HOE ARBEIDERS WERKEN IN RUSSISCHE FABRIEKEN Het stelsel van de „normen" der arbeidsprestatie De Leidse Haven is niet groot en indrukwekkend, maar wel gezellig ZATERDAG 10 JANUARI 1953 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD —.PAGINA 1 Links: De Kussen legden vroeger een geheel eigen cachet in hun gebouwen. en verzochten om naar buiten te worden gelaten, eindigde dit onder houd slechts met het daar te lande gebruikelijke „schandaal". Dit wil zeggen, dat men elkaar tien minuten lang de meest uitgezochte scheld woorden en grofheden toevoegt, de moederlijke zijde van de afstamming van de gesprekspartner aan de ongelooflijkste verdachtmakingen bloot stelt, om dan met een, voor de in 's lands zeden en gewoonten niet ingewijde onverklaarbare, omme keer in de gemoedsstemming, te ver stommen en in alle rust en vrede met de tegenstander van zo even een sigaret te gaan roken. Aan het eind van dit luidruchtig onderhoud was men gaan inzien, dat de ene partij gelijk had, en gaf toe. In het onder havige geval had de poortwachter de overwinning behaald. De metse laars gingen nu op het uitgestrekte fabrieksterrein op zoek naar hun op drachtgever, daar alleen deze be voegd is tot het aanvragen van het benodigde materiaal voor het onder houd en de verbetering der wonin gen. Tenslotte werd hij gevonden en in kennis gesteld van de stand van zaken. Na een tweede „schandaal" zie boven met de gebruikelijke rookpauze tot slot, schreef deze een Een oude Russische houten kerk. aanvraag uit voor 20 kg. leem. Deze merkwaardige aanvrage werd in de loop van de volgende twee uren met acht handtekeningen verfraaid. Daar het intussen middag was. geworden, kon helaas de directeur zelf niet meer worden bereikt en bij gebreke van diens handtekening kon de leem ook die dag de fabriek niet uit. Dc beide metselaars namen ook die dag Een typisch staaltje vai geen troffel in de hand en pas op de derde dag, nadat het nu officieel toegewezen leem de fabriek uit mocht worden gedragen, konden ze weer aan de slag. NOG EEN STERK VERHAAL. In dezelfde fabriek had een zomers avondonweer de in de open lucht liggende plaatsen waar gewerkt moest worden onder water gezet, zo dat de arbeid pas na het uitpompen van ongeveer 300 M3 water zou kun nen worden voortgezet. Twee goede motorpompen waren voor zulke doeleinden aanwezig. Daar zulke onweders echter niet zo dikwijls voorkomen, had men de beide electromotoren, welke voor de pompen nodig waren, op een andere plaats in de fabriek in het produc tieproces ingeschakeld. De voor de ombouw en het gebruik der electro motoren competente ingenieur was niet in de fabriek aanwezig, ook de directeur was op reis en telefonisch niet te bereiken. Er was alweer geen mens te vinden, die zich bevoegd achtte en bereid was, om eventueel, door een op eigen verantwoordelijk heid getroffen maatregel, zijn vin gers te branden. Ook voelde niemand zich verplicht iets te ondernemen, waartoe hij niet uitdrukkelijk op dracht had. Het water bleef dus waar het was, er kon niet gewerkt worden en de productie, welke op deze buitenposten is aangewezen, lag de gehele nacht stil. Honderd arbeid sters gingen acht uur lang ergens in de fabriek liggen slapen. Deze aan gelegenheid, waar niemand iets bi- zonders in zag, werd met het woord „nitchevo" afgedaan. Zijn deze voorbeelden in de ogen van een ondernemer uit het Westen nogal grotesk in Rusland vormen ze niets abnormaals of buitengewoon. Hoe ziet zo iets er echter voor de arbeider uit? Een niet door zijn schuld ontstane productie-stilstand wordt hem slechts dan uitbetaald, als hij de vier vrije dagen in de maand al heeft gehad. Indien dit niet het ge val is, dan worden de verloren uren van de vrije