Zal jacoba van Beyeren kunnen
buigen voor de wil van het volk
ZONDAGMORGEN
Jan Derks en Wouter Paap
maakten „Een Nieuw Lied''
Kardinaal De Jong aanwezig bij
ontvangst van Pauselijke Legaat
KOLEN
De Haarlemmerstraat is en blijft de
gezelligste winkelstraat van Leiden
ZATERDAG 18 APRIL 1953
DE BLIKSEM IS WEER INGESLAGEN
DE LEIDSE COURANT
ÏJET teder lover hult de geraamten
"der bomen in doorzichtige sluiers
van groen en de geest wordt over
ons vaardig om op reis te gaan.
Het slaat in onze bol bij dc eerste
donderslag en het baat niet of we
er ons tegen verzetten. De landkaar
ten worden op tafel uitgespreid en
onze verbeelding met alle vier de
benen in dc lucht als een paard dat
voor het eerst uit de stal in de wei
wordt gelaten holt voort door geen
damhekken van kostenberekeningen
tegengehouden en niet eens de schei-
sloten ziende van ambtelijke gebon
denheid.
De kapper probeert zoveel mogelijk
het zilvergrijze haar op ons hoofd te
verdonkeremanen, maar wij vermoe
den, dat, zelfs als we helemaal zilver
grijs zullen zijn of helemaal kaal,
de eerste donderslag in het dorre
ïout onze oude bol van rcisluét dol
:al maken.
U/AAROM DE LENTE-BLIKSEM
juist bij ons zo hevig inslaat, is
liet goed te begrijpen, omdat we het
aar-rond altijd op' reis zijn. Wc heb
ben de gave, als een vreemdeling
ioor onze goede stad van Leiden te
Iwalen en iedere dag opnieuw ver
rukt te worden als het klokkenspel
■/an de stadhuietoren, kling-klan-
gelend over straten en daken, het
druk-bezige oord onzer inwoning
verheft boven alle aardse beslom
meringen.
We hebben de gewoonte, om iedere
lag, als 't enigszins kan, een paar uur
ouiten de veste te glippen en net te
doen of wc iets anders zijn dan we
sijn of net te zijn, wat we anders niet
zijn: een boer in boers gewaad en
met boerse zorgen voor vee en
land in plaats van met papieren
zorgen voor nieuws en krant.
We hebben eigenlijk iedere dag va-
cantie, omdat we gezond van lijf en
leden zijn, maar toch als het ge
heimzinnig roffelen van de spechten
galmt in het bos, als dc zwaluwen
uit verre oorden eensklaps rond het
rieten dak der boerderij zwieren,
vrolijk zoals ze in September zyn
heengegaan dan spreiden we de
kaarten op tafel en beramen plannen
om er tussenuit te trekken.
WE WETEN VAN TEVOREN, dat
we op zoek gaan naar iets wat
wc niet zullen vinden.
Ieder mens zoekt elk op zijn eigen
manier, naar een geluk zonder ein
de, naar een geluk dat hem totaal
vervult en dat hij zioh volledig kan
toeëigenen.
Wanneer ge van zelfbeschouwing
houdt, zult ge gewaarworden, dat een
mens zeer gelukkig kan zijn, maar
dat hem van dat geluk het wezen
lijke ontsnapt.
Hij grijpt er naar en hij heeft
het niet!
Hij slingert zich, zoals Adama van
Scheltema gedicht heeft, op de rug
van het hollend witte gelukspaard,
en even later glijdt hij er weer af,
om er opnieuw achter-aan te ren
nen.
We maken reisplannen en fanta
seren honderd-uit over een verblijf
in een „Senn-hütte", te midden van
de zwijgende plechtstatigheid der Al
pen, maar weten van te voren, dat
we, of we het hoog zoeken in de
bergen, of laag zoeken in de polders
niet volkomen gelukkig zullen zijn.
Het geluk kan met ons mee-reizen,
maar het blijft altijd iets buiten ons.
We worden nooit het geluk-zelf, iets
wat onvervreemdbaar onszelf is.
TDEN WE GEBOGEN ZATEN
over de kaarten op tafel, hebben
we voor de aardigheid eens van plaats
tot plaats nagegaan, waar We op al
die schandalig-schone reizen, welke
ons door Gods goedheid geschonken
zijn, ons volmaakt-gelukkig hadden
gevoeld.
