Amerikaans bisschop spreekt wekelijks voor de televisie Maue G Giraffe van Parijse dierentuin werd aan koning voorgesteld Mgr Fulton Sheen 25 jaar radio-spreker EVALLEN ZATERDAG 3 MEI 1952 DE LE1DSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 IN DE 38e STRAAT VAN DE NEW-YORKSE WIJK Manhattan's East staat een niet bijzonder groot huis met een rood dak, waaronder een der meest bekende Amerikaanse priesters woont, die het vorig jaar Juni te Rome plechtig tot bisschop is gewijd. Deze priester, Fulton J. Sheen, die zijn herdersambt uitoefent met behulp van het machtige middel der publicatie, is een zeer populaire „televisie-ster", wiens uitzendingen wekelijks door millioenen Amerikanen op het televisiescherm gevolgd worden, en een veelvoud van dit aantal beluistert zijn radiopraatjes. sing en ik vast drie dagen per week voor mijn slanke lijn. Oh, ik dank U, dat ik niet ben als de rest van de mensheid, die suffe mensen, zoals die Christen daar achter in de tempel, die denkt dat hij een zondaar is Jong geleerd, oud gedaanj Fulton J. Sheen werd 57 jaar gele den in de staat Illinois geboren. Hij was de zoon van een middenstander, die een zaak in ijzerwaren dreef. Zijn stem, die nu voor ongeveer twintig millioen Amerikanen een vertrouwd geluid is, heeft hij reeds van jongsaf getraind. Indien we zijn oom, die tij dens Fulton's geboorte ten huize van de familie Sheen verbleef, mogen ge loven, schreeuwde de baby zo hard, dat hij drie huizenblokken verder te horen was en Opa Sheen wilde nooit met de familie uit wandelen, als de kinderwagen meeging, want hij schaamde zich dood voor 't gekrijs.... Eenvoudig maar spitsvondig. Zijn stembanden heeft Fulton Sheen ook in latere jaren niet gespaard. Als eerste-j aars-student op het St. Via tor College te Bourbonnais (Illinois) stond hij wel afzijdig van sport, maar hij was niet alleen een uitstekend stu dent, doch ook een geboren spreker. Vanaf het begin heeft deze radio priester zich er op toegelegd om vol komen natuurlijk te spreken. Geen vals pathos of overdreven tonaties vermoeien zijn luisteraars; hij spreekt alsof hij kalm een gesprek onder vier ogen heeft en de kracht van zijn redevoeringen schuilt in de onmiskenbare logica. „Haat", zo zegt Sheen, „duidt op belangstelling, en „Varkens worden niet zenuwziek, omdat alleen men sen hersens hebben; varkens leven dus anders dan mensen, maar waar om leven mensen dan wel als var kens?" Door deze en dergelijke een voudige en ongecompliceerde wijze van spreken, die gepaard gaat met een verbluffende klaarheid en spits vondigheid, heeft deze „radio-missio naris" de Amerikanen wakker ge schud. Chesterton en Sheen. „U behoeft niet diep te graven, om een afbeelding van een mens te vin den, die een tekening van een aap maakt, maar nog nooit heeft iemand zo diep gegraven, dat hij een teke ning van een aap vond, die een mens schetste". Met een dergelijke logica wist Chesterton omstreeks de eeuw wisseling de wereld te verbazen en Sheen, een groot bewonderaar van Chesterton, is een waardig opvolger van deze tijdens de oorlog gestorven geleerde. Tijdens een van zijn radiotoespra ken sprak hij eens over de genadeleer en met het vo'gende simpele voor beeld maakte hij aan eenieder de werking der genade duidelijk: Een wekker zal u 's morgens doen ontwa ken, maar ze doet u niet opstaan. Gods genade zal u helpen, leiden en vervolmaken, maar alleen indien u vrijelijk medewerkt." Eén misdienaar op de preekstoel. Onmiddellijk nadat de radio zijn intrede in het maatschappelijk ver keer had gedaan heeft de toenmalige kapelaan Sheen de macht van-dit middel begrepen en benut; kort ge leden herdacht hij zijn zilveren jubi leum als radiospreker en ook vóór dit optreden was hij een wijd en zijd bekend spreker. Reeds de eerste maal, dat hij de preekstoel beklom het was te Washington in 1919 werd zijn faam gevestigd. Toch was deze eerste preek bijna niet doorgegaan. De jonge, pas afgestudeerde kape laan Sheen zou namelijk invallen voor een predikant, die plotseling ziek geworden was. Sheen was echter nog al klein van stuk en vreesde, dat de pastoor van de betreffende parochie hem de predicatie niet zou durven toe vertrouwen. Daarom nam hij zijn toe vlucht tot een list. Hij wachtte tot vijf minuten voor het