NEDERLAND WERKT OP NIEUW GUINEA
L
Groentjes
een echte
versleten de majoor voor
Arabier en beklaagden hem
De Hollandse soldaten bouwen zelf
twee militaire tehuizen van Merauke
ZONDAGMORGEN
in Leiden
MEI ^OLLETIEKE COMMENTAAR
ZATERDAG 31 OCTOBER 1953
DE LE1ÜSE CU li RANT
TWEEDE BLAD PAGINA 1
„Kun je vanmiddag een uurtje of
zo komen helpen? We zitten met die
zinkplaten voor het dak".
„O.K. Hoe laat?"
„Pak weg om half drie".
„Safe, ik ben er".
Om half twee is de dienst afgelor
pen. Oat is in Merauke zo en dat is
in Hollandia zo. Dat is overal op
Nieuw-Guinea het geval. Je kan dan
als je niet op het wachtrooster
prijkt tenminste zonder gewe
tensbezwaren je grijs groen aan het
haakje boven je „tempat-tidoer"
hangen en achter je muskietengor-
dijntje de knapen in een Hollandse
kazerne beklagen, die op dit ogen
blik nog even voor een velddienstje
op de hei worden opgepord.
Je kunt natuurlijk ookgaan
werken, want na de dienst valt er
eigenlijk nog heel wat te doen.
Maar je hoeft niet!
„Man kom toch van je bed af. Je
kunt de hele nacht nog pitten"
„Lame met rust".
„Doe niet zo slap kerel. Help
even".
De „kerel" sputtert nog een beetje
tegen, mompelt iets wat niet ge
drukt kan worden, maar volgt dan
zijn maats naar de overkant.
Naar de overkant, want daar, te
genover de „Tangsi" van de land
macht Nieuw-Guinea, moet binnen
nu en een paar maanden een Katho
liek militair tehuis verrijzen. En een
eindje verderop is men bezig met
een soortgelijk tehuis voor de Pro
testantse militairen.
Hoofdpijn-bezorgend probleem
Het is geen overdreven luxe, zo'n
militair tehuis, want vooral in Nieuw-
Guinea is de vrije tijdsbesteding van
de soldaat een probleem dat com
mandanten, ouders en geestelijke
verzorgers, dikwijls hoofdpijn be
zorgt. De nederzettingen waar een.
Nieuw Guinea zit nog steeds
in de politieke „ijskast" en op
conferenties pleegt men deze
naam met de meest mogelijke
zorg te omzeilen, omdat dit land
nog steeds een pijnlijke plek
vormt in het Indonesische pres-
tige-gevoel; al- gaan ook daar
steeds meer stemmen op, die
meer heil zien in een althans
voorlopige bestendiging van
het Nederlandse bestuur daar.
En dit Nederlandse bestuur
op dat kleine schakeltje van de
gordel van smaragd, dat we nog
hebben behouden, voert een
zware strijd tegen de natuur en
tegen het gemis aan ontwikke
ling van de bevolking.
Deze Nederlandse macht aan
de andere zijde van de Oceaan
wordt geschraagd door de steun
van kleine groepjes militairen,
die daar verspreid over vele
plaatsen en plaatsjes hun dage
lijkse en geest-dodende dienst
doen, afgesloten van alle con
tact met de beschaafde wereld
tenzij het postvliegtuig en
weinig levend in de herinnering
van de Nederlanders in het moe
derland.
In de afgelopen week publi
ceerden wij reeds een van de
verslagen, die de luitenant L. v.
Bunge aan de regeringsvoorlich
tingsdienst heeft doen toeko
men. Bijgaand vindt U weder
om twee van zijn vlot geschre
ven verhalen over.het werk van
onze militairen in dat enkele
jaren terug nog zo fel-omstre
den gebied.
detachement van de landmacht
Nieuw-Guinea is gelegerd, worden
over het algemeen omsloten door
een dicht, haast ondoordringbaar
oerwoud en van een levendig con
tact met de burgerbevolking kan in
veel gevallen geen sprake zijn. Op
de meeste plaatsen wordt de burge
rij namelijk voor het grootste deel
gevormd door de oorspronkelijke
bevolking. De ontspanningsmogelijk
heden zijn dan ook ver te zoeken.