Het resultaat van het onderzoek
was: nergens. Nergens!
Telkens had de zucht naar het ge
luk ons voortgedreven, en waar we
het vonden maar daar behoeft men
niet voor naar Zwitserland te gaan!
vermochten we het niet te om-
vamen en met ons eigen-ik te ver
enigen. Deze toestand van volmaakt
geluk, van de één-wording met het
j geluk, deze toestand, naar welke
iedere mensenziel bewust of onbe-
wust haakt en hunkert, vindt hij pas
in de daadwerkelijke vereniging met
God. Een koe is volmaakt koeien-
gelukkig in een malse wei een
mens wordt nooit volledig van geluk
vervuld, omdat zijn menselijke na
tuur begeert, waartoe zij is gescha
pen: deelgenoot te zyn van het god
delijk geluk, dat geen eind en geen
begrenzing kent.
Niettemin gaan we voort met onze
reisplannen, want al weten we dat
wc het niet vinden, het zoeken zelf
is zulk een sportieve bezigheid!
MARIUS.
HYPOTHEKEN
en Yoor alle andere taken
op het gebied van on
roerende goederen
8ouw- en Makelaaribtdrijf
v.d. Drift
Oude Vast 29 Laldan
Talat. 20613
(Advertentie)
HONDERD JAAR KROMSTAF
TTER GELEGENHEID van de herdenking van het herstel der bisschop-
pclijke hiërarchie heeft mr. Jan Derks de tekst geschreven voor een
feestlied, dal door Wouter Paap werd getoonzet en Jat tijdens de manifesta
ties op 16 en 17 Mei a.s. in Utrecht gezongen zal worden. De tekst luidt:
EEN NIEUW LIED.
Wij zingen een nieuw lied, een lied van dankbaafheid om wat ons is
geschied in honderd jaren.
Wij zingen het bevrijd, belijdend anders niet dan heel hel volk
belijdt sinds honderd jaren
Wij dienen God, dc Heer, wij dienen God, dc Heer, in vrijheid en naar eer.
Wie zoveel heeft bereikt, voorziet de overmacht waardoor 't geluk
ontwijkt voor zoveel jaren.
Wij zingen een nieuw lied. Het komt niet onverwacht en wat ons ook
geschiedt hoor. wij verklaren:
Wij dienen God, de Heer, wij dienen God, de Heer, in vrijheid en naar eer.
Wij zingen een nieuw lied. Gij die de Herders zijt, leidt Gij naar
het verdriet sis martelaren,
Wij volgen U om strijd, want Hij verlaat U niet, voor wie G'Uw kudde
weidt en zult bewaren.
Wij dienen God, de Heer, wij dienen God, de Heer, in vrijheid en naar eer.
Na honderd jaar „Kromstaf" z(jn
w(j. als het goed is, vrije mensen ge
worden. Wij voelen ons niet meer
voortdurend bedreigd van buitenaf.
Daarom hebben wij ook geen behoef
te meer dc tegenstellingen, die er
natuurlijk zijn en die wij niet uit het
oog mogen verliezen, toe te spitsen.
Wij erkennen volmondig, dat het Ge
loof een genade is en mén er nie
mand met menselijke macht toe mag
trachten te dwingen. De vrijheid, die
wij zelf genieten, gunnen wij de an
deren. Eén voorwaarde slechts: men
moet van haar gebruik maken over
eenkomstig de eer, dat wil zeggen
overeenkomstig dc voorschriften, die
ieder van nature als behoorlijk aan
vaardt.
Wij zijn vrije mensen geworden.
Wij weten, dat er in de wereld aller
lei machten zün, die ons Geloof be-
lagen. Maar vrij, als wij z;jn gewor-
den, hebben wij niet zozeer behoefte I
om ons te verdedigen, dus om ons
terug te trekken in onze stellingen,
als om ons Geloof uit te dragen. Wij
zijn, dit laatste doende, natuurlijk
veel meer kwetsbaar. Maar zo wij
zouden ten ondergaan, zullen wy
overwinnen.
Schrijver en componist van dit
lied hebben gepoogd, in woord en in
toon iets uit te drukken van dat
triomfantelijke „levensgevoel", dat de
mens vervult, die de Vrijheid der
Kinderen Gods heeft veroverd.
