Prachtig drijfwerk en barokke zwierigheid in strakke gothiek Langeraarse kerk in't goud I De gebrandschilderde ramen van Pieter Geraedts in Warmond ZATERDAG 17 MEI 1952 PE LEIDSE COURANT PERDE BLAD PAGINA 1 Wanneer de parochianen van de H. Hadrianus te Langeraar in deze dagen hun kerk betreden, hoort men i ze tegen elkaar fluisteren: „Het dam-1 bord is verdwenen!" Voor een bui- tenstaander is dit vermoedelijk een enigszins duistere uitdrukking, maar men bedoelt er mee, dat de vloer J van zwarte en witte tegels heeft plaats gemaakt voor een wat fleu riger grondbedekking, die hoofdza kelijk bestaat uit witte tegels met zwarte spikkeltjes, die langs de ban ken en muren met groen zijn afgezet en in het midden, door een motiefje in oranje, het frisse aanzien ver sterkt. De buitenstaander zal overigens weinig belangstelling hebben voor deze vloer, die de parochianen hun pastoor hebben aangeboden bij ge legenheid van het vijftigste jaar der kerkconsecratie, welk gouden jubi leum op 22 Mei a.s. wórdt gevierd. Zijn aandacht werd getrokken, toen hij in het wijde polderland een mach tig neo-gothisch bouwwerk zag op- rijien, dat bij nader onderzoek de parochiekerk van Langeraar bleek te zijn. Het moet voor een vreemde ling een merkwaardige ervaring zijn om in een klein plaatsje zo'n grote, fraaie kerk aan te treffen. Genoeglijke zwier langs de wand. Eerder dan in een stad zal hij de neiging vóelen om naar binnen te stappen en te zien, of het inwendi ge van deze kerk beantwoordt aan de verwachtingen, die zij aan de buitenzijde wekt. Men wordt ogenblikkelijk getrof fen door de statigheid en sierlijkheid van het gebouw. De blik gaat het spijt ons voor de gulle gevers van de nieuwe vloer op de eerste plaats omhoog, om te dwalen langs het fraaie lijnenspel, dat uit de gro te gewelf koepel harmonieus in de pilaren over gaat, die hierdoor op een volkomen natuurlijke wijze ont staan. Een zeer bijzonder bezit van deze kerk is het twaalftal beelden, dat men in rijen van zes in de zijbeu ken langs de wanden ziet staan. De ze beelden, die de twaalf aDostelen voorstellen, stammen uit de zeven tiende eeuw. Zij vormen eigenlijk een sterke tegenstelling tot de sta tigheid van het kerkgebouw, waar mede we overigens niet willen be weren, dat zij beter van hun conso les kunnen worden verwijderd. In de omgeving van strakke gothiek komen deze barokke beelden eigen lijk nog beter tot hun recht dan in hun eigen sfeer. De grilligheid van hun vormen krijgt hier een bijna ge noeglijke zwier en charme. Als men er rustig in de bank gaat zitten, komt men niet uitgekeken op deze prachtige met de hand uit hout ge sneden beelden. Wie wat dichterbij komt en goed oplet, valt het op, dat alle consoles de eeuwen niet over leefd hebben. Duidelijk is dan te zien, welke van hout zijn en welke later, in een gemakzuchtiger tijd perk, als plaatsvervangers eraan zijn toegevoegd. Het is de moeite waard er eens een half uurtje voor uit te trekken, om speciaal de koppen te bekijken. Er zijn schitterende karak teristieken ingelegd. Preekstoel uit de toon. Vooraan in de kerk zijn er twee dingen, die heel sterk opvallen. Op de eerste plaats vraagt men zich af, hoe men ooit een dergelijke preek stoel in deze omgeving heeft kun nen plaatsen Hij is van wit mar mer met over de rand een rood kus sen. Op zich is deze preekstoel heel mooi en eveneens zeer kostbaar. Dit maakt de disharmonie, die hij te- Prachtige apostelbeelden