Bij de cantine en het sportveld hou
den zij meestal op. En een gezonde
ontspanning is nu juist wat de mi
litairen, vooral op de eenzame pos
ten, zo broodnodig hebben.
Soldaten doen het zelf.
Uiteraard doet de dienst welzijns
zorg al het mogelijke om de verve
ling uit de kazernes te houden en
via het verstrekken van lectuur, het
geven van filmvoorstellingen en het
inrichten van cantines de soldaten
recreatie te bezorgen. De aalmoeze-
niet en de legerpredikant dragen
eveneens iets bij om de troep in de
vrije tijd bezig te houden.
Maar zelfs nog voordat de Me-
raukse tehuizen hun deuren kunnen
opengooien, is er al sprake van re
creatie of in ieder geval van gezon
de bezigheid, want de soldaten
bouwen hun toekomstig recreatie
oord zelf.
Het benodigde materiaal werd be
schikbaar gesteld door de genie die
als dat zo te pas komt, bovendien
allerlei aanwijzingen bij de bouw
geeft.
Met Kerstmis onder de pannen
Als alles naar wens verloopt
en de activiteit die aan de dag
wordt gelegd doet zulks sterk ver
moeden zal de bouw van beide
tehuizen tegen Kerstmis voltooid
zijn. De thuisfronten hebben tegen
die tijd voor de inrichting gezorgd
en de medewerking van deze orga
nisaties kennende, hoeven we er
niet aan te twijfelen of aan die in
richting zal niets ontbreken.
Niet alleen de aalmoezenier, de
legerpredikant en „Wimpie Welfa
re" maken zich in Merauke druk
over de vrije tijdsbesteding van de
troep de detachementscommandant,
de kapitein J. Broekhuizen doet dat
ook. Hij is er in geslaagd zijn jon
gens voor een paar van zijn eigen
hobbies warm te maken Het resul
taat daarvan is dat er verscheide-
nen zijn die tegenwoordig tijd te
kort komen.
„De kapitein vindt het ook zo
leuk".
Evenals Hollandia en Ifar, waar
de kapitein Broekhuizen ook gede
tacheerd is geweest, is Merauke
thans een fotoclub rijk. Enkele
avonden in de week komen foto- en
filmenthousiasten in de eetzaal bij
elkaar om zich met de geheimen uit
de wereld van wit en zwart ver
trouwd te maken. En niet zelden
trekt men er op uit om het geleerde
in praktijk te brengen.
Behalve die foto-hobby is de ka
pitein Broekhuizen ook zijn radio
hobby met een aantal militairen aan
het delen. Er is altijd wel een toe
stelletje te vinden, waar iets aan
schort. En wat er aan schort, och dat
is meestal ook wel te vinden.
Journalistieke stranding
„Het spijt me, er is geen plaats
meer in het toestel van morgen. U
zult tot Vrijdag moeten wachten".
Da's niet zo mooi!
Ik ben op doorreis naar Sorong en
vind het helemaal niet prettig om
nu juist op Biak een paar dagen te
moeten blijven hangen. De korpo
raal belt af en duikt weer in zijn
warwinkel van papieren. Ik zet
mijn baret op, spring in mijn jeep
en hobbel even later door kuilen en
gaten naar het doorgangskamp van
de Kon. Landmacht, waar ik voor
een kleine week mijn klamboe zal
moeten spannen. Ik probeer me voor
te stellen hoe een auto-snel-baan er
ook al weer uitziet en ontwijk op
het laatste nippertje een paar „ka-
rang"-bulten, die moeder natuur
met meer gevoel voor kwistig, dan
voor veiligheid op Biak heeft gede
poneerd.
HET HELE JAAR DOOR OP
VACANTIE
Nederlandse jongens werken
op Nieuw Guinea aan de op
bouw van dat land en in hun
vrije tijd bouwen zij hun eigen
huizen, omdat niemand anders
dit voor hen doen kan.
