Nederlandse cultuur - schatten bijeengebracht in schitterend bospark Arnhems Openluchtmuseum is geen museum! Veel boerderijen en molens De Turfmarkt wordt over vijf jaar een zeer belangrijke verkeersweg ZATERDAG 14 JUNI 1952 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD - PAGINA 1 Foto links: de Zaanse buurt met op de voorgrond de Ouderkerksc ophaal brug. Foto rechts: interieur van het Achterhoeks Los Hoes. Foto onder: de Spinnekop-watermolen met op de achtergrond de bovenkruier-koren molen. (Foto's: „De Leidse Courant"). HET WOORD „MUSEUM" is voor vele mensen al voldoende om mot iets van afgrijzen in hun stem te zeggen: „Mij niet gezien!" Helemaal ongelijk geven kan men die lieden niet, want helaas zijn vele musea slechts troosteloos sombere gebouwen met een meer of min indrukwekkende in ventaris van al of niet waardevolle, curieuze of historische voorwerpen, veilig weggeborgen in glazen vitrines, achter hekken of palen met koorden, voorzien van waarschuwende opschriften „Verboden aan te raken", „Niet op gaan zitten", „S.v.p. niet leunen", enz. De bezoeker voelt reeds na drie minuten een stekelige pijn in z'n rug, veroorzaakt door de alles-doordrin- gende blik van ondoorgrondelijke zaalwachters, die merkwaardig ver schijnsel veelal hun gezicht" met een snor bekleed hebben. Zij zeggen niets en geven geen antwoord op gestelde vragen, uit angst dat de bezoeker slechts vragen stelt om z'n mede-bezoeker in de gelegenheid te stellen het harnas van Willem van Oranje ongemerkt in z'n portefeuille te stoppen. De bezoeker sluipt op z'n tenen van de ene zaal naar de andere, als be vond hij zich in een sterfhuis, hetgeen trouwens gedeeltelijk juist is, omdat in vele musea de vervlogen eeuwen een zwijgende, langzame dood sterven. omdat ook in musea-kringen moder ne opvattingen baan gebroken heb ben. Er is een overzichtelijker wijze van opstellen en combineren van voorwerpen gevonden, die het ge heel iets minder zwaar te verteren maakt. Maar musea zijn doodse in stellingen gebleven; slechts werke lijk geïnteresseerden (wetenschap of hobby) kunnen er met volle teugen Huiselijke sfeer Nu is het vrij eenvoudig een der gelijke caricatuur van een museum te tekenen. Het is natuurlijk lichte lijk overdreven, zoals alle caricatu- ren. Maar er zit een kern van waar heid in, ook al is er de laatste de cennia veel ten gunste veranderd, PRACHTIG BOSPARK. Hoe geheel anders is dit in het Openluchtmuseum te Arnhem. Geen kille zalen met zwijgende bewakers en slechte ventilatie. Maar een bos park van indrukwekkende schoon heid, met brede wandellanen onder machtige bomen, die hun hoge tak ken ineenstrengelen tot bogen als van een go:thische kathedraal. De zon speelt er een vrolijk spel, op zoek naar een gaatje in het dichte bladerdek, om daar doorheen een gouden straal te spietsen, die grillige figuren tekent op het bostapijt, dat moeder Natuur en vader Tijd samen weefden van bladeren, mos en den nenaalden. Hier en daar een open plek met struikgewas of gras, een stil-bezonken vijverpias of een zach te glooiing tegen een achtergrond van blauwe lucht met witte wolken velden. Hier en daar verspreid tussen dit glorieuze natuurschoon liggen ge bouwen, groot en klein, met typi sche verschillen in bouwstijl en Het Openluchtmuseum bestaat uit een aantal woningen, boerderijen, werkplaatsen, molens, enz., afkom stig uit het hele land, kenmerkend voor een bepaalde streek of provin cie, veelal gedoemd om te verdwij nen wanneer dit tenminste nog niet gebeurd is en plaats te ma ken voor de moderne scheppingen van architecten, die met alle waardering voor hun sociale, hygië nische en culturele begrippen meestal geen kans zien op hun bouw werken het stempel te drukken van eigen plaats of streek. De nieuwe