langs de wand. Foto N. v. d. HORST. fraaien, terwijl nu het tegenoverge stelde het geval is. Het tweede feit, dat direct in het oog springt, is de kleine oppervlakte van het priesterkoor. Dit is overi gens minder raadselachtig. Misschien is het bouwplan op het laatste nip pertje iets minder groots van opzet moeten worden, ofwel is het aantai j gelovigen sterker uitgebreid dan men voorzien had. De eerste rij ban ken bevindt zich nu, waar eigenlijk de communiebank moest staan. De ze laatste is echter naar voren ge schoven en de ruimte, die tot het priesterkoor behoort, biedt nu de ge lovigen gelegenhëid om zich op te stellen als zij tot de H. Tafel willen naderen. een van de zeldzaamste marmersoor ten zien, die in Nederlands bezit zijn. Er wordt zelfs beweerd, dat dit mar meren blad van de communiebank op een stuk uit het Vredespaleis in Den Haag na het kostbaarste is, wat Nederland op dit gebied heeft. Schitterend drijfwerk. Het hoofdaltaar, dat nog geen vijf tig jaar in deze kerk staat, draagt eveneens de kenmerken der gothiek. Boven het tabernakel ziet men een strak spits toelopend lijnenspel vu' licht koper en ter weerszijden vier bijbelse voorstellingen, gevat in een raam van licht koper met eveneens De communiebank is een van de spitstoelopende bogen, vele kostbare bezittingen van deze j Deze vier voorstellingen, de brui- kerk. De marmeren plaat heeft een loft van Cana, de wonderbare brood- mooie kleurencombinatie, waarin j vermenigvuldiging, de vrouw bij de diep rood domineert. Men kan hierput van Jacob en de Emmaüsgan gers, zijn bronskleurig en vallen daardoor op een afstand niet zo op. Zij zijn echter van het prachtigste drijfwerk, dat getuigt van kunste naarschap, maar eveneens van vak manschap. Deze taferelen zijn allen uitgeslagen in een koperen plaat en wanneer men van de zijkant van het altaar af kijkt, blijkt dat sommige gedeelten ongeveer 9 a 10 centimeter uitsteken. Dit bewonderenswaardige werk is van Jan Brom. De andere voorstellingen op het altaar zijn zogenaamd emaillewerk. Men ziet o.a. de zeven sacramenten met in het midden, op de deur van het tabernakel, het H. Sacrament des Altaars. Op de communiebank treft men ook nog zeer fraai drijfwerk aan o.a. de mannaregen in de woestijn en het laatste avondmaal. Op dit laatste is de tweede staande apostelfiguur, van links pastoor Van Dijk, de bouwpas toor van de parochie. Kunstzinnige pastoor. Dat pastoor Van Dijk een kunst zinnig man was, blijkt reeds over duidelijk uit de prachtige Lange raarse kerk en het interieur ervan. Zijn goede smaak ging echter ge paard met scheppend vermogen. Van dit laatste getuigen twee met de hand gesneden houten lezenaars, die als boekdrager hebben de bekende ade laar met de uitgeslagen vleugels, en de twee kruisen op de beide zij-alta ren. De zij-altaren zijn van wit mar mer en passen niet bij het hoofdal taar, Hoewel zij uit de toon vallen, is het toch de moeite waard om hier even te gaan kijken. Men ziet er na melijk de beelden van Maria en de H. Hadrianus, de patroon der paro chie. Zij zijn in dezelfde stijl als de beelden van de twaalf apostelen. Ook hier valt weer op het vermogen om het karakteristieke uit te beel den. Het beeld van de H. Maagd straalt een serene sfeer uit, terwijl in de H. Hadrianus het stoere van de krijgsman uit houding en gelaats uitdrukking spreekt. Het is onmogelijk om in een arti kel de bezienswaardigheden van de Langeraarse kerk samen te