WAAR 0111
Het Kerstfeest
van de oude Scrock
inteRessante kepstpuzzle
öonkeRe öAqen
Hoofdprijs; een dames- of herenrfjw/ïel
of qouden polshorloge
ZATERDAG 22 DECEMBER 1951
T7T LEIDSE COURANT
•-r^.STMUMMER PAGINA 7
Met het weer heeft de uit
drukking „DONKERE DA
GEN VOOR KERSTMIS" niets te
maken. Uit de jaarboeken van De
Bilt zal niet blijken, dat er zich in
de week voor de 25ste December ge
regeld depressies over ons land be
wegen die dan juist voor een be
wolkte hemel zouden zorgen; het
komt natuurlijk wel voor, maar de
kans op een heldere vrieslucht is op
zijn minst even groot. Bovendien is
de uitdrukking typerend voor de
streek omtrent een graad of vijftig
Noorderbreedte. In het Middellandse-
zeegebied hoort men haar niet en
evenmin in de poolstreken, waar im
mers een half jaar lang alle dagen
even donker zijn: de zon komt al die
tijd niet boven de horizon.
De oorzaak ligt dan oqk in de gang
van zaken in het heelal. Het woord
„Zonnewende" dat men om deze tijd
van het jaar ook wel hoort gebruiken,
wijst daar trouwens al op, hoewel het
strikt genomen onjuist is: niet de
zon wendt (of keert) zich om, maar
de aarde. En eigenlijk nog precieser
gezegd: de aard-as, die denkbeeldige
lijn, waarom onze planeet dagelijks
wentelt.
Laat ons voor het gemak de aarde
eens voorstellen als een priktol. Wat
gebeurt er dan?
staat niet stil op één punt: zij
beschrijft bovendien nog een zekere
baan. Die baan is, laten wij nu maar
voor het gemak zeggen, een cirkel
(eigenlijk is het een korte elips) en
in het middelpunt van die cirkel
staat een brandend lampje. Stel dat
alles zich afspeelt in een kamer, die
afgezien van dit lampje donker is.
Stond onze tol rechtop te draaien,
dan zou een mier, die ergens op die
tol zit, het lampje zien „opkomen"
en „ondergaan" met de regelmaat
van een klok. Bij elke omwenteling
van de tol zou de mier het lampje
steeds weer op dezelfde plaats boven
zijn horizon (de buik van de tol)
zien verschijnen. En gesteld dat wij
de tol een jaar lang met gelijke snel
heid draaiende konden houden in
welk jaar dan precies één cirkel-om
loop om het lampje zou zijn volbracht
dan zou voor de mier elke draai,
die de tol om zijn eigen as maakt,
gelijk zijn aan de vorige en aan de
volgende.
Maar onze tol staat niet rechtop,
doch scheef. De as waarom zij draait
maakt een hoek van ongeveer 67 gra
den met de vloer. En het eigenaar
dige is, dat die as altijd dezelfde rich
ting heeft. Ergens aan de muur van
onze donker gemaakte kamer hangt
een schilderij. En naar dat schilderij
wijst de as van de tol, waar zij zich
in haar jaarlijkse baan om het lamp
je ook bevindt. Daardoor komt het
dan dat de bovenste helft van de tol
op een gegeven punt van haar baan
naar het lampje toe neigt. Aangezien
de as van de stand echter gelijk
blijft zal een half jaar later wan
neer de tol de helft van haar cirkel
baantje heeft doorlopen de boven
ste helft van de tol nog steeds naar
het schilderij, maar juist van het
lampje afgekeerd zijn en veel min
der licht opvangen dan eerst. Onze
mier, die een half jaar tevoren de
lamp vrij steil boven zich zag, ziet
nu het lichtje maar een klein boogje
boven zijn horizon beschrijven.
P\IT is nu precies wat er met onze
aarde gebeurt. Zij is zelf te ver
gelijken met de tol. die om haar as
draaiend in een jaar haar baan om
de zon beschrijft, want die lamp
is de zon en de mier zijn wij zelf,
op ons noordelijk halfrond. Alle ca
priolen, die wij de zon zo in de loop
van het jaar zien uithalen soms in
het Oosten opkomen, dan bijna in het
Zuidoosten, hoog of laag aan de he
mel staan, een grote of een kleine
boog beschreven het zijn allemaal
maar weerspiegelingen van de eigen
wijsheden van ons eigen planeetje.
