Nieuwe luister in Zoeterwoudse
Zuidbuurtkerk
Dorpskerk werd vernieuwd met
verheven symboliek
ill BEKEIIDE HIHlim
Inspecteur D. J. Verzijden
leidt de algemene dienst
WIE na een serieuze rondgang door
deze stemmige Doopkanel nog-
eens namediteert over hetgeen zij
hem te denken heeft gegeven, ral de
goede God stellig dankbaar zijn voor
hetgeen Hii in het Doopsel ons heeft
geschonken.
ZATERDAG 5 APRIL 1952
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD - PAGINA 1
Waarom één stapje
omlaag?
HET verhevenste wat onze kerken
bevatten, is ongetwijfeld het H.
Sacrament des Altaars, God met ons,
op het altaar, in het tabernakel, aan
de communiebank.
Een juiste waardering zal deze
plaatsen in het kerkgebouw dan ook
het volle pond geven, hetgeen in
deze kerk ongetwijfeld het geval is.
Het eerste en noodzakelijkste Sa
crament is evenwel het H. Doopsel:
vóór het H. Doópsel kunnen wij geen
ander Sacrament geldig ontvangen en
door het H. Doopsel wordt de erf
zonde vergeven en het recht op de
hemel geschonken.
Wie vani deze grondwaarheid in
onze heilsbediening is doordrongen,
mag verwachten, dat ook die plaats
waar de Doop wordt toegediend, in
onze kerkgebouwen volledig recht zal
wedervaren, waarover wij in ons
Godshuis vooral na de laatste
restauratie ons allerminst mogen
beklagen!
HOE rijk is onze Zuidbuurtse kerk
aan symboliek! En hoe weinigen
ook onder onze Parochianen, die het
weten, terwijl onbekend toch al
tijd gelijk staat met onbemind!
Beperken wij ons nu alleen maar
tot de Doopkapel.
We staan in de kerk: let U nu eerst
eens op het kapiteeltje tussen Fati-
ma-kapel en Doopkapel: we zien daar
een draak op afgebeeld (de zonde,
waarvan wij in het H. Doopsel ver
giffenis krijgen) en de slang met de
appel in de bek (de erfzonde). Nog
steeds in de kerk vertoont zich op
dezelfde hoogte rechts een afbeelding
van een hert aam de waterbron, een
zinspeling op een antifoon bij de
vroegere Doopwaterwijding: „Sicut
cervus": zoals het hert verlangt naar
de waterbron, zo moet de mens ver
langen naar het Doopwater
Naast het hert ziet U meer naar bin
nen een voorstelling van het lam, uit
welks zijde bloed stroomt in een kelk:
het Lam Gods heeft ons ten koste
vam Zijn goddelijk Bloed de Sacra
menten en als eerste het H. Doop-
sacrament geschonken.
Nu slaan wij de hoek om en gaan
de Doopkapel binnen. Maar voor
zichtig: we gaan één stapje naar be
neden!
Waarom ligt de vloer va- de Doop
kapel een trede lager dan de vloer
van de kerk?
Wel, in de oudste tijden doopte
men door onderdompeling: de oud
ste doophuizen, zoals we die eens
mochten zien in Rome en Ephese, be
vatten dam ook een bassin, waarin de
dopeling afdaalde. Om begrijpelijke
redenen wil de Kerk de herinnering
aan die oorspronkelijke dooppraktijk
levendig houden. (Wij komen daar
straks nog even op terug). En daar
om nu die éne stap naar beneden.
Recht vóór ons staat de doopvont,
een massaal zwart hardstenen monu
ment met koperen deksel waarop na
een kleine gedaanteverwisseling nu
de hamerkloppen van de kunstenaar
weer ten volle zichtbaar zijn. Een
koperen kruis „in het Kruis ons
heil!" siert het geheel. Deze vont
is indertijd door Deken Jonckbloedt
geplaatst.
Gaan wij mu eerst de Doopkapel
even rond, om de verschillende ka
pitelen nader te bezien.
Op de hoek van de Fatima-kapel
zien wij eerst een voorstelling van de
Allerheiligste Drieëenheid, aan Wie
wij door de Doop worden gewijd: een
Driehoek, met het alziende oog van
ZONDER ZIJN NAAM TE WETEN, zullen vele Leidenaars de heer D. J.
