NORA bouwt een toekomst Ruim 70% van onze aarde is nog onbekend gebied ZATERDAG 12 DECEMBER 1953 DE LE1WSE COURANT VIERDE BLAD PAGINA 1 oi A ■TOEN ik nog maar een heel klein jongetje was, werd ik altijd door mijn grootmoeder precies op de hoog te gehouden met wereldschokkende en minder belangrijke gebeurtenissen, die er zo al in ons kalme plaatsje ge beurden. Ik wist precies wie Nora Watson was en van haar vader, die ergens van uit Italië Canada moest zijn binnen gekomen, zou ik een verhaal apart kunnen vertellen. Maar dat gebeurt misschien wel eens een andere keer, vandaag wil ik de geschiedenis vertellen, die be gon op een stralende lentemiddag, toen Nora onze tuin kwam binnen rennen. Grootmoeder was helemaal niet verbaasd; iedereen in ons stadje, die moeilijkheden had, stapte bij mijn grootmoeder binnen en het was alge meen bekend, dat Nora en haar va der al» sinds enkele weken erg kwaad op elkaar waren. Nieuwsgierig wachtte ik wat No- ra zou zeggen tegen mijn grootmoe der en alhoewel ik nog veel te jong was om over dergelijke dingen erg lang na te denken, vond ik toch, dat Nora een erg aardig meisje was. Ze was een donker meisje met wat zuidelijk bloed van haar vader en met een temperament, dat aan het zijne minstens gelijk was. Haar vader, Eric Watson, was een autoriteit in ons stadje, omdat hij de dirigent van het kerkkoor was en het moet tot zijn eer gezegd worden, dat het een perfect zangkoor was. Hij was klein van stuk en door zijn zuidelijke aard en een vleugje Schotse koppigheid niet erg gemakkelijk in de omgang. NORA KREEG DE SCHULD. Doch hij had Ook zijn goede zijde. Hij was van beroep kleermaker, maar het kerkkoor was de trots van zijn leven en hij was niet de enige bij ons, die zich wijsmaakte, dat het koor kon wedijveren met alle zang verenigingen in de buurt. Eric Watson was een man van buien; was hij goedgemutst, dan be stond er geen prettiger gezelschap, maar wanneer hij de bokkepruik op had, kon je hem beter een beetje uit de buurt blijven. En daar kwam dan op die bewuste middag Nora bij ons binnenhollen, terwijl het iedereen de Zondag daar-, voor opgevallen was, dat Eric weer eens de bokkepruik Op had. Zoals dat bij ons in dit dagen ging, was er na de kerk druk over gepraat en de slotsom was, dat ieder een Nora de schuld van het misnoe gen gaf, want iedereen had gemerkt, dat zij gedurende 9e dienst niet had willen zingen, hoewel ze lid van het koor was en ook op haar plaats aan wezig was geweest. Dit wisten we dus al, maar wat de oorzaak van de herrie was, waren we niet te weten gekomen en nie mand vond de moed er naar te infor meren. EEN GEBROKEN GELOFTE. Grootmoeder ontving Nora vrien delijk, zoals zij alle mensen meteen op hun gemak wist te stellen. Ze beval mij onmiddellijk naar bin nen te gaan om een stoel te halen en ondertussen begon ze een gesprek met Nora, dat plotseling afgebroken werd, toen ik met de stoel weer te voorschijn kwam. Nora ging zitten en keek een beetje verstolen naar mij. „Stoor je maar niet aan hem", zei grootmoeder, terwijl ze naar mij wees, „hij vertelt niets, wat hij hier hoort". „Hij zal wel wijzer zijn", voegde ze er onheilspellend aan toe. „Nou", ging Nora opgewonden ver der, „het is zo intens gemeen van vader. Hij heeft me al lang beloofd, dat ik verpleegster zou mogen wor den, wanneer ik 21 jaar zou zijn en nu ben ik 21 en nu mag ik niet". „Maar waarom dan niet?" vroeg grootmoeder verbaasd. „Omdat hij me niet missen kan op het koor!" antwoordde Nora. Nu was ze bij grootmoeder niet helemaal precies aan het juiste adres; het kerkkoor was ook voor grootmoe der een zeer belangrijke aangelegen heid: „Ik kan heus niet inzien, waar om het gemeen zou zijn, wanneer hy je werkelijk niet missen kan", zei grootmoeder een beetje afgemeten. „Ik