Staat de zon tamelijk steil boven on
ze kruin, dan betekent dit, dat de
„bovenste helft" van onze aardbol
(het noordelijk halfrond) zich naar
de zonnelamp toe neigt; een half jaar
later keert de top van de tol (onze
Noordpool) zich van de zon af: aan
de pool is het nu zacht, een half jaar
lang. Op 22 December valt echter
het keerpunt; na die datum keert de
aardas zich weer langzamerhand naar
de zon toe en het boogje dat wij, op
52 graden Noorderbreedte, de zon
aan de hemel zienbeschrijven, zal
weer elke dag een stukje groter wor
den.
Om nog even tot ons punt van uit
gang te keren: de periode van 19 tot
25 December drie dagen voor en
drie dagen na de 22ste is dus in
derdaad de week waarin ons land
en alle streken op dezelfde breedte
de geringste hoeveelheid zonlicht op
vangt van het hele jaar, zelfs al is de
hemel totaal onbewolkt.
Ziedaar de oorsprong van de don
kere dagen vóór Kerstmis!
Vervcolg van pag. 6.
TPOEN de klok twaalf sloeg, was de
B geest verdwenen maar in zijn
plaats zag Scrock in de verte een
donkere gedaante, die iets zo ontzag
wekkends had, dat Scrock op de
knieën zonk. Van het hoofd tot de
voeten was de geest in een zwarte
mantel gehuld, die niets zichtbaar
liet dan een uitgestrekte hand.
Deze geest der toekomst vervulde
hem met angst, maar hij gaf zich
aan hem over, zeggend: „Gij zijt ge-
duchter dan wat ik tevoren gezien
heb, maar ik geef mij aan u over,
want ik wil een ander mens worden.
Breng mij waar gij wilt."
En de geest voerde hem naar het
hart van Londen, op de beurs, mid
den tussen het gewoel der kooplie
den, dat Scrock zo dikwijls gezien
had. In een groep van hen, temidden 1 6en vinnige pijn en ontwaakte,
waarvan de geest Scrock heenvoerde,
„Ben ik de man, die op dat bed
lag?" riep hij uit, terwijl hy op zijn
knieën zonk. De vinger wees van
het graf op hem, en weder op het
graf. „O neen, neen!" De vin
ger herhaalde dezelfde beweging.
„Hoor mij" riep Scrock, zich voor
de geest nederwerpend. „Ik ben de
man niet meer, die ik was Waarom
vertoont gij mij dit, als er voor mij
geen hoop meer is?" Voor de eer
ste maal scheen de hand te beven.
„Weldadige geest!" vervolgde
Scrock, „ik „:e, da ge medelijden met
mij hebt. Ik zal Kerstmis in ere hou
den; ik zal zelfs het gehele jaar door
Kerstmis houden. Zeg mij slechts, hoe
ik de letters op dëze steen kan uit
wissen?"
In doodsangst smekende, stak hij
zijn nanden omhoog; maar nauwe
lijks ontwaakt, gevoelde hij daaraan
Verkeerd begrepen. Hospita:,, Ik
zal u nog drie dagen geven om te
betalen'".
Student: „Dat is best. Ik neem de
Eerste Kerstdag, de laatste dag van
Februari en de dag, waarop de jaar
beurs geopend wordt''.
Succes. De onderwijzer had het
in de klas over middelen, die naar
succes leiden. Na een uiteenzetting
stak een van de leerlingen zijn vin
ger op en vertelde, dat zijn vader
ook onderaan begonnen was en ten
slotte de top had bereikt.
„Dat is prachtig, Jan", zei de on
derwijzer. „Vertel er maar eens iets
van".
„Ach, mijnheer", antwoordde Jan,
„dat is een korte geschiedenis. Mijn
vader begon op zestienjarige leeftijd
als schoenpoetser en op het ogenblik
is hij kapper".
Cynisch. „Wat doet uw man op
't ogenblik?", vroeg Van Galen.
„Ik kan het u niet precies zeggen",
antwoordde de buurvrouw. „Als het
ijs zo dik is als hij meende, is hij aan
het schaatsen, maar anders is hij aan
het zwemmen'".
Aannemen. Een oude man
trachtte in een restaurant te flirten
met een jong dienstertje. Toen het
meisje de man zijn. dessert bracht
vroeg hij: „Dat ik je nu pas ontmoet
Waar ben je geweest gedurende mijn
leven?" „De eerste veertig jaar ner
gens, antwoordde het dienstertje,
want toen was ik nog niet geboren.
