Zal jacoba van Beyeren kunnen buigen voor de wil van het volk ZONDAGMORGEN Jan Derks en Wouter Paap maakten „Een Nieuw Lied'' Kardinaal De Jong aanwezig bij ontvangst van Pauselijke Legaat KOLEN De Haarlemmerstraat is en blijft de gezelligste winkelstraat van Leiden ZATERDAG 18 APRIL 1953 DE BLIKSEM IS WEER INGESLAGEN DE LEIDSE COURANT ÏJET teder lover hult de geraamten "der bomen in doorzichtige sluiers van groen en de geest wordt over ons vaardig om op reis te gaan. Het slaat in onze bol bij dc eerste donderslag en het baat niet of we er ons tegen verzetten. De landkaar ten worden op tafel uitgespreid en onze verbeelding met alle vier de benen in dc lucht als een paard dat voor het eerst uit de stal in de wei wordt gelaten holt voort door geen damhekken van kostenberekeningen tegengehouden en niet eens de schei- sloten ziende van ambtelijke gebon denheid. De kapper probeert zoveel mogelijk het zilvergrijze haar op ons hoofd te verdonkeremanen, maar wij vermoe den, dat, zelfs als we helemaal zilver grijs zullen zijn of helemaal kaal, de eerste donderslag in het dorre ïout onze oude bol van rcisluét dol :al maken. U/AAROM DE LENTE-BLIKSEM juist bij ons zo hevig inslaat, is liet goed te begrijpen, omdat we het aar-rond altijd op' reis zijn. Wc heb ben de gave, als een vreemdeling ioor onze goede stad van Leiden te Iwalen en iedere dag opnieuw ver rukt te worden als het klokkenspel ■/an de stadhuietoren, kling-klan- gelend over straten en daken, het druk-bezige oord onzer inwoning verheft boven alle aardse beslom meringen. We hebben de gewoonte, om iedere lag, als 't enigszins kan, een paar uur ouiten de veste te glippen en net te doen of wc iets anders zijn dan we sijn of net te zijn, wat we anders niet zijn: een boer in boers gewaad en met boerse zorgen voor vee en land in plaats van met papieren zorgen voor nieuws en krant. We hebben eigenlijk iedere dag va- cantie, omdat we gezond van lijf en leden zijn, maar toch als het ge heimzinnig roffelen van de spechten galmt in het bos, als dc zwaluwen uit verre oorden eensklaps rond het rieten dak der boerderij zwieren, vrolijk zoals ze in September zyn heengegaan dan spreiden we de kaarten op tafel en beramen plannen om er tussenuit te trekken. WE WETEN VAN TEVOREN, dat we op zoek gaan naar iets wat wc niet zullen vinden. Ieder mens zoekt elk op zijn eigen manier, naar een geluk zonder ein de, naar een geluk dat hem totaal vervult en dat hij zioh volledig kan toeëigenen. Wanneer ge van zelfbeschouwing houdt, zult ge gewaarworden, dat een mens zeer gelukkig kan zijn, maar dat hem van dat geluk het wezen lijke ontsnapt. Hij grijpt er naar en hij heeft het niet! Hij slingert zich, zoals Adama van Scheltema gedicht heeft, op de rug van het hollend witte gelukspaard, en even later glijdt hij er weer af, om er opnieuw achter-aan te ren nen. We maken reisplannen en fanta seren honderd-uit over een verblijf in een „Senn-hütte", te midden van de zwijgende plechtstatigheid der Al pen, maar weten van te voren, dat we, of we het hoog zoeken in de bergen, of laag zoeken in de polders niet volkomen gelukkig zullen zijn. Het geluk kan met ons mee-reizen, maar het blijft altijd iets buiten ons. We worden nooit het geluk-zelf, iets wat onvervreemdbaar onszelf is. TDEN WE GEBOGEN ZATEN over de kaarten op tafel, hebben we voor de aardigheid eens van plaats tot plaats nagegaan, waar We op al die schandalig-schone reizen, welke ons door Gods goedheid geschonken zijn, ons volmaakt-gelukkig hadden