„Gravin", spraken we zacht doch
overredend, „het is nu eenmaal de
wens van het volk, det U zich mor
gen per trein naar Uw jachtverblijf
„De Keukenhof" begeeft. U zult er
zich bij moeten neerleggen".
Hadden we dit argument maar
nooit gebruikt, want het was nu
juist een schop tegen het w<
waar zorgvuldig verborgen, maar on
danks dat tot zeer gevoelige been
van de gravin van Holland, die van
daag te Amsterdam in de trein moet
stappen om officieel op „De Keu
kenhof" ontvangen te worden.
We hadden Jacoba van Beyeren
gevonden in een van die echt Am
sterdamse achterkamertjes, waar de
geest van verleden eeuwen nog tri-
omphen viert en waar alles, wat
naar electriciteit en jazz-muziëk
zweemt, met grote beslistheid afge
wezen wordt.
Jacoba zat in zware zorgen, want
hoe vlot, zij ook indertijd in jongens-
kleren- te paard door de bossen ren'-.'
de, een trein is iets, dat al haar
vrouwelijke schroom en zucht naar
bescherming wakker roept en dan
enze opmerking over de wil des*
volks
Toen zij haar (uiterst bekoorlijke)
hoofdje fier ophief en ons met hoog
hartige blik aankeek, herinnerden
we ons ineens weer, dat zij in het
autocratische tijdperk geleefd heeft:,
„Niet is de wil van het volk mijn
wil, maar mijn wil is de wil des
volks; ik ga te paard!" Koel keek ze
ons aan, maar de fonkelende stralen,
die uit haar betoverde ogen schoten,
verrieden een hevige innerlijke emo
tie.
Nu heeft voor ons een opgewonden
vrouw altijd een speciale bekoring,
maar de blikken, die ons armzalig
sportjasje doorboorden, maakten het
ons ineens duidelijk, waarom de
zachtzinnige Jan van Frankrijk, na
een jaar met Jacoba getrouwd te
zijn geweest, reeds tot een (nog) be
ter leven overging. We beseften,
dat we lelijk op weg waren om al
de plannen van de feestcommissie
een plotselinge dood te bezorgen en
daarom zochten we naarstig naar
„de andere boeg", waar we „het"
overheen konden gooien.
In alle bescheidenheid gezegd,
mogen we gerust constateren, dat
de geest van Hugo de Groot, Machia-
velli en Wisjinski (na de ommo-
zwaai van Rusland) over ons vaar
dig werd. ,U moet het zelf weten,
Gravin', zeiden we, „maar we hoor-
Naar het K.N.P. verneemt zal Z.
Em. Johannes Kardinaal de Jong tij
dens de eeuwfeestviering van het
hei-stel der hiërarchie aanwezig zijn
bij de liturgische ontvangst van de
Pauselijke Legaat, Z.Em. Kardinaal
Van Rocy, op Zaterdagavond 16 Mei
in de kathedrale kerk van Utrecht.
Het zal dc Nederlandse Katholieken
verheugen, hun kardinaal na zoveel
tijd weer voor het eerst in het open
baar te zien verschijnen. Helaas
laat de gezondheidstoestand van
Zijne Eminentie niet toe. ook de 'lang
durende andere plechtigheden op Za
terdag en Zondag bij te wonen.
Hoogmis voor televisie.
Naar de „Volkskr." meldt zal de
volgende maand de telvisiestaf van
de KRO voor de eerste maal in de ge
schiedenis van de Nederlandse Tele
visie een Hoogmis op het beeld
scherm brengen.
Dit zal geschieden op 17 Mei uit
het Stadion in Utrecht, wanneer de
Belgiche kardinaal Van Roey als pau
selijk legaat, bij de viering van „100
jaar Kromstaf" daar een pontificale
Hoogmis zal opdragen.
Mis van Andriessen klaar.
Jurriaan Andriessen heeft zijn, hem
door de KRO opgedragen, Mis vol
tooid, welke is geheten Misa Deo
Gratiam", geschreven voor gemengd
koor en orkest. Zij zal worden uit
gevoerd op 14 Mei in de kathedraal
te Utrecht door het kathedrale koor
en het Utrechts Stedelijk Orkest on
der leiding van Hein Zomerdijk.