begin van de mis en rende toen de sacristie binnen. Dat zijn vrees niet ongegrond was, bleek al dadelijk, toen d"? pastoor, vergramd over uitblijven van de beloofde assis tentie, hem bij zijn binnenkomst toe- bromde: „Ga je gauw aankleden, de andere misdienaars zijn al klaar." Groot was de verbazing van de pastoor, toen hij even later de „mis dienaar" in kazuifel het altaar zag betreden. Met een bang hart zag de pastoor hem na het evangelie de preekstoel beklimmen, maar de week daarop stond kapelaan Sheen, op pastoors uitdrukkelijk verzoek, wederom op de preekstoel. Bisschop Sheen, die naast zijn ra diotoespraken ook vele publicaties op zijn naam heef* staan, kan soms on gewoon scherp zijn. Eens hield hij een beschouwing over de geschiedenis van de farizeër en de tollenaar. Na dat hij verklaard had, dat de farizeër uit het evangelie een geschikte man (nice man) moest zijn geweest in ver gelijk met de farizeër van de 20ste eeuw, liet hij de laatste het volgende gebied bidden: „Ik dank U, o God, dat de Freudiaanse theorie mij zegt, dat het begrip zonde een sprookje is en dat U, o Vader, slechts ontstaan bent als gevolg van mijn vader-com- plex. Ik betaal tien procent van mijn inkomen aan de Vereniging Ter Be strijding Van Kerkelijke Overheer- Wat zegt „men"? Hoe denkt nu de buitenstaander over deze bijzondere priester? De katholieke filmster Loretta Young zegt: „De grootste speler van onze tijd"; het Vaticaan meent: „Hij is onze rechterhand in de Verenigde Staten"; een journalist van het be kende Engelse tijdschift „Time" schrijft: „Hij is een man met een ant woord; hij geeft zijn bezoekers het gevoel, dat zij belangrijk zijn". En bisschop Sheen zegt van zichzelf: „Ik ben een landarbeider van de geest, die de grond ploegt". Hy voegt er aan toe: „Al het ploegen zou op de wereld echter geen verschil maken indien het zaad niet door God werd uitgestrooid." Bisschop Sheen noemt zichzelf een landbouwer en alhoewel hij in het centrum van 's werelds grootste stad leeft, heeft zijn levensprogramma wel enige overeenkomst met dat van een landarbeider: zijn dag begint vroeg en hij leeft uiterst sober. Zijn dag begint om 6.15 uur en ein digt om 11 uur. De gehele dag is ge vuld met het ontvangen van mensen, het werken aan publicaties, het hou den van preken fsoms vier en meer per dag) en studie. Eten beschouwt Bisschop Sheen als een onbelangrijke noodzakelijkheid, hij rookt niet en hij drinkt alleen sterke drank, wanneer een weigering inbreuk zou maken op de goede stem ming in een gezelschap. Alhoewel bisschop Sheen eerst om 8 uur de H. Mis opdraagt, begint zijn dag reeds om 6.15 uur, daar de tijd tussen 6.15 uur en 8 uur door hem gebruikt wordt voor meditatie, iets, waartoe de bischop gedurende de zeer drukke dag niet komt. Daar de boog niet altijd gespannen kan zijn, gaat bisschop Sheen eens per week tennissen en hij is vrij goed ge traind in deze sport; golf, de Ameri kaanse sport bij uitstek, wordt door hem slechts zelden beoefend. Een van de weinige keren, dat de bisschop op vaqantie was, verbleef hij op een farm van zijn vriend in Texas, waar hij rondliep als een cowboy, hele da gen paard reed (hierdoor moest hij 's avonds zijn diner staande gebrui ken!) en zichzelf „Two-Gun-Sheen" (Sheen-met de twee-geweren) noem de. Ik bid voor Stalin Bisschop -Sheen heeft vele boeken geschreven, waarvan er ook enkele in het Nederlands vertaald zijn. De meest bekende werken in het Neder lands zijn: „Is ons leven zinloos?" en „Het Communisme". Fulton Sheen, dié een felle tegen stander van het communisme is, heeft voob de radio verklaard, dat hij iede re dag voor Stalin bidt en dat de com munisten recht hebben op de liefde en het medelijder, van hen, die zioh christenen willen noemen. Bisschop Sheen is viermaal tot doc tor gepromoveerd: wijsbegeerte, god geleerdheid, rechten en letteren. Bij in ons, niet in Hem. Wij schrijven boosheid en gramschap aan Hem toe, alleen omdat wij Zijn rechtyaardig- heid als boosheid voelen. Iedere mis dadiger denkt, dat de rechter iets te gen hem heeft. Dezelfde rechtvaardig heid van de rechter zou hem bevrij den, indien de verdachte dfischuldig was; dan zou hij vinden, dat de rech ter vriendelijk was. De zon, die op was schijnt, maakt ze zacht; de zon, die op