Al bouwende echter krijgen
zij hulp uit het moederland,
want het Nationaal Katholiek
Thuisfront dat ons bijgaand
illustratiemateriaal verschafte
heeft een grote zending goe
deren gereed liggen, die straks
het nieuwe militaire huis op Me
rauke zullen maken tot een
waar tehuis.
We bedoelen er niets mee,
maar het giro-nummer van Na
tionaal Katholiek Thuisfront in
Den Haag is: 52.000.
WIJ waren vast van plan deze keer
het voor de hand liggende ook in
de hand te nemen en een door
wrochte beschouwing te geven over
het feest van Alle Heiligen. Maar
op het vóórblad van dit blad wordt
ons de pas afgesneden, want twee van
zulke doorwrochte bepeinzingen over
hetzelfde onderwerp is minstens één
te veel. Het hatelijkheidje van dat
..minstens" zal niemand ontgaan.
Tussen u en ons: zulk een beschou
wing over het leerstuk van de ge
meenschap der heiligen zouden wij
ook wel kunnen schrijven. De
eeuwigheid wordt erin vergeleken
met een schilderij, dat alleen maar
lijst is met een gaping als doek. Je
kunt naar de eeuwigheid lang of kort
kijken, maar je ziet niets, om reden
dat er niets te zien is. Er is niets te
zien, maar er is iets. Hiermede heb
ben wij in drie regels gezegd, waaraan
op het eerste blad er honderd ver
spild moesten worden. Zo lang van
stof zijn wij nooit! Wie zich aan een
ander spiegelt, spiegelt zich zacht.
Mochten wij ooit lang van stof ge
weest zijn, dan nemen wij voortaan
weer de korte mode aan, artikeltjes
in shirt en short. Daar dienen wij nu
een proeve van te leveren.
T\E vacanties zijn reeds lang achter
U de rug en in foto-albums bijgezet.
Van de vacantie-spreiding, zeggen de
Ned. Spoorwegen, is niet veel terecht
gekomen. Het was in Augustus druk
ker dan in enig jaar te voren. Het
verwondert ook ons, dat zo weini
gen hun vacantie spreiden, want
eigenlijk kun je zonder gepension-
neerd te zijn het gehele jaar door va
cantie nemen. Heerlijk die herinne
ring aan een fikse mars door de vrije
natuur! Maar het schijnt, dat de
meeste mensen hun benen opbergen
wanneer de wettelijk-toegewezen va
cantie is verstreken en dat de natuur
ophoudt natuur te zijn, wanneer de
zomer voorbij is. En dat in zulk een
uitzonderlijk schone zonnige en zach
te herfst als we dit ja^r mochten be
leven! Jongstleden Zondag en dat
mag wel in de krant! hoorden we
de leeuwerik nog tierelieren, plukten
we handen met bramen en schram
men en hebben we midden in de zon
midden in het bos liggen slapen. Puur
Even later bejammerden zij zichzelf
De lange weg kronkelt zich als I hoort er het met horten en stoten
een grijze slang door het dorre brommen van een bulldozer, het
landschap. Hier en daar wat lage I snorren van een zaag en het dreu-
struiken, de roestige overblijfselen nen van een hamer: De marine
van een Amerikaanse legerdump, I bouwt, de landmacht bouwt, de
het wrak van een Japans vliegtuig,
de gammele hutten op palen van een
kleine Papoea-kampong en overal:
de verzengende hitte van een on
barmhartige zon.
„Er is hier ook niet veel veran
derd", 'peins ik. „Zes maanden gele
den zag alles er even kaal en som
ber uit als nu". Maar vijf minuten
later moet ik die mening herzien,
want dan kom ik tot de ontdekking
dat er heel wat is gebouwd en dat
héél wat accoorden van wat men
eens slechts toekomstmuziek waan
de, tot een melodie van de werke
lijkheid isgeworden. Men kan bijna
nergens op Biak komen, of
K.L.M. bouwt.
Monstrueus medelijden
nen, dat de neiging je altijd be
kruipt om vergelijkingen te maken
met het recente verleden. Nog niet
zo heel lang geleden hoorde je uit
een soldatenmond op Biak alleen
maar: „Als ik hier maar vast van
daan ben, kan niets meer tegenval
len!"
