Bretagne, land van geloof, rotsige kusten fraaie klederdrachten en LEGENDEN DIE DE' EEUWEN TROTSEREN Tussen boeren en vissers Eenvoudige en tevreden bevolking is gehecht aan haar geboortegrond Grijze dorpjes in groene dalen ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1953 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 ib— BIJ DE FOTO'S. Bretagne, het rotsige schier eiland van Frankrijk in de At lantische Oceaan, heeft geen tourisme van betekenis. Wel licht daarom is het er nog zo ongerept prachtig, zoals bijgaan de foto's laten zien. Links: een stadsbeeld van Quimper. Hechts: een doorkijkje op een van de honderden baaien. In de verte ziet men het badplaatsje Binic liggen.. Midden: een simpel boe renhuisje zoais men die in heel Bretagne aantreft Links onder: enige Bretonse vrouwen voor de kathedraal van Quimper, ge tooid met hun prachtige witte coiffes. Rechts onder: een stukje de rotsige kust, gefotografeerd in de morgenuren, vóórdat het water (er is een getijd-verschil van enige meters) terugtrok. Midden op de dag komt er een prachtig breed zand-strand te voorschijn, ideaal \joor de schaarse badgasten, die zich niet laten weerhouden door het fa beltje, dat het in Bretagne altijd hard waa't en regent. Wij heb ben er slechts een warme zomer zon ontmoet! ^(Foto's: „De Leidse Courant")^ I^E AVOND SLUIPT op kousevoeten het dorp binnen en op het plein vervagen langzaam de con touren van de huisjes aan de overkant. Het steen-grijs van de kerk, zojuist nog rood, purper en violet in de stervende luister van de avondzon, versombert tot wazig-zwart en een tulen nevel-sluier dekt de velden toe, waarop een uur geleden nog de korenschoven brandden in de zonnegloed. Stilte. Dit is het uur waarop niemand spreekt, gevangen in de ban der weemoed, die het scheiden van ie dag begeleidt. Boven het dorp springen de eerste sterren te voorschijn in het zwart-blauw baldakijn, dat boven de aarde zweeft, gedragen door een onzichtbare horizon. Stilte. De mannen zitten roerloos op de stoep van het café, waarin een licht brandt, dat grillige schaduwen door het raam op straat werpt. Soms schraapt er een z'n keel; het maakt de stilte er na slechts groter. Het is goed hier te zijn tussen de mannen, die de hitte van de dag gedragen hebben. Zij spreiden een geur om zich heen van zweet en van het rijpe koren, dat zij vandaag op krakende wagens naar huis reden. Anderen voeren op scheepjes uit en keerden met het stijgend zeegetij. Nog ruikt ge de vis die zij vingen. Nu is het avond, Zaterdagavond. De mannen rusten uit, zonder veel te zeggen. Pas als de glazen voor de derde keer gevuld en geleegd zijn, worden zij spraakzamer. Pas dan ontdekken zij de vreemdeling, die zo maar in hun midden is verschenen en moeite doet het tempo der glazen bij te houden. guerite, Saint Kemely en hoe zij verder heten mogen. Iedere kerk, iedere kapel, elk kruis langs de weg heeft een geschiedenis waarin Bre tonse heiligen een rol spelen. Rond om iedere abdij is een legende ge weven, die tijdens de grote Pardons door de ouderen opnieuw verteld wordt. Men telt er duizenden „menhirs" en „dolmens", rotsblokken en stuk ken graniet aan de kust en op het veld, waaraan even zovele bijgelo vige verhalen zijn verbonden. On der de dolmens zijn er, die vóór de Christianisering van Bretagne ver moedelijk als offer-altaren werden gebruikt; anderen dienen gelooft men als grafstenen boven de gra ven van mysterieuze personen, die na vele eeuwen nog voortleven in de legenden en sagen van dit vrome volk, dat meer dan in welke andere DE VOLGENDE morgen was het Zondag. Reeds vroeg brandde er een hete zon boven de velden; een koele zeewind maakte de hitte echter dragelijk. Zo zagen we Bretagne op z'n mooist, geschilderd in felle kleu ren: een staalblauwe lucht, koren- gele akkers, bomen en struiken in duizend soorten groen, huizen en boerderijen in stoffig grijs en fel rode geraniums op de vensterban ken. IJl, maar doordringend luid klin- ge't >>et kerkklokje en als op com- mindo gaan overal de deuren open. Wellicht is het deze verknochtheid, die Bretagne het stempel geeft van een conservatieve provincie. Veel moderniteiten zult ge er niet bespeu ren. Dat leerde ons een tocht, dwars door de Finistère, van Saint Brieuc naar Quimper. Een onvergetelijk schone tocht over rotsige heuvels, die een schitterend uitzicht bieden over uitgestrekte eikenbossen en vruchtbare dalen, waarin kleine boerendorpjcs tegen de helling kle ven, in hun grijze