modder schijnt, maakt deze hard. Er is geen verschil in de zon, maar alleen in dat, waarop ze schijnt. Zo is er geen verschil in de God van Liefde, wanneer Hij de verdoemden en de geredden oordeelt; het verschil is in hen, die Hij berecht." A. A. J. SINNER. Het harmonieuze zwanen-echtpaar in de Parijse dierentuin schijnt ondanks het mooie weer niet in een goede stemming te verkeren. Het is bekend, dat zwanen hoogstens tegen de buitenwereld wel eens agressief zijn, niet tegen elkaar. Hier schijnt echter iets mis te zijn Na 880 kilometer gelopen te hebben: het lezen van zijn geschriften is het telkens weer een verrassing, hoe deze geleerde priester de diepste waarhe den met de meest eenvoudige voor beelden weet uit te leggen. In het bovenvermelde boek: „Is ons leven zinloos?", waarvan het voorwoord geschreven is door zijn Nederlandse collega pater H. de Gree- ve, geeft hij in een der hoofdstukken zijn visie op de hel en de verdoem den. Wij willen de beschrijving van deze grote Amerikaanse priester be sluiten met de aanhaling van een ge deelte van dit hoofdstuk: „Gods stemming ten opzichte van hen, die naar de hel of naar de he mel gaan, is dezelfde. Het verschil is De Parijse Diereutuin (Jardin des Plantes) wordt terecht door Georges Duhamel: Le Jarin des Bêtes Sauva- ges" genoemd d.i. Wilde Beesten Tuin; immers, de wilde beesten trekken meer moeders en kinderen, om alleen van deze categorie bezoekers te spre ken, Ti de enorme verscheidenheid aan wondermooie planten (b.v. de be roemde ceder van Jussieu). Buffon, schrijver van een Natuur lijke Historie 1760) en intendant van de Koninkdylce Tuin (Lodewijk XV), kwam het eerst op het idee om de Dierentuin van Versailles bij de tuin van de koning te voegen. En dat was goed gezien, want een natuurhis- toricus heeft er meer aan, de dieren die hij wil beschrijven van dichtbij te zien, dan ze alleen te leren kennen door middel van hun geraamten of door verhalen van ieizigers. Overi gens durfde hij de dieren van Ver sailles niet goed aan de beheerder te betwisten en gebeurde dit bij toeval pas in November 1793. Daar een der gelijk bezit 'n te luxueus iets was te midden van de heersende armoede, werd bij politieverordening gedecre teerd dat alle dieren naar de Plan tentuin moesten worden overgebracht om tot geraamten en huiden te wor den gemaakt. De jonge Etienne Geof- froy Saint Hilaire wist ze te redden, hen te voeden en in leven te houden op 16 Mei 1794 kwam de officiële toestemming van de Nat. Conven tie af, dat de dierentuin mocht be staan. De nieuwe verzameling breidde zich snel uit, mede door aanwinsten door kermisgasten geleverd, daarna door de annexatie van de dieren uit Versailles, ook door die van Raincy, het bezit van de Hertog van Orleans. De leeuw en de hond. De voornaamste en eerste aan winst was een leeuw, die heel jong in Senegal was gevangen en bij de di recteur van de Afrikaanse Maat schappij, met paarden, honden, scha pen, katten, eenden, struisvogels enz. was opgegroeid. Al dit gedierte sliep vredig tezamen met enkele negers in een paradijsachtige sfeer. Deze leeuw nu was bijzonder gesteld op een hond je dat hij had geboren zien worden. Toen hij in 1788 op reis ging, naar de Dierentuin in Frankrijk, liet men hem zijn speelkameraadje met wie hij „te poot" de afstand van Le Havre naar Parijs aflegde, d.w.z. de leeuw aan een riem en het vriendje los er naast. Niet alleen hadden .ze enorm veel be kijks onderweg, maar het deed de mensen goed, een dergelijke vriend schap te zien. In April 1794 kwamen ze in de „Jardin des Plantes" te Parijs aan. Hier werden de vriendschapsbanden zo mogelijk nog hechter tussen de twee dieren. De vriendschap van de leeuw moet inderdaad een nobel ge voel geweest zijn, dat zijn bloeddor stig instinct volkomen in bedwang hield, want, nawelijks was het hondje dood, of de leeuw verslond de opvolger, die men hem meende te moeten geven. Regenjas voor giraffe. Het merkwaardigste verhaal is ech ter dat van de eerste giraffe die in 1827 door de Pasja van Egypte aan Karei X werd cadeau gegeven. Samen met drie koeien, die tot taak hadden om haar dagelijks rantsoen van 20 liter melk te leveren, werd de giraffe op een tweemaster inge scheept, waarbij haar poten onder het ruim stonden, haar kop ter