Maar nu komt er geen doortrek
kend groepje militairen meer in het
kamp of de majoor is lastig geval
len met de vraag: „Kunnen we hier
niet blijven?"
Overigens, die vraag wordt ook
gesteld door de soldaat, die in So
rong zit of in Mackwari en aan de
beurt is om overgeplaatst te wor-
„Jij bent nu echt het type om
allerlei namen fout te schrijven",
berispte het meisje met de pop,
terwijl haar ogen ons bedroefd
aankeken. „Waarom moet je nu
zo'n gekke naam als Witske in
de krant zetten, terwijl ik heel
gewoon Wiske heet?"
Tegen kinderleed zijn wij niet
opgewassen en we voelden een
brok in onze keel komen, maar
Wiske was nog niet eens uitge
praat: „Ook de naam van mijn
broertje heb je helemaal ver
keerd geschreven; hij heet geen
Suuske, maar gewoon Suske.
voor de rest klopte het wel zo'n
beetje".
We wilden juist berouwvol sta
melen, dat we het nooit meer
zouden doen, toen Suske het
woord van zijn zusje overnam:
„En waarom maak je zoveel
poespas over dat zingende nijl
paard, dat we naar Leiden bren
gen; de mensen zullen ik-weet-
niet-wat-denken en het is per
slot van rekening een heel ge
woon nijlpaard, dat liedjes kan
zingen. Als je daar nu zo'n druk
te over moet maken! Ik ben wel
gekkere dingen tegengekomen
tijdens mijn avonturen met Lam
biek en Tante Sidonia".
Suske wilde een heel verhaal
beginnen over allerlei merk
waardige dingen, die hij ontmoet
had, maar w'j voorkwamen dat
door aan te dringen iets meer
over dat zingende nijlpaard te
vertellen.
Suske maakte er zich ge
heel in stijl met een Jantje
van Leiden af: „Nou, het is
dunkt me nogal duidelijk", zei
hij, „een zingenc nijlpaard, is
een zingend nijlpaard; we plaat
sen het nu in Leiden en daar zal
het een paar dagen voor het
Francisca Romanawerk gaan zin
gen".
„Nee, Suske" kwam zijn zusje
tussenbeide, „zo is het niet dui
delijk. Je moet vertellen, dat de
mensen iets in net zingende nijl
paard moeten stoppen om het te
laten zingen en dat ze er hele
maal niet bang voor behoeven te
zijn, want dat het alleen maar
zingen en niet bijten kan. Voor
de rest, dat er een heel aardige
juffrouw de wacht bij zal hou
den, voor het geval de mensen
toch bang zouden worden. Zo nu
is het zeker wel duidelijk, hé?"
vroeg Wiske ons en we 'durfden
echt niet „Nee" te antwoorden,
zodat we maar kalm tot de vol
gende week Vrijdagavond zullen
wachten, dan kunnen we het zin
gende nijlpaard met eigen ogen
aanschouwen.
KRONUS.
Hoewel ik er al eens eerder ben
geweest, kost het me moeite de weg
naar het kamp te vinden, want waar
een half jaar terug nog oerwoud
stond, ziet men nu een compleet
dorp.
In de voorgalerij van een riant
huisje staat een groepje soldaten,
dat blijkbaar kersvers uit Holland
is aangekomen, voor het portret
van een donkerbruine reus, een reus
getooid met een tulband die ver
dacht veel wegheeft van een leger-
men j handdoek.
j „Een orang arabier", meent er
I een. „Is het niet om medelijden mea
I te krijgen?"
„Zo zo heb jij medelijden met
mij? zorg maar dat ik het niet op
korte termijn met jou krijg: Doe
mijn kamer even, poets mijn schoe
nen, ze staan in de kast, een paar of
vier maar en schrob de mandie
kamer schoon. Als je geen bezem
kunt vinden, gebruik je je tanden
borstel maar".
In de deuropening staa.t de ma
joor. Hij vertoont een treffende ge
lijkenis met de „orang-arabier" aan
de muur.
