WAAR 0111 Het Kerstfeest van de oude Scrock inteRessante kepstpuzzle öonkeRe öAqen Hoofdprijs; een dames- of herenrfjw/ïel of qouden polshorloge ZATERDAG 22 DECEMBER 1951 T7T LEIDSE COURANT •-r^.STMUMMER PAGINA 7 Met het weer heeft de uit drukking „DONKERE DA GEN VOOR KERSTMIS" niets te maken. Uit de jaarboeken van De Bilt zal niet blijken, dat er zich in de week voor de 25ste December ge regeld depressies over ons land be wegen die dan juist voor een be wolkte hemel zouden zorgen; het komt natuurlijk wel voor, maar de kans op een heldere vrieslucht is op zijn minst even groot. Bovendien is de uitdrukking typerend voor de streek omtrent een graad of vijftig Noorderbreedte. In het Middellandse- zeegebied hoort men haar niet en evenmin in de poolstreken, waar im mers een half jaar lang alle dagen even donker zijn: de zon komt al die tijd niet boven de horizon. De oorzaak ligt dan oqk in de gang van zaken in het heelal. Het woord „Zonnewende" dat men om deze tijd van het jaar ook wel hoort gebruiken, wijst daar trouwens al op, hoewel het strikt genomen onjuist is: niet de zon wendt (of keert) zich om, maar de aarde. En eigenlijk nog precieser gezegd: de aard-as, die denkbeeldige lijn, waarom onze planeet dagelijks wentelt. Laat ons voor het gemak de aarde eens voorstellen als een priktol. Wat gebeurt er dan? staat niet stil op één punt: zij beschrijft bovendien nog een zekere baan. Die baan is, laten wij nu maar voor het gemak zeggen, een cirkel (eigenlijk is het een korte elips) en in het middelpunt van die cirkel staat een brandend lampje. Stel dat alles zich afspeelt in een kamer, die afgezien van dit lampje donker is. Stond onze tol rechtop te draaien, dan zou een mier, die ergens op die tol zit, het lampje zien „opkomen" en „ondergaan" met de regelmaat van een klok. Bij elke omwenteling van de tol zou de mier het lampje steeds weer op dezelfde plaats boven zijn horizon (de buik van de tol) zien verschijnen. En gesteld dat wij de tol een jaar lang met gelijke snel heid draaiende konden houden in welk jaar dan precies één cirkel-om loop om het lampje zou zijn volbracht dan zou voor de mier elke draai, die de tol om zijn eigen as maakt, gelijk zijn aan de vorige en aan de volgende. Maar onze tol staat niet rechtop, doch scheef. De as waarom zij draait maakt een hoek van ongeveer 67 gra den met de vloer. En het eigenaar dige is, dat die as altijd dezelfde rich ting heeft. Ergens aan de muur van onze donker gemaakte kamer hangt een schilderij. En naar dat schilderij wijst de as van de tol, waar zij zich in haar jaarlijkse baan om het lamp je ook bevindt. Daardoor komt het dan dat de bovenste helft van de tol op een gegeven punt van haar baan naar het lampje toe neigt. Aangezien de as van de stand echter gelijk blijft zal een half jaar later wan neer de tol de helft van haar cirkel baantje heeft doorlopen de boven ste helft van de tol nog steeds naar het schilderij, maar juist van het lampje afgekeerd zijn en veel min der licht opvangen dan eerst. Onze mier, die een half jaar tevoren de lamp vrij steil boven zich zag, ziet nu het lichtje maar een klein boogje boven zijn horizon beschrijven. P\IT is nu precies wat er met onze aarde gebeurt. Zij is zelf te ver gelijken met de tol. die om haar as draaiend in een jaar haar baan om de zon beschrijft, want die lamp is de zon en de mier zijn wij zelf, op ons noordelijk halfrond. Alle ca priolen, die wij de zon zo in de loop van het jaar zien uithalen soms in het Oosten opkomen, dan bijna in het Zuidoosten, hoog of laag aan de he mel staan, een grote of een kleine boog beschreven het zijn allemaal maar weerspiegelingen van de eigen wijsheden van ons eigen planeetje. Staat de zon tamelijk steil boven on ze kruin, dan betekent dit, dat de „bovenste helft" van onze