hoogte v. de verschansing en hals door een open luik onder aan de grote mast, stak. Na de verplichte quarantaine te Marseille, werd ze 's nachts ver voerd om een te grote toeloop van enthousiaste Marseillanen te voorko men naar een barak van planken met matrassen gevoerd, die op bevel van de prefect va* de Bouches-du Rhone speciaal was vervaardigd; de vrouw van de prefect organiseerde ontvangsten, die vanzelfsprekend druk bezocht werden. Toen het een maal lente was, werd de giraffe da gelijks uitgelaten om haar aan het lo pen te wennen met het oog op de aan staande grote rei: naar Parijs. Etienne Geoffrey Saint Hilaire, werd door de Parijse Plantentuin af gevaardigd om haar te halen. De rou te werd zorgvuldig uitgestippeld, al le burgemeesters en gendarmeries van het te nemen traject verwit tigd, opdat zij voor onderdak en es corte zouden kunnen zorgen. Eer. kleermaker maakte een keurige re genjas van een soort zeildoek die van voren dichtknoopte en voorzien was van een capuchon en een tot op de borst vallende kraag. Aan de ene kant van dit kledingstuk waren de wa pens van de koning van Frankrijk aangebracht en aan de andere kant die van de Pasja van Egypte. Twintig kiloemter per dag. De reis begon in de regen op 20 Mei 1827; 880 kilometer had men voor de boeg die in dagmarsen van ongeveer 20 kilometer zouden worden afgelegd. St. Hilaire liep voorop en leidde de karavaan, die bestond uit de giraffe en haar voedster-koeien plus een es corte gendarmen om de menigte in bedwang te houden. Vier mensen leidden het dier aan halsterriemen, die deden denken aan de koorden van het lijkkleed van een grote begrafe nis. In Lyon werd haar een schitterende ontvangst bereid. Vijf dagen lang werd zij op het Bellecour-plein ten toongesteld. Volgens een kroniek schrijver moet dit succes haar een beetje naar het hoofd zijn gestegen, want „zij kwam uit de hand van de toeschouwers eten en dronk haar melk, waarbij zij de kunst vertoonde, haar poten horizontaal te kunnen uit spreiden". Toen zij de hoofdstad na derde, kwamen tal van Parijzenaars, o a. Stendhal en Cuvier, haar in Me- lun tegemoet. Op 30 Juni 1827 kwam zij in Ville- neuve-St-Georges aan. Haar reis mantel werd uitgetrokken en, geës corteerd door 25 gendarmes, hield zij tussen twee hagen kijklustige Pa rijzenaars, haar intocht in de Franse hoofdstad. Haar succes was dave rend. Honderdduizenden kwamen uit de omstreken en de provincie naar haar kijken. Op 9 Juli ging zij bege leid door de professoren van het „Museum voor Natuurlijke Historie" naar het Kasteel van Saint Cloud om aan de koning te worden voorgesteld. Voor deze gelegenheid was zij met bloemen getooid en droeg een spe ciale staatsie-mantel. De giraffe stond dermate in het te ken van de algemene belangstelling, dat overal haar beeltenis of kleur ge bruikt werd. In de mode, de kunst, op allerlei voorwerpen enz. Zij werd in porselein en brons gemaakt. Zelfs een medaille werd te harer ere gego ten, waarop zij was afgebeeld met de woorden: „Op 30 Juni 1827 doet Hare Hoogheid de Giraffe haar intrede in Parijsen op de andere kant het op schrift: „Er is niets in Frankrijk ver anderd, er is slechts een beest meer". KORPOh. AAL-KOK. Een Hagenaar, die van de week naar het station stapte, hoorde zich ineens toeroepen: „Hallo, ouwe jon gen, hoe maak jij het?" „Best", antwoordde de Hagenaar, „.naar ik ken U niet". „Kom nou," zei de ander, „jij zal .de oude Jan niet meer kennen. Ik was toch korporaal-kek in dienst J Toen ging de Hagenaar een heel flauw lichtje op, dat, toen hij later alleen in een treincoupó zat, feller .begon te branden. Maar op dat mo ment was hij al tien gulden kwijt. De korporaal-kok had namelijk een best baantje gekregen in Leiden. Op 1 Mei zou hij er beginnen, maar de laatste dagen.... hij zat aan de grond. Een tientje was meer dan ge- gifte bij de politie ging doen, zat oude Jan al achter slot en grendel. Hij had die dag nog een stuk of tien mensen aangeklampt en zich voor gesteld als hun vroegere korporaal- kok uit die goeie ouwe tijd. Vijf tientjes had hem dat opgeleverd, die hij had omgezet in een lekker hapje eten en een heleboel borreltjes. Nu kan hy uitrusten van de ver moeienissen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1952 | | pagina 5