Kevelaer is met recht een gezellige bedevaartsplaats Gloriedagen van de ZOALS U HET NIET ZIET IATERDAG 29 AUGUSTUS 1953 .3E LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Leidse en Rijnlandse broederschap kwamen met regen, gingen met zon T Tpt zag er bar triest uit, toen de Leidse processie naar Kevelaer in combinatie met de Rijnstreek, Haarlem, Rotterdam en Schiedam op trok naar het Duitse genade-oord. De regen viel met emmers tegelijk uit de hemel, tijdens de reis veranderde het beeld geenszins en toen de bussen Kevelaer binnenreden, was het zo mogelijk nog erger. Maar dat kon geen afbreuk doen aan de sfeer, dat mocht het ook niet, want wordt in een van de Kevelaer-liederen niet gezongen: Wat al offers dan de reis mag vragen, alles zullen wij blijmoedig dragen? Die blijmoedigheid werd Kevelaer bij wijze van spreken binnengedragen en bij alle nattigheid heerste er spoe dig op de Kapellenplatz weer die sfeer, welke de Leidse en Rijnlandse pro cessies altijd gekenmerkt heeft. Nu is het ook niet moeilijk op die Platz sfeer te scheppen, want Kevelaer is met recht een gezellige bedevaarts plaats, omdat het devote en pleizierige element zo tastbaar harmonieus zijn stempel drukt op de omgeving. Terwijl ge, uitrustend van een lange pro cessie en preek, die staande aanhoord werd, achter een kop koffie zit, trekt alweer een andere processie langs van biddende en zingende mensen. Dit is in Kevelaer de orde van de minuut. opdracht bleken te verstaan en de grote kaarsen een plaats gaven, hoog langs de muur, naast de vele, die reeds door anderen geofferd waren. „Wij wijken niet Intussen wist de regen buiten van geen ophouden, maar ook de Hollan ders wisten van geen wijken. Het moet een beloning zijn geweest voor de dapperheid, waarmede zij al die nattigheid trotseerden, dat tegen de avond een strakke hemel zich boven Kevelaer spande en de regen zich moest terug trekken. Des te feeste lijker klonk toer het klokgelui uit de toren van de basiliek en des te majestueuser het zware orgelspel, waaronder de kerkmuren wonderlijk genoeg niet bezweken. Pater Lohuis vertelde onder het Lof de historie van Kevelaer en toen was de plechtig heid onder waarlijk „anmutig" zin gen beëindigd, zonder ook maar door één druppel regen gestoord te worden. Wie voor het eerst zo'n processie i Maria, Troosteres der Bedrukten Weggestopt in hun regenjassen j kwamen de pelgrims uit Leiden de Rijnstreek dus in Kevelaer aan. De klokken luidden juist een pel- grimschare uit, die begeleid door een miniatuur-fanfare, haar laatste ronde maakte rond de genadekapel. De mannen bliezen er flink op los als wilden zij het gieren van over vliegende straaljagers overtroeven. En de scheidende pelgrims steunden hen daarbij met hun luide Salve Regina. Dat afscheid betekende echter voor Leiden het begin. In het vaan delhuis krioelde het van de bede vaartgangers, dir zich gereed wil den maken voor de officiële intocht, welke de bedetocht pleegt in te lei den. Uit tassen en kisten werden kruisen als 't ware getoverd, de vaandels werden ontplooid, jongens staken zich in togen en de broeder- meesters, in voornaam zwart, han teerden met waaardigheid hun staf. Doch al die voorbereidingen bleken overbodig, toen het niet verantwoord geacht werd al dat devoot vertoon prijs te geven aan een niet aflatende regenstroom. Dies was iedereen ge noodzaakt zo snel mogelijk en op eigen gezag een plaatsje in de kerk ts veroveren, waar pater Gilbertus Lohuis O.F.M., die de grote stimu lans zou worden tijdens deze bede vaart, de pelgrims toesprak ter in leiding en er op wees, hoe de eeuwen door de mens zich gedrongen voelde op te trekken naar een heiligdom. Daarvan geutgit het Oude Testa ment en in het Nieuwe Testament is het verhaal van de pelgrimstocht der H. Familie naar de tempel in Je rusalem een der ontroerendste. Kaarsenofferande. Na deze inleiding zocht iedereen de z.g. kaarsenkapel op, een kleine kapel, die altijd weer op de pelgrims een overrompelende indruk maakt. De barokke ornamenten en de over belasting met kaarsen doen in den beginne wat vermoeiend aan, maar in het geheel ervaart men