Dan maar de dood
Zoals Jan van Schaffelaar de
sprong van de toren verkoos bo
ven de overgave en Van Speyck
zijn schip in de lucht liet sprin
gen om een gevangenschap te
voorkomen, zo verkoos een 20-
jarige jongeman gisteren voor
de politie-rechter te Utrecht de
doodstraf boven 14 dagen ge
vangenisstraf.
„Wat zegt U?" vroeg de rech
ter verbaasd. „U wilt de dood
straf i.p.v. 14 dagen?"
„Jawel edelachtbare!" klonk
het beslist, „ik heb onlangs 2
maanden gezeten en liever de
dood, dan nog eens zo iets."
De jongeman had van een ca
féhoudster een portemonnaie ge
stolen, toen deze hem onderdak
verschafte, omdat hij in moei
lijkheden was.
De politie-rechter was niet zo
hardvochtig als de belegeraars
van Van Schaffelaar en de be
lagers van Van Speyck. Met het
advies de borrel te laten staan
en een voorwaardelijke gevan
genisstraf. werd de jongeman
naar huis gestuurd.
De zucht van verlichting be
wees, dat hij deze oplossing toch
weer verre verkoos boven de
doodstraf.
den fluisteren, dat Philips van Bour-
gondië graag de gelegenheid zal
aangrijpen om zich bij Uw afwezig
heid op „De Keukenhof" te laten
huldigen en de Kabeljouwen maken
al plannen om er dan een grootse
politieke demonstratie van te ma
ken".
Als sneeuw voor de zon smolt de
trots uit Jacoba weg. Haar door zó
veel opgewonden schrijvers lyrisch
bezongen mondje begon te beven en
met starre ontzetting zagen we hoe
twee grote tranen brutaal uit haar
bedwelmende ogen sprongen.
„Ik weet niet eens wat een trein
is" sprak ze bedroefd.
„Gravin", stamelden we, terwijl
we ons voor haar op de knieën wier
pen heus, we hebben al zo dik
wijls geprobeerd om sterk te zijn,
maar tegen vrouwentranen zijn we
nu eenmaal niet bestand „zo erg
is het toch ook weer niet". We beslo
ten om het vreemde woord „diesel"
t.e vermijden en daarom ver olg-
den we luchtigjes „Een trein is ge
woon een barnsteenkrachtachtige
achterinstapwagen. U stapt er ge
woon in en een kwartiertje later bent
U op „De Keukenhof"; er kan echt
niets gebeuren".
„Noem me maar gewoon Cobi",
snikte de gravin van Holland, „als
je Gravin zegt, voel ik me helemaal
zo eenzaam en verlaten". Ze greep
onze hand en terwijl ze deze druk
te zo op het eerste gezicht alleen
maar met een handje om gekust te
worden, doch nu hoorden we ver-1
schillende botjes merkwaardige
zuchtjes slaken sprak ze door haar
tranen heen: ,Ik durf echt niet".
Toen men ziet het ons niet aan,
maar soms kunnen we verbazend
goed op dreef zijn kregen we
wéér een helder ogenblik: ,Weet U
wat", stelden we voor, „we gaan sa
men een proefritje maken, dan zult
U zien, dat het werkelijk allemaal
heel gewoon is".
Even later liepen we met Jacoba
buiten en we besloten om het- hoge
spoor in Leiden als proefbaantje te
nemen, omdat daar per slot van re
kening pas één ongeluk gebeurd is
en daar dus de beste waarborgen
lagen voor een ongestoord ritje.
De spoorwegen hadden in ver
band met de reclame van vandaag
en de service in het algemeen di
rect een 2e klas wagon voor Jacoba
en ons beschikbaar en toen we ge
zeten waren, leek het ons niet on
dienstig om bij de start de gordijn
tjes voor het coupé-raampje te slui
ten, zodat Jacoba eerst aan de sen
satie van het rijden kon wennen,
voordat zij het voorbijschietende
landschap zou aanschouwen.
Terwijl we met deze bezigheid be
zig waren, klonk plotseling de stem
van Jacoba, die alle hulpeloosheid
en vertrouwelijkheid verloren had:
„Wil je misschien onmiddellijk die
gordijntjes weer optrekken, of ik ga
helemaal niet mee!" Ontzet keken
we haar aan, toen zij met minach
tende stem vervolgde: „Ik merk het
wel, de mannen van nu zijn nog pre-
DERDE BLAD PAGINA 1
cies dezelfde als die van de 15e
eeuw. Als je ze de vinger geeft, grij
pen ze de hele hand. Omdat ik je
toestond mij Cobi te noemen, behoef
je nog niet de gordijntjes omlaag te
doen. Vanaf dit moment ben ik weer
Gravin van Holland voor je!"