Verlangen. „Volgende week",
zei de vrouw, „zijn we vijf en twin
tig jaar getrouwd en nu mag jij zeg
gen, hoe we het zullen vieren".
De echtgenoot dacht even na en
vroeg toen: „Wat denk je van twee verwaarloosde graf zijn eigen naam:
minuten stilte?" I „Samuel Scrock!"
sprak men over een dode, een geld,
wolf, die geen vrienden had, en die
deswege weinig mensen achter zijn
lijkbaar zou krijgen.
Nog verder voerde de geest hem,
naar een buurt van donkere stegen
en gangen, waar een koopman woon
de in oude vodden, die alles kocht
wat men hem te koop aanbood. En
Scrock zag daar zijn wasvrouw, zijn
schoonmaakster en de man in het
zwart, de bediende van de aanspre
ker; zij kwamen aandragen met al
lerlei voorwerpen, die een dode had
den toebehoord en die zij nu te koop
aanboden, tot zijn bedgordijnen,
zijn kleren en onderkleren zelfs toe.
En tenslotte zag hij een ander to
neel. Vlak voor zich zag hij een ledi
kant zondei gordijnen, waarin, on
der een versleten laken, een voor
werp lag, dat, hoewel het stom was,
een verschrikkelijke taal sprak. Een
enkele lichtstraal viel op het bed en
daar lag, geplunderd en veracht, on
bewaakt, onbeweend en vergeten, het
lijk van een man.
„Geest!" Sprak Scrock, „dat is een
akelige plaats. Ik zal de les, die ik
hier ontvangen heb, ter harte ne
men; dat beloof ik. Maar breng mij
weg".
Weer voerde de geest hem weg,
maar nu naar het kerkhof en de geest
wees hem naar een zerk. De geest
wees stilzwijgend naar beneden op
het graf en Scrock sprak: „Iemands
leven voorspelt een zeker einde,
waartoe het komen moet als hij
daarin volhardt. Maar als hij zijn
leven verandert, moet ook het einde
anders worden. Zeg mij, is het ook
zo met hetgeen ge mij vertoont" De
geest bewoog zich niet,
Scrock naderde nu langzaam en
bevend en las op de zerk van het
't Is wel niet precies wat ik
hebben moet, maar als U
ze niet meer van m'n voeten
kan krijgen
het heugelijke
keustfeest
IA, hij ontwaakte want hij had
zijn handen tegen de hoofdplank
van zijn ledikant geslagen. Hij lag
in zijn bed, in zijn eigen kamer, en,
wat het gelukkigste van alles was,
hij had nog tijd om zijn leven te be
teren.
„Ik zal het verledene, het tegen
woordige en de toekomst ter harte
nemen herhaalde hij bij zichzelf,
terwijl hij uit zijn bed stapte. „O Ja
cob Marley! De hemel zij hiervoor
gedankt en het heuglijke Kerstfeest!"
Nu vielen hem zijn bedgordijnen
in het oog. „Zij zijn nog niet afge
nomen met ringen en al!" riep hij uit.
„Daar hangen zij nog, en hier sta ik
nog, en de schimmen, die de toe
komst vertoonden, kunnen nog ver
dwijnen. Ja zij zullen verdwijnen!"
Zo sprekend oegon hij zich aan te
kleden; maar alles ging verkeerd,
hij wist haasi niet wat binnen of
buiten, onder ol boven was ,.lk weet
niet meer wat ik doe!riep hy uit
tussen lajhen en schreien door. „Ik
ben zo licht als een veer. Ik ben zo
vrolijk als een schooljongen. Ik ben
zo gelukkig als een enge' Ik ben zo
duizelig als een dronken man. Ik
wens alle mensen een vrolijk Kerst
feest en de gehele wereld een geluk-
dig nieuwjaar!" Hij was, zo roe
pend, naar de voorkamer gehuppeld
„Ja!" vervolgde hij „daar staat
het pannetje van de gort, en daar is
de deur die Jacob Marley binnen
kwam, en daar is de noek waar de
grote geest zat. Ja, het is alles waar
i gebeurd. Ha, ha, ha!" Het was een
heerlijke, meesterlijke - lach voor
iemand, die in zo lang niet gelachen
had.
„Ik weet niet welke dag van de
maand het ishervatte hij „Ik weet
niet hoe lang ik onder de geesten ge
weest ben Ik weet niets meei. Ik
ben gehec-J en al een kind geworden.
Maar dat komt er niet op aan. Ik
ben er blij om!"