to<di een sfeer, die dit genade-oord niet mag missen. Formidabele kaarsen en de meest eenvoudige rijen zich daar aan de muren aaneen, op metalen schilden staan de namen vermeld van de steden, dorpen of gewesten, die ieder jaar weer hun kaarsen offer brengen en ook ditmaal bleek de kapel te klein om al die pel grims te bevatten. Zo was dat ook weer deze week, toen de Hollanders hun kaarsen iedere Broederschap had zijn offerande in was - kwamen aanbieden. En dat is typerend voor Kevelaer: een Duitse groep was nog rus.tig bezig, en onderwijl pleegden de Hollandse pelgrims hun kaarsen- ritueel in de kapel. Dat doet alle maal merkwaardig aan, maair wij zien graag handige broedermeésters laddertjes beklimmen, manouvre- rend met een zware kaars. Ook de Leidse en Rijnstreekse pelgrims volg den met aandacht de toeren van hun broedermeesters, die overigens hun Hoekje op de „Kapelleplatz" meemaakt, staat er in het begin wat vreemd tegenover. Al die mensen met een lampion in de hand, waarop op Maria van Kevelaer staat uitge beeld met de tekst: Trösterin der Betrübten, bitte für uns. De Hollan der kent immers de lampion 'alleen van een kermis of een avondfeest, maar in Kevelaer verstaat men de kunst om aan het profane een vleug van heiliging te geven. Maar dat betekent niet, dat de uitbundigheid -Y7 De Kevelaer-processie uit Leiden en Rijnland telde dit jaar drie ju bilarissen. De fotograaf trof hen aan voor de Genadekapel. Derde van links: de heer C. P. J. Paardekooper uit Zoeterwoude (25 jaar be stuurslid); in het midden: de heer J .A. Dingjan uit Leiden (50 jaar pelgrim naar Kevelaer); derde van rechts: de heer J. Eekman uit Nieuw Wetering (25 jaar broedermeester). Geheel links pastoor N. Lohuis, di recteur van de Leidse processie, die de jubilarissen gehuldigd heeft. er mider om moet zijn. Want uitbun dig in geestelijke zin is deze licht processie, die haar oorsprong heeft gevonden in Kevelaer en die na dien door vrijwel alle Maria-oorden is overgenomen. Die lichtstoet, zwevende als het ware door de oude straten van Ke velaer, imponeert zelfs de meest critische toeschouwers. Aanhoudend klinken de Maria liederen op, wordt de litanie met het steeds terugke rend „Ora pronobis" gezongen en aan al dat licht schijnt gen einde te ko men. In die sfeer voelt de ware Ke- velyaer-pelgrim zich op zijn plaats. Nu wij dit schrijven, is het nacht in Kevelaer, de stilte is volledig, af en toe slechts onderbroken door het ruisen van de bomen op de Kapellen platz. In het midden staat de Genade kapel, zo eeuvoudig als het prentj,e, dat Hendrik Busman destijds in het heiligenhuisje liet ophangen en waar heen sedertdien millioenen ter beevaart togen. En het is misschien merkwaardig, dat in de massaplechtighe den die kapel er niet zo vaak aan te pas komt. De processies trekken er langs, anders is het ook niet me- gelijk, omdat de kapel slechts een twintigtal men sen kan bevatten. Maar dat is dan ook het grote voor deel van Kevelaer; de pel grims worden als het ware gedwongen om persoonlijk en m hun „vrije tijd" het genadebeeld te bezoeken; de massa staat daaï geluk kig buiten en het doet ie dereen deugd, te zien, hoe de gehele dag door de pel grims met genade-beeld be zoeken om daar persoonlijk bij de „Consolatrix Afflic- torum" hun noden neer te leggen en gesterkt weer heen te gaan. Sacramentsprocessie. De tweede dag begon wel weer met regen, maar toen de klokken opriepen voor weer zich van een fraaie kant. Deken Bont uit Zoeter- woudb droeg met assistentie H. Mis in de basiliek op, die door de grote toe loop van pelgrims overbe zet was. En bij die plechtig heid kon weer eens een „ouderwetse mis" worden beluisterd overigens fraai gezongen. Begeleid door de muziek van oïgel, violen en onvervalst koper. De mu zikanten slaagden er in aan de plech tigheid de meest sierlijke krullen te geven,, maar het hoogtepunt van die ochtend was toch de joyeuse sacra mentsprocessie,' die vanuit de basi liek naar de kaarsenkapel trok. De meisjes van de Rijnstreek, gestoken in blauw en wit, begeleidden een Madonna, getooid met anjers en ze- j telend op een troon, de vanen