dagen afgetrokken. De arbeider zit dus allereerst onbetaald, Russische bouwkunst. in de fabriek en daarenboven moet hij de verloren gegane arbeidstijd op zijn vrije dag inhalen. Daar derge lijke „tegenslagen" verre van zeld zaam zijn, is het gevolg vaak, dat de arbeider nog maar twee vrije dagen per maand geniet. UITSCHOT. Dat bij een dergelijke productie het percentage onbruikbaar goed ontstellend hoog is, laat zich begrij pen. Daar de fabrieksleiding echter het grootste belang er bij heeft zo weinig mogelijk uitschot te moeten afschrijven, wordt er op alle moge lijke wijze geprobeerd het uitschot kwijt te raken. Dus wordt bij het in laden in wagens of op vrachtwagens getracht de afval mede onderin te stoppen. De afnemer weet dit en stuurt daarom zyn controleurs naar de le verancier om toezicht te houden bij het laden. Dc leverende firma ont haalt deze lieden echter op wodka, leidt hen rond door de fabriek en doet alles om hun aandacht zoveel mogelijk af te leiden, teneinde de rommel ongemerkt kwijt te worden. Bij het uitladen op de plaats van bestemming komt dit echter aan het licht, de fabriek ontvangt dan een reclame, doch inmiddels is het maandplan reeds afgesloten, het prestatieloon en de premies uitbe taald, ofwel men werpt de schuld op de spoorwegen. De schaarste aan goederen, de gro te behoefte en het ontbreken van el ke concurrentie begunstigen deze knoeierijen. De ontvanger mag bij slot van rekening blij zijn, dat hij tenminste nog iets heeft ontvangen. Daar dit systeem zo gemakkelijk leidt tot allerlei knoeierijen, ligt het aan de andere kant voor de hand, dat men, zodra men dat nodig acht zoveel „sabotage" kan ontmaskeren al» men maar wil. De Russen zelf maken er een wrang grapje op en rangschikken zichzelf in drie grpe- pen: in gewezen gestraften, in ge straften en in toekomstige gestraften. LEIDSE STRATEN EN STEGEN staat op kantoor het verrichte werk te noteren en aan de hand van de normen te berekenen. Dat dit appa raat van controleurs door de arbei ders moet worden betaald, ligt voor de hand. Het succes van zulke controle is miniem. Ze kan niet alzijdig zijn;,, daartoe is de organisatie te slecht en het belang der controleurs zelf te gering. De controleur wordt ofwel volgens vaste loonschalen betaald, ofwel naar gelang de hoogte van de gemiddelde productie in het normen systeem. Is dit laatste het geval, het geen trouwens regel is voor de lage re controle-organen, dan heeft de controleur er in het geheel geen be lang bij storend in te grijpen in het productieproces of door een scherpe, doelmatige schifting van de slechte artikelen het aantal stuks van het geproduceerde te verminderen, waar door hij^zijn eigen inkomen zou be snoeien. ^Ontvangt de controleur een vast loon, dan wordt hij voor hoge prestatiecijfers en niet voor de be reikte goede kwaliteit met premies bedacht; hij heeft dus al even wei nig belangstelling als de arbeider zelf voor in hoeveelheid geringere, doch in kwaliteit betere productie. BUREAUCRATIUS. Wat 'n enorme hoeveelheid ar beidskracht door deze omslachtige controle-werkzaamheden en door de tot in het oneindige doorgedreven bureaucratisering niet productief be zig is, valt moeilijk te berekenen. De kleinste, meest vanzelfsprekende gang van zaken gaat door de bu reaux om te worden geregistreerd. Het is uitgesloten zelfs maar een schroef te krijgen, wanneer men daarvoor geen door vele personen van allerlei instanties ondertekende machtiging bezit. Is één van de tot ondertekening bevoegden niet te bereiken dan ziet geen mens er een been in een ma chine of een fabrieksinstallatie stil te laten liggen tot de formele ver gunning in orde is, liever dan om der arbeidswille een schroef uit het