aardbol (het noordelijk halfrond) zich naar de zonnelamp toe neigt; een half jaar later keert de top van de tol (onze Noordpool) zich van de zon af: aan de pool is het nu zacht, een half jaar lang. Op 22 December valt echter het keerpunt; na die datum keert de aardas zich weer langzamerhand naar de zon toe en het boogje dat wij, op 52 graden Noorderbreedte, de zon aan de hemel zienbeschrijven, zal weer elke dag een stukje groter wor den. Om nog even tot ons punt van uit gang te keren: de periode van 19 tot 25 December drie dagen voor en drie dagen na de 22ste is dus in derdaad de week waarin ons land en alle streken op dezelfde breedte de geringste hoeveelheid zonlicht op vangt van het hele jaar, zelfs al is de hemel totaal onbewolkt. Ziedaar de oorsprong van de don kere dagen vóór Kerstmis! Vervcolg van pag. 6. TPOEN de klok twaalf sloeg, was de B geest verdwenen maar in zijn plaats zag Scrock in de verte een donkere gedaante, die iets zo ontzag wekkends had, dat Scrock op de knieën zonk. Van het hoofd tot de voeten was de geest in een zwarte mantel gehuld, die niets zichtbaar liet dan een uitgestrekte hand. Deze geest der toekomst vervulde hem met angst, maar hij gaf zich aan hem over, zeggend: „Gij zijt ge- duchter dan wat ik tevoren gezien heb, maar ik geef mij aan u over, want ik wil een ander mens worden. Breng mij waar gij wilt." En de geest voerde hem naar het hart van Londen, op de beurs, mid den tussen het gewoel der kooplie den, dat Scrock zo dikwijls gezien had. In een groep van hen, temidden 1 6en vinnige pijn en ontwaakte, waarvan de geest Scrock heenvoerde, „Ben ik de man, die op dat bed lag?" riep hij uit, terwijl hy op zijn knieën zonk. De vinger wees van het graf op hem, en weder op het graf. „O neen, neen!" De vin ger herhaalde dezelfde beweging. „Hoor mij" riep Scrock, zich voor de geest nederwerpend. „Ik ben de man niet meer, die ik was Waarom vertoont gij mij dit, als er voor mij geen hoop meer is?" Voor de eer ste maal scheen de hand te beven. „Weldadige geest!" vervolgde Scrock, „ik „:e, da ge medelijden met mij hebt. Ik zal Kerstmis in ere hou den; ik zal zelfs het gehele jaar door Kerstmis houden. Zeg mij slechts, hoe ik de letters op dëze steen kan uit wissen?" In doodsangst smekende, stak hij zijn nanden omhoog; maar nauwe lijks ontwaakt, gevoelde hij daaraan Verkeerd begrepen. Hospita:,, Ik zal u nog drie dagen geven om te betalen'". Student: „Dat is best. Ik neem de Eerste Kerstdag, de laatste dag van Februari en de dag, waarop de jaar beurs geopend wordt''. Succes. De onderwijzer had het in de klas over middelen, die naar succes leiden. Na een uiteenzetting stak een van de leerlingen zijn vin ger op en vertelde, dat zijn vader ook onderaan begonnen was en ten slotte de top had bereikt. „Dat is prachtig, Jan", zei de on derwijzer. „Vertel er maar eens iets van". „Ach, mijnheer", antwoordde Jan, „dat is een korte geschiedenis. Mijn vader begon op zestienjarige leeftijd als schoenpoetser en op het ogenblik is hij kapper". Cynisch. „Wat doet uw man op 't ogenblik?", vroeg Van Galen. „Ik kan het u niet precies zeggen", antwoordde de buurvrouw. „Als het ijs zo dik is als hij meende, is hij aan het schaatsen, maar anders is hij aan het zwemmen'". Aannemen. Een oude man trachtte in een restaurant te flirten met een jong dienstertje. Toen het meisje de man zijn. dessert bracht vroeg hij: „Dat ik je nu pas ontmoet Waar ben je geweest gedurende mijn leven?" „De eerste veertig jaar ner gens, antwoordde het dienstertje, want toen was ik nog niet geboren. Verlangen. „Volgende week", zei de vrouw, „zijn we vijf en twin tig jaar getrouwd en nu mag jij zeg gen, hoe we het zullen vieren". De echtgenoot dacht even na en vroeg toen: „Wat denk je van twee verwaarloosde graf zijn eigen naam: minuten