gevoeld. Het resultaat van het onderzoek was: nergens. Nergens! Telkens had de zucht naar het ge luk ons voortgedreven, en waar we het vonden maar daar behoeft men niet voor naar Zwitserland te gaan! vermochten we het niet te om- vamen en met ons eigen-ik te ver enigen. Deze toestand van volmaakt geluk, van de één-wording met het j geluk, deze toestand, naar welke iedere mensenziel bewust of onbe- wust haakt en hunkert, vindt hij pas in de daadwerkelijke vereniging met God. Een koe is volmaakt koeien- gelukkig in een malse wei een mens wordt nooit volledig van geluk vervuld, omdat zijn menselijke na tuur begeert, waartoe zij is gescha pen: deelgenoot te zyn van het god delijk geluk, dat geen eind en geen begrenzing kent. Niettemin gaan we voort met onze reisplannen, want al weten we dat wc het niet vinden, het zoeken zelf is zulk een sportieve bezigheid! MARIUS. HYPOTHEKEN en Yoor alle andere taken op het gebied van on roerende goederen 8ouw- en Makelaaribtdrijf v.d. Drift Oude Vast 29 Laldan Talat. 20613 (Advertentie) HONDERD JAAR KROMSTAF TTER GELEGENHEID van de herdenking van het herstel der bisschop- pclijke hiërarchie heeft mr. Jan Derks de tekst geschreven voor een feestlied, dal door Wouter Paap werd getoonzet en Jat tijdens de manifesta ties op 16 en 17 Mei a.s. in Utrecht gezongen zal worden. De tekst luidt: EEN NIEUW LIED. Wij zingen een nieuw lied, een lied van dankbaafheid om wat ons is geschied in honderd jaren. Wij zingen het bevrijd, belijdend anders niet dan heel hel volk belijdt sinds honderd jaren Wij dienen God, dc Heer, wij dienen God, dc Heer, in vrijheid en naar eer. Wie zoveel heeft bereikt, voorziet de overmacht waardoor 't geluk ontwijkt voor zoveel jaren. Wij zingen een nieuw lied. Het komt niet onverwacht en wat ons ook geschiedt hoor. wij verklaren: Wij dienen God, de Heer, wij dienen God, de Heer, in vrijheid en naar eer. Wij zingen een nieuw lied. Gij die de Herders zijt, leidt Gij naar het verdriet sis martelaren, Wij volgen U om strijd, want Hij verlaat U niet, voor wie G'Uw kudde weidt en zult bewaren. Wij dienen God, de Heer, wij dienen God, de Heer, in vrijheid en naar eer. Na honderd jaar „Kromstaf" z(jn w(j. als het goed is, vrije mensen ge worden. Wij voelen ons niet meer voortdurend bedreigd van buitenaf. Daarom hebben wij ook geen behoef te meer dc tegenstellingen, die er natuurlijk zijn en die wij niet uit het oog mogen verliezen, toe te spitsen. Wij erkennen volmondig, dat het Ge loof een genade is en mén er nie mand met menselijke macht toe mag trachten te dwingen. De vrijheid, die wij zelf genieten, gunnen wij de an deren. Eén voorwaarde slechts: men moet van haar gebruik maken over eenkomstig de eer, dat wil zeggen overeenkomstig dc voorschriften, die ieder van nature als behoorlijk aan vaardt. Wij zijn vrije mensen geworden. Wij weten, dat er in de wereld aller lei machten zün, die ons Geloof be- lagen. Maar vrij, als wij z;jn gewor- den, hebben wij niet zozeer behoefte I om ons te verdedigen, dus om ons terug te trekken in onze stellingen, als om ons Geloof uit te dragen. Wij zijn, dit laatste doende, natuurlijk veel meer kwetsbaar. Maar zo wij zouden ten ondergaan, zullen wy overwinnen. Schrijver en componist van dit lied hebben gepoogd, in woord en in toon iets uit te drukken van dat triomfantelijke „levensgevoel", dat de mens vervult, die de Vrijheid der Kinderen Gods heeft veroverd. „Gravin", spraken we zacht doch overredend, „het is nu eenmaal de wens van het volk, det U zich