Diep terneergeslagen, dat onze no-
belstc bedoelingen zo miskend wer
den en beseffende dat iedere poging
tot uitleg de zaak slechts slechter
kon maken, gingen we op het uiter
ste randje van de bank tegenover
Jacoba zitten, gelaten de dingen af-
v/achtend, die onherroepelijk komen
moesten.
Nu, erg lang behoefden we niet
te wachten. De machinist was in zijn
hokje gekropen en met een klein
rukje zette de trein zich in bewe
ging. Eerst ging alles nog opperbest
Jacoba keek rustig naar buiten en
prees de vering van de wagen, maar
toen we het station Leiden uit wa
ren en de trein- vaart kreeg, ver
dween alle gemoedsrust bij haar: „Ik
wil er uit", kreet ze verschrikt, toen
ze de bomen en telegraafpalen langs
haar heen zag schieten, „O, kom
toch in hemelsnaam naast me zitten
en noem me ook maar weer Cobi".
We willen ons niet ongevoeliger
voordoen, dan we zijn; het was wer
kelijk een hele sensatie, dat ritje
naast Jacoba, maar toch hadden we
diep medelijden met haar; ze stond
doodsangsten uit.
Toen we in Leiden weer uitstapten
en losjes aan Jacoba wilden vragen
hoe het ritje haar bevallen was, za
gen we naast ons een klein hoopje
ellende lopen, dat grote tranen
schreide en van louter angst onze
arm tot een kleurige regenboog
kneep.
„Warum weinst du, kleine Tama-
re?" jengelde een gramofoon-juf-
frouw in een van de Leidse kroegjes.
Waarom de kleine Tamare weende,
wisten we echt niet, maar met het
verdriet van Jacoba waren we vol
ledig op de hoogte.we houden
ons hart vast voor vanmiddag.
KRONUS.
GENERAAL FOULKES BIJ
KONINGIN
H. M. de Koningin en prins Bern-
hard hebben gisteren op het paleis
Lange Voorhout te 's-Gravenhage de
Canadese generaal Foulkes, die in
dertijd bevelhebber was van de Ca
nadese troepen in Nederland, ont
vangen. Zij gebruikten gezamenlijk
de lunch op het paleis.
voor «He
CREYGHTON
Hooiqr.46 T«l. 20114
LEIDSE STRATEN EN STEGEN
47
UOE GEMAKKELIJK valt het ons
een loflied te schrijven op de
Haarlemmerstraat, die verrukkelijke
Leidse winkelstraat, waarin iedere
Zaterdagmiddag de ene helft van
Leiden de andere helft ontmoet. Het
mogen dan niet de deftigste winkels
zijn, die men in de Haarlemmerstraat
aantreft, het zijn wel de gezelligste.
Wat een genot om in de dagen vóór
Sinterklaas en Kerstmis langs die
helverlichte etalages te wandelen en
te zien hoe de ijverige winkeliers
hun uiterste best gedaan hebben om
een prachtige uitstalling van de kos
telijkste artikelen te maken. Ge moet
dan die vrouwen op straat zien lopen,
met iets van een wilde kooplust in
hun ogen, betoverd als zij zijn door
kleur en licht. Zij trekken hun be
dachtzamere echtgenoten mee van
links naar rechts, winkel in. winkel
uit. Eerst even hier kijken, dan daar.
Neen, toch maar naar hier gaan. Of
wachw eens, misschien.En zo gaat
het verder, de hele middag of avond
door. Let eens op, zelden ziet U op
de Haarlemmerstraat opgewekte
mannen; zij moeten als het ware
meegesleurd worden door hun vrou
wen en denken voortdurend aan hun
arme portemonnaie. En dan de kin
deren. Zij drukken hun neuzen plat
tegen de etalage-ruimte en dromen
van een sprookjesachtige rijkdom, die
hen in staat stelt dit alles te kopen:
kilo's lekkers, meterslange spoor-,
treinen, poppen met echt haar en
slaapogenEen verrukkelijke
winkelstraat; we zijn er dol op!