meen in de laatste tijd gemerkt te hebben, dat het koor toch al ach teruit gaat, omdat er een paar goede krachten weggegaan zijn". „Dat waren allemaal tenors, die weggegaan zijn", zei Nora opgewon den, „het koor heeft genoeg sopranen, het zou me niet eens missen". Grootmoeder was niet zo erg tech nisch en daarom begreep ze niet, dat, wanneer Nora niet gemist zou wor den, zij toch niet verpleegster mocht worden. „Och", zei Nora een beetje mis moedig, „het is mijn eigen stomme schuld. Ik vroeg het hem, toen hy in een slechte bui was. Hij weigerde toen en is nu te stijfhoofdig om daar op terug te kómen". KRANTENPAPIER. „Op z'n tijd zijn we allemaal wel eens stijfhoofdig", zei grootmoeder nederig. „Maar", veerde ze weer op, „waarom ben jij feitelijk zo gebrand om verpleegster te worden. Je hebt het toch gezellig thuis en er is toch helemaal geen noodzaak voor je om je eigen kostje te gaan verdienen?" Nora's ogen schoten vuur: „Een gezellig thuis! Er is meer in de we reld te beleven, dan een gezellig thuis alleen; ik wil mijn eigen toekomst bouwen; ik zou het niet kunnen ver dragen om in dit met-kranten-papier- dichtgeplakte stadje mijn verdere le ven te slijten". „Mijn hemel", schrok grootmoeder, „een met-kranten-papier-dichtgeplakt stadje, zeg je? Als je zo over ons stadje denkt, dan zijn jouw hersens met krantenpapier dichtgeplakt! En wat jouw toekomst betreft; wacht maar tot er vandaag of morgen een jongeman komt opdagen, die zal jou wel een toekomst geven". „Ik heb helemaal geen behoefte aan een man", zei Nora uit de hoog te. „Hoe het ook gaat in je huwelijk, je bent altyd een slavin voor je man. Kijk maar naar mijn arme moeder, ze is net een zwakke echo van mijn vader". GROOTMOEDER BELOOFT EEN WEG. „Kalm aan, jongedame", antwoord de grootmoeder op een toon, die de tegenpartij waarschuwde, dat het best een beetje minder kon, ..ik ken jouw moeder langer dan jij; zy was als meisje al erg afhankelijk en mee gaand. Ik ben er van overtuigd, dat ze erg gelukkig met je vader is". „Dat kan wel waar zijn", bromde Nora, „maar ik voel er niets voor om me door een man de wet te laten le zen. Ik wil een eigen toekomst op bouwen en daarvoor heb ik helemaal geen man nodig". Grootmoeder schudde bezorgd haar hoofd: „Wat zonde, dat een meisje als jij zo'n afkeer van het huwelijk heeft; je bent er feitelijk zo erg ge schikt voor. Maar goed", vervolgde zy op een heel ander toon, „als je vader je beloofd heeft, dat je ver pleegster mocht worden, moet hij z'n belofte houden. Ik weet nog niet hoe ik het aan zal pakken, maar ik zal hem wel van die noodzaak weten te overtuigen". Nora keek haar dankbaar aan: „Meent U het, mevr. Gurthie, of scheept U me alleen maar af?" „Ik meen het", zei grootmoeder strijdvaardig. „Ik zal een manier vin- „Nee, dat lijkt me ook niets", zei de jonge dokter lachend terug. „Als U er geen bezwaar tegen hebt, noem me dan maar „Sandy", zo noemen m'n vrienden me altijd". Nu, grootmoeder vond het wel een vreemde naam, maar steekhoudende bezwaren kon ze er niet tegen in bren gen en daarom heette dr. Munroe voortaan Sandy. Het tweede kopje thee was nog niet ingeschonken of grootmoeder was al in druk gesprek over muziek. Sandy vertelde, dat hij vroeger veel gezongen had, maar dat hij er de laatste tijd geen tijd meer voor had gehad. Grootmoeder vertelde hem, dat er bij ons een prachtig kerkkoor was en alle bezwaren over drukke practijk en dergelijke, die Sandy te berde bracht, wuifde ze kalm weg: Sandy moest en zou lid worden van het kerkkoor, maar, zo vertelde ze hem, hij mocht er nog met niemand over spreken. TEN STRIJDE! Na dit gesprek begon Sandy een beetje onrustig te kijken, maar hij was 'n type, die risico's durfde te ne men en daarom nam hij niet de vol gende trein naar de grote stad