vatten. Tot besluit willen wij echter nog wijzen op de twee zeer oude biecht stoelen. Uit welke eeuw deze stam men is niet bekend. Men mag echter niet verzuimen het mooie houtsnij werk, o.a. Koning David na zijn zon deval en De verloren zoon, aandach tig te bekijken. TxmdaqtrvoJujMi EEN JONGE MAN sen zijn wasgoed. Ook daarbij een briefje: vierde vervolg van een verhaal in een der dagbladen over een jon geman, Jan Verleun, die tijdens de bezetting door de Duitsers is dood geschoten, op de Waalsdorpervlakte. De eerste afleveringen van dit ver haal hebben we niet gelezen, zodat we van Jan Verleun niet anders we ten, dan dat hij een jonge man was, die bij het ondergrondse werk is ge grepen en geruime tijd in de gevan genis op de dood heeft zitten wach ten. Tijdens dat wachten heeft hij in de cel brieven naar huis gschreven en er door weten te smokkelen. Wat er in het vierde vervolg is opgeno men van brokstukken uit die brieven, kentekent hem als een dappere jon geman. „Ik ben niet van plan om uitge breide jeremiades te gaan houden" schrijft deze ter dood veroordeelde jeugd „daar houden we geen van beiden van, nietwaar? en het is per slot van rekening helemaal niet op zijn plaats, want ik ga alleen maar een goed plaatsje voor jullie Boven uitzoeken, en ik ben van plan om daar maar meteen te blijven. Dat lijkt wel zo verstandig". Hij weet, voor de vrijheid van zijn vaderland de goede strijd gestreden te hebben: „Wees er trots op Neder lander te zijn en je niet te laten knechten, door niemand dan door God". Hij begrijpt wel, dat men thuis erg geschrokken is, toen men hoorde: „dat ik het haasje was", maar hij blijft vol goede moed, want: „ik g naar Jezus om geridderd te worden' Tijdens de Kerstdagen in de gevan genis kreeg hij van de Duitsers, na maanden hongeren, flink te eten. Jan Verleun dankt God voor deze goede gaven, maar liet er onmiddellijk op volgen: „God, Gij hebt me zulke over vloedige maaltijden geschonken, er toch vraag ik U weer om eten: laat me aanzitten aan Uw Hemelse Maaltijd. Versterk mijn ziel met Uw Lichaam en Bloed. Dat is het enige Grote Verlangen, dat ik hier ken, en waarom ik U dag en nacht zal smeken". Een week voor zijn dood heeft hij schriftelijk gebiecht op een lapje zij de, uit de gevangenis gesmokkeld tus. In de vroege morgen van de 7e Januari 1944 is Jan Verleun op de Waalsdorpervlakte in de duinen ach ter Wassenaar doodgeschoten. Het is onbekend, of zijn „Groot Verlangen", hier op aarde, is vervuld. Maar het moet voor ons, die soms zo gedachteloos en slordig te com munie gaan, of uit luiheid en vadsig heid in 't geheel niet te communie gaan, iets betekenen, deze ter dood veroordeelde levens- en strijdlustige jonge man tussen de vier bleke mu ren van 'zijn cel te zien zitten, met geen ander verlangen, het „enige Grote Verlangen" (de hoofdletters zijn door hemzelf zo geschreven) dan H. Communie. Welk een heimwee in dit jonge hart maar een vereniging van hart met Hart! In de lentebloei van het leven is deze jongeman doodgescho ten en gekuild in het duinzand. Zijn enige „Grote Verlangen" is ver vuld. Alleluja! MARIUS. laatste tijd veel aandacht aan be steed wordt, in de kunstkronieken", is het wel dat der religieuze kunst. Een der jongste evenementen, dat veel stof deed opwaaien, was de ten toonstelling van moderne religieuze kunst in Eindhoven. Er was practisch geen katholiek blad, dat hieraan niet een uitgebreid artikel wijdde, of lie ver