Nu wordt die drukte niet onaan
zienlijk vergroot door de Gele Tram,
die s-tadstrein met drie wagens, die
op gezette tijden de winkelende da
mes met alarmerend getuut opjaagt
en om de haverklap moet stoppen,
omdat ergens voor een winkel een
vrachtwagen of bakfiets geladen of
gelost wordt. Hetgeen beslist op de
trambaan moet gebeuren. De tram
houdt zich ook niet aan de regels van
het verkeer en juist waar de Haar
lemmerstraat het smalst is, geneert
zij zich niet over te steken naar de
linkerzijde, om haar weg te vervol
gen. Wanneer straks de Mare-dem-
ping achter de rug is. wordt de Har-
tebrug (het bruggetje voorbij de
kerk) opgeruimd cn de straat ver
breed. Hopelijk worden dan ook de
tramrails rechtgetrokken, hetgeen
ongetwijfeld het aantal slip- en val
partijen over de wissels voor de Har-
tebrug-pastorie aanzienlijk zal ver
minderen. Ook aan het einde van de
Haarlemmerstraat maakt de tram
een slippertje, juist voor de Overdek
te zweminrichting, waardoor een
vlotte verkeersspuiïng naar de Ha
ven belemmerd wordt.
De Haarlemmerstraat is een eer
biedwaardige oude straat; zij bestond
reeds vóór 1266 als hoofdstraat van
het Marendorp, dat b(j de stadsuitleg
van 1355 bij de stad werd ingelijfd
Voordien oefende de schout zijn
recht uit op de rode steen, die voor
de Hartebrug lag, evenals dat in de
oude stad op de blauwe steen gebeur
de (Breestraat) en in het burggrafe-
lijk kwartier op de witte steen
(Hoogstraat). Alleen de blauwe
steen is nog bewaard gebleven (voor
de Maarsmansteeg, tussen de tram
rails).
In de Middeleeuwen kwamen de
namen Heerstrate en Grote Straete
voor; pas later werd de naam Haar-
lemmerstraat ingevoerd. Tot in de
j 15e eeuw bleef de straat groten
deels onbebouwd; men vond alleen
de O.L. Vrouwekerk en een aantal
nonnenkloosters in het Marendorp.
Pas in 1413 werd de Haarlemmer
straat bestraat, hetgeen geschiedde
met medewerking van werklieden
uit Haarlem en Gouda, omdat bestra
ten toen nog een uitzonderlijk werk
was.
Aanvankelijk strekte de Haarlem
merstraat zich uit over de hele leng
te van de stad van Zijlpoort, die in
1644 naar buiten werd verplaatst, tot
Rijnsburger- of Lopsenpoort. die la
ter ook Duifjespoort, Haarlemmer
poort of Blauwpoort werd genoemd,
Van de oorspronkelijke poort is wei
nig bekend, maar wel van de Blauw
poort, die in 1610 gereed kwam er
die zo genoemd werd naar de ge
bruikte blauwe arduinsteen. Toen de
poort in 1735 wegens bouwvalligheid
gesloopt moest worden, werd de ar
duinsteen gebruikt voor herstelling
van een der stadhuispoorten, die
daax-na de blauwe gang werd ge
noemd.
Behalve aan winkels is de Haar
lemmerstraat ook rijk aan ar.dere ge
bouwen. Vooraan reeds ontmoeten
we de scholen van de Zusters van
Liefde van Tilburg en even verder
de Hartebrugkerk, de enige katho
lieke kerk, die zich binnen de sin
gels als parochiekerk heeft kunnen
handhaven. Eer. hegemonie overi
gens, die straks ten einde zal zijn,
wanneer de St. Lodewijk weer pa
rochiekerk wordt. Even verder vindt
men nog een kath. school, de jon
gensschool van de heer Van Hete-
ren, en ook nog een kerk, althans de
overblijfselen daarvan, waarbinnen
thans het gejoel klinkt van grote en
kleine zwemmers.
Dat we bijna \ooraan het Stevens
hofje (1487, vernieuwd in 1777) ver
geten hebben, pleit voor de onopval
lendheid van dit stille plekje bezon
ken rust, waar het jachtige leven, dat
zich op de Haarlemmerstraat zo tref
fend uit na de zware strijd, einde
lijk verademing gevonden heeft.
(Foto: „De Leidse Courant")