Ook engelen hebben het niet gemakkelijk
Het pak van Sint, de nieuws
gierige poes en de slimme muis
ZATLKDAU 3 DECEMBER 1953
Dh LEIDÖh LUUKAN1
TWEEDE BLAD PAGINA 2
rVE WIJZERS op zijn polshorloge
vertelden, dat het tien voor vijf
was en Eddie mompelde een ver
wensing, alsof zij verantwoordelijk
waren voor de verspilde middag.
Het was de derde keer van de
week dat hij een excuus gevonden
had om een hele middag in de win
kel te plakken in plaats van op zijn
kantoor te blijven en de stapels werk
af te doen, die daar op hem wacht
ten.
Hij schudde ongeduldig met het
hoofd, als poogde hij de inwendige
stem, die vertelde, dat hij weer op
het meisje had gewacht, het zwijgen
op te leggen.
De voordeur ging open en daar
stond het meisje in de winkel, als
een fragiel beeldje afstekend tegen
de stijlvolle wandversieringen, die de
zaak voor woninginrichting een
voorname sfeer gaven.
Ze heette Judith Delaney en ze was
zangeres bij een van de bands in de
stad; ze zag er aardig uit, had iets
weg van een breekbaar Chinees por-
celeinen popje en haar stem, die ge
woon was te zingen, scheen deze
klank mee te dragen, wanneer ze
sprak.
Daar Eddie maar zeer spaarzaam in
restaurants kwam, had het hem heel
wat moeite gekost uit te vinden, wie
zij was. Maar nadat zij de vorige
week bij hem binnengastapt was om
een monster papier voor een nieuw
behang, was zij geen moment uit zijn
gedachten geweest en hij had al zijn
vernuft in het werk gesteld om meer
over haar te weten komen.
Ze glimlachte, toen hij naderbij
kwam en hij bloosde een beetje, ter
wijl hij boos werd op zichzelf, om
dat hij kon zien, dat zij het merkte.
EEN KLOEK BESLUIT.
„Zou ik misschien nog enkele an
dere monsters mogen hebben?" vroeg
ze met een zangerig stemmetje.
„De vorige, die u me gaf, waren wel
goed, maar ik ben tot de ontdekking
gekomen, dat het uitzoeken van een
nieuw behang bijna even moeilijk is
als het kopen van een nieuwe hoed".
Hij sloeg met een lachje het mon
sterboek open en samen bekeken zij
de diverse proeven. Een van de be
dienden had dit werk ook kunnen
doen en Eddie was zich daar zeer
goed van bewust, even goed als hij
pijnlijk nuchter constateerde, dat zijn
hand beefde, toen hij een beetje te
dicht bij haar goudblonde haar
kwam. Daarom werd hij ineens erg
vormelijk en zakelijk, doch kon niet
verhinderen, dat hij met meer, veel
meer zorg dan anders de bestelde
rollen inpakte en dat hij haar ver
telde, dat de firma zeer vereerd was
met haar komst.
Toen zij de winkel verlaten had,
maakte Eddie er voorgoed een einde
aan: Dit was de laatste keer, dat hjj
over haar gedacht had!
En daarom gaf hij die avond de
ober van een groot restaurant een
royale fooi, omdat deze een tafeltje
vlak bij het orkest voor hem gereser
veerd had in het restaurant, waar
Judith zong.
Hij zat ongemakkelijk in zijn stoel,
want hij was het uitgaan verleerd en
vroeg zich verwonderd en wrevelig
af, waarom hij gekomen was.
Het was ondenkbaar, dat een zake
lijke ontmoeting, zoals hij deze met
Judith had gehad, in staat zou zijn,
de koelheid, die hij vijf jaren had
weten te bewaren te ontdooien.
ZIJN VERLEDEN.
Typisch, vond hij het zelf, dat hij
op dit moment aan Bertie moest
denken als aan een schaduw uit het
verleden.
Eens waren Bertie en Donnie alles
geweest in -ïjjii leven en de toe
komst had één grote belofte gele
ken.
Toen Bertie stierf had hij zich ge
heel aan Donnie gewijd. Zes maan
den later kreeg dezelfde ziekte, die
Bertie gedood had, Donnie te pakken
en zijn zwakke krachten schenen er
niet tegen opgewassen.
