Indianen zijn practisch van dc prairie
en uit dc jongensharten verdwenen I
Winnetou en Vlammende Pijl moesten plaatsmaken
voor onwaarschijnlijke, siechtgetekende beeldroman
Hef sprookje werd werkelijkheid
Er zullen weinig rechtgeaarde
mannen te vinden zijn, die niet een j
respectabel aantal uren van hun jon- j
gensjaren hebben doorgebracht op de
uitgestrekte prairies van Amerika,
waar zij zwervend met Winnetou en
„Vlammende Pijl" de meest huive
ringwekkende avondturen beleefden.
In het hartje van de winter gingen
zij transpireren van de verzengende
hitte, die het gewonde opperhoofd de
laatste kans op redding scheen te ont
nemen en wanneer de eenzame en
verlaten Indiaan plotseling het meer
tje vol klaterend, helder water vond,
kan zijn vreugde moeilijk groter ge
weest zijn, dan de voldoening van zijn
schare jeugdige bewonderaars, die
achter de Nederlandse kachel zijn
avonturen bijna lijfelijk meeleefden.
De Indianen-lectuur, die een twin
tig jar vi geleden en feitelijk tot kort
voorde laatste oorlog een apart
hoofdstuk jongensromantiek vormde,
is practisch van de markt verdwenen.
De jongensharten van deze tijd gaan
niet meer sneller kloppen, wanneer
zij in een etalage het met vederdos-
sen versierde hoofd van een Indiaan
op een boekenkaft zien afgebeeld en
de Indiaan verliest langzaam maar ze
ker het terrein in het zo uitgestrek
te verbeeldingsveld van de jongen
fantast, waar hij vroeger heer en
meester was.
Roohuiden in Fordjes.
Aan deze vergane glorie moesten
we denken, toen we van de week op
een kleine tentoonstelling dwaalden
in het vrij moeilijk te vinden Haag
se schoolmuseum, waar een Indiaan
se expositie opgesteld staat.
Nu niet, dat de samenstellers de
romantiek volledig gehandhaafd heb
ben, want rpen heeft plaatjes opge
hangen, waarop Indiaanse vrouwen
achter een naaimachine te bewonde
ren zijn en het katoenen rokje aan
de muur, dat volgens een bijbeho
rend' kaartje aarn een Indiaans dan
seresje toebehoort, is pasklaar uit
een fabriek gekomen.
Maar een levensgrote teepee", be
ter bekend wellicht onder de bena
ming „wigwam" en een kunstig opge
stapeld kampvuur vergoeden veel.
Wat is er echter \vaar van het
beeld, dat vroegere generaties zich
over deze oorspronkelijke bewoners
van Amerika gevormd hebben?
Is de Indiaan een nobel vechter?
Karl May, de fantasierijke Duitser,
die tientallen Indianenboeken schreef
zonder ooit een prairie gezien te heb
ben en die op latere leeftijd naar het
land der roodhuiden trok, keerde iet
wat teleurgesteld naar huis terug,
want veel, wat hij over dat geheim
zinnige volk en hun uitgestrekte land
geschreven had, bleek niet juist te
zijn.
Karl May schrijft in zijn boeken
over de nobele Indiaan, die zijn rech
ten verdedigt tegen woeste blanken,
die hem met whiskey in hëFVêï'trcrf
pogen te storten teneinde zich mees
ter te maken van zijn gebied.
Ook andere schrijvers hebben ge
poogd dit beeld voor juist door te
laten gaan, maar helemaal waar is
het niet.
Amerika voor Columbus.
Wanneer we een paar stapjes terug
doen in de historie, dan vinden wij,
voor de ontdekking van Amerika,
door Columbus in 1492, een betrekke
lijk klein volk van enkele honderd
duizenden, die de uitgestrekte vlak
ten en de ondoordringbare bossen
van het toen nog woeste Amerika
bewonen.
Het was een zwerversvolk, dat leef
de van jacht, visserij en wilde vruch
ten; het was een volk, dat in kleine
nederzettingen bij elkaar leefde en
dat weinig binding onderling had.
Maar hoogstwaarschijnlijk waren de
ze mensen gelukkig; zij leefden als
natuur-kinderen en hadden een vrij
hoge trap van beschaving bereikt.