Verzijden kennen, inspecteur van Politie, speciaal belast met de leiding
van de algemene dienst, waaronder we voornamelijk de straatdienst en de
surveillance moeten rekenen. Deze afdeling telt bijna honderd man (meer
dan de helft van het totale politiecorps) die van het Bureau uit door de heer
Verzijden gedirigeerd worden naar alle plaatsen in de stad waar het nuttig
is, dat agenten een oogje in het zeil houden. Als het heel druk is zoals op
3 October en bij opstootjes, ziet men inspecteur Verzijden persoonlijk aan
wezig, zij het meestal op de achtergrond, alleen maar om te zien of zijn
mannen het goed doen. Vaak ziet men hem door dt stad rijden en wie er
op let hoe vaak hij groetend aan z'n pet moet tikken, moet wel tot de con
clusie komen, dat de heer Verzijden inderdaad een bekende Leidenaar is!
Hij is trouwens Leidenaar van geboorte, al mag dat eigenlijk geen naam
hebben, omdat hij reeds op 4-jarige leeftijd Rotterdammer werd. Hij be
haalde in 1935 het einddiploma H.B.S. 5-j. c. in Rotterdam en in 1936 het
inspecteursdiploma. Daarna was de heer Verzijden van 1937 tot 1939 in
dienst van de gemeente Rotterdam (sociaal werk bij de Gem. Crediet- en
Voorschottenbank). In 1939 ving zijn politie-loopbaar te Haarlem aan. Hij
werd in 1943 tot inspecteur in Leiden benoemd, o.a. belast met de politie-
administratie, waarbij nadien ook de personeelsopleiding gekomen is.
We vragen eigenlijk naar de bekende weg, als we informeren hoe het met
de bezetting van het politie-corps gesteld is. „We hebben een tekort aan
manschappen, maar recherche en verkeerspolitie kunnen niet onderbezet
werken, zodat dit tekort voornamelijk op de algemene dienst neerkomt.
Gelukkig krijgen we er waarschijnlijk 10 man bij, in verband met de Be
scherming Bevolking, hoewel dit overigens geen aanwinst is, omdat we
voor de politie-taak bij de B.B. zeker tien man nodig zullen hebben. De
drukste uren? Natuurlijk Zaterdag- en Zondagavond, vooral op Steenstraat
en Stationsweg. Bovendien ook Vrijdagmorgen (veemarkt) en, heel eigen
aardig, ook Woensdagavond. Ik vermoed, omdat dan de meeste dienstmeis
jes hun vrije avond hebben!"
Onze gastheer is bovendien commandant van de Reserve Gemeente-oo-
litie. „Het gaat de laatste weken goed met de nieuwe aanmeldingen. We
hebben al 21 nieuwe candidaten; spoedig hopen we het huidige aantal van
60 tot 100 op te voeren. Het instrueren van deze mensen is zeer prettig
werk. Ze zijn heel actief (daar zijn het vrijwilligers voor!) en doen uitste
kend hun best. Wie een oefenavond moet verzuimen, komt eigener beweging
naar de avond van de tweede ploeg!"
„Nog meer functies?" ,.Ja, hoofd-instïucteur Bescherming Bevolking.
Ik moet het politie-corps instrueren ten aanzien van zijn taak bij de B B.,
die zeer uitgebreid en zwaar zal zijn. Men is ook van plan mij naar de
Kaderschool te sturen voor een cursus hoofdinstructeur zelf-bescherming
van de bevolking. Ook dat zal lastig werk zijn, omdat de mensen wakker
geschud moeten worden en hun sceptische houding ten aanzien van de E B.
moeten laten varen, terwijl we anderzijds geen oorlogspsychose mogen
kweken. Daar valt nog veel aan te doen!"
Tenslotte moeten we de heer Verzijden (wie heeft z'n naam nog nooit in
de krant gelezen?) noemen als een der beste schermers van Leiden. Hij
eindigde op de 2e plaats bij de Nederlandse Politie-kampioenschappen
(sabel) en is meerdere malen in de finale om het Ned. sabelkampioenschap
gekomen, zonder ooit landskampioen te worden. „Wie dat wil worden, moet
intensiever trainen dan ik me kan veroorloven". Wel behaalde hij enige
eerste prijzen bij militaire wedstrijden en zowel in de Leidse Politie Sport
vereniging (waarvan hij voorzitter is), als in de Leidse Schermver. AE.W.
is hy een geduchte tegenstander! (Foto: „De Leidse Courant".)