woningen, die in het Limburgse Schinnen verrijzen, kan men pre cies eender terugvinden in het Gro ningse Martenshoek ECHTE PLAGGENHUT. Nauwelijks is de bezoeker het toe gangshek gepasseerd (a 40 cent) of hij staat voor een echte plaggenhut, zoals men die enige tientallen jaren geleden nog aantrof op de Drentse heide. Het is er binnen schemerig donker en aarzelend loopt de bezoe ker over de lemen vloer. Voor de ra men hangen kranten, die dienst doen als vitrage-gordijnen. Met een schaar zijn er figuurtjes in geknipt. Men kan het zich nauwelijks inden ken, dat hier mensen in gewoond hebben, gegeten, gekookt en gesla pen. Nog kleiner is de Volendammer vissershut, een primitief houten keetje van nauwelijks twee bij twee meter, waarin vroeger de Volendam mer vissers sliepen wanneer ze in Amsterdam hun paling verkochten. De laatste vissershut werd tot 1918 in Amsterdam-Noord gebruikt. Men vindt er ook het Twentse „Los Hoes", het 17e eeuwse keuter- boerderijtje, waarin mensen en vee woonden in één ruimte. Men kan nauwelijks zien waar de woon-keu- ken in vee-stal overgaat. De wan den bestaan uit eikenhouten geraam ten, die opgevuld zijn met vlecht werk, dat met leem bestreken werd. De inrichting van dit los hoes (open huis) is volkomen in styl LEIDSE STRATEN EN STEGEN gehouden, uitsluitend met echte meubelen en gebruiksvoorwer pen, die alle hun eigen vaste plaats hebben .Men heeft slechts weinig fantasie nodig om zich in te kunnen denken, dat de boerin zojuist van tafel is opgestaan en straks weer in de deuropening zal verschijnen. Het is juist deze echtheid, die dit Openluchtmu seum levend maakt. Anders van bouw en indeling, maar volgens hetzelfde principe, Ir het Achterhoeks Los Hoes, waarvan de gehele authentieke inventaris bij eengebracht werd door de bewoners van Lichtenvoorde, die hiermede een navolgenswaardig voorbeeld ge geven hebben. Slechts door geza menlijke krachtsinspanning kan het Openluchtmuseum z(jn bezittingen uitbreiden. Hoe stemmig is hierin de haard, centrum van huiselijk leven, waarvan de rook zich een uitweg moet zoeken door de haast altijd openstaande deuren of door de ope ningen in het dak Zo is er ook een Veluwse boerde rij, een Achterhoekse boerderij, een boerderij uit Vollenhove, een Zuid- Limburgse hoeve, een Brabantse bierbrouwerij, een Veluwse papier molen, een Kennemer blekerij, een kolenbranderij, een olieslagerij, een eendenkooi en een Veluwse schaaps kooi. vorm. Dat is het eigenlijke museum, een verzameling van kleine musea die niets weg hebben van een mu seum in de gebruikelijke vorm, om dat er een sfeer van huiselijkheid hangt, omdat er leven is, ook al blijft alles roerloos op z'n plaats staan. ZAANSE-BUURT. Bijzonder aardig is de Zaanse buurt, die men bereikt over een op haalbruggetje, dat uit Ouderkerk aan de Amstel afkomstig is. Aan weers zijden van het smalle straatje staan de groenen houten geveltjes als het décor van een sprookjes-opera. Wie een der huisjes binnentreedt, bemerkt echter, dat het hier geen sprookje geldt, maar werkelijkheid, zij het dan een werkelijkheid die voorbij is of dreigt te gaan. Het is verrukke lijk een echt kopje koffie te kunnen drinken in de oude Zaanse herberg of een kijkje te nemen in de „Tabak en snuif-, annex koffie- en theewin kel Het Wapen van London, anno 1791". Heel rokend Zaandam kocht hierin vroeger zijn rokerswaar. On beschrijfelijk mooi is het koopmans huis, ook wel Goedejaarshuis ge noemd, omdat de bewoner, wanneer hij een goed jaar achter de rug had, een vleugel liet aanbouwen. De Zaankamer is beschilderd met land schappen en stadsgezichten, de pronk kamer een verzameling van verruk kelijke kunstnijverheid. UREN RONDDWALEN. Het zou ons te ver voeren alles te beschrijven. Met een enkel woord gaan we