oudheid fel afste kend tegen het groen en geel van de akkers. WE ZITTEN in Pordic, een klein dorpje aan de kust van Bretagne, dat ge tevergeefs op de landkaart zoeken zult. Een vlek van meer of min toevallig, maar in ieder geval willekeurig neergeplante huisjes Op het graniet van de Bretonse kust, dat hier en daar is opengebarsten en de bewoners vruchtbare akkers schenkt. Her en der verspreid groe pen enige boerderijen bijeen, opge trokken uit ruwe rotsblokken, die de kust in overvloed biedt. Het was in dit dorpje, dat wij voor het eerst kennis maakten met de Bretonse legenden, die van eeuw op eeuw van ouders op kinderen wor den doorverteld, zodat zij blijven voortleven in de verbeelding van dit weliswaar religieuze, maar vaak bij gelovige volk. Een oude visser bracht de klok ken van Ys op het tapijt. Had hjj zelf niet gehoord hoe uit de zee het gelui van klokken opsteeg, in de nacht die iedere bewoner van Pordic zich nog herinneren zal, omdat toen de boot van Jeannot omsloeg en de jonge visser verdronk, kort nadat zijn meisje hem had bedrogen? Het ongelovig gelach van enige jonge kerels bracht de oude viser tot-ra zernij en hij bedaarde pas toen een ander de legende nog wel eens wilde vertellen. LIET WAS de meest beroemde le- **gende van Bretagne, die van de koning van Ys, een fabelachtige Bretonse stad, gebouwd in een baai en beschermd door een reusachtige dijk tegen de vloed van de zee. Op een avond bij laag water stal Dahut, de overal bewonderde, maar ver dorven dochter van de koning van Ys. de sleutel van haar vader en opende de dijk Om naar haar min naar te gaan. Zij verlaatte zich en ondertussen steeg het water in de zee, verwoestte de dijk en over spoelde de prachtige stad geheel. Dahut en alle bewoners verdronken in de oceaan. Sedert dat moment verschijnt er nu en dan een zeenimf, gelijkend op de sirene in de Griekse Odyssee, die de vissers en zeelieden met haar ge zang verleidt en meesleept. Die zee nimf is Dahut en nimmer keren de zeelieden weer. Het gemurmel, dat uit de diepte der zee opstijgt, is het gebeier van de klokken in de dui zenden verdronken torens van Ys, hetzelfde ebeier dat ook de oude visser had gehoord. De mannen zuchtten eens. En sloe gen hun glas achterover. In stomme verbazing ziet de tourist dit alles aan. Zijn dat de vrouwen, die hij gis teravond nog zag werken op de vel den in hun grauwe jakken? Als trot se pauwen lopen neen: schrij den zij over de wegen naar het dorp, gekleed in stemmig zwart fluweel, op hun hoofd de kraak^ heldere witte coiffe, waarvan de brede lintén wapperen in de wind. Daarnaast de mannen in hun stijve zwarte pakken en met hun platte fluwelen bolhoeden, waarvan lange zwarte linten afhangen op hun rug. De historische klederdrachten hebben ook in Bretagne grotendeels afgedaan. Behalve in de Finistère, het meest westelijke deel van de provincie, waar de coiffes en stijve kappen nog vrij algemeen zijn, is er niet veel van overgebleven. Maar op Zondag naar de kerk pronken de oudere vrouwen nog graag met het mooiste dat zij hebben. En in de kast van iedere boerderij worden de fraaiste familiestukken bewaard, de hoogste coiffes en fel-gekleurde voorschoten, die bij bruiloften weer de herinnering ophalen aan een eeuwenoude traditie. 117AT ZOU trouwens Bretagne zon- der klederdrachten zijn? Wat zou er overblijven van de beroemde Pardons, wanneer de felkleurige Bre tonse costuums deze eeuwenoude bedevaarten niet meer opluisterden? Reeds in Februari beginnen de Par dons naar de ontelbare pelgrims plaatsen. Veel meer dan de priesters lief is, omdat het vooral deze pel grimages zijn waarbij geloof en bij geloof hand in hand gaan. Banieren en reliquiën worden meegedragen ter ere van Saint Gildas, Saint Eloi, Saint Nicodème, Saint Hervé, Saint Yves, Saint Anna, Sainte Mar- van onze moderne tijd, geen afgunst op de grote steden, die het leven omknellen tussen asphalt en beton, geen behoefte aan lawaai en amuse ment waarmede de atoom-mens zich steeds meer pleegt te omringen. Het zal wel niet kloppen in de schema's, die geleerde mensen heb ben opgesteld om de wereld tot ho gere ontwikkeling en welvaart te brengen, maar Bretagne neemt er genoegen mee. Het leeft met zijn ver leden, zijn heiligen, legenden en mysteries, zijn verknochtheid aan het eigen land en zijn tradities. Wie dit als vreemdeling ervaart verwondert er zich na enige dagen niet meer over. Hij zal het begrij pen zoals wij het begrepen hebben, Hij zal er zoals wij dit eenvoudige, ietwat