Hun gehele ongecompliceerde leven
zagen zij bestuurd door de onzicht
bare, maar machtige Manitou, die
voor hen zorgde als een grote vriend,
tot wien zij konden gaan als zij be
Een Indiaanse schone, zoals men ze
vroeger veelvuldig en ook nu nog
wel eens kan aantreffen in de bin
nenlanden van Canada.
Onstuimig als het hart van zijn bewoner is de streek. De watervallen zijn
veelvuldig en van ongekende kracht. Voor de Indiaan is deze drift een dage
lijkse tochtgenoot en een ruwe vriend, die hij niet missen kan.
droefd waren en die zij moesten ge
denken, wanneer èr voorspoed
heerste.
Ook hadden zij een diep respect
voor de natuur. Zij bezagen de dieren
en de planten en leerden veel van
wijze, waarop sommige dieren
hun leven inrichten. Tekenend hier
voor was de eerbied, die zij koester
den voor de bever, het pelsdier, dat
„verstandelijk" de goede tijden be
nut om de kwade te weerstaan en
dat bij al zijn werken een nauwkeu
righeid en volharding aan de dag
legt, die de mens hem kan benijden.
„Vuurwater" vernietigde hen.
Deze bever is in zekere zin de oor
zaak geworden, dat de Indianen de
genereerden. Toen de blanken een
maal vaste voet in hun land gekregen
alhoewel de Spanjaarden het ge
bied ontdekten, waren de Fransen de
eerste eigenlijke heersers in Ame
rika zagen zij de kostbare pelsen,
die vele diersoorten in de nieuw ont
dekte landen droegen en zij vonden
hiervoor een grote markt in Europa.
Vooral dè beverhuiden waren zeer
gewild, maar de Indianen hadden een
zo groot ontzag voor dit dier, dat zij
niet te bewegen waren jacht erop te
maken. De Fransen, die toen probeer
den zelf deze huiden te bemachtigen,
kwamen al vrij spoedig tot de ont
dekking, dat dit werk slechts goed
gedaan kom worden, door mensen,
die kinderen van de rimboe waren
en moesten hun pogingen staken.
lu hadden de Fransen bij hun
komst de Indianen in aanraking ge
bracht met vele voor hen toen nog
vreemde voorwerpen. Spiegeltjes en
kettingen werden spoedig zeer be
geerde voorwerpen. Maar daarnaast
hadden de kolonisators ook „vuurwa
ter" meegebracht en dit betekende
voor de Indiaan de ondergang. Alleen
in ruil voor dit vocht was hij bereid
de bever te vangen en de Fransen
dreigden met de bever ook de Indiaan
door zijn sterke drank uit te roeien.
Een van de vele oorlogen, die on
dertussen in Europa gevoerd werden
dit alles speelden zich in de 17e en
18e eeuw af had tot gevolg, dat de
Fransen hun gebieden in Canada,
waar een groot gedeelte van de In
dianen woonden, moesten afstaan aan
Engeland.
Te paaard naar de afgrond.
Engeland begoni met de invoer van
„vuurwater" te verbieden en dit be
tekende voor de Indianen hoogst
waarschijnlijk het behoud, zover dit
toen tenminste nog mogelijk was.
Want een van de gevolgen van de
sterke drank was geweest, dat de
stammen onderling felle oorlog voer,
den en moorden tot de alledaagse
gebeurtenissen was gaan behoren.
Ook een ander „import-artikel" uit
Europa zorgde ervoor, dat de oorlo
gen tussen de Indianen onderling, di&
vroeger op zeer beperkte schaal ge
voerd werden, een meer uitgebreid
karakter kregen: Het paard.
Voordat Columbus voet aan wal
gezet had in Amerika, doorkruiste de
Indiaan de vlakten van zijn land
te voet en de strijd tegen de
grote bison werd eveneens op zijn
twee benen uitgevochten. Met het
paard, dat zich in verbluffend snelle
tijd over geheel het Indianengebied
verspreidde, waren de afstanden weg
gevallen en was de vijandelijke stam
makkelijker en vlugger te bereiken.
De oorlog werd een soort onzalige
cultus onder de roodhuiden en dit
kleine ras scheen slechts één doel te
kennen, zichzelf, uit te roeien.
Verwilderde Indianen werden
moordenaars.
Als laatste vijand van de Indiaan,
die uit Europa overkwam, arriveerde
een verzameling ziekten. De pokken
roeiden hele nederzettingen uit; de
typhus waarde als een macabere be
zoeker rond en zelfs de in deze dagen
zo onschuldig-lijkende influensa
bracht dood en verderf.