Achteraf had hij geconstateerd, dat
het hem nog als een voorrecht toe
geschenen had, dat het vonnis aan
zijn kleine jongen voorbij ging. Het
was een tijd geweest, waarin hij
meer verdragen had, dan van een
man verwacht kan worden.
Maar hij was er doorheen geko
men. Een lange bittere strijd was be
gonnen en nu na vijf jaren scheen de
overwinning in het verschiet. Vijf
jaren, waarin hij zichzelf opgesloten
had tussen de muren van zijn kan
toor en waarin zijn enige ontspan
ning was geweest het dagelijks zie
kenbezoek aan het sanatorium, waar
Donnie langzaam maar zeker zijn
longziekte de baas werd.
EDDIE KRIJGT GEZELSCHAP.
Hij keek om zich heen. Overal
zaten kleine gezelschappen bijeen,
groepjes van 5 of 10 mensen en een
beetje verscholen in nissen en ach
ter palmen de paartjes.
Hij was vergeten, hoe een vrouw
er uitzag, die zich mooi gemaakt
heeft, voordat zij de man van haar
hart ontmoet. Hij keek en wachtte
en voelde zich eenzaam, terwijl de
band zachte muziek speelde; hij
hoorde de lachende stemmen rond
om zich en dit verdiepte zijn een
zaamheid nog meer. Toen werd alles
ineens een ogenblik stil en ver
scheen Judith in de felle stralen van
een schijnwerper.
Heur haar, mooier, dan hij het in
zijn herinnering bewaard had, was
luchtigjes rond haar smalle hoofdje
gevlochten. Zij droeg een eenvoudig
kleedje en scheen feitelijk een mo
dern plaatje uit een stemmige,
ouderwetse foto-album.
De muziek begon te spelen en zij
zong een oud-versje. Hij voelde zijn
hart week worden; het maakte hem
droevig en tegelijkertijd wist hij, dat
hij eeuwig naar haar zou kunnen luis
teren. Het maakte hem tevens driest
genoeg om na haar optreden op haar
af te stappen en haar aan zijn ta
feltje te vragen. Ze stemde toe en
even later zat ze als een devote,
stille engel tegenover hem, terwijl
hij haar vertelde over de afgelopen
jaren, verhalen, die hij altijd voor
zichzelf bewaard had en die hij aan
niemand had willen vertellen.
EEN ZENUWACHTIGE ENGEL.
Maar erger dan dit, erger, dan hij
zich ooit had kunnen indenken, be
loofde hij haar, dat hij haar mee zou
nemen naar Donnie.
De gedachte hieraan achtervolgde
hem en de gehele volgende dag hij
snauwde zijn bedienden af, was rus
teloos en kon geen kwartier aan een
zijn vader meegekomen was.
Eddie werd er kregel van en zei
een betje stijfjes: „Dit is mej. Judith
Delaney", en omdat Donnie maar
verbaasd bleef kijken, voegde hij er
aan toe: „Zij is een goede kennis van
pappie".
Judith zei: „Zo, Donnie, hoe gaat
het er mee?" en haar stem klonk zo
natuurlijk, zo ongemaakt, dat de jon
gen in bed glimlachte en nadat hij
het boek uitgepakt had, al helemaal
over zijn verlegenheid heen was.
Hij begon honderd uit te vertel
len, over de belevenissen op de zaal,
over de dokter, die hem beloofd had,
dat hij spoedig in de tuin zou mogen
wandelen en over nog tientallen an
dere dingen.
Eddie merkte ineens, dat Donnie
feitelijk in hoofdzaak tot Judith
sprak; zijn smal bleek gezichtje had
hij met een glans van bewondering
naar haar opgeheven en hij scheen
nauwelijks zijn vader te bemerken,
die met een zuinig gezicht naast het
meisje zat.
„ZE IS WERKELIJK EEN ENGEL".
Eddie stond luidruchtig van zijn
stoel op :„Ik ga even een praatje
maken bij de anderen".
Dit was een van zijn vaste ge
woonten en altijd keek Donnie hem
met de trotse ogen van een bezitter
na, maar vandaag was hij zo verdiept
in gesprek met 't meisje naast hem,
dat hij nauwelijks opgemerkt had,
dat zijn vader weggegaan was.