mor gen per trein naar Uw jachtverblijf „De Keukenhof" begeeft. U zult er zich bij moeten neerleggen". Hadden we dit argument maar nooit gebruikt, want het was nu juist een schop tegen het w< waar zorgvuldig verborgen, maar on danks dat tot zeer gevoelige been van de gravin van Holland, die van daag te Amsterdam in de trein moet stappen om officieel op „De Keu kenhof" ontvangen te worden. We hadden Jacoba van Beyeren gevonden in een van die echt Am sterdamse achterkamertjes, waar de geest van verleden eeuwen nog tri- omphen viert en waar alles, wat naar electriciteit en jazz-muziëk zweemt, met grote beslistheid afge wezen wordt. Jacoba zat in zware zorgen, want hoe vlot, zij ook indertijd in jongens- kleren- te paard door de bossen ren'-.' de, een trein is iets, dat al haar vrouwelijke schroom en zucht naar bescherming wakker roept en dan enze opmerking over de wil des* volks Toen zij haar (uiterst bekoorlijke) hoofdje fier ophief en ons met hoog hartige blik aankeek, herinnerden we ons ineens weer, dat zij in het autocratische tijdperk geleefd heeft:, „Niet is de wil van het volk mijn wil, maar mijn wil is de wil des volks; ik ga te paard!" Koel keek ze ons aan, maar de fonkelende stralen, die uit haar betoverde ogen schoten, verrieden een hevige innerlijke emo tie. Nu heeft voor ons een opgewonden vrouw altijd een speciale bekoring, maar de blikken, die ons armzalig sportjasje doorboorden, maakten het ons ineens duidelijk, waarom de zachtzinnige Jan van Frankrijk, na een jaar met Jacoba getrouwd te zijn geweest, reeds tot een (nog) be ter leven overging. We beseften, dat we lelijk op weg waren om al de plannen van de feestcommissie een plotselinge dood te bezorgen en daarom zochten we naarstig naar „de andere boeg", waar we „het" overheen konden gooien. In alle bescheidenheid gezegd, mogen we gerust constateren, dat de geest van Hugo de Groot, Machia- velli en Wisjinski (na de ommo- zwaai van Rusland) over ons vaar dig werd. ,U moet het zelf weten, Gravin', zeiden we, „maar we hoor- Naar het K.N.P. verneemt zal Z. Em. Johannes Kardinaal de Jong tij dens de eeuwfeestviering van het hei-stel der hiërarchie aanwezig zijn bij de liturgische ontvangst van de Pauselijke Legaat, Z.Em. Kardinaal Van Rocy, op Zaterdagavond 16 Mei in de kathedrale kerk van Utrecht. Het zal dc Nederlandse Katholieken verheugen, hun kardinaal na zoveel tijd weer voor het eerst in het open baar te zien verschijnen. Helaas laat de gezondheidstoestand van Zijne Eminentie niet toe. ook de 'lang durende andere plechtigheden op Za terdag en Zondag bij te wonen. Hoogmis voor televisie. Naar de „Volkskr." meldt zal de volgende maand de telvisiestaf van de KRO voor de eerste maal in de ge schiedenis van de Nederlandse Tele visie een Hoogmis op het beeld scherm brengen. Dit zal geschieden op 17 Mei uit het Stadion in Utrecht, wanneer de Belgiche kardinaal Van Roey als pau selijk legaat, bij de viering van „100 jaar Kromstaf" daar een pontificale Hoogmis zal opdragen. Mis van Andriessen klaar. Jurriaan Andriessen heeft zijn, hem door de KRO opgedragen, Mis vol tooid, welke is geheten Misa Deo Gratiam", geschreven voor gemengd koor en orkest. Zij zal worden uit gevoerd op 14 Mei in de kathedraal te Utrecht door het kathedrale koor en het Utrechts Stedelijk Orkest on der leiding van Hein Zomerdijk. Dan maar de dood Zoals Jan van Schaffelaar de sprong van de toren verkoos bo ven de overgave en Van Speyck zijn schip in de lucht liet sprin gen om een gevangenschap te