voorbij aan het Marker vis sershuis en de Marker scheepswerf, aan het Hindelooper binnenhuis (dat antiquairs het water in de mond doet komen!) de gruttcrij, de geneeskrüid- tuin en de vinkenlaan. Men kan er uren ronddwalen en kijken; men kan er kolommen over vol schrijven! (Zie vervolg pag. 2, tweede blad) Kapel met onder een slip van het dak het houten kluizenaars-huisje, waarin Klaus von der Flüe woonde. ER IS WEL een zeer bijzondere aanleiding om deze week over de Turfmarkt te schrijven. Want juist dezer dagen is de nieuwe be strating gereedgekomen, die de prae- historische kinderkopjes vervangen heeft door moderner straatklinkers. Geen fietsende Leidenaar, die er om zal treuren; in tegendeel! Overigens mag men in het feit, dat hier een nieuwe bestrating is aangelegd, wel een aanwijzing zien, dat uitvoering van de grootse plan nen ten aanzien van de Turfmarkt nog wel enige jaren op zich zullen laten wachten. Zoals bekend komt er een nieuwe brede weg van dt tunnel Rijnburgerweg over het Schutters veld, langs molen „De Valk", over de Veemarkt en Turfmarkt naar de Prinsessekade. Hiervoor zal de Turf markt echter aanzienlijk verbreed moeten worden, ten koste van het langsstromende water. Bovendien moet er een nieuwe Turfmarktsbrug komen, een ophaal- of basculebrug, terwijl het terrein van de oude Bees tenmarkt, waar thans de autobussen hun vertrekpunt hebben ingekrom pen moeten worden om een nieuwe en ruimere bocht te maken voor het scheepvaartverkeer, nodig voor de nieuwe brug. Er staan dus wel enige verande ringen op het programma, maar de directeur van Gemeentewerken deel de ons mede, dat het heel voor zichtig geschat, want er moet geld voor zijn en het hangt samen met de verplaatsing van de Veemarkt nog wel vijf jaar zal duren voordat dit Turfmarkt-plan kan worden uit gevoerd. De Turfmarkt, van Blauwpoorts- brug naar Oude Vest, is aangelegd op de vroegere vestwal aan het ein de van de Blauwepoort. Omstreeks 1500 mocht de in Leiden aangevoer de turf alleen gelost worden op het open terrein aan de Mare naast de Donkersteeg, die toen aan de wa terkant nog niet bebouwd was. La ter werd de turfmarkt verplaatst naar het Rapenburg, ongeveer op de plaats waar thans de R.K. Jongens school staat, tegenover de Universi teit. Pas na de stadsuitbreiding van 1611 werd de markt verplaatst naar bovengenoemde vroegere vestwal, die als zodanig niet meer werd ge bruikt. Voor iedere aangevoerde ton turf moest een duit betaald worden, reden waarom men de Blauwepoort ook wel Duitjespoort noemde. Naast deze poort, die in 1735 werd gesloopt, bevond zich een vertrek voor de Commissaris der turfdragers en op de hoek van de vroegere Paarden- steeg stond een huisje van het Turf- dragersgilde, waaraan een z.g.n. turfbel hing. Er is van dit alles weinig overge bleven. Op de Turfmarkt wordt geen turf meer verhandeld en, evenwij dig lopend met de veel bredere Steenstraat, zou zij voor het verkeer zeer weinig betekenis hebben, ware het niet, dat er nog een Blauwpoorts- brug bestaat, die de eigenaardige ge woonte heeft op de meest ongelegen ogenblikken voor het verkee- afge sloten te worden, zodat haastige rei zigers gedwongen worden hun toe vlucht te nemen tot de Turfmarkt. Wanneer zij dat niet snel genoeg doen, lopen zij het risico, dat de Turfmarktsbrug juist voor hun neus wordt afgesloten en opengedraaid... Een bijzondere functie verricht de Turfmarkt bovendien op Vrijdag, wanneer de boeren ter veemarkt gaan en het vee er de duidelijkste sporen achterlaat. Over de Turfmarkt zelf valt niet zoveel te vertellen. Het is een ver zameling van degelijke winkels, waarin de rijwielbranche met vijf winkels opmerkelijk naar voren springt. Wanneer de nieuwe weg eenmaal aangelegd zal zijn, zitten deze winkels op