Als de sultan op de dag zegt, dat't nacht is, kijk dan naar de sterren! Saoedi-Arabië, waar men Vrijdags op z n Zondags is KNIE-VAL ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1953 BE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Een Leidenaar onder de Bedouïnen Boven: Bedouïnen vrouwen rond het waterreservoir van het kamp, bij het zien van de fotograaf wendden zij haastig haar gesluierde gezichten af. Het water in deze vergaarbak moet van 400 m. diepte worden opgepompt. Beneden: De Saloeki, een soort hazewindhond met vliezen tussen de tenen die wegzakken in het zand voor komen. Bij de jacht op de gazelle bereikt deze hond fantastische snelheden, 't Beest tijdens zijn middagdutje van een gazelle-boutje in ziet. Het meest opvallende van deze hond is wel, dat hij een soort zwemvliezen tussen de tenen heeft, die hem voor wegzakken in de zandzee behoeden en de hond een enorme snelheid Seven. Het beest is echter zeer trouwe loos en zal geen enkele ontroering laten blijken, wanneer zijn baas aan- I gevallen wordt. Maar voor de jacht is hij zeer bruikbaar. De Saloeki jaagt de gazelle net zo lang op, tot dat het beest geen poot meer kan verzetten. Dan bewaakt hij haar "tot zijn baas op het toneel verschijnt. Buiten deze jachtpartij waagt men zich toch liever niet in die barre zandvlakte als het niet strikt nodig pR BLIJKEN nog altijc' heel wat Leidenaars te zijn, die de wereld zien, zo als wij ze niet en waar schijnlijk nooit zullen zien. Natuurlijk ook wij hebben in onze jongere ja^en op een zekere, of liever onzekere dag het ineens nodig gevonden, dit dichtbevolkte landje, waar men over eni ge jaren in de rij zou moe ten staan om wat adem te halen, voorgoed te verla ten. Landkaarten werden uitgespreid en plannen ge maakt. Maar toen kwam er net iets tussen; we ontmoetten juist dat aar dige meisje of konden die goede baan krijgen en sommigen mochten een voudig niet. In ieder geval hadden we een dankbaar excuus en het ging niet door. Dat we echter nog steeds niet in de rij hoeven te staan komt tendele doordat er toch velen waren die de knoop zelf hebben doorgehakt en elders een bestaan wisten op te bou wen. Een van hen, de heer N. Broeken, met verlof bij zijn familie in de Da Costastraat te Leiden, vonden we be reid het een en ander over leven en gewoonten in zijn nieuwe vaderland, Saoedi Arabië, te vertellen. Twee jaar geleden trad Nico Broeken in dienst van de Aramco, (de Arabian American Oil Comp.). Midden in eenonafzienbare woes tijn werd hij tewerkgesteld in een pompstation. Een van de vier sta tions, die tot doel hebben de druk in de 1500 km. lange pijpleiding van Dahran naar Beiroet te contro leren en op peil te houden. Op een klein eilandje in een on metelijke zandzee, honderden kilo meters van de dichtstbijzijnde stad, leven daar 8 Nederlanders, 15 Ame rikanen en een 500 Arabieren. Over dag als een druppel op een gloeien de plaat, 's nachts als een inmiddels gloeiende druppel in een ijskast. Op het midden van de dag temperaturen van 40 graden Celcius in de nacht dalend tot enkele graden onder nul. De pijpleiding is eigenlijk het enige, wat hen met de buitenwe reld verbindt. Vliegtuigen volgen haar als richtsnoer en zij vormen voor de bewoners van deze kleine greep aan de macht gekomen, heb ben ook de anderen herhaaldelijk getracht zijn troon omver tc werpen. Soms lukte dit ook even, maar steeds kwam Ibn Saoed terug met grotere macht en majesteit. Saoedi Aribië heeft echter veel aan deze monarch te danken. Hij maakte van een land, dat alle pla gen van Egypte kende, een natie, die meetelt onder de volkeren van Voor Azië. Hij wist gunstige voorwaarden van de Amerikanen te bedingen bij de oliewinning. Onder zijn bewind wer den de plunderend rontrekkende Bedouïnen aan banden gelegd. Deze stammen waren wel de grootste ge sel voor het