Hongaren ervaren de zegeningen van het rode regiem Op transport naar onbekende bestemming ZONDAGMORGEN we Staan weer in ons hemd Hard werken en flinke wandelingen brachten opoe Post naar de 100 jaar Breeder Phocas viert zijn 40-jarig klooster jubileum SATERDAG 8 AUGUSTUS 1953 VE LEIDSE COURANT DERDE BLAD PAGINA EINDELIJK KANS OP ONTSNAPPING V. (Slot) In Minsk op Russisch grondgebied stopte de trein Het was nacht, het was duister en het was stil. Op de houten banken in die trein sliepen al die mensen, die gedeporteerd werden en nu al in Rus land waren. In Minsk, een heel eind weg van hun vaderland. Of misschien sliepen zij niet en dachten zij aan het verleden, aan het land waar zij ge boren waren en geleefd hadden en dat zij nu hadden moeten verlaten om in ballingschap te gaan. Bij sommigen vielen misschien in het nachtelijk duister de tranen over de wangen, niet zozeer om het onzekere lot, dat zij tegemoet gingen, of om het niet weten, wat en waar het einde van deze reis zou zijn, maar om hetgeen zij achtergelaten en verloren hadden, om het vreselijk lot van hun vaderland. Ieder liet daar iets achter, dat hem lief en dierbaar was en waarvan hij nauwelijks of in het geheel geen af scheid had kunnen nemen. ALLES IN BESLAG GENOMEN. De communistische begeleider van dit droeve transport had reeds spoe dig nadat de trein vertrokken was, alle papieren, die een legitimatie konden betekenen en al het geld, dat de deportanten bij zich droegen, in beslag genomen. In plaats daarvan kregen zij elk vijf en twintig roebel. Dat was alles. Zolang de trein op Hongaars grondgebied had gereden, was er nergens gestopt om ontvluch tingen te voorkomen. Daarna, op Russisch gebied, werd er op stations enige bewegingsvrijheid toegestaan. Men kon daar iets kopen: sigaretten of wat versnaperingen. Eten werd in de trein verstrekt. Hier achtte men het gevaar voor ontvluchten niet meer aanwezig. Men rekende er im mers op, dat geen vreemdeling zon der papieren en practisch zonder geld uit Rusland zou knnen ontkomen. Zo was de trein der tranen nu tot Minsk gekomen. Het was vier uur in de nacht, don ker en stil. De begeleider van een der wagens was nergens te zien. Nagy lag languit op een bank. Te genover hem een jonge kerel, vlieger luitenant, die hij in de trein had le ren kennen. Zij hadden met elkaar gepraat en waren spoedig vertrou welijk geworden. In die gesprekken was het plan tot ontvluchten gerijpt. Het was gerijpt in de sfeer van een va banque: ondergang of vrijheid. Zij waren het er over eens, dat zij met deze trein de ondergang tege moet gingen zonder ooit nog enige kans op verlossing. Immers van één zaak waren zij overtuigd, namelijk dat zij diep genoeg in het onmete lijke Rusland zouden worden ge bracht om nog ooit uit die onmetelij ke gevangenis te kunnen ontsnappen. Was er nog ooit een kleine kans om te ontsnappen, dan was die kans er ru. Nu waren zij nog betrekkelijk dicht bij de Poolse grens. Stil en geruisloos stonden zij op van hun bank. Zij trokken hun win terjas, die over hen had gelegen aan. Hun koffertje lieten zij waar het was, in het bagagenet. Slechts een scheer- apparaat hadden zij eruit genomen en in hun zak gestoken. De kans. Paul Kerus, de gerei van Nagy, opende voorzichtig de deur aan de andere zijde van de wagen en gleed naar buiten. Nagy volgde hem. Vóór hen in de duisternis lagen de kron kelende glimmende rails, die naar andere perrons en ver weg naar an dere steden voerden. Zij liepen in het duister over die rails, tot zij aap de achterzijde van het perron kwa men. Zij zagen niemand. Zij lieten zich van een muur omlaag zakken en kwamen terecht in een donkere straat. Nagy had angst te worden ont dekt, maar