Hij grijnst. I
De soldaat druipt af en ziet er uit
alsof hij liever op Schiphol was
achtergebleven.
vacantie, met alle zorgen bengelend
aan een tak met gouden franjes. Maar
ook als het stormt, dat de schoorste
nen op de daken wiebelen, als het
sneeuwt en de gehele natuur verstilt
onder een witte wade, als het vriest
dat de bomen barsten, is het voor de
mens een weldaad buiten te zijn. en
zich één te voelen met de schepping.
En de zee, zo dichtbij, is in de ruwe
re jaargetijden in haar verbolgen ver
latenheid zo groots, dat men niet eens
zou wagen er pootje in te bajen! Niet
vanwege de kou, maar vanwege
de majesteitschennis.
WELKE prettige herinneringen ook
aan interessante steden, die we
tijdens de vacantie oezochten! Steden
zijn er echter in 't najaar en 's win
ters ook. Zij zijn zeker niet minder
gezellig dan op hete zomerdagen. Nu
kome men niet aandragen met de be
wering, dat buitenlandse steden
mooier zijn dan binnenlandse! Zo iets
kan alleen iemand beweren, die geen
zelfstandig oordeel heeft en slaafs
mooi vindt, wat de reisbureaux voor
schrijven mooi te zijn. Leiden heb
ben we verleden jaar in een Franse
reisgids gelezen „est une des villes
les plus intéressantes de la Hollan-
de". Zo is 't! Deze week moesten we
enige keren in de nabuurstad Utrecht
zijn en opnieuw werden we getrof
fen door de vaart, waarmede de dom
toren boven de omringende straten
en diepe grachten uitschiet. Zou er
trouwens wel één toren zijn in Euro
pa welke de dom van Utrecht in har
monische geleding en in ranke kracht
vermag te evenaren? Wij raken er
nooit op uit gekeken, ja men ver
denkt ons ervan, er verliefd op te
zijn.
Wie dus vacantie wil hebben, ook
wanneer de baas geen vacantie geeft,
weet met wat vindingrijkheid en wat
moeite het heie jaar door op vacan
tie te gaan evenwel zonder vacan-
tietoeslag.
MARIUS.
NIEUWE UITGAVEN
Capriolen Door Godfried
Bomans. Uitgave: Elsevier,
Amsterdam.
„Wie do Buitelingen" van Bomans
heeft gelezen, vindt in „Capriolen"
een tweede bundel van dezelfde jo
lige speelsigheden. Bomans is een
van de weinige humoristische schrij
vers, welke wij in Nederland rijk
zijn; hij heeft een zeer eigen stijl,
welke men onmiddellijk herkent. Hij
weet de lezer bij de neus te nemen
op een manier, welke de aldus beet-
fenomene allerminst pijn of verdriet
ezorgt, doch hem in tegendeel tra
nen van plezier doet lachen.
En toch is Bomans geen schrijver
van uitbundige „lol"; hij heeft vaak
stukjes geschreven, welke volkomen
„kolder" zijn, maar desalniettemin
overheerst de kolder niet. Het is de
speelse geestigheid welke de boven
toon voert. Soms gaat de humor on
opgemerkt over in ernst en vraagt
men zich af, of de schrijver nu wer
kelijk bedoeld heeft ernstig te zijn.
Want dat is de vloek van alle humo
risten, dat men altijd en overal grap
jes van hen verwacht en grapjes
meent te vinden, ook waar ze niet
zijn. Bomans heeft inderdaad ook
serieus geschreven. Maar hoe dat ook
moge zijn, men leest de geschriften
van Bomans, welke zich tot nu toe
beperkt hebben tot kleine, losse
essays, steeds met groot genoegen.
Of hij het nu heeft over St. Nicolaas
of over de mogelijkheid van reizen
naar de maan, over Dickens of over
de nieuwe kapelaan, overal treft men
onverwachte wendingen aan en tref
fende gezegden, welke het hart ver
kwikken.
Wij vragen ons wel eens af, waar
om Bomans er niet toe komt om een
grote roman te schrijven, doch dat
is tenslotte een zaak, welke hem al
leen aangaat. Vaststaat, dat zijn
kleine essays en vooral zijn meest
speelse capriolen hem bekend ge
maakt hebben, en dat'is al heel wat.