voorkomen, zo verkoos een 20- jarige jongeman gisteren voor de politie-rechter te Utrecht de doodstraf boven 14 dagen ge vangenisstraf. „Wat zegt U?" vroeg de rech ter verbaasd. „U wilt de dood straf i.p.v. 14 dagen?" „Jawel edelachtbare!" klonk het beslist, „ik heb onlangs 2 maanden gezeten en liever de dood, dan nog eens zo iets." De jongeman had van een ca féhoudster een portemonnaie ge stolen, toen deze hem onderdak verschafte, omdat hij in moei lijkheden was. De politie-rechter was niet zo hardvochtig als de belegeraars van Van Schaffelaar en de be lagers van Van Speyck. Met het advies de borrel te laten staan en een voorwaardelijke gevan genisstraf. werd de jongeman naar huis gestuurd. De zucht van verlichting be wees, dat hij deze oplossing toch weer verre verkoos boven de doodstraf. den fluisteren, dat Philips van Bour- gondië graag de gelegenheid zal aangrijpen om zich bij Uw afwezig heid op „De Keukenhof" te laten huldigen en de Kabeljouwen maken al plannen om er dan een grootse politieke demonstratie van te ma ken". Als sneeuw voor de zon smolt de trots uit Jacoba weg. Haar door zó veel opgewonden schrijvers lyrisch bezongen mondje begon te beven en met starre ontzetting zagen we hoe twee grote tranen brutaal uit haar bedwelmende ogen sprongen. „Ik weet niet eens wat een trein is" sprak ze bedroefd. „Gravin", stamelden we, terwijl we ons voor haar op de knieën wier pen heus, we hebben al zo dik wijls geprobeerd om sterk te zijn, maar tegen vrouwentranen zijn we nu eenmaal niet bestand „zo erg is het toch ook weer niet". We beslo ten om het vreemde woord „diesel" t.e vermijden en daarom ver olg- den we luchtigjes „Een trein is ge woon een barnsteenkrachtachtige achterinstapwagen. U stapt er ge woon in en een kwartiertje later bent U op „De Keukenhof"; er kan echt niets gebeuren". „Noem me maar gewoon Cobi", snikte de gravin van Holland, „als je Gravin zegt, voel ik me helemaal zo eenzaam en verlaten". Ze greep onze hand en terwijl ze deze druk te zo op het eerste gezicht alleen maar met een handje om gekust te worden, doch nu hoorden we ver-1 schillende botjes merkwaardige zuchtjes slaken sprak ze door haar tranen heen: ,Ik durf echt niet". Toen men ziet het ons niet aan, maar soms kunnen we verbazend goed op dreef zijn kregen we wéér een helder ogenblik: ,Weet U wat", stelden we voor, „we gaan sa men een proefritje maken, dan zult U zien, dat het werkelijk allemaal heel gewoon is". Even later liepen we met Jacoba buiten en we besloten om het- hoge spoor in Leiden als proefbaantje te nemen, omdat daar per slot van re kening pas één ongeluk gebeurd is en daar dus de beste waarborgen lagen voor een ongestoord ritje. De spoorwegen hadden in ver band met de reclame van vandaag en de service in het algemeen di rect een 2e klas wagon voor Jacoba en ons beschikbaar en toen we ge zeten waren, leek het ons niet on dienstig om bij de start de gordijn tjes voor het coupé-raampje te slui ten, zodat Jacoba eerst aan de sen satie van het rijden kon wennen, voordat zij het voorbijschietende landschap zou aanschouwen. Terwijl we met deze bezigheid be zig waren, klonk plotseling de stem van Jacoba, die alle hulpeloosheid en vertrouwelijkheid verloren had: „Wil je misschien onmiddellijk die gordijntjes weer optrekken, of ik ga helemaal niet mee!" Ontzet keken we haar aan, toen zij met minach tende stem vervolgde: „Ik merk het wel, de mannen van nu zijn nog pre- DERDE BLAD PAGINA 1 cies dezelfde als die van de 15e eeuw. Als je ze de