nog, aan de protesten, die van allerlei zijden oprezeni tegen deze „ontaarde kunst". Over het algemeen moeten we een schrikbarend tekort aan waardering voor de hedendaagse kunst constate ren bij de katholieken. Wijdde on langs „De Tijd" niet een hele serie artikelen aan deze verhouding om tot dezelfde trieste conclusie te ko men? Veelal verkeert de smaak nog in een onontwikkeld stadium, een hang naar het uiterlijk schone, maar intens vervelende, door zijn onbedui dendheid. Het nietszeggende moet als uitdrukking dienen van godsdiensti ge ontroering. Spanning en bewogen heid ontbreken ten enemale aan deze voorstellingen; het zijn niets anders dan vormen, die aan iedere realiteit vreemd zijn. Was niet de lijdende Christus een mens, afschuwelijk met wonden over dekt, gebroken, afzichtelijk wellicht om naar te kijken? Als wij dit den zien bij een van onze medemen sen, zouden wij dan niet bewogen, gebroken zijn bij het besef van zo veel ellende en verdriet? Wel, het- weeg brengt echter raadselachtiger, geen de lijdende Christus ervoer, was omdat men voor hetzelfde geld en niets anders, behalve dat het mense- waarschijnlijk ook voor minder het l lijk lijden te boven ging. interieur zou hebben kunnen ver- Moet dan niet eerst deze realiteit gezocht worden, voor wij verder gaan en dit verdiepen, in plaats van deze realiteit te ontvluchten en ons over te leveren aan de fictie van het zoe-1 telijke? Het komt ons voor alsof dit nog een overblijfsel is uit een tijd, waaraan iedere realiteitszin .vreemd was, die zich met ijzig rationalisme wierp op weelde en uiterlijke schoon heid. Zou Christus mooi geweest zijn? Misschien helemaal niet. Het Evan gelie beschrijft nergens hoe Hij er uit zag, maar wel wat Hij deed, hoe sterk zijni karakter was. Zouden wij ons niet beter aan deze realiteit hou- dën? Dit alles ging ons door het hoofd, toen wij in een gezellige kamer zaten j bij Pieter Geraedts, een schilder, die op het gebied van religieuze kunst al het een en ander gepresteerd heeft. Aanleiding tot dit bezoek was een viertal gebrandschilderde ramen van zijn hand, die een maand of wat ge leden in Huize Liduina te Warmond geplaatst zijn. We wilden wel eens wat meer we ten over deze tak van kunst, waarvan wij zoveel mooie producten kennen in Frankrijks kathedralen. Het is interessant de oorsprong te weten van deze ramen. In de Middeleeuwen was de tech niek nog niiet zo ver gevorderd, dat men een grote ruit kon maken. Toch wilde men wel wat meer licht in de kerk hebben en in sommige gevallen opengebleven ruimten benutten. Met lood werden dan kleine stukken „Het laatste avondmaal", staaltje van kunstig drijfwerk in de communiebank, iinks is pastoor Van Dijk. i Tweede staande figuur va Foto N. v. d. HORST. aan elkaar gevoegd tot één groot raam. Al spoedig wr: hier een gele genheid om de „Bijbel der Armen", zoals het beeldhouwwerk der kathe dralen wel genoemd wordt, uit te breiden in de vensters. Kunstenaars gingen aan het werk om ook hier bijbelse voorstellingen en legenden uit te beelden. Het werd een kunst werk van weergaloze schoonheid, door de tijd nog meer gerijpt. We hoeven echter niet zo ver te gaan om zoiets moois te zien. Beroemd zijni de Goudse Glazen in de St. Jans-kerk te 'Gouda, uit het begin der 17e eeuw. I Dichter bij huis vinden we prachtige ramen in de Hervormde kerk te Lis- fse uit eind 17e eeuw. Nadat vele eeuwen het glasschilde- ren in onbruik geraakt en vergeten