toch al zo arme land. Waar zij verschenen brak de hel los en de bevolking, voor zover ze het tenminste overleefd had, kon naar nieuwe levensmogelijkheden uitzien. Men verkoos in die tijd liever de wreedheid van de Turken, dan de rechtvaardigheid der Bedouïnen. Vele van deze stammen hebben nu in vaste woonplaats en hoewel niet erg betrouwbaar, gedragen zij zich toch als nette burgers, die zich slechts af en toe een uitje veroorlo ven. Ook de arbeiders in 't kamp, waar dhr. Broeken werkt, bestaan hoofd zakelijk uit Bedouïnen. Buiten de werktijd zijn zij, evenals de bui tenlanders, bij gebrek aan uitga: mogelijkheden, tamelijk huiselijk. Alcohol is taboe voor deze mensen. De Islam verbiedt nadrukkelijk alle gebruik van geestrijk vocht. Men zal dan ook nooit een Arabier in de kampbar zien. De kellners en bar keeper zijn Indiërs. Deze worden in Arabië geduld als zij tenminste geen Hindoe's zijn. Zo doet zich het vreemde feit voor dat deze drankbelanghebbenden meestal katholiek zijn. Voor hen en de andere katholieken in het kamp is de geloofsuitoefening uiterst moei- De eerste ontmoeting van Broeken met de bevolking was een tamelijk vreemde geschie denis. Toen hij in het Engels 't woord tot een Arabier wilde richten, zakte deze plotseling door zijn knieën en begroef het hoofd voor de verraste Broeken in het stof. Verder bleek er niets meer met de man te be ginnen. Enigszins ontdaan over deze grote blijk van gedienstig heid vertelde de Hollander dit voorval aan zijn kameraden. Dezen lachten hem hartelijk uit. Wat was het geval. Juist op het moment, dat Nico zijn moeilijk gesprek met de Arabier wilde beginnen, herinnerde deze zich plotseling het zojuist aangebro ken gebedsuur en wierp zich voor Allah in het stof, daarmede tevens de kans genuttend om 'n blanke te kunnen negeren. Dus deze schijnbare gedienstigheid bleek min of meer godsdienstig heid te zijn. Af en toe echter moet de pijplei ding gecontroleerd worden en per auto trekt men dan uren door de I verlatenheid van de woestijn. Dagen gemeenschap een welkome afleiding. njetg ,jan zand, de gloeiende zon en Het kamp bestaat uit een grote ,je pijpleiding, die de horizonten ver- oompinstallatie met ketelhuis, waar in zich ook de wasserij bevindt, een winkel, een recreatiegebouw en een aantal verblijven voor de blanken. (De Arabieren wonen om gezelig- heids- en rassenreden in een ten tendorp op 500 meter van het pomp station) Het klimaat is zeer gelijkmatig, regen valt er bijna niet. Water is er dan ook duurder dan olie en moet tot op 500 meter diepte aangeboord worden. Elke avond gaat de zon er op- dezelfde tijd op schitterende wij ze onder. Om half acht beginnen dan de beroemde Arabische nachten, die we hier zo goed menen te kennen uit de Amerikaanse film met harem dames in te weinig textiel, maar waarvoor men ter plaatse liefst een duffeltje aanschiet. Hond minderwaardig. Drie maal in de week komt er 'n vliegtuig materialen, medicamenten en voedsel brengen en drie maal per week horen de bewoners iets over het wereldgebeuren en zien zij een film, die in de openlucht 's avonds vertoond wordt. Verder is er weinig afleiding. Buiten het kamp is het de gloeiende woestijn die -weinig aan lokkelijks bieden, in 't kamp altijd dezelfde gezichten, gesprekken en kaartspelletjes, waarmee men de ver veling poogt buiten te houden. Soms organiseert men een gazel- lenjacht. Hiervoor gebruikt men sa- locki's, een soort hazewindhond en de enige van onze trouwe huis vrienden, die in dit land genade heeft kunnen vinden. Honden wor den in Arabië als minderwaardig be schouwd. De saloeki wordt alleen geduld, omdat men er het voordeel Een Bedouïn op z'n Vrijdags. bindt. Niet ver van het station be vindt zich echter een vlakte, letterlijk en figuurlijk zwart ziet van de stenen. Grote, onregelmatig ge vormde, zwartverbrande