magazijn te halen, zonder het daar toe benodigde formulier te hebben- ingevuld. Deze starheid is een uit vloeisel van de angst om staatseigen dom door andere dan de voorge schreven kanalen te laten vloeien. Wanneer echter gebrek aan verant woordelijkheidsgevoel, wantrouwen en neiging tot het verbureaucratise- ren van de eenvoudigste voorkomen de gevallen drie eigenschappen van brede verbreiding samenval len, dan ontstaan situaties, welke even grotesk als karakteristiek zijn. ONGELOOFLIJKE STAALTJES. Staat geen persoonlijke werkgever is, die in de practijk kan beoordelen of iemand zijn best doet, zijn alk- richtlijnen theoretisch vastgelegd. Vandaar dan ook, dat de dagelijkse arbeidsprestatie van een Russische arbeider is bepaald in „normen". Wie arbeidt volgens zijn. „norm" krijgt het normale loon, wie daar boven uit komt krijgt meer, wie er onder blijft krijgt minder. Werkzaamheden, die zich met de beste wil niet in vaste normen laten bepalen, zoals kantoor- en schrijf- werkzaamheden, researchwerk e.d. worden in dagloon naar vaste tarie ven beloond. Nu houdt het systeem der normen, gebaseerd als het is op de hoeveel heid der productie, geen rekening met de kwaliteit ervan. De enige eis is, dat hetproduct bruikbaar is en daarbij wordt dan aan de betekenis van het woord „bruikbaar" de grootst mogelijke speelruimte gege ven. Massaproductie en nogmaals massaproductie dat is elke dag, ja elk uur weer opnieuw, de eis, dat is het Stachanov-systeem, hetwelk alle industrieële arbeid beheerst. Hoe het Kerkgebouw in Moskou. Vele kerken in Rusland zijn rijk getooid met torens. product eruit ziet, is een andere vraag. Geen kapitalistisch land zou het zich kunnen veroorloven zoveel rommel en uitschot te fabriceren, geen vrije ondernemer zou het in de concurrentiestrijd ook maar een half jaar kunnen bolwerken als in zijn fabriek zó werd gewerkt, zoals in. Rusland overal wordt gewerkt. De arbeider daar heeft er geen belang bij goed werk af te levereri. De hoofdzaak voor hem is, dat het veel is, want daar word. hij voor betaald, niet voor de kwaliteit. De normarbeid drijft juist tot slecht en slordig werken, omdat de meeste normen zó zijn, dat ze bij een enigszins zorgvuldige manier van af werken niet te verwezenlijken zijn. Het is echter niet zo eenvoudig dit kwaad tegen te gaan, want de Staat weet heel goed, dat hij door het verlagen van de eisen de kwali teit niet zou verhogen, doch hoog stens de intensiteit en het tempo van de arbeid zou verminderen. Want als de Russische arbeider minder be hoeft te doen, doet hij het daarom nog niet beter. Daarvoor is hij een Rus; en in Rusland wordt nu een maal op het oog" gewerkt en indien enigszins mogelijk met geen fijnere gereedschappen dan trekzaag, bijl en breekijzer. OMVANGRIJKE CONTRÓLE De Staat, ziet zich daardoor ge dwongen een omvangrijk controle apparaat in het leven te houden' voor toezicht en controle op de arbeid Het is werkelijk niet overdreven als men zegt, dat op elke tien mensen, die werken, er één komt, die alleen maar toezicht op hen houdt en -zelf geen vinger uitsteekt. Op elke twin tig mensen is er dan bovendien nog iemand, wiens werk er slechts in be- brengen is niet toegestaan zonder de voorgeschreven bestelbrieven, docu menten en geleidebiljetten, omdat anders nog meer dan nu reeds het geval is gestolen zou worden. De voor het onderhoud van de ar beiderswoningen verantwoordelijke functionaris van een steenbakkerij had aan twee meteselaars opdracht gegeven om in een der huizen een bakstenen stookgelegenheid te met selen. De bakstenen en de benodigde ijzerwaren had hij reeds met inacht neming der desbetreffende voor schriften verkregen en bij de plaats van het karwei, het buiten het