Eddie s'tond bij ieder bed een paar
ogenblikken stil en praatte automa
tisch, maar zijn hart was bij Donnie,
die hem niet eens zag. De kinderen
schenen ook geheel in beslaggeno
men door het nieuwe bezoek, want
zij deden niet zoals anders
moeite om hem nog eventjes bij
zich te houden.
Behalve toen hij bij het bed van
Monica kwam.
Voor Monica had hij een erg zwak
plekje in zijn hart, zelfs vanavond.
Ze was een meisje van 10 jaar met
zwarte ogen en zwaar achterover
gekamd haar. Ze was pas in het sa
natorium gekomen en had voor die
tijd in een Indiaans kamp geleefd;
ze was een schuw vogeltje, dat in
het wild behoorde te leven, maar vol
gedulde de gevangenschap ver
duurde.
Ze zei anders nauwelijks een
woord wanneer hij bij haar bed kwam
maar vandaag wachtte zij hem op en
toen hij bij haar bed stond, zei ze
met zachte stem: „Ze is net een en
gel."
Hij stond verbaasd, keek eens naar
Judith, die nog steeds in druk gesprek
met Donnie was en zei toen: „Ja,
hè, ze ziet er leuk uit."
„Ze is prachtig, een engel met gou
den haren, zoals op Kerstmiskaar-
ten", zei Monica, kennelijk beledigd
door zijn lage kwalificatie.
Het kleine zieke meisje slikte even,
vatte toen moed en vroeg: „Denkt u,
dat ze net als u even bij ons zal ko
men praten?"
„Nee", antwoordde hij haastig en
koel, „ik denk niet dat ze dat zal
doen".
Hij sloot zijn hart voor de grote
trek van teleurstelling die op Monica's
gezicht kwam en liep volledig uit zijn
humeur naar Donnies bed terug.
GEEN ENGEL?
Zij is mooi, zij is prachtig, dacht hij
terwijl hij naar haar keek.
Zij is brillant, verwend door een
wereld, die altijd in aanbidding aan
haar voeten zinkt.
Hij voelde zich ineens de overwin
naar, omdat hij het meisje in zijn
geest zo afgeschilderd had; hij door
zag haar en zij zou geen vat op hem
krijgen!
Ze behoefde er geen moment aan
te denken, dat hij zou toelaten, dat
Donnie ook in de cirkel van deze be
wonderaars getrokken zou worden.
Hij bracht haar .thuis en vertelde
zichzelf, dat hij haar nooit meer terug
wilde zien. Hij zou haar nooit meer
opbellen, nooit meer zou hij 's avonds
naar het restaurant gaan om haar te
horen zingen, nooit meer zou hij ho
pen, dat ze de winkel binnen zou
komen.
Aan het einde van een rusteloze
week, had hij de meeste middagen
werkeloos doorgebracht, maar ze was
^ïiet meer in de winkel verschenen.
Donnie vroeg iedere avond naar
haar. Ze had hem een boekje vol
kruiswoordenpuzzels gestuurd en hij
wilde haar de puzzels laten zien, die
hij al af had.
Iedere avond, wanneer hij binnen
kwam, zag hij de verwachtingsvolle
blik in de ogen van zijn jongen, die
verdween zodra deze ontdekte, dat
hij alleen was.
De gehele week was een voortdu
rende kwelling geweest, waarin hij
ieder moment aan haar had moeten
denken, terwijl hij het niet wilde.
CAPITULATIE.
Aan het eind van deze week belde
hij haar op.
De opluchting, die hij voelde, toen
hij haar stem hoorde, maakte hem
week.
„Je bent de gehele week niet in de
winkel geweest", zei hij met een
stem, die zo vast was, dat hij er zelf
tevreden over was; en het meisje aan
de andere kant kon toch niet zien,
dat hij moeit had om de haak in zijn
trillende handen te houden.
„Het spijt me, als je op me ge
wacht hebt," klonk het aan de andere
kant. Hij luisterde naar haar stem,
die klonk als muziek. „Ik heb nog
niet kunnen besluiten, welk behang
ik zal nemen, want er zijn zoveel
mooi monsters bij".
Hij schold zichzelf uit voor een
dwaas, dat hij net gedaan had, alsof
hij benauwd was geweest, dat de
levering niet door zou gaan. Wat
kon hem dat behang schelen?