was, is het sinds enige tijd weer in l opbloei. r De grote Maastrichtse schilder Jonas heeft bewezen dat hier voor de beel. dende kunst een prachtige mogelijk- iheid openligt om bij te drageni tot -verfraaiing van kerken, kapellen en kloosters. Hoe gaat dat nu in z'n werk? De schilder tekent de voorstellingen len geeft de contouren der stukjes jglas aan met de kleuren, die hij er- I voor wenst. Dit ontwerp gaat nu naar ide glazenmaker, die de stukjes glas van verschillende kleur (er zijn dui zenden kleuren en nuances) snijdt. Hij stuurt dit naar de schilder die er met speciale verf tekening in brengt, zoals plooien in kleren, gezichten, licht en schaduwpartijen. Bij de ra men van Huize Liduina is dat aan beide zijden gedaan, waardoor de kleur dieper en het licht fonkelen- der geworden is. Is dit nu gebeurd, dan wordt het glas gebrand, de verf er a.h.w. op vastgelegd. De laatste fase is het aan brengen der loodverbindingen. In de Middeleeuwen brak er wel eens een stuk glas in tweeën. Geen last, men zette de stukken met een loodstrip aan elkaar, en al sneed dat een ge zicht in tweeën, d voorstelling leed er niet onder. In de kapel van Huize Liduina zijn er ramen geplaatst en twee kleine medaillons. Twee ramen stellen en gelen voor met druiven en tarwe, sym bolen van het H. Sacrament des Al taars. Op het linkerraam is St. Lidui na afgebeeld. Er tegenover St.-Fran- ciscus. Deze laatste vooral is zeer expressief en heeft iets van de kracht van het Romaans beeldhouwwerk. Wetenswaardig is nog het feit, dat de religieuze kunst haar voorschrif ten heeft (Prof. Timmers: Iconogra fie. Uitg. Spectrum). De diverse hei ligen hebben allen hun symbolen, waarmee ze ook moeten worden afge beeld. Dat stelt vaak hoge eisen ian de kunstenaar. Hij moet hier voort durend rekening mee houden en dient zich dikwijls terwille daarvan beperkingen op te leggen. Een van de moeilijkste opgaven is het Heilig Hart. Een persoonlijke visie hierop weer te geven is uitermate moeilijk. Hoewel het gesprek met Pieter Ge raedts ging naar aanleiding van de gebrandschilderde ramen is het niet bij de religieuze kunst alleen geble ven. Zoals het bij een schilder be taamt hing het huis vol doeken. We zagen portretten, levensgroot, van zijn gezin en vele andere wer ken. We kwamen onder de indruk. Hier werd hard gewerkt. Een idee dat het grote publiek nu eenmaal niiet heeft van de kunstenaar over het alge meen. Na deze middag zijn wij er dan ook nog meer van overtuigd, dat ook deze mensen werkers zijn, dat ook voor hen gold: „In het zweet uws aan schijns zult ge uw brood verdienen" Maar gelukkig dat dat zweet soms zo schone resultaten oplevert. MAX MEYER. boekbespreking Oom Henri, door Marcel Jou- handeau. Uitgave Foreholte (Parelsnoer-reeks), Voor hout. De figuur van oom Henri, door Marcel Jouhandeau in zijn nieuwe werk tot leven geroepen, is een man, die de hem aangeboden levenskansen niet kan of niet wil benutten. Hij ge voelt zich eerst dan gelukkig, wan neer hem door eigen schuld alles ont vallen is en hij als een pauper in de achterbuurt van een wereldstad een ellendig leven leidt. De zoon van zyn zuster weet tot zijn verblijfplaats door te dringen en zijn vertrouwen te winnen. Samen met zijn moeder tracht hij „het zwart schaap van de familie" tot een meer normaal leven te brengen, een poging die jammer lijk mislukt. Uit het huwelijk, dat oom Henri in zijn jeugdjaren geslo ten heeft, is een volkomen