vinger geeft, grij pen ze de hele hand. Omdat ik je toestond mij Cobi te noemen, behoef je nog niet de gordijntjes omlaag te doen. Vanaf dit moment ben ik weer Gravin van Holland voor je!" Diep terneergeslagen, dat onze no- belstc bedoelingen zo miskend wer den en beseffende dat iedere poging tot uitleg de zaak slechts slechter kon maken, gingen we op het uiter ste randje van de bank tegenover Jacoba zitten, gelaten de dingen af- v/achtend, die onherroepelijk komen moesten. Nu, erg lang behoefden we niet te wachten. De machinist was in zijn hokje gekropen en met een klein rukje zette de trein zich in bewe ging. Eerst ging alles nog opperbest Jacoba keek rustig naar buiten en prees de vering van de wagen, maar toen we het station Leiden uit wa ren en de trein- vaart kreeg, ver dween alle gemoedsrust bij haar: „Ik wil er uit", kreet ze verschrikt, toen ze de bomen en telegraafpalen langs haar heen zag schieten, „O, kom toch in hemelsnaam naast me zitten en noem me ook maar weer Cobi". We willen ons niet ongevoeliger voordoen, dan we zijn; het was wer kelijk een hele sensatie, dat ritje naast Jacoba, maar toch hadden we diep medelijden met haar; ze stond doodsangsten uit. Toen we in Leiden weer uitstapten en losjes aan Jacoba wilden vragen hoe het ritje haar bevallen was, za gen we naast ons een klein hoopje ellende lopen, dat grote tranen schreide en van louter angst onze arm tot een kleurige regenboog kneep. „Warum weinst du, kleine Tama- re?" jengelde een gramofoon-juf- frouw in een van de Leidse kroegjes. Waarom de kleine Tamare weende, wisten we echt niet, maar met het verdriet van Jacoba waren we vol ledig op de hoogte.we houden ons hart vast voor vanmiddag. KRONUS. GENERAAL FOULKES BIJ KONINGIN H. M. de Koningin en prins Bern- hard hebben gisteren op het paleis Lange Voorhout te 's-Gravenhage de Canadese generaal Foulkes, die in dertijd bevelhebber was van de Ca nadese troepen in Nederland, ont vangen. Zij gebruikten gezamenlijk de lunch op het paleis. voor «He CREYGHTON Hooiqr.46 T«l. 20114 LEIDSE STRATEN EN STEGEN 47 UOE GEMAKKELIJK valt het ons een loflied te schrijven op de Haarlemmerstraat, die verrukkelijke Leidse winkelstraat, waarin iedere Zaterdagmiddag de ene helft van Leiden de andere helft ontmoet. Het mogen dan niet de deftigste winkels zijn, die men in de Haarlemmerstraat aantreft, het zijn wel de gezelligste. Wat een genot om in de dagen vóór Sinterklaas en Kerstmis langs die helverlichte etalages te wandelen en te zien hoe de ijverige winkeliers hun uiterste best gedaan hebben om een prachtige uitstalling van de kos telijkste artikelen te maken. Ge moet dan die vrouwen op straat zien lopen, met iets van een wilde kooplust in hun ogen, betoverd als zij zijn door kleur en licht. Zij trekken hun be dachtzamere echtgenoten mee van links naar rechts, winkel in. winkel uit. Eerst even hier kijken, dan daar. Neen, toch maar naar hier gaan. Of wachw eens, misschien.En zo gaat het verder, de hele middag of avond door. Let eens op, zelden ziet U op de Haarlemmerstraat opgewekte mannen; zij moeten als het ware meegesleurd worden door hun vrou wen en denken voortdurend aan hun arme portemonnaie. En dan de kin deren. Zij drukken hun neuzen plat tegen de etalage-ruimte en dromen van een sprookjesachtige rijkdom, die hen in staat stelt dit alles te kopen: kilo's lekkers, meterslange spoor-, treinen, poppen met echt haar en slaapogenEen verrukkelijke winkelstraat; we zijn er dol op! Nu wordt die drukte niet onaan zienlijk