tegelijk bleef het rustig makende besef levendig, dat zo deze poging mislukte, die alleen maar de ellende zou kunnen verkorten, waar toe zij waren veroordeeld, indien zij zich gewillig met de trein naar hun verbanningsoord hadden laten voe ren. Maar indien er kans was om te slagen, dan was het zaak zo gauw mogelijk de stad te verlaten. Hun vlucht zou kunnen zijn ontdekt en al was er niet zoveel kans, dat men mid den in de nacht groot alarm zou ma ken, men zou toch de politie kunnen waarschuwen met alle gevolgen van dien. Zij wilden naar Polen, waar Kerus een vriend hrd, wiens adres hij ken de. Zij wisten, dat zij in de richting van Ruda moesten gaan. Zij zochten een wegwijzer en vonden er een. Zwijgend gingen zij langs de huizen hun weg. Zij zagen, dat de stad al weer voor een groot deel was her bouwd en dachten eraan, hoeveel uren van slavernij dit had gekost, hoeveel tranen en hoeveel leed. Tra nen en leed mischien van de vele tienduizenden krijgsgevangenen, die Rus!2nd nu al zeven jaar lang vast hield als goedkope werkkrachten, als slaven, erger dan in de Romeinse oudheid. Tranen en leed van hon derdduizenden gedeporteerden uit andere landen, die in de concentratie kampen leefden en werkten tot zij er bij neer vielen. Acht en twintig uur lang liepen zij zonder eten of drin ken. Om steden en dorpen heen. Zij waren spoedig buiten Minsk en weraen toen rustiger. Steden en dor pen vermeden zij. Vermeden ook de grotere wegen, want daar gingen vele militaire transporten in de richting Polen en 't was te gevaarlijk om die te ontmoeten. Zelfs om klei nere dorpen liepen zij met een wijde boog heen, bang voor ongewenste ont moetingen. Scms gingen zij zelfs dwars door het land. Daar lagen die hele kleine boerderijtjes van die ar me Russische boeren, die het niet slecnter maar ook niet beter hadden dan in de Tsarentijd. Die leefden in de meest armoedige boerenwoningen, die opgetrokken waren van hout en leem, die bestonden uit één enkel vertrek, waarvan de vloer bestond aangestampte koemest. Alleen bij die arme boeren, die tamelijk ver van de kolchose woonden, durfden zij aankloppen om eten. Het was wonderlijk hoe goed die mensen waren, die zelf toch ook niet veel hadden. De meesten droegen nog altijd aan een touw een kruisje om de hals. Niet meer van metaal zoals vroeger, maar eenvoudig van hout, eigenhandig gesneden. Het was er on menselijk smerig. Zij kwamen in een vertrek, waar. behalve ouders, grootmoeder en elf kinderen ook, zoals gebruikelijk, de levende have huisde: een varken, een paar geiten en een stuk of wat kippen. Maar altijd kregen zij daar wel een stukje spek, wat maisbrood, een handvol mais of wat aardappelen. Overnachten durfden zij daar niet, daar zij altijd, bang waren, dat men intussen de kolchose zou waarschu wen voor twee vreemdelingen, die kennelijk geen Russen waren. Door het eindeloze land. Zo gingen zij door dat eindeloze land. Hun wegwijzer was de zon. Een horloge hadden zij niet. Dat had den de Russische soldaten Nary reeds afgenomen, toen zij als „be vrijders" het land waren binnenge komen. Het verlies van dit horloge had Nagy nog het ergst gevonden. Hij had het van zyn vader gekregen, toen hij geslaagd was voor zijn eind examen gymnasium. In 1944 was hij op een avond naar het theater ge gaan. Toen hij terug kwam was de woning van zijn ouders vernietigd. Er was een bom gevallen, die in de kelder, waar zijn ouders met tien tallen anderen dekking hadden ge zocht, was ontploft. Zijn vader, zijn moeder en zijn broer waren toen ge dood. Het enige dat hem van zijn ouders gebleven was, was dit hor loge geweest Een nieuw horloge had deze inge- Tenslotte had Nagy de winterjas, die hij droeg, voor