Hij werd in zijn verrukking ge
stoord door het luiden der klokken,
die hem als heerlijke muziek in de
oren klonk Hij ging naar het ven
ster, schoof het open, en stak zijn
hoofd buiten. Het mistte niet meer,
de lucht was helder en fris koud, en
de zon scheen verrukkelijk.
„Wat voor een dag is het van
daag?" riep Scrock een jongen toe,
die, in zijn beste pak gekleed, bene
den op de plaats stond te kijken.
„Hè?" zei de knaap verwonderd.
„Wat voor dag is het vandaag?",
herhaalde Scrock. „Vandaag?"
antwoordde de jongen. „Wel Kerst
mis!" „Ei!" zei Scrock bij zich
zelf. „Dan heb ik die dag toch niet
verzuimd. De geesten hebben het al
les in één nacht gedaan.
En hij stuurde de jongen naar de
poelier op de hoek, om de grootste
kalkoen te doen bezorgen, die hy
had.
„Ik zal de kalkoen naar Crachit
zenden", sprak Scrock, terwijl hij in
zijn handen wreef". Wat zal hij kij
ken! Het beest is eens zo groot als
die arme Tim Dat zal een grap
zijn!"
Horizontaal: i. jongensnaam, 5.
een zegel op iets drukken; 12. ver
dichte vertelling, 17. wezenlijk, 18.
liniëren, 20. gem. in N.H. in het Gooi,
22. metaalhoudende delfstof, 23.
plaats in Frankrijk, die her nnert aan
Napoleon III, 24 jongensnaam, 26.
derde zoon van Jacob en Lea, 27.
holte in een muur, 28 glijvoertuig,
29. schip, 31. eiland van Estland
vóór de Golf van Riga. 33 ontken
ning (spreektaal), 34. lidwoord, 35.
spotternij, 36. opschrift ener enve
loppe, 38. pijp van een ketel, 40.
maanstand (afk.), 41. krachteloos 42.
blaar (meerv.), 43. beklemming, 45.
hoekbalkon, 49. vorstelijk hoofdtooi
sel, 51. zuiver, 52. voorzetsel, 53.
voegwoord, 55. dapperheid, 56. te
genstelling van stad, 58. hoofdbe
standdeel van potas, 60, verstand, 61.
sap van run, 62. touw (Mal.), 64. bij
woord, 65. voegwoord, 66. slotwoord
van liturgische gebeden, 69. zijde van
het voorhoofd, 71. kubieke meter, 72.
tijding, 74. sterke drank, 80. heilige
stier der oude Egyptenarcn, 81. heeft
een schip, 83. gem. in Gelderl., 85
ontvangkamer, 86. stap. 87. als 34
hor., 88. reform-esperanto, 90. gem.heid, 75. loofboom, 76. akelig, 77.
in Zeeland, 92. schijn, voorkomen,! keur, kern, 78. als 100 hor., 79. als
93. iemand de achting geven welke 1 53 hor., 80. pa mboom (Ja a), 82. dorp
hem toekomt, 94. deel van het oor. ten N. van Groningen, 84. goud en
95. nieuwigheden, 97 tenten, waarin' zilver zijn.... metalen, 86. hinde-
de soldaten in het veld vertoeven, ren, 89. bijwoord, 91. zijtak Elbe,
100 ploegsnede. 101, roofvogel, 103.1 93. voedsel, 94. gast die logeert, 96.
gem. Grams-
bergen, 98. electrostatischc eenheid
(afk.), 99. nieuws (Gr.), 100. afgele
gen, 102. decistère (afk.), 105 afkor
ting voor neon.
Bij juiste oplossing leest men op
de cijfers: 5, 82, 9, 2, 74, 43, 8. 17,
28, 38, 12, 22, 15, 41, 39 een wens voor
al onze lezers en lezeressen.
onderricht, 104. telwoord, 105. tel- j dorpje in de Over.
woord, 106. doen, bewijzen. 107. in
dienst nemen van scheepsvolk
Verticaal: 1. reeks van opeenvol
gende nummers, 2. onbep. voornaam
woord, 3. voorwerp om te snijden, 4.
oosterlengte (afk5 gewoonte, 6.
echtgenoot, 7. barmhartigheid, 8.