terug, alhoewel hij wel vrij zonderlinge ge dachten over grootmoeder en stadje gehad moet; hebben die avond. Maar als een veldheer ontwikkelde grootmoeder haar plan. Na tafel nam ze haar parapluie en vroeg me of ik meeging naar Eric Watson, wat ik natuurlijk dolgraag deed, omdat ik onbewust voelde, dat de schakel van alle mysteries daar te vinden zou zijn. Mevrouw Watson deed ons open en ze was echt blij, toen ze grootmoeder zag. Enkele ogenblikken later zaten we binnen en ging het vriendelijke dametje haar man zoeken. Even later kwam Eric binnen en hij scheen helemaal niet zo erg inge nomen met ons bezoek. Hij was weer in een van zijn boze buien en bleef midden in de kamer staan: „Wat kan den. Maar in die tussentijd zul jij Zondags weer in de kerk zingen". Deze laatste woorden hadden erg dreigend geklonken en met een zacht stemmetje beloofde Nora het Zo groot was mijn vertrouwen in mijn grootmoeder, dat ik de volgende dagen vol vertrouwen op de veran dering wachtte, die Nora in staat moest stellen haar eigen toekomst op te bouwen. Maar de dagen verliepen en niets gebeurde, zodat ik het tenslotte hele maal vergat. Maar de verandering, die grootmoe der voorbereidde, was in die dagen al een heel eind gevorderd. We had den een brief gekregen van groot moeders jongste zoon, die dokter was aan een ziekenhuis in de grote stad. EEN ZINGENDE GAST. My'n oom schreef, dat een collega de praktijk van de oude dokter in ons stadje overgenomen had en hij vroeg grootmoeder de jonge dokter een paar weken bij haar te laten logeren, totdat de overdracht helemaal gere geld zou zijn. Dr. Munroe kwam op een zonnige Maandagavond en begon op jongens achtige manier zijn excuus te maken. Hij was ongeveer 30 jaar, blond, glad geschorenen een overmoedige blik in zijn ogen. Grootmoeder luisterde maar met een half oor naar zijn verontschuldi gingen. Toen hij klaar was zei ze: „Dacht je nu heus, dat ik zo'n baard loos ventje als jij bent, helemaal al leen in een hotel zou laten slapen? Niks daarvan, je blijft kalm hier, tot dat de oude dokter vertrokken is. En ga nu naar je kamer om je te kleden voor het diner". Dr. Munroe grinnikte, wreef eens langs zijn gladde kin, zei, dat baarden uit de tijd raakten en liet zich door mij de weg wijzen naar zijn kamer. Nauwelijks was ik weer beneden of uit de badkamer klonk een wellui dende tenor, die een liedje over een vallei zong. GROOTMOEDER RAAKT VAN STREEK. Grootmoeder verstijfde en haar gezicht kreeg een stralende uitdruk- king. „Alle mensen", mompelde ze, „een teken van de hemel!" Ik was erg verbaasd, want over het algemeen was grootmoeder niet erg vlot van haar stuk te brengen, maar hoe ik ook polste, ze wilde me niets vertellen en even later kwam dr. Munroe weer binnen en was de kans om iets te weten te komen verke ken. „Hoe moet ik je noemen", vroeg grootmoeder, toen onze gast aan zyn eerste kopje thee zat; „ik voel er niets voor om dokter tegen je te zeggen". Zo is Amor nu eenmaall Wanneer je hem de vinger geeftneemt hij de hele hand. De vorige week meenden we, dat we hem met een hele pa gina wel een poosje tevreden gesteld hadden, maar deze week kwam hij al weer met een nieuw verhaal. En zoals blijkt is hij vorst over een zeer gevarieerd land, want dit verhaal is geheel anders, als dat van de vorige keer, alhoe wel ook hier de liefde met een grote L weer de scepter zwaait. „The family Herald en weekly Star" zorgde voor deze bladzijde uit het levensboek en we kun nen ons moeilijk voorstellen, dat het niet echt gebeurd zou zijn, daar is het veel te aardig voor. ik voor U doen, mevrouw Gurthie?" „Helemaal niets", zei grootmoeder vriendelijk, „ik kwam juist vragen, wat ik voor jou kan doen". Geleide lijk kreeg haar stem meer strengheid en het was veel meer, dan een ver