eten geruild om nier altijd te behoeven bedelen bij die^rme mensen. Hij had er vier kilo spek voor gekregen, wat brood, uien en_zout. "Sèheren hadden zij nadien meestal gedaan, zoals de boeren het zelf ook deden, zij zetten het ruwe keuken mes aan op een steen en schoren zich alleen met behulp van een beetje warm water. Een scheermes kenden zij niet en toen zij dat van deze twee vluchte lingen zagen, waren zij hoogst ver baasd. Dat was dus de welvaart, wel ke meer dan dertig jaar communisme in Rusland had gebracht. Over de grens. Na vele weken trokken zij de Pool se. grens over. Zij hadden het niet eens bemerkt. Er was blijkbaar in de praetijk geen grens meer tussen Rus land en Polen. Alleen voor de bui tenwereld was er een z.g. Poolse Natie, Practisch was dit land evenals Hpngarije en andere satellietlanden reeds volkomen ingelijfd. Zij hadden wel ergens een douane huisje gezien, maar dat werd blijk baar niet georuikt, want er was geen douanebeambte geweest, men had het alleen niet nodig gevonden het af te breken Zij lieper verder en kwamen in Dantzig. Daar woonde de vriend. Die wist een Scandinavi sche kapitein over te halen de twee vluchtelingen mee te nemen. Men zeide naar Engeland. Zij werden des nachts met een bootje vanuit zee naar he: schip get-racht. Elf dagen lang zaten zij in de hete ankerkamer. Toen kwam een matroos zeggen, dat zij er waren en clandestien aan land zou nieur nooit kunnen kopen. Horlq* ges waren luxe geworden, die alleai nog hier en daar in een etalage la gen om te laten zien, dat er in Hon garije ook horloges waren en andere zaken, die in het Westen tot de da gelijkse dingen behoren, maar kopen kon een ingenieur het niet. Dat was te duur. Dat was ook niet de bedoe ling. Men had alleen maar te werken voor Rusland en niet voor eigen luxe als horloges, stofzuigers en andere „nutteloze" zaken. Zij, verwonderden zich over die arme boeren, die ver telden, dat zij geen geld hadden, maar leefden van bonnen, die zij kregen op de kolchose als zij de producten van hun stukje grond in leverden. Op het land droegen zij lappen om hun voeten, omdat het doodzonde was van het enige arm zalige paar schoenen, dat zij hadden, daarmee op het land te gaan wer ken. Tot zijn verbazing bemerkte Nagy zelfs, dat die boeren gekleed gingen in oude soldatenjassen en tunieken, uit de eerste wereldoorlog nog. De kentekenen waren ei1 wel af, maai hij had zich een keer willen scheren, nadat zij hun scheerappar- ten reeds lang voor eten hadden om- den worden geze. Men roeide hen HET valt ons veel gemakkelijker i met de wijde mouwen van ons koor de blauwe kiel aan te trekken,hemd, omdat „het" toch ergens van- dan de witte kiel of het witte koor- daan moet komen.... hemd, waarmede wij ons sinds jaar en dag op deze avond plegen te be kleden, om enige zalvende verma ningen aan het papieren gehcror van de Leidse Courant uit te delen. Bij het aantrekken van het onge wijde witte koorhemd of superpli sla ken we allerhande verzuchtingen. We raken in de knoop met de witte bandjes en trekken ze te nauw om onze hals toe. We kreukelen de wijde mouwen en struikelen over een leen maar wat losse gedachten, uit, vragen, vragen, vragen, waarop iedereen zelf het antwoord moet ge ven. Vraag: wanneer we morgen naar de Mis gaan, gaan we er dan heen omdat we moeten* óf omdat we er naar verlangen? Vraag: gaan we naar de kerk om Christus te zien in de bescheiden toog welke ons niet past zodat ^a„~edë HU zich aan kondet gijl onsontwaren, zoak w 8 TertMnt of hebben we er geen op 't ogenblik boven de rand van de te]li vonr, Christus te zien kanse^ uitkomen - gij een beeld van 6 8gedaante dan ook? ontreddering zoudt aanschouwen als Vraag: Indien we er geen belang- geruild, en toen had één van die ar moedige boeren hem een bajonet ge geven, waarin hij de woorden „Kön und Kais. Ungarische Armee" had gelezen. Ook hun soldatenjassen wa ren van het model uit die tijd. naar de wal. Daar vroegen zij aan een boeren vrouw de weg naar Londen. En toen bleek het, dat zij in Neder land waren. De boot was doorgevaren. (Advertentie) Feest in de Weipoort Charley Chaplin in zijn vertoningen. stelling voor hebben om Christus te Zo staan we dan vanavond weer ontbreekt er dan niet zo het voor u, beminde papieren parochia- «n en ander aan ons Christendom? nen, om de gewijde redenaars van Vraag: indien dat gebrek aan be- morgen net even vóór te zijn met on- j langstelling voorkomt uit een niet ze ongewijde weisprekendheid. Ik eens goed weten, wie Christus eigen- zou me de moeite kunnen sparen! lijk was en is, is het dan niet eerste, Want wie luistert naar vermanin- allererste en voornaamste taak er g_n, waar de predikant zelf niet achter te komen, wie Hij was, door naar luistert of er althans niet naar zijn levensbeschrijving, het Nieuw leeft; een predikant, die preekt voor Testament, doo" te lezen? een gehoor, dat beter is dan hij? Vraag: indien ge het Nieuw Testa- Daaxom bekruipt ons, iedere week ment of althans de vier Evangelie dat we struikelend de treden van verhalen, nooit hebt gelezen, be- deze kansel opgaan, de vrees, dat we schouwt ge uzelf dan nóg als een eraf tuimelen en als wijlen konin- beschaafde man of vrouw? gin Jezabe] door critische honden Vraag: trachten we het zal al- zullen worden verscheurd. Van ko- tijd trachten blijven! ons leven ningin Jezabel ie juist bezig was gelijkvormig te maken aan de „man- haar wen- brauwen te verven en nenmaat" van Christus, zo sterk en haar kapse! in orde te maken, bleef, nederig, of inteiesseert het ons heie toen Hare Majesteit uit het venster maal niet ons naar zijn edel voor- werd geworpen, ook niet veel meer beeld om te vermen? over: Men vond niets meer van y verwacht christus van haar dan de seheoel. de voeten en de Hjj tQt 2jjn lTienden heeft uit_ handen verkoren, dat wij door ons leven, zijn Maar komaan, moed gevat. Nog propagandisten zullen zijn onder de- een, twee treden en daar staan we genen, die nog niet of niet meer in weer op de hoge stoel en schudden Hem geloven7 Of zijn we door onze zure, eigenwijze en zelfgenoegzame manier van leven „vijanden van het kruis"? Vraag: wanneer we 's morgens wakker worden, gaat onze eerste gedachte en bede dan ook uit naar I „de Vader van onzen Heer Jezus thans Christus", of beschouwen we God als „Geen stok en geen wagentje, dat is me allemaal te ouwelijk" P.T.T.-man stal uit brieven Uit de postttreinen, die de wwtu ontslagen 49-jarige expediteur der „wemlg Practisch en zakelijk be- P.T.T. J. M. v. d. M. uit Amsterdam, lanS- begeleidde, werden meermalen stuk- I Vraag: als we bidden, hebben we ken vermist. De verdenking daarvan het dan tegen „iemand"? is onlangs gevallen op genoemde v. d. M. Daarom verzond de postrecher- *j0 blijven we maar aan onze wij- che twee expressebrieven met een £u de ongewij.de mouw schudden. We muntbiljet van een gulden, die met steken 0nze armen in wanhooo om- een fluorescerend poeder waren be- h omdat er andprs no„ veel meer stroold. Formeel is dit een overtre- m ujt de bus komen v?1)en ding van de postwet, want een geld- zending moet woeden aangegeven, I Maar in ernst: wanneer het ant- zo deelde de als getuige gehoorde j woord on deze vraff,n fin evre mend politieman gistermiddag voor de is, wordt het hoog tijd dat we een rechtbank te Amsterdam mede. ommezwaai maken opdat niet over De postambtenaar liep in de vaL I .ritv^"r^ vój van he^en