lengtemaat, 9. afdruipen, IC. tijdre
kening, 11. Rom. keizer 13. tel
woord, 14. danspartij, 15 al93 hor.,
1G drukte, 17. noords heit, 13. kleine
opening, 19. broedplaats van vogels
21 onbep. voornaamwoord, 23. struat-
je dat doodloopt, 25. grappig, aardig,
28. boom, 30. jongensnaam, 32. litte
ken 35 sleur, 36. telwoovd, 37. af
korting voor selenium. 39. begren
zing, 41. sneeuwschaats, 44. bosscha
ge hout, 46 koninklijk maai, 47.
eenheid van maat bij de ölectrische
stroomsterkte, 48. ton voor pek, 50.
schaaldier, 52 regelmaat, 54. deel
van het rad waardoor do as gaat,
57 oriënt express (afk.), 59 muziek-
n< ot. 62. gemalin van de vsaar, 63.
jong schaap, 67 als 3 vert., 68. mis
ten, 70. salaris (Vlaams), 71. tafel
jongen (O.I.), 73. wars van alle laag-
Voor deze bijzondere Kerstpuzzlc
hebben we een aantal zeer bijzon
dere prijzen beschikbaar gesteld. De
hoofdprijs is een dames- of heren-
rijwiel of een gouden polshorloge
(naar keuze). De tweede prijs is een
prachtige uitgave van Het Spectrum
„De H. Schrift", volledig met Oude
en Nieuwe Testament. De derde
prijswinnaar ontvangt een amateur-
fototoestel. De vierde en vijfde prijs
bestaan uit mooie dag-missaals. Bo
vendien zijn er vijf troostprijzen in
de vorm van gezelschapsspelen.
Deze prijzen zijn wel de moeite
waard om een uurtje aan deze aar
dige puzzle te besteden! U behoeft
er geen haast mee te maken, want
de oplossingen kunnen tot en met
Maandag 14 Januari 1952 ingezonden
worden naar het bureau van De
Leidse Courant, Papengracht 32.
Leiden. Op de enveloppe vermelden
„Kcrstpuzzle". Vanzelfsprekend staat
de mogelijkheid tot deelname alleen
open voor abonné's op ons blad.
genaam, vrees ik. Ik meet u vergif
fenis vragen, en wiit gij zo goed
zijn...." het overige fluisterde hij
xifcin in het oor. „Wat!" riep de
ander uit, alsof zijn adem stokte.
„Meent gij dat in ernsi?" „Als het
u belieft", antwoordde Scrock, „Geen
penning minder. Ik rivet zo ineens
vele tekortkomingen goedmaken. Ge
wilt wel zo goed zijn?" „Mijn
heer", zei de ander, hem de hand
gevend. „Ik weet niet wat ik zeg
gen moet van zulk een mild...."
,,Zeg er liever niets van", viel
Scrock hem in de redo; „maar kom
mil eens bezoeken, zult ge?"
„Gaarne", antwoordde de heer, en 't
was duidelijk te zien, dat hij het
meende.
Scrock ging naar de kerk, kwam
er weer uit en liep mal genoegen
rond te kijken naar ai degenen, die
op straat liepen. In de middag richt
te hij zijn schreden naai het huis van
zijn neef. Hij liep wel tienmaal de
deur voorbij, alvorens nij de moed
ha om aan te kloppen maar einde
lijk deed hij het. De meid, die hem
de deur opende, liep hij voorbij en
zachtjes opende hij de oeur van de
eetkamer. Hij zag hoe zijn neef cn
zijn vrouw de keurig gedekte tafel
stonden te bekijken....
„Frederik!" riep hij.
„Wat weerga!" sprak deze. „Wie is
En het was een kalkoen, zo groot; dat«>" (ik ben het, uw oom
en vet dat het beest toen het leefde, Ik heh mij bedacht. Wilt ge
onmogelijk op zijn dunne poten had mjj latcn mede etcn?--
kunnen staan „Gij kunt die vracht j Welk cen vraag, Frederik schudde
niet naar Camden Town dragen", zeihum bijna de hand van hcl „jf. Bin-
Scroc.t tegen de knecht. „Gij moet i nen vjjf minuten was Scrock zo goed
maar een rijtuig nemen.Hij zei dit als thuis z0 hartelijk werd hij unt-
De herboren Scrock
Hij schreef het adres, hoewel met
onvaste hand en ging toen naar be
neden, om de deur open te doen en
op de knecht van de poelier te wach
ten. Terwijl hij daar stond, viel hem
de deurknop in het oog. „Ik zal hem
liefhebben, zo lang ik leef", sprak hij.
„Voorheen heb ik er nooit op gelet.