zoek, toen ze tegen Eric zei: „Zou je niet even gaan zitten, dan kunnen we eens kalm praten". De ogen van Eric schoten vuur, hy scheen nu niet direct in de juiste stemming om kalm te praten, maar zyn woede slonk onder grootmoeders strenge blik. En tenslotte ging een beetje onhandig in een stoel zit ten. „Ik ben gekomen", zo begon groot moeder met een meelevende stem, om je te vertellen, hoe het me spijt, dat je zoveel moeilijkheden met Nora hebt. Natuurlijk moet je haar hier houden, want je kunt haar niet mis sen voor het koor en dat gaat nu eenmaal boven alles". Eric draaide helemaal bij: „Ik kan nu eenmaal niet anders", zei hij, „wanneer ik een goede tenor er bij had, zou ik Nora laten gaan, maar nu. VICTORIE. „Natuurlijk", gaf grootmoeder toe, „natuurlijk moet je om het koor den ken, maar alles heeft z'n grenzen, Eric, en ik begrijp, dat je het beu bent. Daarom vind ik het erg prettig om je te vertellen, dat ik een nieuwe tenor gevonden heb voor je, zodat je Nora niet langer meer tegen haar zin hier behoeft te houden". „Een tenor?" vroeg Eric, terwijl een trek van argwaan over zyn ge zicht vloog, „wat voor een tenor?" „De beste, die je ooit voor je koor zult kunnen krijgen", antwoordde grootmoeder triomphantelijk ,„hij heeft een geoefende stem en is vroe ger lid geweest van St. Mungo Choral Society". Dit laatste deed het; Eric sprong overeind en schreeuwde: „Wat zegt U daar, een vroeger lid van St. Mun go? Weet U wel, wat U zegt?" Nu grootmoeder wist dit drommels goed en ze maakte het Eric in de loop van het gesprek duidelijk ook. Eric raakte in extase en zyn boze bui was in de tyd van een ogenblik verdwe nen; hij wreef zich vergenoegd in de handen en drong er bij grootmoeder op aan, dat zij hem zou vertellen, waar hij de zanger kon vinden. „Je behoeft hem niet op te zoe ken", zei grootmoeder, „hij komt a.s. Vrijdag op de repetitie, dan kun je hem zelf beoordelen". Hierna had Sandy voor grootmoe der schijnbaar afgedaan en ze begon over Nora te spreken. Ze vertelde Eric, dat ze voor een week de stad uit moest, maar dat ze graag met een gerust hart wilde vertrekken. Daar het koor nu zo'n flinke aanwinst ge boekt had, zou Eric er beslist geen bezwaar tegen hebben om Nora te missen. Eric h&d er geen bezwaar tegen en Nora werd de kamer binnengeroepen, waar zij het wonderlijke nieuws hoorde. Haar moeder toonde plotseling een opvallende wijze van kordaatheid en stelde vast, dat Nora de Maandag daarop naar de stad zou vertrekken, waar mijn oom voor een kamer zou zorgen en haar tevens een plaats zou bezorgen in het ziekenhuis, waar hij werkte. „Dan kan ik tenminste een oogje in het zeil houden", zei grootmoeder, terwijl ze Eric een bemoedigend knikje gaf. Toen we de familie Watson verlie ten, heerste er een feeststemming, want iedereen scheen gelukkig te zijn. MERKWAARDIGE REPETITIE. Die Vrijdag, voordat de koorrepe tities begonnen, trokken we inder daad de stad uit, maar precies een week later waren we weer terug en toen ik nog nagenietend van de boot tocht, die we gemaakt hadden, met grootmoeder naar huis liep, kreeg grootmoeder plotseling een idee: „Weet je wat", zei ze, „we gaan naar de kerk. Daar zijn op het ogenblik de zangrepetities aan de gang. Ik wil wel eens horen, hoe Sandy zingt". Toen we de kerk binnenkwamen, hoorden we in het portaal al een juichend duo. Eric met een zware bariton en Sandy met zijn klankvolle tenor zongen samen een lied en grootmoeder hield me tegen, zodat mijn stappen niet het geluid zouden verstoren. Toen zy het derde couplet inzetten, waren we op onze tenen de kerk bin nengelopen en plotseling hoorde ik grootmoeder een zacht kreetje Bla ken, terwijl ik haar vol verrassing naar de sopranen-groep zag kijken. Ik volgde haar blik en kon mijn ogen niet geloven: Daar stond Nora. Toen de repetities afgelopen waren, kwam Eric vlug naar ons toe; aan zyn ene arm hing Nora en aan zjjn andere zijde liep een stralende Sandy. NORA'S TOEKOMST. „Goeden avond, mevr. Gurthie", zei Eric en hij scheen in het beste hu meur te zijn, waarin ik hem ooit gezien had, „ik ben er zeker van, dat U het prettig zult vinden te ho ren, dat Sandy en Nora zich ver loofd hebben en binnenkort zullen gaan trouwen". „Verloofd?" riep grootmoeder en het klonk bepaald een beetje oneer biedig, want we stonden nog in het kerkportaal. „Nou, daar hebben ze ook niet veel tijd voor nodig ge had!" Ze keek Nora aan: „En jouw toe komst dan, ga je die nu niet meer opbouwen?" Nora bloosde en vroeg nadat ze een haperend begin gemaakt had, Sandy het uit te leggen. Nu, Sandy deed dit maar al te graag. Hij vertelde, hoe hij Nora uit gelegd had, dat ze net zo goed ver pleegster kon worden bij hom en dat een practijk in een klein stadje veel spannender was, dan het werk in een groot ziekenhuis. „Ik hoop, dat U het begrijpt, mevr. Gurthie", zei Nora met een onderda nig klankje in haar stem. Grootmoeder zei, dat ze het volko men begreep en alhoewel zij geen spiertje van haar gezicht vertrok, voelde ik, dat ze erg blij was. Toen we even later naar huis lie pen, vroeg ik grootmoeder, of ze niet erg boos op Ncxra was, dat deze haar alle moeite voor niets had laten doen. Grootmoeder lachte: „Boos? Mijn hemel, waarvoor. Ik merk wel, dat jij nog een hele boel moet leren, jon getje. Begrijp je dan niet, dat zelfs Sandy haar niet hier had kunnen houden, wanneer ze niet volkomen vrij w'as geweest in haar keuze?" Toen begreep ik het nog niet zo heel erg goed, maar in ieder geval merkte ik de maanden, die volgden, dat grootmoeder weer eens gelijk had gehad: Sandy speelde het inderdaad klaar om Nora in ons stadje te hou den. Wat weten we van de zeebodem Inderdaad, ruim 70 van onze wereld is practisch volslagen onbe kend gebied, want over de zeebodem is nog weinig bekend. Eeuwenlang wist de mensheid absoluut niets af van de geheimen van de Oceanen. Men had er geen vermoeden van wat zich op de bodem van de Oceanen zou bevinden. Pas in 1339 kon Sir J. Ross voor het eerst in de geschie denis een diepzeeafgrond peilen. Sindsdien heeft men het onderzoek naar de zeebodem met meer of min der succes voortgezet. Het is thans echter nog steeds zo dat wij geen juiste reliëfkaart van de bodem der Oceanen kunnen maken. De grootste atlassen geven over deze kwestie slechts beperkte overzichten. Men kan dus rustig zeggen dat zelfs nu nog onze wereld voor ruim 70 on bekend is. In de grote lijn heeft men zich echter wel een beeld kunnen vormen van het „gezicht" van de bo dem der Oceanen. De Oceanen over de gehele wereld bevatten enorme onderzeese bergruggen die tot de grootste van ae aarde gerekend moe ten worden. In het midden viaq de Atlantische Oceaan loopt de z.g. At lantische rug, een enorme bergrug, die zich van IJsland tot aan de Zuid pool uitstrekt. Deze rug is zo om en nabij de 20.000 km. lang en bezit ber gen van ca. 3500 m. hoogte! Dat komt dus zo ongeveer overeen met onze Alpen. De bergen liggen op een grote diepte en verheffen zich uit de duis ternis in de duisternis, want niet het minste sprankje licht kan tot deze diepte doordringen. Zij zijn zon- en sneeuwloos en voor zover kan worden vastgesteld ook niet begroeid. Zij worden ook doorsneden door enorme ravijnen die groter zijn dan wij ze op de aarde kennen. Tweemaal de breèd1- te van het, voor ons, al zo machtige Andesgebergte. Tussen deze bergen en ravijnen treden buitengewoon sterke stromingen op van een kracht, groter dan wij deze op de aarde waar nemen. Het bestaan van deze onder zeese bergen weten wij pas sinds de laatste 80 jaar, want tot dan toe wa ren wij