien. Op het laatst waren de kinderen, en ik ook hoor, zó vuil dat we maar weer gauw in de boot stapten en naar huis roeiden. Daar werden ze alle vier in de teil gestopt en ik mocht hen wassen. Dat was een leuk karweitje en al spoe dig zat 't hele stel, heerlijk fris, aan tafel om te eten. Maar aan alles komt een eind, dus ook aan deze heerlijke middag, 't Was veel te gauw near mijn zin. Dit aardige verhaaltje over die pret tige middag moet vandaag weer het slot zijn. Alle Leidse kinderen wensen we een prettig 3 Octoberfeest. Wie zou over die fijne kermis eens een verhaaltje kunnen maken? Tot de volgende week. Dag allemaal. TANTE JO en OOM TOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1954 | | pagina 11