„Ga vanavond met me dineren,"
zei hij roekeloos, „ik kom je ophalen
nadat ik bij Donnie geweest ben."
Zij aarzelde en hij poogde zich voor
te stellen, hoe ze er op dat moment
uit zou zien.
„Als je het werkelijk leuk vindt,"
klonk het tenslotte langzaam.
Toen hij de haak opgehangen had,
voelde hij weer dat gevoel van on
rust en argwaan in hem opkruipen,
maar hij maakte zichzelf wijs, dat hij
werkelijk alleen maar zin had om
eens een keertje niet alleen te eten
en dat er verder werkelijk niet ach
ter school.
Hij wilde, dat de toestand bleef,
zoals ze dë laatste vijf jaren geweest
was; hij had voor Donnie en voor
zichzelf een muur opgebouwd, waar
achter zij veilig waren voor de we
reld en deze muur wilde hij tot het
uiterste verdedigen.
HAAR KANS.
Zo ging het een maand of drie
lang.
Vervolg op pag. 3, 2e blad.
stuk werken.
Voordat hij het wist was het tijd
voor het ziekenbezoek.
Zoals altijd at hij vlug een brood
je in de stad en haastte zich naar
huis om zich te kleden. Hij keek
zichzelf aan, terwijl hij in de spie
gel zorgvuldig zijn das strikte.
Zijn donkere ogen, die fel uit
kwamen in het bleke smalle gelaat,
keken woedend naar zijn handen,
die zenuwachtig de knoop legden. Hij
raakte een beetje van streek en
vloekte zachtjes.
Waarom kon hij haar niet opbel
len en zeggen: dat het niet door kon
gaan? Waarom kon hij geen smoesje
verzinnen en achteraf een bosje bloe
men sturen, waarmede hij een eind
aan het avontuur kon maken?
Ja, hij kon zoveel dingen doen, al
leen hij deed ze niet.
Kwart voor zeven belde hij bij
haar aan en alhoewel het zachtjes
sneeuwde was ze blootshoofds en
droeg lage sandalen.
Ze zat naast hem in de auto en
voelde zich blijkbaar geheel op haar
gemak, alsof ze elkaar al jarenlang
kenden en ze hield een klein pakje
in haar hand.
„Ik heb een klein cadeautje voor.
hem gekocht", zei Julith met een
glimlachje. „Houdt hij van lezen?"
„Natuurlijk".
Hij hield de Ogen stijf op de weg
gericht en reed vlug. Hij voelde een
grote behoefte om dit uitstapje zo
vlug mogelijk te beëindigen.
Ze sprak alsof ze Donnie al kende
en hij kreeg een grote hekel aan
haar, omdat ze zo familiair over Don
nie sprak.
Donnie was van hem en hij was
de enige, die hij nog over had, als
herinnering uit jaren van onpeilbaar
geluk. Wat had hem in hemelsnaam
bewogen om haar bij de jongen te
brengen
Hij hielp haar uit de wagen en was
inwendig wrevelig, dat ze haar hand
op zijn arm legde, toen ze de be
sneeuwde laan onliepen, die naar het
ziekenhuis voerde.
Toen ze bij de ingang kwamen,
keek ze hem met haar frisse, jonge
gezichtje een beetje bang aan: „Ik
hoop maar, dat Donnie het niet erg
vindt, dat ik meegekomen ben.
„Waarom zou hij het niet leuk
vinden?" vroeg hij kort, terwijl hij
zich pijnlijk bewust werd, dat hij ge
durende de gehele rit bijna geen
woord tot het meisje gezegd had.
DE ENGEL OVERWINT.
Veertien kinderen in een lange,
koele zaal met veertien witte bed
den lagen al naar zijn komst uit te
zien. Donnie was een van de be
voorrechten; hij kreeg iedere dag
bezoek. De meeste kinderen kregen
maar hoogstzelden hun vader of
moeder te zien, want die woonden
buiten de stad en konden maar zel
den de reis maken en dan waren er
natuurlijk ook nog kinderen, die nooit
bezoek kregen, om de eenvoudige re
den, dat niemand zich voor hen in
teresseerde.