kon- j den breeduit wapperen en het was een waar feest die stoet rond de j Genade-kapel te zien trekken. Pas toor Diepen uit Zandvoort droeg het Allerheiligste de kaarsenkapel bin nen, waar na de zegen een Haar lemse jubilaris werd gehuldigd. Wij kunnen hier niet alle plechtig heden tot in de finesses beschrijven, want wat zou er niet te vertellen zijn van die tocht naar het kerkhof, waar pater Lohuis het probleem van de dood behandelde, dat voor de christenmens geen probleem mag zijn. En 's avonds weer die zingende lichtprocessie, de tocht naar het Roode Kruis, aan de voet waarvan pater Lohuis de betekenis van het lijden belichtte. Het was allemaal indrukwekkend zonder die bombast, welke men bedevartgangers zó gaar ne wil toeschrijven. Het was daarbij een goede gedachte de dag daarop te laten collecteren voor de Rotterdam se Broederschap, die in de oprlog zo zwaar getroffen was en thans lang zaam weer op dreef komt. De Leidse processie mocht zich intussen verheugen op steeds fraaier weer en de laatste dag lag glanzend in een mild zonnetje. En toen de pel grims tot slot bijeen waren in de kerk van Oud-Kevelaer kon pater Gilbertus Lohuis met recht vaststel len, dat de dankbaarheid jegens God niet groot genoeg kon zijn. Zijn broer, pastoor N. Lohuis, de direc teur van de Leidse Broederschap, huldigde daarna de heren J. A. Ding jan, uit Leiden (50 jaar ter bede vaart gegaan), C. Paardekooper uit Zoeterwoude (25 jaar bestuurslid) en J. Eekman uit Uieuwe Wetering ^25 jaar broedermeester in de Rijn streek). Hij feliciteerde deze drie pelgrims met hun jubileum en hij sprak de verwachting uit, dat hun voorbeeld inspererend zou werken op de jon geren uit Leiden en wijde, omgeving. De jubilarissen werden daarna plech. tig omhangen met een lint, waaraan een speciale medaille bevestigd was. Voor het laatst trok toen de pro- cesie met alle fleur en onder zeer grote belangstelling door Kevelaer naar de Genade-kapel. En intussen was weer een nieuwe stoet zingend binnengetrokken, een Duitse groep (onder wie pelgrims ouder dan ze ventig jaar) die 170 kilometer had gelopen om te pelgrimeren naar de Madonna van Kevelaer. Met enkele pennestreken hebben wij hier onze indrukken weergege ven van de trits van plechtigheden, die in Kevelaer te beleven waren. Het was weer mooi en devoot, en tussen dat alles ook gezellig. Dat t bleek wel uit de ronde lach, die iedere middag en vooral 's avonds opklonk rond de tafels in de stam huizen, waar de pelgrims van Lei den en de Rijnstreek hun beste hu meur ten toon spreidden al was het alleen maar om te bewijzen, dat een pelgrim naar Kevelaer geen droog stoppel is. Integendeel! LEIDSE BEDEVAART De Rijnstreekse Broederschap JAREN GELEDEN hebben wij eens op grootvaders zolder aan de Middelweg een lijvig kerkboek ge vonden, met zilver beslagen en van zilveren sloten voorzien. Het was „Hosiannak", een gebedenboek voor Roomsch-Catholiycken, uit het Hoog- Duitsch vertaald. Kort geleden sloe gen wij dat weer open en wonderlijk genoeg viel daaruit een plaatje met de bekende beeltenis van Onze Lieve Vrouw van Kevelaer. Op de achter zijde stond vermeld, dat de weduwe Stouten 75 cents aan contributie had betaald „Aan het Broederschap van Onze Lieve Vrouw van Kevelaer te Leyden voor het jaar 1862." Bij zo'n religieus zakelijke mededeling krijgt ge toch wel bewondering voor de eerbiedwaardige ouderdom van de Leidse Broederschap, maar wie een praatje maakt met de huidige ere voorzitter, de heer Van der Linden, komt tot de ontdekking, dat die ouderdom nog eerbiedwaardiger is. Want het was reeds onder Paus Cle mens XII (1730—1740), dat de Leid se Broederschap werd opgericht en in 1860 werd zij voor goed geves tigd in de parochiekerk van Onze ■Lieve Vrouw Onbevlekt Ontvangen, zij behoort dan ook tot de oudsten in ons lond en is een van de weinigen, die het privilege hebben om in Ke velaer eens Sacramentsprocessie te houden. Die hoge ouderdom heeft Leiden en omgeving nu een schone traditie bezorgd, die zelfs nog le vend gehouden wordt met de verha len van grootvaders en overgroot vaders zoals die nu nog in vele Leid se families