fa briekscomplex gelegen woonhuis, la ten opslaan. Daartoe had hij tien uren in de kantoren van deze grote onderneming zoek gebracht: van in stantie tot instantie gaande ter ver krijging van de bouwvergunning, van het materiaal en van de voor het vervoer benodigde papieren. Einde lijk had hij de 18 handtekeningen, zonder welke het ten enenmale on mogelijk was, verzameld en reed hij weg met zijn 250 bakstenen, een ijze ren rooster en een kacheldeurtje. Hier dient opgemerkt, dat het aan tal handtekeningen niet overdreven is voorgesteld, maar precies het aan tal vertegenwoordigt dat volstrekt vereist was. De ongelukkige had er echter niet aan gedacht, dat voor dit karwei leem werd gebruikt als bindmiddel en geen cement, waarvan hij nog wat voorraad had. De beide metse laars, die de kachel moesten metse len, hadden de eerste dag doorge bracht met geduldig wachten op dit materiaal en verder niets gedaan. Nu zouden ze de tweede dag het leem gaan halen. Ze gingen daartoe met twee korven op weg naar de steen bakkerij, waar zoveel leem is als men maar wil. Alleen men krijgt het niet zo gemakkelijk naar buiten, zo als ze reeds spoedig zouden onder vinden. De beide arbeiders werd met hun korven weliswaar toegang ver leend tot het fabrieksterrein, doch toen zij zich met volle korven we derom bij de poortwachter meldden Klaus Ackermann geeft een paar voorbeelden ter illustratie. Iets uit een fabriek naar buiten i tigd en in de 19e eeuw een magazijn voor stadsgoederen. Wie vanuit de stad de Haven wil bereiken, doet dat via het Haven plein, dat aanvankelijk het verleng de was van de oude Herengracht en daarom ook zo heette. In 1893 werd hier de provinciale Grote Haven- brug gebouwd, die de situatie gron dig wijzigde. Dit pleintje werd voor heen ook wel de Koude Hoek ge noemd, in verband met het simpele feit, dat het er altijd waait, uit wel ke richting de wind ook komt. De Grote Havenbrug vervult een zeer belangrijke functie in het stads verkeer, minstens even belangrijk als de Blauwpoortsbrug, en dienten gevolge worden er bij deze brug da gelijks heel diepe zuchten geslaakt, om nog maar te zwijgen over het uiten van pittige krachttermen, wanneer de brug weer eens opge haald wordt om een schip door te laten. Vooral de kolenschepen naar de Lichtfabrieken maken van deze doorgang gebruik. Weliswaar is er in de Gemeentera^c. herhaaldelijk over gesproken en is er ook wel een be paalde regeling tot stand gekomen, maar desondankts worc'.en de bewo ners van de volkrijke stadswijken aan de andere kant. van de Haven herhaaldelijk in hun gang naar de stad gestuit. En omgekeerd. Overigens is de Leidse Haven toch wel gezellig. Men vindt er een aan tal aardige winkels en hoewel het niet de indruk van een wereldstad maakt het L toch wel interes sant het gedoe op en om de schepen gade te slaan. Inderdaad is het ver voer te water afgenomen door de snelle groei van het vrachtauto-ver- voer. Maar het zou toch niet eerlijk zijn alleen maar te vertellen, dat het in de Leidse Haven niet erg druk is, want ook elders in de stad meren schepen, wordt er geladen en gelost, kortom heerst er dc bedrijvigheid, die men in havens pleegt aan te tref fen. We denken hierbij slechts aan de Oude Beestenmarkt. Vijf en twintig jaar geleden dacht mer er in Leid n trouwens nog over een nieuwe haven te maken in de on middellijke omgevin^ van de nieuwe Veemarkt aan de Haarlemmertrek vaart. Die Veemarkt komt er wel vermoedelijk reeds binnen vier jaar maar over de aanleg van een nieu we Haven wordt niet meer gespro ken. We zullen het wel bij onze oude, vertrouwde en knusse Haventje moe ten houden Bureaucratie tot in het oneindige WE SCHRIJVEN het woord „Ha- ven" met enige voorzichtigheid