Toen Eddie binnenkwam zag hij
Donnies ogen op een bijzondere ma
nier oplichten en met verbaasde
ogen keek hij naar het meisje, dat met
VERHAAL VOOR DE KINDEREN
Met een schok werd Gijs de kater
wakker. Wat was dat? Gijs keek om
zich heen. Er gebeurde toch wat. Vlak
bij. En nu was aljes weer rustig.
Was er iets gevallen? De maan
keek door het raam naar binnen en
het was tamelijk lioht in de keuken.
Maar ook zonder lioht kon Gijs wel
zien. Maar hoe hij ook o!n zich heen
keek, hij kon niets bijzonders ontdek
ken.
Of toch wel? Wat was dat daar on
der de schouw? Iets zwarts. Gijs
liep er naar toe. Een groot pak in
papier.
Hé, lag dat er ook al, toen Gijs
ging slapen?
De kater kon 't zich niet herinne
ren.
Wonderlijk, 't pak lag precies on
der de breed schoorsteenopening. Het
zou toch niet naar binnen gevallen
zijn en toen die klap gegeven heb
ben, waardoor hij wakker geschrok
ken was? De kater rook er eens aan
en liep toen terug naar zijn kussen-
tje.Drie keer draaide Gijs om zijn
staart, ging dan liggen en sliep
weer in.
Hoe lang hij geslapen had, wist
Gijs niet, maar ineens werd hij wak
ker door een zacht geritsel. De ka
ter loerde door fijne oogspleetjes.
Muizen?
Dan weer het geritsel, het gekraak
van papier. Heel voorzichtig kwam
Gijs overeind. Met zijn buik op de
grond sloop hij voort. En weer hoor
de hij het ritselen van papier. Ja, het
kwam achter of uit het pak van
daan. Nu was Gijs er weer bij! Heel
stil ging hij op de grond liggen en
wachtte.
Ja ja, het kwam uit het pak. En het
was vast en zeker een muis, want
Gjjs hoorde fijne muizentandjes kna
gen aan papier. Gijs likte zijn bekje
af, een muizeboutje zou smaken
Maar voorzichtig nu, Gijs! zei de
kater tegen zichzelf; nu goed oplet
ten, ouwe jongen, dan komt het wel
goed!
En de kater schoof iets verder weg
van het pak, zodat de muis zeker
langs hem heen moest, als hij uit het
pak zou komen en de keuken in wilde
gaan. Gijs wachtte geduldig en in
eensdaar kwam een klein muis
je achter het grote pak weg: Met één
grote sprong was Gijs erbij en greep
toe. Maar hij greep mis. En Pietje
Pieper (want zo heette de muis! glip
te onder de voorpoten van Gijs door
en zette het op een lopen. De kater
met grote sprongen er achter aan.
En Ja hoor, Pietje Pieper verloor
het gevaarlijke spel. Gijs kreeg hem
te pakken, juist bij het trapje, waar
onder het muizegat zat.
Ik heb je, knaapje!" gromde de
kater.
„Genade, meneer!" piepte Pietje.
„Niks genade!" gromcïe Gijs- te
rug, „ik heb al in drie dagen geen
muizevlees geproefd, dus je komt
me mooi van pas!"
„Ach, meneer de kater!" kermde
Pietje zacht, „en mijn moeder dan?
Mijn moeder wil niet, dat ik alleen
van huis ga. Ik heb het stilletjes ge
daan".
Intussen probeerde Pietje uit alle
macht los te komen, maar de katte
klauwen hadden hem stevig vast.
„Dan ben je een dom jongetje ge
weest!" zei de kater.
Pietje Pieper wrong zijn hals wat
vrij uit de greep van de kater en
kreeg ineens een geweldig idee,
want muizen zijn slim!
„Ik zat in het pak onder de schoor
steen", zei hij. „Hoeveel papier ik
wel niet kapot heb moeten knagen!
En hoeveel touw en ander goed! En
het naarste van alles: toen ik ein
delijk in het pak zat, kon ik er met
een wel weer uitkruipen, want het
was niet te eten. Er zat vis in!"
„Vis!" miauwde Gijs de kater, en
meteen liet hij de muis wat losser.
Die probeerde zich helemaal los te
werken, maar dat lukte niet.
„Ja zeker", zei Pietje, „vis en wie
eet er nu vis?"
„Ik!" riep Gijs, „vis is heerlijk;
er is niets lekkerder op de wereld
dan vis."