De eerste, niet de beste
De eerste indruk die „Jan Sol
daat" van Nieuw Guinea krijgt is
niet de beste. Als hij met de „Con-
ny" op Biak aankomt is zijn eerste
gedachte: „Wat ben ik begonnen"
of: „Had ik maar naar mijn maat
geluisterd. Die zei ook dat het er
allemaal niks was. Het vliegveld
lijkt in ieder geval wel een kook
plaat. Als je in zo'n zinken hut moet
wonen, waar de douane de scepter
zwaait, kun je nog beter op een zol
derkamertje in Amsterdam je „tem-
pat" opslaan."
Maar voordat hij vijf minuten in
de luxe K.L.M. bus zit, die hem naar
zijn voorlopige bestemming brengt,
krijgt hij al optimistische gedachten.
En eenmaal in het kamp gearri
veerd, maakt hij kennis met wat
Nieuw-Guinea aan schoonheid heeft
te bieden.
Laat mij maar blijven
„Nieuw-Guinea is een land in op
bouw en je hoort over zoveel plan-
„Ik heb vannacht ge
droomd", zei Jansemans,
„van dominee Zandt!"
„Wat zal dat een gezelli
ge droom geweest zijn"
lachte Toos. „Zeker
beetje pikant?"
„Oh, nee", antwoordde
Jansemans, „helemaal niet.
Het v/as meer zo'n mate
rialistisch droompje. Kijk,
het kwam eigenlijk
kan je geld krijgen en dan
gauw naar moeder de
vrouw". Een voor een gin
gen de kamerleden toen
t naar dr. Drees, die tussen
een twee brandkasten zat. Op
de eer stond Kamerleden
en op de andere Ouden
van Dagen. Iedereen kreeg
z'n salariszakje en kon
gaan".
„Moesten ze ook een
me?" vroeg de dominee. achter en die hebben een
„Weg met St. Martinus", vuurtje gemaakt „Ver-
riepen ze. brand ze maar even, do-
Bravo jongens", ant- minee", zeiden ze. „Het is
woordde de dominee, „zo wel wat middeleeuws,
mag ik het horen. Ik heb maar
ontvangen "en "Sen
^^ïaMarttamnernS'™et f°ngens." Ik slop ze thuis
een St. Martinus erop! Lol in
.Schande!", brulden
Toen ik gisteravond in bed handtekening zetten?"
lag,
vroeg Toos.
„Dat weet ik niet",
len die kamerleden even Jansemans. „Ineens stond
blij zyn. Krijgen ze hun ik buiten tussen een heie
centen weer. Die mensen boel gesjochte jongens, die
hebben tenslotte ook geen vroegen: „Is dominee Zandt
dachte ben ik ingeslapen!" dominee Zandt naar bui-
„Een keurige gedachte, ten. En die jongens meteen
om de dag mee te beslui- aan het schreeuwen: ,?Een
ten," vond Toos. hoeraatje voor de dominee.
„Ja zeker", antwoordde Hiep, hiep
Jansemans, „maar ik ben, „Nou, had je die dominee
"men geslagen. Óp een ge- hebt, voel je je niet zo
geven moment was ik in
de Ridderzaal en daar riep
dr. Drees: „Jongens, je
ïopulair. Maar die jongens
'even maar schreeuwen".
„Wat willen jullie van
jongens. „Smijdt die vod
den de straat op! Daar
kan U niet mee in Uw zak
gaan lopen. Als Jan de
Bakker er nou opstond, dan
was het was anders".
f,Ik zou het graag doen",
zei de dominee, „maar jul
lie voelt wel, dat ik geen
strooibiljetten met Roomse
propaganda op de straat
ga gooien."
„Hoe bestaat het", zei
Toos. „Dat was toch prin
cipieel.
„Ja", antwoordde Janse
mans, „maar die jongens
waren niet zo principieel.
Toen hij dat geld niet wil
de weggooien, zijn ze mop
perend naar huis gegaan.
Er bleven er maar twee
POLY TIEKUS.