sintels ma ken een doortocht bijna tot een on mogelijkheid. Alleen een kameel wandelt er rustig doorheen zonder een poot open te halen. Volgens on derzoekers zijn deze stenen afkom stig van de vulkanische uitbarsting, die duizenden jaren geleden Sodoma en Gomobrra van de aarde wegvaag de. Zij zijn de enige sporen van de verdwijning van twee steden, die in onze taal tot een begrip werden. Nu dienen deze stenen nog slechts als de schuilplaatsen van wolven, die 's nachts de eeuwige stilte van de woestijn tevergeefs trachten te vul len met hun klagelijke roep. Uitwerpselen als brandstof. Voor de Bedouïn is de kameel het manusje van alles. Buiten de grote vervoersmogelijkheden zorgt zij eten, drinken, brandstof en dekking. Kamelenvlees is misschien wat taai, maar de Bedouïnen hebben de tijd. De melk is zeer drinkbaar en de uit werpselen vormen gedroogd een pri ma brandstof. In de keuken vindt men verder de huiden van deze goeierds op de grond, waar ze met kleden, waarvoor menig Europeaan en kapitaaltje zou willen neertellen, de enige inventaris vormen. Stoelen en bedden vindt men alleen in het verblijf van de Emir, die bovendien electrisch licht en wateraansluiting heeft, vanuit het kamp. De Emir ver. tegenwoordigt het gezag over deze nomaden. Hoewel dit heer weer ver antwoording verschuldigt is aan 'n centrale Emir is hij in zijn gebied oppermachtig. Omdat het kamp zeer geïsoleerd ligt en contact met de buitenwereld bijna onmogelijk is, kar. hij zich het een en ander par- miteren. Wij denken, dat uit zulke situaties de wijsheid: „Als de vorst midden op de dag zegt, dat het nacht is, kijk dan naar de sterren'1 afkomstig is. Maar hoe willekeurig de Emir cok dikwijls zelf met zijn stamgeno ten omspringt, wanneer er een iets te lijden heeft van een blanke, bijv een 'klap krijgt, slaat hij groot alarm. Degene, die deze slaande argementen gebruikt heeft, kan er zeker van zijn het land uitgestuurd te worden. Dertig zonen. Saoedie Arabië is n.I. een onaf hankelijke staat, lid van de Ver. Naties en duldt de buitenlanders al- j leen om het geldelijk voordeel, dat ze opleveren. De koning, Ibn Saoed die zijn voornaam ran het land-ge geven heeft, woont met een aantal vrouwen, dertig zonen en èen be schamend aantal dochters in de hoofdstad Riyand. De vorst heeft 50 wisselvallige regeringsjaren achter de rug. Zelf door een stevige in- „De kameel", zo zegt Carmiggelt, „is op de laatste scheppingsdag samen gesteld, uit de stukjes die toen over waren". De Arabieren denken anders over hun schip der woestijn met z'n onweerstaanbare Chevalier-lip. lijk. In de twee jaren dat de heer Broeken in hat station werkte, is er slechts tweemaal een geestelijke ge weest. De eerste keer was B. juist met verlof in Jeruzalem, dus kon hij er geen gebruik van maken. Onge veer een jaar later werden hij en de andere katholieken plotseling van 't werk geroepen. Er was met het vliegtuig een leger-aalmoezenier meegekomen. Hoewel het reeds mid dag was, werd onmiddellijk in een der verblijven een altaar geïmprovi seerd en het Misoffer opgedragen, daarna was nog gelegenheid om te biechten. Nog diezelfde middag ver trok de priester naar een volgend station. Verder wordt de geloofsbelevenis als een zaak beschouwd die een ieder maar voor zichzelf moet re gelen. Anders is dat bij de Arabieren, men kan er zeker van zijn, dat een groot gedeelte van hen zich op de ge bedsuren met het gezicht naar Mek ka zop de grond zal werpen om Al lah te loven en te prijzen. Zij trek ken zich daarbij van buitenstaanders bitter weinig aan; valse schaamte is hun totaal vreemd. De Islam is staatsgodsdienst en bekeringswerk wordt de missionaris sen zeer moeilijk gemaakt. De koran is officieel nog steeds het enige Mannen lachen met hun hart, maar vrouwen met hun mond Deze en zo vele andere misprijzende wijsheden die in