.O ja?" vroeg Pietje Pieper onver
schillig, „dan moet je in het pak
kruipen, dan kun je net zoveel vis
eten als je wilt. Er zit genoeg vis in
voor honderd, ja voor duizend kat
ten".
„Dat is een idee", gromde Gijs,
„maar bedrieg je me niet?"
„O nee, meneer de kater!" zei de
kleine muis, „dat zou ik niet dur
ven. Maar wacht u eens even. Ik heb
een voorstel. U kunt niet in het pak
komen, want knagen kunt u niet. Dat
kan ik wel. Als ik nu eens voor u
een groot gat in het pak maak, dan
kunt u vis eten. Maar dan moet u
mij laten lopen".
„Dat is best!" zei Gijs de kater,
„maar.als je me bedriegt.
„Ik kan u niet bedriegen", vond
Pietje de muis, „want ik moet toch
altijd weer uit het pak en dan kunt
u me weer pakken!"
Gijs de kater geloofde de muis.
Want die vis, o die vis!
„Accoord!" gromde Gijp, en hij nam
de muis stevig beet tussen zijn tan
den en droeg het piepende diertje
naar de schoorsteen. Daar liet hij het
los, maar ging met wijd-uitgestrekte
voorpoten voor hem staan. De muis
kon onmogelijk ver wegkomen.
„Het pak in en knagen!" com
mandeerde Gijs.
Nu Pietje ging het pak in door het
kleine gaatje, di.t hij er in de zij
kant in gemaakt had. En de kater
ging likkebaardend voor het pak lig
gen. Zo kon de muis niet weg. Gijs
luisterde. Een minuut, een kwartier,
een uur. En nog altijd hoorde hij geen
geknaag. Hij begon om het pak heen
te lopen. De muis moest er toch in
zitten. Waarom deed die muis dan
niets? Waarom kwam Pieter niet
terug?
Daar ging ineens de deur van de
keuken open. De vijf kinderen van
de boer kwamen binnen.
.,0", riep het meisje, „kijk eens, wal
een groot pak Sinterklaas dit jaar ge
bracht heeft! O heerlijk!"
„O ja!" juichte het kleine broertje,
„papa, mama, kom toch eens kijken
Een geweldig groot pak van Sinter
klaas!"
Even later kwamen de vader en de
moeder er bij. De vader nam het
zware pak op.
„Ga toch weg, kat!" zei de boer
tegen Gijs, want die liep miauwend
achter hem aan. Het pak werd mid
den in de keuken op de grond gezet.
Er kwam een mes aan te pas om da
touwen door te snijden. Geen vis,
maar wel dertig pakjes kwamen te
voorschijn.
„Ga weg, kat!" riep de boer weer.
„Miauw!" zei Gijs heel klagelijk.
De pakjes werden uitgedeeld. Alle
kinderen en ook de ouders kregen
pakjes. Natuurlijk begon iedereen zijn
pakjes uit te pakken. In alle hoeken
van de keuken zaten de kinderen.
Van alles kwam te voorschijn. De
kat liep van de een naar de ander,
van het ene pakje naar het andere.
Overal rook hij aan, maar vis rook
hij niet, en Pieter, die lelijke Pieter,
die gemene bedrieger evenmin.
De kater werd boos. Hij zette een
hoge rug en krijste.
„Ga toch weg, Gijs!" riep het klein
ste broertje en toentoen had de
vader er genoeg van. Hij stond op,
zette de buitendeur van de keuken
open en riep de kater.
„Gijs!" Met zijn staart tussen de
poten huppelde de kat de deur uit.
Er was nog één groot pak over. „Voor
de hele familie" had Zwarte Piet er
op gezet.
„Maak jij dat nu eens open", zei
moeder tegen vader.
„Dat is goed", zei die. Hij nam zijn
mes en maakte de bovenkant los.
Een deksel ging open ener
sprong een klein muisje uit, dat even
beduusd in de keuken rondrende om
dan vlug weg te duiken in het mui
zengat onder het trapje.
Het was Pietje Pieper. Heel erg
laat kwam hij thuis van zijn een
zaam avontuur. Maar toen zijn va
der en moeder van zijn vreselijke
ervaringen gehoord hadden, waren
die alleen maai- blij en Pietje kreeg
helemaal geen straf.
A. V.-R.