6e QRote vergissing van keizer augustus nu zijt wellecome jesu lieven heeR exut eöictum a cagsarg auqusto nu zaI het wel qAuw qAAn sneeuwen mi oe ec qinq een Besluit uit VAn keizep Augustus pvE geschiedenis der wereld kan op tweeërlei wijze beschreven wor den. De meest gebruikelijke en schoolse manier is het doen en drij ven der mensen op te tekenen, tegen elkaar af te meten, er zake- I lijk en oorzakelijk verband tussen te leggen. Deze geschiedschrijving geeft een nauwkeurige volgorde. In vogelvlucht bezien echter volgt het een wel op het ander, doch is de orde zoek. Een grafische voorstelling van een dusdanige geschiedenis vertoont krassen en halen, omhoog! omlaag! doch er zit geen lijn in. Een andere wijze om het wel en wee der mensheid te beschouwen tracht na te gaan het blijft bij Nu zal het wel gauw gaan sneeuwen. Dan worden de wegen wit En dan rijden de drie kamelea, Waarop elk een Koning zit, Door een woestijn van eeuwen Vol boosheid en gevit. De herdertjes lagen bij nachte Te waken op het veld, Bij hun schaapjes met witte vachten, Een engel heeft hun verteld, Dat Jesus niet langer kan wachten, Want de wereld moet hersteld. Wat herders en Koningen hopen, Het maakt gering verschil, Men kan het geluk niet kopen, Maar voor menschen van goeden wil Gaat de hemel eenvoudig open En dan wordt alles stil. Doch zij, die het kwade begeren Zij mogen niet binnengaan, De hemel is voor wie leren De goedheid te verstaan. Die menschen door ons ontberen Als wij hebben kwaad gedaan. Door een woestijn van eeuwen Vol boosheid en gevit, Rijden de drie kamelen Waarop elk een Koning zit. Nu zal het wel gauw gaan sneeuwen En dan wordt de wereld wit. ANT. VAN DUINKERKEN keizeR Auqustus trachten hoe de daden en de be doelingen der mensen geordend wor den, ondergeschikt worden aan de bedoeling van den Oneindige, aan het ontwerp van een geschiedenis der wereld, dat vaststaat ^n dwars door alle berekeningen en politieke over wegingen heen, wordt nagestreefd en door niets of niemand te be lemmeren of tegen te houden wordt uitgevoerd. Deze manier van geschiedschrijving volgt, zo ve?- doenlijk, het schrijven van de „Vin ger Gods". Deze Vinger schrijft zeer, zeer langzaam en wat hij schrijft blijkt één grote, vaste lijn te zijn. „Exiit edictum a Caesare Augus- toEr ging een besluit uit van Keizer Augustus....", dat er een volkstelling zou worden gehouden. Toen keizer Augustus dat voorschrift uitvaardigde en er zijn handteke ning onder zette, is deze machtige man er zcch in 't geheel niet van be wust geweest, dat het de Vinger Gods was, welke op dat ogenblik zijn vingers dwong tot tekenen. Wel was hij er van overtuigd „een gunsteling der goden" te zijn, die op aarde een meer dan aardse taak te vervullen had, maar het is nooit in Augustus opgekomen, dat deze taak bestond in het uitschrijven van een vo'kstelling. Deze volkstelling had tot gevolg, dat Christus geboren werd in Bethlehem, „de stad van David", zoals door de profeten was voorzegd. Anders zou Christus in Nazareth zijn geboren, doch dat lag blijkbaar niet in de bedoeling van de Vinger Gods. De Christus moest en zou in Bethlehem worden gebo ren en keizer Augustus schreef een volkstelling uit. Het mag wat goedkoop lijken de tegenstelling te schetsen tussen de nederige, armzalige geboorte van de Zpon Gods en de luister en rijkdom, waarmede zijn vorst en keizer was omringd het blijft toch altijd boeiend te overwegen, hoe vreemd, van het standpunt der „schoolse" ge schiedenis bekeken, de loop der din gen zich heeft ontwikkeld. IN de tijd, dat keizer Augustus leef de, was er in alle landen een ge heimzinnige verwachting (een ver wachting, welke gevoed werd door de Sibyllijnse boeken en vele andere profetieën) dat een goden-zoon op aarde zou komen die aan de van oorlogen en rampen doorploegde mensheid een tijdperk van vrede zou schenken. Augustus is er van overtuigd ge worden, dat hij die godenzoon was, nadat hij van alle zijden als de vorst des vredes was bejubeld. „Hij is het" schreef Virgïlius „van wie de profetieën spraken, Augustus de vredesvorst". Een inschrift te Priene begint met de verzekering, „dat de geboortedag van de zeer goddelijke Caesar te recht op één lijn kan worden gesteld met het begin der «wereldgeschiede nis". Verder wordt Augustus ge noemd „de redder van ons en ons nageslacht" en zijn geboortedag (23 September) verheerlijkt als: „de ge boortedag van de god, het begin van de evangeliën (blijde boodschappen) die met hem in