vergroot door de Gele Tram, die s-tadstrein met drie wagens, die op gezette tijden de winkelende da mes met alarmerend getuut opjaagt en om de haverklap moet stoppen, omdat ergens voor een winkel een vrachtwagen of bakfiets geladen of gelost wordt. Hetgeen beslist op de trambaan moet gebeuren. De tram houdt zich ook niet aan de regels van het verkeer en juist waar de Haar lemmerstraat het smalst is, geneert zij zich niet over te steken naar de linkerzijde, om haar weg te vervol gen. Wanneer straks de Mare-dem- ping achter de rug is. wordt de Har- tebrug (het bruggetje voorbij de kerk) opgeruimd cn de straat ver breed. Hopelijk worden dan ook de tramrails rechtgetrokken, hetgeen ongetwijfeld het aantal slip- en val partijen over de wissels voor de Har- tebrug-pastorie aanzienlijk zal ver minderen. Ook aan het einde van de Haarlemmerstraat maakt de tram een slippertje, juist voor de Overdek te zweminrichting, waardoor een vlotte verkeersspuiïng naar de Ha ven belemmerd wordt. De Haarlemmerstraat is een eer biedwaardige oude straat; zij bestond reeds vóór 1266 als hoofdstraat van het Marendorp, dat b(j de stadsuitleg van 1355 bij de stad werd ingelijfd Voordien oefende de schout zijn recht uit op de rode steen, die voor de Hartebrug lag, evenals dat in de oude stad op de blauwe steen gebeur de (Breestraat) en in het burggrafe- lijk kwartier op de witte steen (Hoogstraat). Alleen de blauwe steen is nog bewaard gebleven (voor de Maarsmansteeg, tussen de tram rails). In de Middeleeuwen kwamen de namen Heerstrate en Grote Straete voor; pas later werd de naam Haar- lemmerstraat ingevoerd. Tot in de j 15e eeuw bleef de straat groten deels onbebouwd; men vond alleen de O.L. Vrouwekerk en een aantal nonnenkloosters in het Marendorp. Pas in 1413 werd de Haarlemmer straat bestraat, hetgeen geschiedde met medewerking van werklieden uit Haarlem en Gouda, omdat bestra ten toen nog een uitzonderlijk werk was. Aanvankelijk strekte de Haarlem merstraat zich uit over de hele leng te van de stad van Zijlpoort, die in 1644 naar buiten werd verplaatst, tot Rijnsburger- of Lopsenpoort. die la ter ook Duifjespoort, Haarlemmer poort of Blauwpoort werd genoemd, Van de oorspronkelijke poort is wei nig bekend, maar wel van de Blauw poort, die in 1610 gereed kwam er die zo genoemd werd naar de ge bruikte blauwe arduinsteen. Toen de poort in 1735 wegens bouwvalligheid gesloopt moest worden, werd de ar duinsteen gebruikt voor herstelling van een der stadhuispoorten, die daax-na de blauwe gang werd ge noemd. Behalve aan winkels is de Haar lemmerstraat ook rijk aan ar.dere ge bouwen. Vooraan reeds ontmoeten we de scholen van de Zusters van Liefde van Tilburg en even verder de Hartebrugkerk, de enige katho lieke kerk, die zich binnen de sin gels als parochiekerk heeft kunnen handhaven. Eer. hegemonie overi gens, die straks ten einde zal zijn, wanneer de St. Lodewijk weer pa rochiekerk wordt. Even verder vindt men nog een kath. school, de jon gensschool van de heer Van Hete- ren, en ook nog een kerk, althans de overblijfselen daarvan, waarbinnen thans het gejoel klinkt van grote en kleine zwemmers. Dat we bijna \ooraan het Stevens hofje (1487, vernieuwd in 1777) ver geten hebben, pleit voor de onopval lendheid van dit stille plekje bezon ken rust, waar het jachtige leven, dat zich op de Haarlemmerstraat zo tref fend uit na de zware strijd, einde lijk verademing gevonden heeft. (Foto: „De Leidse Courant")

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 6