God, het geheel omstraald door een
lichtbundel. Lopen wjj nu door, dan
zien wij op de kapitelen achtereen
volgens: „Baptizantes eos" (zij doop
ten) „in nomine Patris" „et Filii" „et
Spiritus Sancti".
Rechts van de ingang is op het ka
piteel de passiebloem weergegeven,
het zinnebeeld van Jesus' Lijden, dat
de oorzaak onzer opstanding is....
Onzer opstandingHet Doopsel
toch is volgens St. Paulus een
verrijzenis: met Christus worden wij
door de Doop begraven (denk aan de
onderdompeling, denk ook aan het
stapje naar beneden!) om met Chris,
tus op te staan tot een nieuw leven
EN nu komen wij aan de laatste
verjonging van ons parochiële
Doophuis! Van de gebrandschilderde
ramen domineert ongetwijfeld de
voorstelling van de verrezen Chris
tus.
Zeggen wij teveel, als wij deze ra
men een meesterstukje noemen van
de Haarlemse glazenier Karei Traut-
wein, een kunstenaar die blijkbaar
geïnspireerd is op de kathedraal van
Chartres (let eens op de rampjes in
de koorgang achter het hoofdaltaar!)
nu op het hoogtepunt is van zijn
kunnen. Wat een vaart in de verrij
zende Christus in onze Doopkapel.
Triomfantelijk houdt Hij Zijn Kruis-
standaard omkneldDit is geen
gewoon, dit is een verheerlijkt
LichaamAan Zijn voeten ligt de
weggerolde steen en bloeien liefelijke
LentebloemenVerrijzenis is Len
te voor de ziel, nieuw leven, en Pa
sen is het Lentefeest!
Links zien wij de zeven stromen
an genade, de Sacramenten die Hij
door Zijn Lijden en Verrijzenis voor
ons heeft verdiend. De H. Geest die
het Doopwater bevrucht en aan Wien
de uitdeling der genaden wordt toe
geschreven, zweeft boven het ge
heel.
Rechts wacht ons de palm der
overwinning, die God de Vader met
Zijn vaderhand ons eenmaal uit de
hoge zal reiken, als wij aan de uit
verkiezingsgenade van ons H. Doop
sel zullen hebben beatnwoord.
En zo geven de ramen ons tevens
achtereenvolgens een beeld van Va
der, Zoon en Heilige Geest, in Wiens
H. Naam het H. Doopsel wordt toe
gediend.
Een meesterstukje vormt ook onge
twijfeld het koperen deurtje uit het
atelier van Van der Heyden uit Bo
deeraven.
Het nisje was reeds in de muur.
Sinds December 1951 is het omgeto
verd tot een gesloten bewaarplaats
van de heilige Oliën die by het H.
Doopsel worden gebruikt.
Als de Biscchop op de Witte Don
derdag de H. Olie en het Chrisma
wijdt, dat daarna over heel het Bis
dom in iedere kerk wordt gedistri
bueerd, komt de aanwezige geeste
lijkheid zijn groet brengen met de
woorden: Ave Sanctum Oleum, Ave
Sanctum Chrisma: Wees gegroet, H.
Olie, Wees gegroet, Heilig Chrisma.
Welnu deze woorden staan op de
beide deurtjes op kunstzinnige wijze
aangegeven: Ave en daaronder S
Sanctum) en daar weer onder O
Oleum) en X Xrisma).
EVENEENS uit het Bodegravense
atelier-Van der Heyden komt het
kunstsmeedijzeren hek dat sinds No
vember van het vorige jaar het Doop
huis afsluit. „Materiam superabat
opus" mogen wij de Latijnse dichter
wel nazeggen: „De kunstige bewer
king gaat de kostbaarheid van de
stof waaruit het werd vervaard'.gd,
nog ver te boven".
Let U eens op de sierlijke vorm
van de slangenlichamen (erfzonde
motief): het driehoekige wekt reeds
op de minste afstand de indruk, of
het rond is, maar verhoogt in niet
geringe mate de soeoelheid en sterk
heid. Hoe meesterlijk zijn de slan
genkoppen gevormd met oogjes,
mond, neus. Een specimen van eigen
tijdse handsmeedkunst, dat eeuwen
na dezen ongetwijfeld nog aandacht
zal vragen. De slag is echter door de
verrezen Christus overwonnen: de
koppen zijn naar omlaag gericht.