ruwe maar fiere volk om gaan liefhebben. Hij zal er hopelijk iets van overhouden, iets van het wezenlijke geluk, dat schuilt in de berusting waarmee deze mensen het leven aanvaarden als een geschenk van God, dat mooi is. Ook als wij het niet begrijpen. Nog zien wij in gedachten de jonge visser zitten op een rotsblok aan de kust. Nog horen wij hem de wee moedige volkslieden zingen over de vissers die omkwamen in de felle storm. De sonore zang zweefde langs de rotsen, die reeds duizenden jaren lang door de zee besprongen wor den. Misschien zal dit rotsblok over honderd jaar een centimeter afgesle ten zijn, zoals de spleten in de rots wand langzaam dieper zullen wor den. Maar de rotsen zullen blijven, zoals ook Bretagne blijven zal. En over honderd iaar zal hier weer een visser zitten, zal hij weer zingen. Al zullen wij het niet meer horen. Dan zal Bretagne nog het land zijn waarvan wij in zo'n korte tijd zoveel zijn gaan houden. Hoe zal over honderd naar de we reld zijn, als zij eens vaker naar Bre tagne keek? Eens vaker luisterde naar het lied, dat langs de rotsen zweeft? Eens vaker stilstond bij de majestueuze pracht van dit met een voud gezegende land? Vaarwel, gelukkig Bretagne! NIC. SCHRAMA Ieder dorpje wekt de indruk er honderd jaar geleden precies eender te hebben uitgezien. Wellicht zijn er nadien huisjes bijgebouwd maar dan in de simpele stijl, die Bretagne reeds eeuwen kenmerkt Juweeltjes van dorpskerken sommige nog in Romaanse stijl, vormen steeds het middelpunt van een plein, waarop smalle straatjes uitkomen, die zich slingeren langs de practisch alle uit j natuursteen opgetrokken woningen, I café'tjes en winkels. Franse provincie ook het geloof als een integrerend deel van het leven heeft bev/aard en er naar leeft. Zij het dan in een voor ons nuchtere Hollanders onbegrijpelijk verbon denheid aan wat wij slechts bijge loof kunnen noemen. 117IE FRANKRIJK vaker bezocht heeft en elders de lege kerken kent, waarin op Zondag slechts oude vrouwen en kinderen komen, onder gaat een Zondagsmis in Bretagne als een weldaad. Minnaars van schone liturgische gezangen zullen wel licht teleurgesteld worden, maar de intentie waarmede mannen en vrou wen, jong en oud, de Hoogmis ge zamenlijk zingen, terwijl een kape laan op het priesterkoor met mach tige armzwaaien er een beetje de maat in tracht te houden, is ont roerend van spontaneïteit. Honkvast als het volk van Bre tagne in de dorpen is, voelt het zich verknocht aan zijn vaak prach tige gothische kerken, waarin hun voorouders van generatie op gene ratie het geloof der vaderen bele den hebben. nrOEN DE HOOGMIS uit was en wij knipperend in het felle zon licht weer op het dorpsplein ston den, waar de in historische kleder dracht gestoken vrouwen zich slechts met tegenzin lieten fotograferen, openbaarde zich de spreekwoorde lijke Franse gastvrijheid in een uit nodiging om een glas te drinken in het huis van een der mannen, die wij de vorige avond in het café ont moet en gesproken hadden. Zowel buiten als binnen de uiter ste soberheid. Geen kleed op de vloer, geen versiering aan de wan den, behalve een kruisbeeld en enige snoepgoed-kleurige heiligenprenten, waarop generaties van vliegen hun duidelijke sporen hadden achtergela ten. Maar de wijn was best, een droge witte wijn uit Bretagne, de Musca det, die zich vooral zo heerlijk laat drinken bij de typisch Bretonse vis soorten als sardientjes en tonijn, welke in overvloed aan de kust ge vangen worden. Aanvankelijk leverde de taal wel enige moeilijkheden op, want de be woners van Bretagne, die omstreeks het jaar 500 uit het Engelse Corn wall naar Frankrijk gekomen zijn, hebben een eigen. Keltische taal, die voor de Fransen volslagen onver staanbaar is. Op de scholen wordt er echter Frans geleerd, zodat men er de vreemdeling een mengelmoes van Frans en Bretons kan voorzet ten, die met enige moeite wel te begrijpen is. Neen, van de moderne wereld moest onze gastheer niet veel heb ben. Hij hield het maar liever bij Bretagne, met zijn katholiek en monarchaal karakter, gehecht aan eeuwenoude tradities. „De wereld wordt er niet beter op", zei hij tel kens. „Geef mij m'n boot en de zee; daar leeft mijn familie al honderden jaren van. Waarom zou ik het dan niet kunnen?" r\AT IS BRETAGNE. Het verleden interesseert de bewoners meer dan de toekomst. Maar ondertussen zijn zij gelukkig. Er is geen verlan gen naar de rusteloze haastigheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 5