de Ter zitting gaf hij toe, uit een brief j Christenheid, de bittere v^cht en die, naar hij zeide, niet was gesloten, ^a^Harht uit »o e 11 mond het biljet van een gulden te hebben I wo- tt va-nomen: „Dat v^k eert genomen. De brief was, zo deelde de J met de linnen, maar hun hart politieman mede, wel degelijk behoor- i" TTQ~ v'i M"". lijk gesloten geweest. De verdachte Wanneer we morgen ter kerke zeide, dat dit de eerste en enige gaan, laten we dan eens, al is het keer was geweest, dat hij zióh aan maar even bedenken, hoe vlak-bij hem toevertrouwde poststukken had de Goddelijke Drmëmheid wij gaan vergrepen. Dit ene geval was hem naderen we kunnen de Tweede ook alleen maar ten laste gelegd. Persoon der All-rhoö*ste Heiligheid De officier van justitie, mr. J. F. aanraken en zelfs in ons oonemen Hartsuiker, zeide in zijn requisitor, door te eten!en hoe rampzalig mis- dat o-p de treinen waarop v. d. M. selijV wij ons gedragen voor een God. dienst heeft gedaan elf vermissingen die Zichzelf geheel vóór ons ónof^ert zijn geconstateerd. Hij kwalificeerde j on dit bloedeloos Golfotha van het de daad als hoogst ernstig en eiste altaar geer enkel werkelijk van harte Op 15 Augustus a s. hoopt de Wed. M. v. d. Post-van Dalen haar 100ste verjaardag te vieren en wij mochten haar in het gezellige huis in de Wei- poort, waar zij met haar zoon en twee kleindochters zo'n goede oude dag heeft, horen praten over al wat in haar lange leven is gepasseerd. Het oude vrouwtje is, haar leeftijd in aanmerking'genomen, lichamelijk en vooral geestelijk nog heel goed. En toch zo begon zij te vertellen heb ik nog nooit 100 pond gewo gen. Vol verbazing luisterden wij, hoe zij vertelde hoe hard en lang zij in haar jonge leven en ook in de trouwdag heeft gewerkt. Zij is gebo ren in de herenplaats van Baron van Brienen aan de Haagkant, waar haar vader tuinbaas was. Naar de Weipoort De boer van dat buitengoed vroeg haar dienstbode te worden op de boerderij van zijn vader Van Steyn in de Weipoort. Zo kwam zij 80 jaar geleden in de Weipoort waar nu Jac. v. d. Salm Wzn. woont; later, toen v. Steijn heenging kwam zij bij Wil lem van Velsen. Daar leerde zij haar man kennen, want de fam. Van der Post stamt uit de Weipoort. Ja, ja, zo ging ze verder, het was daar hard werken: ochtend en avond melken en de komijnekaasmakerij geeft ve°l sjouw- en schrobwerk. Eenmaal ge trouwd was haar leven niet minder zwaar. Drie van haar zeven kinderen zijn jong gestorven en thans zijn nog in leven haar oudste dochter, 75 jaar, en haar oudste zoon, S5 jaar oud. Hard werken. Spoedig na haar trouwen kreeg haar man een oogziekte en kon hij geen schipper blijven, zodat de ver dienste zó klein waren, dat zij bij de boeren uit werken en melken moest gaan om wat bij te verdienen. Zes en zestig jaar lang woonde zij in hetzelf de huis van „de Muskadel", waarna zij nu tien jaar geleden bij haar zoon ging wonen en een hulp! was voor diens inmiddels overleden; geheel invalide vrouw. Ledigheid heeft zij nooit gekend,' nu nog niet, want zij stopt nog dè zijden koüsen en groenten schoonma-' ken doet zij maar liever zelf, want dan weet zij zeker dat er geen beest», jes in blijven steken. Op onze vraag of zij pastoor Bot-5, temanne later bisschop geworden; nog gekend had, begon ze te lachen en zei: Ik weet nog, dat hyj in de Zuidbuurt eerst als kapelaan heeft gestaan. Dit kan zy echter alleen maar van horen zeggen weten, want mgr. Bot-1 temanne stond van 1861—1876 in Zoeterwoude als pastoor. Wandeling naar Den Haag. Heel aardig waren hare verhalen over de grote voetreizen, waaraan zij met hard werken het lange leven toeschrijft. Als ik jarig was dat was altijd op Zondag (15 Aug.) kreeg