Daar boven is met enige simpele
lijnen het stromende Doopwater aan
gegeven en in het middeni daarvan
zien wy geschubde vissen aange
bracht.
Foto v. d. Horst
De vis wordt in het water gebo
ren: wij werden in het water herbo
ren met en door en in de Christus,
de grote Vis.
De beginletters van de woorden
JESUS (L) Xristus (X), THeou
(TH),Uios (U) Soter (S) vormen te
zamen het latterwoord IXTHUS.
Deze woorden betekenen: Jesus,
Xristus, van God de Zoon, Zaligma
ker en het letterwoord betekent in
het Grieks juist Vis. Vandaar dat
reeds in de katakomben de Zaligma
ker werd afgebeeld als een vis.
Fn tij ons heengaan zal een laatste
blik op de verrezen Heiland ons er
nogeens aan herinneren: verrezen in
de Christus, moet ik leven in de
Christus
Vertelt ons Minucius Felix niet,
dat de oude heidenen van de eerste
in Christus gedoopten zeiden: „Het
is of die lui al verrezen zijn?!"...
Zoeterwoude, April ,52.
D. BONT,
Deken-Pastoor.
Duynstee's rede
De wonderlijke Bussumse rede
van prof. F. Duynstee, waaraan in
ons blad van Donderdag een beschou
wing werd gewijd, heeft ook in an
dere bladen weerklank gevonden.
De „Volkskrant" bestempelt de rede
als „politieke orakeltaal, welke mis
plaatst mag heten" en besluit:
Tot zover de Nijmeegse hoog
leraar, wiens goochelen met de
politieke eenheid der katholieken
thans wel zeer misleidend is ge
worden. Hem is blijkbaar voorbij
gegaan wat in de jongste partij
raadsvergadering ook van de zijde
der partijleiding is verklaard. Het
verkiezingsprogram, waarin de
koers der partij ligt vervat, zegt
hem blijkbaar evenmin iets. Des
ondanks vermeet hij zich om als
wantrouwige en dwarse betweter
eigengereide adviezen te geven.
Maar heeft prof. Duynstee daar
ook de consequenties van over
wogen? Wat hij nu gedaan heeft
is niet anders dan een poging om
de eenheid in tweeën te In-eken.
Het „Nieuw Noordhollandsch Dag
blad" schrijft over „creaties van
Duynstee":
Thans heeft prof. Duynstee op
nieuw stelling genomen, waarbij
hij als hadde hy een apostoli
sche zending aan de katholie
ken van Nederland adviezen geeft*
over het geoorloofd zijn van an
ders stemmen dan op de K.V.P.,
waarbij hij ook de K.N.P., van
de heer Welter, in het geding
brengt: hij staat daarbij, in een
betoog over het persoonlijk oor
deel ten goede of ten kwade, op
de grens van gewetens te binden
en te ontbinden
Wij zullen de heer Duynstee,
na het verslag van zijn jongste
rede te Bussum, niet in al zijn
creaties volgen. Wie zijn betoog
leest, moet wel tot de slotsom
komen, dat er nog van een an
dere creatie sprake is, n.l. van
die van de man, die eerst een
huis (dat van de katholieke een
heid n.l.) in brand steekt, en dan,
als de vlammen hoog oplaaien,
om de brandweer roept. Wanneer
deze aanrukt en de slangen uit
legt, prikt hij daar weer gaatjes
in.
De „Gazet van Limburg?':
Het wil ons voorkomen, dat de
Nijmeegse hoogleraar met een
dergelijk zwevend advies een ge
vaarlijke weg opgaat. Er is nu
eenmaal overeenstemming met de
groep-Steenberghe bereikt. We
dienen dus aan te nemen, dat dit
accoord eerlyk zal worden nage
komen. Afgezien daarvan, mogen
we nooit uit het oog verliezen, dat
we in Nederland de katholieke
£ied aan deze tijd
SYMBOOL
Tignes, besef dat wel, is een symbool
al heb ik dat ook nergens nog gelezen
van wat op deze dwaze aarde van nu
de toekomst en vooruitgang willen wezen.
Mijn sympathie voor de Tignards is groot,
't symbool van de vooruitgang is de dood.
Wanneer ge het aldus maar wilt verstaan
begrijpt ge wel, wat daar nu gaat gebeuren,
zy staat daar de vooruitgang in de weg
en om de doden hoeft ge niet te treuren.
Maar een Tignard die zegt niet: dood is dood,
die weet: wat hier begraven ligt was groot.