Door al deze omstandigheden was
het eens zo hoogstaande Indianen
volk teruggevallen tot een verpau
perde en verwilderde verzameling
benden, waarvan de meeste geen an
der oogmerk hadden, dan plunderen
en moorden. Het valt dan ook niet te
verwonderen, dat de meer serieuse
kolonisten, die in later jaren naar
Amerika togen, om daar landbouwko
lonies te stichten, weinig enthousiast
waren over dit ras en zich met man
en macht te weer stelden tegen de
terreur, die deze gevreesde plunde
raars uitoefenden.
Verdediging werd wrede
onderdrukking.
Hun verdediging groeide echter itu
tot een meedogenloze aanvalde
roodhuiden werden teruggedreven in
onbegaanbare wouden en zelfs daar
gunde men hem geen rust. Hij werd
een opgejaagde vogelvrije, op wiens
hoofd een premie stond.
Ook aan deze rampzalige tijd is een
einde gekomen. De blanken zagen in,
dat zij een grote misdaad aan hun
rode broeders bedreven hadden en
wilden hem een kans geven zich in
zijn oude luister te herstellen. Zij we
zen hem reservoirs aan grote ge
bieden waar hij vrij mocht leven
en waar geen blanken zonder zijn toe
stemming toegang had. Hun oor
spronkelijke aantal was door de ram
pen en onderdrukking teruggebracht
tot minder dan de helft en van dit
deel leeft thans nog ongeveer een
derde deel in de natüurrèservaten,
die hun toegewezen zijn. De overigen
hebben zich laten naturaliseren en
leven in de landbouwgebieden rond
om de grote steden, waar zij zich
langzaam vermengen met de streek-
bewoners.
Nieuw ridder-ideaal.
Het was in het begin van deze laat
ste episode, dat de Indianenlectuur
geboren werd en een van de schrij- j
vers die op slag de gehele wereld ver
overde was Karl May.
Deze schrijver gaf zichzelf in zijn
boeken de rol van „Old Shatterhand",
de enige blanke, die door de India-
vertrouwd en geduld werd. Met
een schijnbaar grenzeloze verbeelding
schiep hij steeds weer nieuwe avon
turen en des winters torsten zijn
jeugdige bewonderaars de hitte van
de dag om des zomers te zamen met
de roodhuid langzaam te verstijven
in een barre poolnacht.
Vaste figuren traden steeds weer
opnieuw in zijn werken naar voren
en zij werden vertrouwde bondgeno
ten of gezworen vijanden voor zijn
lezers.
En al heeft Karl May dan zijn» boe
ken niet geheel in overeenstemming
met de werkelijkheid geschreven, hij
gaf zijn jonge lezers een ideaal. Dui
delijk werd in de boeken het recht
van de verdrukten verdedigd en de
Duitse schrijver schilderde een voör
die tijd nieuw en aantrekkelijk rid
der-figuur.
Slaap zacht!
Doch Karl May in gestorven en
zijn boeken worden zeldzaam en ver
geeld. De volgende generatie zal wel
licht geen Indianenboeken meer ken
nen, want ook de jeugdschrijvers
gaan met hun tijd mee.
„Alleen op de wereld", „Invanhoe",
„Winnetou" en „De reis om de we
reld in 80 dagen" worden antieke
werken en hun plaats wordt ingeno
men door „Atoombomfabriekenbe'
lijvige boekwerken zijn verdreven
door siechtgetekende beeldromans.
Totdat ook dit tijdperk weer tot
het verleden zal behoren. De jongen
van 1012 jaar zal zich dan niet meer
behoeven te vermoeien met het tel
kens weer omslaan van de bladzijden
vani zijn beeldroman, hij zal slechts
een knopje behoeven om te draaien
en in een luie stoel kan hij op het
televisie-scherm ieder avontuur vol
gen, dat hij maar wil hebben, en
hoogstwaarschijnlijk zal men er ook
nog wel wat op vinden, dat hij het
knopje niet meer om béhoeft te
draaien!