ik van Willem v. Velsen vrijaf, d.w.z. dan behoefde ik 's middags niet te mel ken en kon ik mijn verjaardag thuis gaan vieren, 's Morgens 3 uur op staan om te melken en kaas te ma ken, dan gauw eten en naar de vroe ge kerk in de Zuidbuurt, die 8 uur begon, en dan lopen naar Den Haag, bijna 4 uur lang en 's avonds, natuur lijk, voor donk-r thuis. Dezelfde rek maakte ze na haar trouwdag met een kinderwagen, met de kinders. Wel ja, zo ging ze verder, je kon wel met de Hollandse Spoor mee, maar eer ik op 't station Leiden was liep ik al een heel eind heen en in den Haag moest ik toch ook weer ver lopen van het station naar de Haag kant, Wassenaar. Te „ouwelijk". Een leunstoel of een stok wil zij niet hebben, w -mt dat staat zo „ouwe lijk". Zij kan nog goed de krant le zen en haar gehoor is ook nog heel goed. Op haar 100ste verjaardag, wordt een H. Mis uit dankbaarheid in de Sint Janskerk opgedragen en als -Opoe zich goed houdt, zal zij de H. Mis bijwonen, maar niet in een inva- Jidewagen, dat is te „ouwelijk". De dokter heeft gewaarschuwd voor te grote inspanning op die dag, want het hart is oud, 100 jaar oud. Dus rusten na de H. Mis tot twee uur. Dan begint tot 3 uur de receptie, .waarna de intieme bijeenkomst plaats Jjfieft, waarbij het buren-comité aan wezig zal zijn i 's Avonds blijft het bij de familie ^ustig. Alleen de kleine familieschaar zal met de 100-jarige aan een feest- m&ltijd het heuglijk feit ten- einde tenslotte een gevangenisstraf van een jaar met aftrek van het voorarrest. De raadsvrouwe wees in haar plei dooi op het feit, dat haar cliënt 33 gemeend góed woord en een dank bare gedachte van hulde over te hoVheo. En nu trekken we, welgemoed om- jaar m dienst van de P.M. is ge- dat het karwei er weer on zit_ maar weest Zy verzocht de rechtbank een ^verontrust, omdat we zelf antwoord uiterste clementie te betrachten en moeten aeven on al die vr ons een deels voorwaardelijke straf op te „,-t leggen. Op 21 Augustus zal de recht-, 011gewljde wltte hemd Ult' bank uitspraak doen. MARIUS. LANGERAAR Op 15 Aug. a.s. zal broeder Pho cas (Theodoras L. v. d. Hoorn) van de Broeders der Onbevlekte Ont vangenis van Maria, de dag te her denken waarop hy voor 40 jaren de kloostergelofte heeft afgelegd. Nadat broeder Phocas in Mei 1911 in het klooster was getreden legde hij in 1913, nu dus 40 jaren geleden, de eeuwige gelofte af. Van deze 40 jaren heeft de broeder er 32 gewijd aan de lijdende mensheid door zijn werkzaamheid in de ziekenverple ging. In verschillende plaatsen heeft hij gewerkt en door zijn liefdevolle verpleging aan ontelbare zieken troost en steun verleend in vaak moeilijke uren. Achtereenvolgens werkte hij 2 jaar in Maastricht, 6 jaar in Amersfoort, 9 jaar in St. Michielsgestel, 3 jaar in Maastricht en 12 jaar in Weert. En nog wijdt de jubilaris, die nu 64 jaar oud is dagelijks zijn kracht aan de jeugdige zieken vau het pensionaat „St. Louis" te Weert. Broeder Phacas was voor zijn kloostertijd veelal in de tuinderij, werkzaam. Hieraan zal de keuze van de kloosternaam Phocas wel te danken zijn. St. Phocas toch is de patroon van de tuinders. De jubilaris was de laatste uit een gezin van 19 kinderen, waarvan er nu maar vier in leven zijn. Steeds echter onderhoudt hij een nauw contact met zijn geboor teplaats, zodat broeder Phocas hier in Langeraar bij iedereen bekend is. Daarom zal het hem op zijn feestdag niet aan belangstelling ontbreken, want menigeen zal er prijs op stellen deze goede bekende een gelukwens te doen toekomen. Moge God aan Broeder Phocas nog geruime tijd de kracht schenken om zioh te kunnen wijden aan zyn heer- lyk ideaal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 10