Daar staat de kerk er voor staat het huis,
waarin ik in dit dal eens werd geboren;
de torenspits draagt in dit land een kruis
dat is, opdat de doven kunnen horen.
Maar het verdriet van de Tignards is groot,
't symbool van de vooruitgang is de dood.
Hij zegt: in deze kerk werd ik gedoopt,
dat moet een ieder, die 't wil horen weten;
Daarom zal ik mijn hele leven lang
niet anders dan Tignard nog willen heten!
Maar wat men voor de toekomst mij ook bood,
Tignes, symbool, dat is alleen maar groot
Straks ligt Tignes dus zestig meter diep
met kerk en huizen, waar wij eenmaal woonden,
de kerk, waar God eens onze ziel herschiep,
toen door de dood Hij zelve in ons troonde.
Zo voelt men dat in uren van de nood,
't symbool van de vooruitgang is de dood.
TROUBADOUR.
politieke eenheid niet kunnen
prijs geven. Dat is een weelde,
die we ons niet kunnen veroor
loven. Heeft men bepaalde wen
sen of grieven, dan kunnen en
moeten die in partijverband wor
den besproken. Met zijn dubbel
zinnig advies, hoe vernuftig ook
geconstrueerd, heeft prof. Duyn
stee aan de katholieke zaak geen
dienst bewezen.
De Provinciale Noord-Brabantse
Courant „Het Huisgezin" komt op de
„merkwaardige uitlating" nog nader
terug, maar schrijft over de aarze
ling van prof. Duynstee „volledige
opening van zaken" te geven:
.....als prof. Duynstee dit inder
daad zo heeft gezegd, lijkt ons
deze verklaring een beetje naar
een insinuatie te rieken.
En dan dunkt ons „opening
van zaken geven" zonder meer
toch gezonder en frisser dan een
dreigement er mee in een derge
lijke vorm.
Overigens komt het ons hele
maal niet onmoglijk voor, dat er
weinig of geen verschil bestond
binnen de groep in het oordeel
over het gevoerde K.V.P.-beleid.
Het is echter mogelijk, dat ver
schillende mensen het roerend met
elkaar eens zijn over de vraag
wat een partij fout heeft gedaan
en dus niet had moeten doen,
terwyl ze misschien tegelijkertijd
toch ietwat uiteenlopende opvat
tingen hebben over de vraag wat
die partij dan eigenlijk precies
wèl moet doen.
ZondagmoAcfM
VANAVOND TERUG,
MENEER?
r\IE dood-enkele keer, dat we een
treinreis mogen maken, stallen
we onze fiets bij het station. De be
waker, die er het nummer op plakt
en de afgescheurde strook overhan
digt, vraagt ons dan:
„Vanavond terug, meneer?"
Het is een vraag, waarop we het
beslissend antwoord steeds schuldig
blijven en zoiets mompelen van:
„Misschien wel" of „Het is onze be
doeling van wèl" of „Waarschijnlijk
wel" en meer zulke omzeilingen. Het
zou de fietsbewaker immers moei
lijkheden bezorgen, indien hij de
fiets in een verkeerd vak plaatste en,
terwijl hij erop rekende dat wij
's avonds zouden opdagen, wij de
fiets niet haalden, omdat we er niet
meer zouden zijn.
Er is alleen maar een min of meer
grote waarschijnlijkheid, een flinke
kans, dat men 's morgens uit de de
kens oprijzend als een verfomfaaide
zon, er 's avonds weer behagelijk in
ondergaat. Er is ook een waarschijn
lijkheid en een kans, dat men
's morgens uit de dekens oprijzend,
er 's avonds als een lijk op wordt
neergelegd.
Ook dat kan behaaglijk zijn. Er is
geen gevoel ter wereld zo behaaglijk
en verwarmend, dan dat men gerust
kan sterven, omdat men ernstig ge
tracht heeft zijn Christenplicht te
doen, tegenover God en tegenover
zijn medemensen, tegenover zijn da
gelijks werk en tegenover zijn gezin.
Onmetelijk, zo niet vermetel, is het
vertrouwen van sommigen, dat hun
vóór hun sterven de „laatste genade"
of de „laatste kans" zal worden ge
schonken. Hiermede is nu eens niet
de Publiekrechtelijke Bedrijfsorgani
satie bedoeld!
Nog gisteren scheelde het een
splinter van een scherf, of een auto
in volle vaart had ons geschept.