neer, want de vraag rijst of in 'n stad als Leiden het stukje tussen einde- Haarlemmerstraat en Zijlpoort wel een haven genoemd mag worden. Inderdaad, het naambordje is op de muren geschroefd en er liggen zelfs enige schepen in het water. Wanneer we goed kijken, zien we bovendien nog een stapeltje vrachtgoed op de wal liggen, maar daarmede is dan ook het hele Leidse haven-beeld ge tekend. Veel bijzonders is het niet; we hebben dan ook nog nooit ge hoord van Leidse jongens, die op een meerpaal zaten te staren naar het haven-vertier en ondertussen droom den van verre reizen over zee Maar goed, we hebben dus een Ha ven in Leiden. En nog wel een ha ven van eerbiedwaardige ouderdom, want reeds lang vóór de vijfde stads uitleg (in 1644) toen de oude voor stad (buiten de vroegere Zijlpoort aan het einde van de Haarlemmer straat) bij de stad getrokken werd, was de Oude Rijn daar ter plaatse verbreed tot een Haven, die in 1575 werd vergroot en die zich sedert de uitbreiding van 1595 tot de singel gracht uitstrekte. Toen de stad in 1644 vergroqt werd van singelgracht tot Zuidsingel, waren er aan de Ha ven reeds enige werven en scheeps- makerijen in bedrijf. Deze uitbrei ding had tot gevolg, dat de oude Zijlpoort naar het einde van de Haven verplaatst werd. Eerst werd er een houten poort gezet in 1667 gevolgd door een stenen poort, ontworpen door de bekende stadsarchitect Wil lem van der Helm, over wiens werk enige maanden geleden in de Laken hal een interessante tentoonstelling werd gehouden. Dit werk is met de Morspoort het enige wat ons nog rest van de Leidse poorten, die in de 17e eeuw tussen de veilige stadswallen standen. Boven de Zijlpoort is een groot vertrek, dat in de 18e eeuw diende tot vergaderruimte voor de Rederijkers. Na 1736 werd er een school voor arme kinderen in geves- (Foto: „De Leidse Courant"). 0E RUS IS VOOR ONS EEN RAADSEL. Op zichzelf is de Russische volksziel reeds vrij gecompliceerd, maar nu zij in het dwangbuis van een vreemde ideologie en in de beslotenheid van het IJzeren Gordijn zich in een geheel eigen richting ontwikkelt, is zij raadselachtiger dan ooit. Wij hebben onlangs de Franse auteur van „Een visum voor Moskou" iets laten vertellen over zijn ervaringen, thans laten wij een ander aan het woord, de Duitser Klaus Ackermann, die jarenlang als krijgsgevangene in diverse kampen en fabrieken arbeid heeft moeten verrichten en zijn be vindingen heeft neergelegd in een boek, getiteld „Het Land van de Zwij gende Millioenen". Het behoeft geen verwondering te wekken, dat de één iets anders vertelt dan de ander, want het leven in een sovjetstaat is ge varieerd genoeg om allerlei aspecten te belichten, maar bovendien heeft» de Fransman slechts de buitenkant van het leven in Moskou kunnen gade slaan, terwijl de Duitser heeft kunnen doordringen in het dagelijkse leven van de arbeid. De een zag niets anders dan de voorgevel van het gebouw, de ander zag de achtertuin en de rommelzolder, die beide hun typische- betekenis hebben en conclusies toelaten, welke men uit de voorgevel niet zou kunnen afleiden. Vanzelfsprekend is de voormalige dwangarbeider het beste thuis in de wereld van de fabriek en de werkplaats' en daarover schrijft hij dan ooki uitvoerig en gedetailleerd. Totaal ontoereikend In het algemeen komt Klaus Ackermann tot de conclusie, dat de Russische industrie de bevolking op totaal ontoereikende wijze verzorgt, hetgeen te wijten is aan het systeem zelf. En wanneer men leest, hoe dat systeem in elkaar zit, is dat wel be grijpelijk ook. Natuurlijk heeft men in Rusland het driewerf vervloekte kapitalisti sche systeem afgeschaft en werkt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1953 | | pagina 5