Dan mag hij niets meer doen en
terwijl vorige generaties te zamen
met „Vlammende Pijl" op briesende
paarden achter misdadige whiskey-
smokkelaars over uitgesterkte prai
ries mochten draven, is hij gekluis-
driegers" en „Superstraalbommen- terd aan zijn super-luie stoel, waar-
werpersgeheimenverklappers". Vaste in hij hoogstwaarschijnlijk van ver
helden kant de jeuzd niet meer en veling in slaap zal vallen!
Wild en woest, maar bovenwonderlijk schoon zijn de binnenlanden, waar de
Indiaan zich thuis voelt; waar de hemel een dak en het mos een bed vormt.
„Een sprookjesfilm
zoals de wereld nog
nimmer heeft aan
schouwd", dat is de
film van de kroning
van Elisabeth II.
Koningin van Enge
land. Slechts één
week zal Leiden de
grote kroningsfilm
in het Lido-theater
kunnen zien, maar
we zijn er van over
tuigd, dat het elke
voorstelling vol zal
zijn. Dat verdient de
film ook, want zij is
meesterlijk van op
zet, uitstekend van
uitvoering en indruk
wekkend door de
plechtigheid van de
kroning zelf als wel
door de praal en
pracht, waarin het
geheel is vervat.
De J. Arthur Rank
Filmmij. heeft met
deze film een voor
treffelijk werk ge
daan vooral als men
in aanmerking neemt
dat deze film in zo
korte tijd in roule
ring gebracht moest
worden.
De productie is van Castleton
Knigth, Christopher Fry schreef het
commentaar en sir Laurence Olivier
geeft de gesproken tekst.
De film opent op indrukwekkende
wijze met een beeld van het Engel
se landschap in zijn grote veelzij
digheid en komt dan vanzelf tot de
Westminster Abbey, in volle glorie
oprijzend vöor het oog van de toe
schouwer. Wie de radio—uitzending
van de kroningsplechtigheden zal
hebben gevolgd, is onder de indruk
daarvan gekomen; hoeveel te meer
zal hij dit zijn, als hij het tot wer
kelijkheid wordende sprookje voor
zijn ogen ziet gespeeld. En dan ge
speeld met al de majesteit van een
sluiten en heel de wereld het
sprookje van de kroning te laten
zien.
De kleurenpracht in deze film is
voortreffelijk, het scenario uitste
kend verzorgd en ondanks de snel
heid, waarmede gewerkt moest wor
den is de technische afwerking lof
waardig.
„A Queen is crowned" is een docu
mentaire geworden voor alle tijden.
HYPOTHEKEN
en voor alle andere zakeD
op het gebied Tan on
roerende goederen
8ouw- en M akelaarsbedrijf
v.d. Drift
(Advertentie)
echte vorstin, geliefd bij geheel het
volk, bekoorlijk door haar eenvoud
en beminnelijkheid.
Welk een groot goed de film kan
zijn wordt hier wel sterk bewezen,
want door deze verfilming is heel de
wereld- mede-deelgenoot geworden
van de millioenen in Engeland, ook
al hebben zij slechts een glimp ge
zien van de gouden koets, die sedert HHHH
ruizend jaar de Engelse vorsten en zijn hem op zijn plaats te krijgen.
AMERSFOORTSE KEI.
Nadat al eerder door militairen is
gepoogd de Amersfoortse kei van
zijn voetstuk te stoten, is dit in
de nacht van Donderdag op Vrijdag
aan de huzaren van Prins Alexan
der wel gelukt. Ongeveer 100 man
moet in dit nachtelijk avontuur een
aandeel hebben gehad. De man
schappen zijn die nacht met koe
voeten en stangen er op uitgetrok
ken om de kei te belagen. De kei,
nog omhangen met zijn ridderorde
„Wat men u ook heeft aangedaan,
op uw voetstuk zult u blijven staan','
kon ditmaal deze leuze niet gestand
doen. Vrijdagochtend lag hij zielig
naast zijn stuk. Het zal een karwei
vorstinnen ter kroning vervoerde, ook
al hebben zij dan vol bewondering
staan staren naar de pracht en praal,
welke deze kroningsfeesten om
luisterdeEr bestaan geen gren
zen meer aan dergelijke feestelijk
heden, de film is daar om ze te ont-
De Amersfoortse bevolking is wei
nig ingenomen met „deze flauwe
grap", die het gevolg moet zijn van
een weddenschap tussen huzaren van
Boreel en die van Prins Alexander,
wie het eerst de kei zou doen sneu
velen.
ZATERDAG 13 JUNI 1953 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 4