Adieu dan!, Marius, en het beste er
mee. Een ophemelend stukkie in de
krant in een rouw-randje, misschien
gut, hoe grappig! een foto er
bij, rouw-bezoeken en rouw-brieven
over de goede man, die „nu reeds
het loon voor zijn werk hier op aar
de van God zal hebben ontvangen"
een troost-behoevende dierbare tus
sen glimmende hoge hoeden be
schaafde plomp!,-plomp!-jes op de
kist, de doodgraver met zijn grote,
grove spade en dan de verrotting en
afknaging tot op het bot.
Als er een ding op deze wereld
voor iedereen zeker is, vast en ze
ker, onontkoombaar zeker dan is het
dat.
„Men moet zo trachten te leven"
schreef de wijze Thomas van Kempen
„men moet zó trachten te leven, als
men bevonden wenst te worden in
de dood".
Voor velen, misschien voor zeer
velen onzer want alleen God weet
wat de wereld te wachten staat
kan de Paasbiecht en Paas-communie
de laatste genade, de laatste kans
zijn. Het is nu de tijd, onder aanroe
ping van de Geest van Waarheid,
zichzelf te beoordelen en zich af te
vragen: Heb ik Christus gediend en
geëerd en gedankt en aanbeden, Hij,
die mijn Redder moet zijn? Heb ik
mijn medemensen gesteund en goed
bejegend, of heb ik hen vermoord
door laster en kwaadspreken en hun
het leven verzuurd? Heb ik mijn en
dijn uit elkaar gehouden of van de
geld- en hebzucht mijn god gemaakt?
Heb ik de weelderigheid van het
vlees in bedwang gehouden? Heb ik
mezelf beschouwd als een vod voor
mijn God, of heb ik mijn eigenwaan
gestreeld door de dwaasheid van de
hoogmoed? Ben ik aan de hand van
de Moeder des Heren- door het leven
gegaan, zo, dat Zij nooit eens het
voorhoofd heeft gefronsd? Heb ik de
dienende geest, die ons „verlicht, be
waart, bestuurt en geleidt", nooit
eens tot wanhoop gebracht?
Durft ge aan uw eigen moeder al
les en open te vertellen, wat ge in
dit leven gedacht en gedaan hebt?
Als ge het aan uw eigen moeder
niet durft te vertellen, meent ge dan,
dat ge u erg op uw gemak zult voe
len, indien ge, zonder tot berouw en
inkeer te zijn gekomen, uitstapt en
de eeuwigheid de eeuwigheid in
stapt?
„Alleen heiligen zullen de hemel
binnengaan" schreef onlangs p.
Garrigou-Lagrange. Niet de heilig-
verklaarden van de stukkies in de
krant, van de rouwbrieven of van de
bidplaatjes. Maar de smettelozen, de
van Godsliefde stralende, de barm-
hartigen, de vredelievenden, de ne-
derigen-van-harte. Men maakt zich-
zelve wat wijs, als men beweert, dat
de loutering welke de rouwmoedig
gestorvenen moeten doorgaan, licht
te dragen is. Men maakt zichzelf wat
wijs, als men denkt, tot Christen uit
verkoren zijnde, het Eerste en Twee
de Gebod met voeten te kunnen trap
pen en dan nog geen goede kans te
maken in de hel van de eeuwige haat
te verdwijnen. We maken ons zeiven
zo veel wijs met onze luchthartige,
berouw-loze praatjes, maar onze
mond zal verstommen als wij onze
eigen aanklacht zullen zijn in de
schijnwerper van Gods toorn. De
Vasten is de tijd van zelf-onderzoek,
van gebed om genade, van boete en
versterving geweest wij hebben er
niet veel, laten we maar zeggen niets
van terecht gebracht. Laten we ons
dus haasten bij het naderen van het
Verriizenisfeest, door een berouw
volle bekentenis en de zekerheid van
goddelijke vergeving, de rotte, stin
kende zuurdesem uit ons voorbije le
ven te verwijderen en zalig Pasen te
gaan vieren-, doordesemd van het
Brood, dat van ons eeuwig voortbe
staan in vrede en geluk het onder
pand is.
En als ge binnenkort of later onze
overlijdens-advertentie in de krant
ziet, het stukkie in de krant, het
fraaie portret misschien, gedenk dan,
o! gedenk dan in offer en gebed de
arme, gelovige ziel van MARIUS.