Een wonderbare knop! Maar daar
de kalkoen!"
glimlachend, betaalde de kalkoen
het -rijtuig en gaf de jongen een flin
ke beloning.
Daarna kleedde hij zich bijzonder
net aan en ging de straat op. De men
sen liepen zo haastig, als hij hen had
zien doen. toen hij de reusachtige
geest vergezelde. Hij was nog niet
ver, toen hij de heer zag aankomen,
die de vorige dag bij hem in het kan
toor was geweest en hem gevraagd
had. of hij Marley of Scrock wa6. De
gedachte, hoe die heer hem zou aan
zien, beklemde zijn hart; maar hij
wist wat hem te doen *tond en hij
deed het.
„Mijnheer!" sprak Scrock. op hem
toelopend en hem bij de hand ne
mend „hoe maakt u het? Ik hoop
dat gij gisteren vel in uw bedoelin
gen zijt geslaagd. Vrolijk Kerstfeest!"
„Mijnheer Scrock? „Ja, zo
heet ik en die naam is u niet aan
vangen.
r\E volgende morgen zat Scrock
vroeg in zijn kantoor. Hij wil
de de eerste wezen, en zijn klerk op
te laat komen betrappen. Daarop had
hij zijn hart gezet, en het gelukte
hem ook. Het sloeg negen uur en
Robert Crachit was er niet. Kwar
tier over negenen en nog was hij er
niet. Hij kwam volle achttien minu
ten te laat. Scrock had zijn deur wijd
open staan om hem niet te missen.
Robert kwam. Zijn hoed en zijn
bouffante waren reeds af, eer hij
de deur in was. In een wip zat hij
op zijn stoel en liet zijn pen krassen,
alsof hij de klok van negen nog wil
de inhalen.
„Heidaar!" riep Scrock met zijn
gewone grommende stem, zo goed als
dat beduiden om zo laat tc komen?"
„Het spijt my wel, mijnheer!"
.ooert. „Ik ben wat tc laat
van huis gegaan". „Ja, dat zijt ge
zeker", hernam Scrock. „Kom eens
hier!" „Het is maar eens in het
jaar, mijnheer!" pleitte Robert, ter
wijl hij uit zijn hokje kwam; en ik
zal oppassen, dat het niet weer ge
beurt. Gisteravond zijn wij met de
vrolijkheid wat laat opgebleven."
„Ik zal u eens wat zeggen, vriend!"
zei Scrock. „Ik wil dat niet langer
hebben. En daarom", vervolgde hij,
terwijl hij van zijn kantoorstoel
sprong en Robert schertsend zulle
een duw gaf, dat deze van schrik
achteruit weer naar zijn hokje
stoof, „daarom ben ik voornemens
je salaris te verhogen."
Robert sidderde en greep onwil
lekeurig naar zijn lineaal; want zijn
eerste gedachte was Scrock daarme
de een slag op het hoofd te geven,
zodat hij zou neervallen, en dan de
buren om hulp te roepen om hem te
binden en naar het gekkenhuis tc
brengen.
„Ik wens je vrolijk Kerstfeest.
Robert!" sprak Scrock, nu bedaard
en ernstig; „een vrolijker Kerst
feest, goede man! dan ik je vele ja
ren lang gegeven heb. Ik zal je sa
laris verhogen en mijn best doen om
je met je groot huishouden wat op
de been te helpen. Samen zullen v/o
vanavond onder het genot van een
glas bisschop, over je zaken sprc
ken. Stook nu het vuur wat op en
ga nog een kolenemmer kopen eer
dat ge nog een stip op de i zet."
OCROCK hield woord, ja, hij deed
meer dan dat; en voor de arme
Tim, die in leven bleef, en nader
hand wat groter en sterker werd
v/as hij een tweede vader Hij werd
zulk een goed vriend en meester
en over 't geheel zulk een goed man,
als de goede oude stad Londen ooit
gekend had Sommige mensen lach
ten, toen zij hem zo zagen verande
ren; maar hij liet hen lachen en trok
het zich niet aan; want hij was wijs
genoeg om te weten, dat niemand op
de wereld iets goeds kan doen, of
sommige mensen lachen er om. Zijn
eigen hart lachte en dat was hem ge
noeg.
Hij had verder geen omgang met
geesten; maar men zeide altijd van
hem, dat zo iemand goed wist hoe
men Kerstmis behoorde te vieren,
h(j het was. Moge hetzelfde
hij die nu kon nabootsen. „Wat moet ons allen kunnen gezegd worden.