a-sociaal gezin voortgekomen, dat getracht ïeeft hem in zijn ondergang te vol gen, doch uiteindelijk uiteengeslagen ten achter gebleven is. Het contrast tussen het burgerlijk milieu van de zuster en de levenskijk van de mis lukte pauper is door de auteur zeer knap geschilderd. De aard van het werk vraagt een critische lezer. Alleen voor mij, door Erik West. Uitgave Tijmfonds Den Haag. De schrijver Erik West is voor de leden van het Thijmfonds geen onbe kende. Het vorig jaar verscheen van dezelfde schrijver „Gisteren was het zomer" en wanneer men zijn laatste werk met deze roman vergelijkt, is men geneigd aan „Alleen voor mij" voorkeur te geven. Erik West schrijft sombere verhalen; maar kreeg men ma het lezen van „Giste ren was het zomer" de indruk, dat de schrijver met zijn groots opgezet te probleem geen raad geweten had en de oorlog aangegrepen had om zijn verhaal een slot te geven, in „Al leen voor mij" heeft de schrijver van zijn verhaal een meer psychologisch afgerond geheel gemaakt. De auteur verhaalt de geschiedenis van een meisje, dat haar liefde opgeeft, om haar gestorven moeder in het gezin te vervangen. De afgewezen jonge man trouwt uit wanhoop een meisje zonder liefde en maakt zowel zijn eigen leven als dat van zijn vrouw tot een hel. Wanneer de vrouw sterft en niets een huwelijk met zijn eerste meisje in de weg staat, komt de man tijdens een ongeluk om het leven. Het meisje is tegen deze tegenslag niet opgewassen en verliest haar verstand. De roman speelt zich af in een klein plaatsje tussen gaslicht en electriciteit en geeft een treffend beeld van de „kleine man", waartoe de schrijver zich blijkbaar zeer aan getrokken voelt. Indonesische en Chinese ge rechten. E. Rovekamp. Uit gave Kosmos Amsterdam. In de serie „Weten en Kunnen" is als no. 256 verschenen een boekje voor recepten van spijzen, die de In donesische en Chinese tafels plegen te sieren en die menige Nederlander de afgelopen jaren heeft leren waarderen. Naast algemene wenken voor rijsttafel zijn aparte hoofd stukjes gewijd aan een keur van sambals en saté's. Voorts treft men er al de vreemde namen aan, die op het morsige menue van een Ba- taviaas eethuisje voorkwamen en een smupartij aldaar dikwijls tot een gokspelletje maakte. Met dit werkje zal men voortaan weten, wat men eet en wat meer wil zeggen, het zelf kunnen bereiden. Snoeien van bomen en strui ken, door G. Bleeker. Uitga ve Kosmos Amsterdam. In no. 217 van de serie „Weten is Kunnen" krijgt men een keur van practische wenken voor het snoeien van bomen en struiken. Ter verduide lijking zijn een groot aanital foto's opgenomen, die de diverse stadia van de bewerking uitbeelden. Aan het werkje zijn naamlijsten van bomen, struiken en klimplanten toegevoegd. Weervoorspelling in kort be stek, door B. Lopes Cardozo. Uitg. Kosmos Amsterdam. De wetenschappelijk assistent bij het K.N.M.I. Lopes Cardozo geeft in no. 250 van de serie „Weten is Kun- nen" een inzicht in de mogelijkheid van weervoorspelling. Na een be schrijving van de instrumenten, die medehelpen het weer te bepalen en het ontstaan van wolken en regen, worden de diverse wolkensoorten met een korte omschrijving genoemd. Voorts zijn hoofdstukken gewijd aan weerkaarten en -tabellen en het ont staan en verloop van fronten en de pressies. De inhoud van het boekje is met diverse foto's en schetsjes ver duidelijkt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1952 | | pagina 10