verband staan". Verwisselt men in deze aanhalin gen de namen Augustus met Chris tus, dan springt de opzienbarende vergissing van de tijdgenoten van Augustus en Christus wel duidelijk in het oog. Augustus is in wereldlijke zin ge weest, wat Johannes de Doper in geestelijke zin was: een wegbereider des Heren. Maar terwijl Johannes de komst van de Verlosser ver wachtte en iedere eer voor zichzelf afwees, heeft Augustus geen ander meer verwacht en de goddelijke eer aan zichzelf laten brengen. Hij en zijn tijdgenoten werden op het dwaalspoor geleid door dde re eds aangeduide algemene verwachting, dat een „godenzoon" op aarde ko- Naar een schilderij van Hugo 1 men zou en vrede zou stichten. Dit dwaalspoor sloegen zij te gereder in, omdat Augustus inderdaad vrede bracht in het uitgestrekte rijk en ten tijde van Christus* geboorte de tem pel van Janus gesloten werd, omdat er geen oorlog van enige betekenis gevoerd werd en er niet meer om vrede gebeden behoefde te worden. Er zou had de Vinger Gods ge schreven vrede zijn rond de ge boorte van Christus. Er was vrede en Augustus was de uitverkorene om die vrede te bewer ken. Tegen het einde van zijn leven hij stierf, 76 jaar oud, in het jaar 14 na Christus liet Augustus door het gehele Rijk marmeren opschriften plaatsen, waarin hij zijn eigen goede daden en hoedanigheden opsomde, onbekend ervan, dat zijn „dubbelgan- er" te Nazareth leefde en reeds, in een onbewaakt ogenblik, de Tempel van Jeruzalem had verbaasd door zijn kinderlijke welsprekendheid. Augustus meende de „Verwachte der volkeren" te zijn, maar hij was slechts een werktuig in de greep van de Vinger Gods. HIJ is hoe vreemd dat ook schijne een goed werktuig geweest. Romeinse keizers staan niet in een heilig blaadje, maar Augus tus, ofschoon verre van heilig, was toch een uitnemend man, rechtvaar dig en wijs, eenvoudig in zijn le venswijze en altyd op dat bedacht, wat de vele volkeren onder zijn be wind tot heil kon strekken. In de huwelijkstrouw was hij niet sterk, maar hij was dol op kinderen. Zelf had hij slechts één dochter Julia, die zeer ongunstig staat aangeschre ven maar hij kocht kinderen op van familie en kennissen, omdat hij zo gaarne in zyn vrije uren kinde ren om zich heen zag. Onder het bewind van de keizer lijke kindervriend werd het Kind geboren, dat het „verlangen der eeuwige hemelen" zou vervullen. Dit Kind was zijn onderdaan en zou hem, de machtige Caesar, op de lan ge duur in glans en luister over stralen. Niet met Augustus' geboor tedag zou de nieuwe wereldgeschie denis beginnen, maar met de ge boorte van het Kind in het verre wingewest van Judea. En Augustus' naam zou zelden meer onder ons worden genoemd (tenzij als de acht ste Jaarmaand, naar hem geheten), als niet uit de levensbeschrijving van ihet Kind, dat God was, eeuw na eeuw met Kerstmis zou worden voor gelezen en voorgezongen: Exiit edictum de Caesare Augusto Er ging een besluit uit van keizer Augustus. De marmeren borden met de ver melding zijner goede daden zijn bijna alle verbrijzeld, zijn paleizen op de Palatijn tot puin geklopt, de tempels te zijner ere opgericht ver woest en vernield, de geschriften, die hij, zeer zorgvuldig, samenstelde, spoorloos verdwenen, maar de Vin ger Gods heeft Caesar gegeven wat des Caesars is. Al het goede en grote, dat Augustus in zijn leven heeft gewrocht en in herdenking voor het nageslacht liet opstellen, is van geen betekenis meer. De onverwelkbare kroon op aijn regering, de bijkans goddelijke eer, die niet hijzelf of het volk, maar God hem, de grijze kin dervriend heeft bewezen, is de on derscheiding Gods Zoon tot zijn on derdanen te mogen rekenen en Hem bij de volkstelling te hebben doen inschrijven in de burgerlijke stand van dat grote, toenmaals in vrede rustende Romeinse Rijk „onde Cristo Romano" schreef Dante met !rots „waarvan Christus een Ro- ein is". 6R is een roos ontspRonqen Er is een roos ontsprongen Uit eed'len worteltronk; Zooals profeten zongen 't Was Jesse, die ze schonk. Zij heeft een bloem gebracht In 't midden van den winter Te midden van den naoht. De rozestam, die kleine, Waaraan de Ziener dacht, Maria, heet die reine Die ons dit bloempje bracht, 't Heeft eeuwig God behaagd Dat zij een kind zou baren En blijven zuiv're maagd. Wij smeeken U van harte, O eedle rozenstam! Bij alle wreede smarte Die over 't bloempje kwam, Wil onze hulpe zijn; Dat w' U bereiden mogen Een woning lieflijk, rein.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 9