een prima winkel stand! Hoewel dus de Turfmarkt niet zo'n bijzonder drukke verkeersweg is, heerst er toch altijd een zekere be drijvigheid. Deze wordt niet in het minst veroorzaakt door het scheep vaartverkeer. Vaak liggen er sche pen gemeerd en 's zomers liggen de salonboten van gebr. Ha-land te wachten op het vertrekuur voor hun tochten over de meren. Vanaf de Blauwpoortsbrug levert de Turfmarkt een alleraardigt stads beeld op, met molen „De Valk" sier lijk omhoog rijzend op de achter grond. En wie de hoek omslaat bij de Oude Vest, wordt bekood door een ander stadsgezicht, waarin het stedelijk museum „De Lakenhal" een centrale plaats inneemt. Deze foto werd genomen vanaf de Oude Beestenmarkt, dus in de rich ting van de Blauwpoortsbrug. (Foto: „De Leidse Courant") Zon.dagmoAi}£n BROEDER KLAUS IJOE dikwijls zijn we al niet met dank in 't hart het kronkelpad afgelopen, dat neerdaalt naar de Ranft of kloof te Füeli? Er zijn ons velen voorgegaan en nog velen zullen ons volgen, want dit paadje wordt drukbetreden door mensen, gebukt onder zorgen, door mensen, die er gens mee in de knoop zitten en op eigen kracht die knoop niiet kunnen ontwarren. De man, die gewoond heeft beneden in de lommerrijke kloof van Flüeli, verstond tijdens zijn leveni op wonderbare wijze de kunst raad en uitkomst te geven. Deze won derbare gave, welke eeuwen geleden Zwitserland redde van de burgeroor log, heeft broeder Klaus von der Flüe behouden. Het drukbetreden pad, dat afdaalt.in kronkelingen naar het kluizenaars-huisje en kapelletje, getuigt het. De erkentelijkheid noopt ons ertoe, het ook persoonlijk te ver klaren. Wie ergens mee omhoog zit en zijn moeilijkheid broeder Klaus aanbeveelt, zal zeker heul en op luchting krijgen, verbazingwekkend spoedig soms, verbazingwekkend soms ook om het antwoord, dat men krijgt en dat niet altijd strookt met wat men gehoopt en verwacht had. Het blijkt dan later pas, dat het 't goede antwoord was. Broeder Klaus officieel de H. Ni- colaas van Flühe, beschermheer van Zwitserland is niet iemand bij wie men zich meteen op zijn gemak voelt. Hij heeft iets ondoorgronde lijks over zich, een boerse gesloten heid, een mannelijke rechtschapen heid „een heilige op klompen" en zijn leven is gegaan op een hoogte van begenadiging, welke het niet raadzaam maakt ook maar te trach ten in zijn voetspoor te treden. Hij groeit boven het „Allerheiligenwoud" uit heeft Heinrich Federer gedicht als een altijd-groene spar. Hij rijst in de berg-keten van heiligen om hoog als een met gletschers en sneeuw bedekte top, schitterend in het zonnelicht, geheimzinnig in zijn levenswijze, ongenaakbaar in zijn uitverkiezing. Maar deze stoere man, altijd godvruchtig en plichtgetrouw, aan wie, op de middelbare leeftijd gekomen, bevolen werd letterlijk als een engel te leven, zonder spijs of drank, met achterlating van huis en hof, van vrouw cn kinderschaar, deze man heeft vóór hij dat godde lijk bevel verstond en het opvolg de, een tijdperk van bekommernis doorworsteld, waarbij vergeleken alle andere menselijke zorgen licht ver teerbaar zijn. Door eigen harde er varing, weet broeder Klaus, wat het betekent in moeilijkheden te zitten en hij uitverkoren vriend van de H. Drievuldigheid helpt waar hij helpen kan. Wij hebben vernomen, dat Sach- seln, waar in de luisterrijke parochie kerk zijn lichaam „ingezilverd" rust, door de Kath. Reisvcreniging is uit gekozen tot een van de verblijfs- middelpunten. Nu, degenen die in dat bekoorlijke en gebenedijde oord ko men, moeten niet vergeten maar dan in stilte en alleen naar de kloof van Flüeli te gaan en er de vreemde les te leren, welke Broeder Klaus hun ter bestudering zal op geven. MARIUS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1952 | | pagina 5