onbekend met het bestaan van dit onderzeese landschap, be staande uit bergruggen, welke wij moeten rekenen tot de machtigste van de aarde. Slechts op c-nkele punten komen de toppen van deze onderzeese bergrug gen boven de zeespiegel. Zij vormen dan delen die wy kennen als eilan den. De eilanden in de Atlantische Oceaan zijn allemaal de toppen van dezz onderzeese bergen! De Azoren, Kaap Verdische-eilanden zijn dus in wezen bergtoppen die boven de zee uitsteken, maar duizenden meters on der de zeespiegel hun weg naar de diepste dtiisternis zoeken. Niet alleen in onze Atlantische Oceaan bestaan deze „eilanden" ook in de Indische- en Stille Oceaan komen zij veelvuldig voor. Ter weerszijden van de Atlan tische rug liggen diepe bekkens die bij de werelddelen omhoog lopen en overgaan in plateau's. Deze plateau's strekken zich uit tot ongeveer de dieptelijn van 200 m. Na deze diepte- lijn van 200 m. zakt de bodem plotse ling om over te gaan in het bekken. Deze plateau's zyn dus eigenlijk „het voorportaal" van de vastelanden. Ge zamenlijk bij elkaar omvatten zij een gebied zo groot als Europa! Denkt U niet dat deze plateau's „waardeloos" zyn. Zy bestaan byna geheel uit ma teriaal dat von het vasteland afkom stig is en door de grote rivieren werd meegevoerd. Ruim 25 van de bo dem van de Oceaan moet uit dit an- gevoerde materiaal bestaan. Men schat ook dat zo ongeveer 80 van de oorsprongelijke rijkdommen van de aarde in het zeewater of onder de zeebodem te vinden zijn! Reeds thans kan men verschillende soorten zeeplanten tot voedsel en textiel ver werken. Talrijk zyn ook de reeds aan geboorde onderzeese oliebronnen. Dit alles dank zij de aanwezigheid' van de plateau's want deze zyn voor ENORME ONDERZEESE BERGRUGGEN de mens nog bereikbaar, maar waar de plateau's in de bekkens overgaan wordt de situatie geheel anders. De waarde van de zeebodem wordt ook van verschillende kanten ingezien. De Ver. Staten hebben dan ook na de oorlog hun gezagsgebied uitgebreid met 1,8 millioen km2. zeebodem, want dan* zy het bestaan van de plateau's krygt de bodem van de zee waarde voor de mens. NIEUWE UITGAVEN Vuur in de nacht. Albert Maltz. Prismaboek. Uitg. Het Spectrum, Utrecht 1.25). Er is maar weinig bekend gemaakt over het verzet tegen het Hitlerbe- wind in Duitsland zelf. Het stond in derdaad in geen verhouding tot wat in de onderdrukte landen de nazi's handen vol werk gaf. De massa in Duitsland werd immers als de ma chine die het nazi-regiem lopend hield goed gesmeerd met propaganda. Toen echter de druk, waaronder zy moest werken door bombardementen toenam begonnen er hier en daar wat onderdeeltjes te opponeren en dreig de de zaak voortydig spaak te lopen. De Amerikaanse schrijver Albert Maltz heeft ons in „The cross and the arrow" een kykje achter de scher men in het nazi-Duitsland van 1942 gegund. In dat jaar werd ergens in Duitsland een gecamoufleerde fa briek door de geallieerden gebombar deerd. Tevoren had een Duitse verzets- stryder, met behulp van een pyl van brandend hooi, de vliegtuigen de weg naar het complex gewezen. In een terugblik laat de schryver de beweegredenen die hem tot deze daad dreven de revue passeren. Het Is byna onbegrijpelijk dat in 1945 het jaar waarin dit boek geschre ven werd, een Amerikaans auteur de benauwende sfeer tijdens het nazi bewind zo juist heeft kunen peilen. Zoveel films uit dat land immers konden door hun scheve voorstel ling van zaken hier slechtst de lach lust opwekken. Het boek is buitengewoon knap geschreven. De reëele beschryving van het gedemoraliseerde Duitsland maken het echter voor jeugdige personen ongeschikt. Jammer is, dat men om bepaalde reden gemeend heeft, hier en daar het werk wat te moeten bekorten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 11