Arabië in omloop zijn, bewijzen wel dat de vrouw niet erg gezien is in dit deel van de wereld. De Arabieren hébben er weliswaar liefst zoveel mogelijk, maar verder maken ze geen woorden aan haar vuil. Nu treedt men over het algemeen de vrouw anders tegemoet, dan wij hier gewend zijn. Van jongs af. aan legt men wat geld opzij op zich t.z.t. een echtgenote aan te schaffen. Is het zover dan betaalt men de vader en neemt zijn dochter ongezien (de sluier!) mee. De jon geren denken over deze „liefde" gelukkig anders, zodat deze mens onterende praktijken binnen afzienbare tijd tot het verleden zullen behoren en de vrouw de plaats inneemt waarop zij zo'n natuurlijk recht heeft! Voorlopig echter „weent de drempel nog als er een meisje geboren wordt" zoals een oud Arabisch spreekwoord enigs zins bekommerd meent. boek, dat gelezen mag worden. Een beetje zonderling als men bedenkt dat de wereld aan dit volk „De Dui zend en een Nacht" en zoveel andere weergaloze vertellingen te danken heeft. Ondanks dat het merendeel der Arabieren schrijven noch lezen kan, kent iedereen de koran. De Mohammedaanse Zondag valt Vrijdag. Op deze dag krijgt men geen enkele Arabier aan het werk. Hoewel zij zich op de dag geen tien stappen van huis af begeven ver schijnen zij toch allen op z'n Vrij dags. De vieze ongewassen kerels van door de week, zien er op Vrijdag uit als de zo bekende Kalief van Bagdad. Buiten de gebedsuren bren gen zij de dag door in een zalig niets doen. De heerschappij van de stilte. Eens per jaar maar niet in het zelfde seizoen houdt de Arabier de Ramaddan; een vastenmaand, waar in eten, drinken en roken hem voor zonsondergang verboden is. Er zijn echter tegenwoordig vooral bij de jongeren, vele, die als zij even de kans krijgen dit harde ver bod pogen te ontduiken; zij het dan met een benard hart, want de angst voor Allah is groot. Ook het bijwonen van filmvoor stellingen is voor de Mohammedaan verboden. Evenals vroeger bij de Joden is het zonde afbeeldingen van mensen te maken of te bekijken. Bij de voorstelling in het kamp verschij nen echter elke avond weer tien tallen Arabieren. Meestal lopen zij halverwege weg, want alleen knok- films vinden in hun ogen genade. Na afloop bewijzen zij dan graag even iets van deze Amerikaanse films op gestoken te hebben. Lang klinkt hun geschreeuw en gescheld nog door het kamp. Eindelijk wordt het dan rustig en deelt de stilte der woestijn zich mede aan mens en dier, die zich er elke dag weer tevergeefs tegen verzetten. De stilte van de woestijn draagt iets in zich van de eeuwigheild, waaraan het onmogelijk is te ontkomen. Men moet zichzelf kunnen overwinnen om deze rust te kunnen verdragen en er in te berusten als in iets wat voor ons was en na ons zal zijn. ZOALS U HET NIET ZIET len de meeste lezers eerst den ken, dat deze foto ondersteboven staat. Het lijkt er dan ook wel een beetje op. Daarom zullen zij niet on middellijk achterhalen waar dit plek je in Leiden te vinden is. Wie goed kijkt, ziet echter, dat de foto wèl goed staat en dat we dus te maken hebben met een spiegelbeeld. Een spiegel beeld in het drabbig-groene water van het laatste stukje ongedempt Le vendaal, dat uitmondt in de Steen- schuur. Men ziet de Leefsteenbrug en aan weerszijden daarvan de witte gietijzeren hekken, die voorbijgan gers beschermen tegen de kans om in het smerige grachtje te vallen. In het water herkent men de silhouetten van de St. Lodewijkskerk aan de Steenschuur en de topgevels van twee huizen even voorbij de kerk in de richting Breestraat. Leiden zoals U het niet ziet. Wanneer U het zo toch wilt zien, moet U even gaan zit ten in de stoep van het ongedempte Levendaal, recht voor het gebouw op de hoek Levendaal-Garenmarkt. Maar houdt Uw neus dan dicht. (Foto: „De Leidse Courant")

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 5