de ronde doen. Daar zijn er wel eens geweest, die de Leidse processie naar het Duitse genade-oord een Roomse kermis ge noemd hebben en sterk zijn nog de verhalen, dat de jongelui in de twin tiger jaren meer het bont allerlei dan de devotie zochten. Maar wij ge loven, dat de sfeer van Kevelaer juist een gezonde mengeling is van Roomse blijdschap en ernst. Er val len immers ook weer andere verha len te beluisteren, zoals dai van de heer Visser, die jaren geleden met enkele jongelui per fiets naar Keve laer togen, omdat de trein te gemak kelijk was! En dan het historische verhaal uit de eerste wereldoorlog, toen de bedevaarten stilgelegd wa ren. De heren Dingjan en Sanders gingen naar de grens en wisten met een boerenkar vandaar naar Keve laer te komen. Zij werden echter ontdekt en enkele dagen ingesloten. Tenslotte kwamen zij vrij met een geldboete van een millioen mark, die overigens met een paar centen betaald kon worden; meer waren die Marken niet waard. De devotie van het Leidse voorge slacht reikte dus verder dan tot het plezante. Ieder jaar kon men toch rekenen op gemiddeld 500 pelgrims, één jaar werden er zelfs 800 geno teerd. De tweede wereldoorlog maakte aan die pelgrimage weer een abrupt eind en het gevolg is, dat Leiden en kele jaren geleden opnieuw moest beginnen. In 1950 ongeveer 60 per- grims, een aantal, dat langzaam op gelopen is tot de 130 van 1953. Er zit dus weer groei in, maar de huidige voorzitter, de heer Van Haasteren, De Leidse processie naar Kevelaer in haar gloriedagen. Devoot (maar toch vol aandacht voor de foto graaf) stappen de dames door de straten van het genade-oord. Haar monumentale hoeden en degelijke kledij vormden de onmiskenbare entourage van de twintigerjaren. meent, dat die groei sneller kan gaan. Natuurlijk, de prijzen zijn hoog, maar een grote oorzaak van de mindere deelname is de oorlog geweesc. Vroe ger namen de ouders hun kinderen mee naar Kevelaer als misdienaar of bruidje. Die kregen op hun beurt „de smaak te pakken" en zo was men steeds verzekerd van een jeugd, die de traditie van haar ouders zou voortzetten. De jeugd heeft tien jaren lang geen kennis kunnen maken met Kevelaer, maar alle hoop bestaat, dat de jongeren de aansluiting op een devote traditie niet zullen mis sen. Daarvoor is het nog niet te laat! De Rijnstreekse Broederschap. J\E HEER VAN VLIET uit Alphen aan den Rijn, secretaris-penning meester van de Rijnstreekse Broeder schap, mocht met voldoening con stateren. dat de jongeren uit de Rijn streek dit jaar goed waren opgeko men. Deze Broederschap, die nu bij na vijftig jaar zelfstandig bestaat, telt niet minder dan dertig broeder- meesters. Voor de oorlog kreeg men vandaar 400 pelgrims, dit jaar 119. Dit getal is voor de Rijnstreek veelbelovend en er wordt allerwegen hard aan gewerkt om het ouder peil binnen enkele jaren weer te bereiken. Rond de Broederschapskerk in Roelofarendsveen valt een verheu gende bloei waar te nemen, maar daarvoor getroosten de Broedermees ters zich alle moeite. Ieder jaar gaan zij huis aan huis hun mensen af om de pelgrimsschare zo groot mogelijk te maken en de heer Van Vliet blijkt zijn organisatie wel zo in de hand te hebben, dat de mensen, wonend in bijna dertig parochies, van hun pa rochiekerk worden afgehaald om ter bedevaart te gaan. En zo is het een opwekkend ge zicht de Rijnstrekers door Kevelaer te zien trekken, eenvoudig maar met een stille trots achter kostbaar vaan del, dat zij zich het vorig jaar heb ben aangeschaft. r\E AANDACHTIGE zoeker zal spoedig gevonden hebben, dat dit grote raam alleen maar kan toe behoren aan een van de twee Leid se middeleeuwse kathedralen, de Pieterskerk of de Hooglandse kerk. Nadere beschouwing leert, dat het de Hooglandse kerk moet zijn. Dit gezicht op het machtige raam in de Noorder facade verkrijgt men door tegen het hek te gaan staan en stijl omhoog te kijken, een fraai lijnen spel, dat eerbiedige bewondering af dwingt voor onze voorvaderen, die zeshonderd jaar geleden dit ten he mel strevende Godshuis wrochten. (Foto: „De Leidse Courant").

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 5