stilte?" I „Samuel Scrock!" sprak men over een dode, een geld, wolf, die geen vrienden had, en die deswege weinig mensen achter zijn lijkbaar zou krijgen. Nog verder voerde de geest hem, naar een buurt van donkere stegen en gangen, waar een koopman woon de in oude vodden, die alles kocht wat men hem te koop aanbood. En Scrock zag daar zijn wasvrouw, zijn schoonmaakster en de man in het zwart, de bediende van de aanspre ker; zij kwamen aandragen met al lerlei voorwerpen, die een dode had den toebehoord en die zij nu te koop aanboden, tot zijn bedgordijnen, zijn kleren en onderkleren zelfs toe. En tenslotte zag hij een ander to neel. Vlak voor zich zag hij een ledi kant zondei gordijnen, waarin, on der een versleten laken, een voor werp lag, dat, hoewel het stom was, een verschrikkelijke taal sprak. Een enkele lichtstraal viel op het bed en daar lag, geplunderd en veracht, on bewaakt, onbeweend en vergeten, het lijk van een man. „Geest!" Sprak Scrock, „dat is een akelige plaats. Ik zal de les, die ik hier ontvangen heb, ter harte ne men; dat beloof ik. Maar breng mij weg". Weer voerde de geest hem weg, maar nu naar het kerkhof en de geest wees hem naar een zerk. De geest wees stilzwijgend naar beneden op het graf en Scrock sprak: „Iemands leven voorspelt een zeker einde, waartoe het komen moet als hij daarin volhardt. Maar als hij zijn leven verandert, moet ook het einde anders worden. Zeg mij, is het ook zo met hetgeen ge mij vertoont" De geest bewoog zich niet, Scrock naderde nu langzaam en bevend en las op de zerk van het 't Is wel niet precies wat ik hebben moet, maar als U ze niet meer van m'n voeten kan krijgen het heugelijke keustfeest IA, hij ontwaakte want hij had zijn handen tegen de hoofdplank van zijn ledikant geslagen. Hij lag in zijn bed, in zijn eigen kamer, en, wat het gelukkigste van alles was, hij had nog tijd om zijn leven te be teren. „Ik zal het verledene, het tegen woordige en de toekomst ter harte nemen herhaalde hij bij zichzelf, terwijl hij uit zijn bed stapte. „O Ja cob Marley! De hemel zij hiervoor gedankt en het heuglijke Kerstfeest!" Nu vielen hem zijn bedgordijnen in het oog. „Zij zijn nog niet afge nomen met ringen en al!" riep hij uit. „Daar hangen zij nog, en hier sta ik nog, en de schimmen, die de toe komst vertoonden, kunnen nog ver dwijnen. Ja zij zullen verdwijnen!" Zo sprekend oegon hij zich aan te kleden; maar alles ging verkeerd, hij wist haasi niet wat binnen of buiten, onder ol boven was ,.lk weet niet meer wat ik doe!riep hy uit tussen lajhen en schreien door. „Ik ben zo licht als een veer. Ik ben zo vrolijk als een schooljongen. Ik ben zo gelukkig als een enge' Ik ben zo duizelig als een dronken man. Ik wens alle mensen een vrolijk Kerst feest en de gehele wereld een geluk- dig nieuwjaar!" Hij was, zo roe pend, naar de voorkamer gehuppeld „Ja!" vervolgde hij „daar staat het pannetje van de gort, en daar is de deur die Jacob Marley binnen kwam, en daar is de noek waar de grote geest zat. Ja, het is alles waar i gebeurd. Ha, ha, ha!" Het was een heerlijke, meesterlijke - lach voor iemand, die in zo lang niet gelachen had. „Ik weet niet welke dag van de maand het ishervatte hij „Ik weet niet hoe lang ik onder de geesten ge weest ben Ik weet niets meei. Ik ben gehec-J en al een kind geworden. Maar dat komt er niet op aan. Ik ben er blij om!" Hij werd in zijn verrukking ge stoord door het luiden der klokken, die hem als heerlijke muziek in de oren klonk Hij ging naar het ven ster, schoof het open, en stak zijn hoofd buiten. Het mistte niet meer, de lucht was helder en fris koud, en de zon scheen verrukkelijk. „Wat voor een dag is het van daag?" riep Scrock een jongen toe, die, in zijn beste pak gekleed, bene den op de plaats stond te kijken. „Hè?" zei de knaap verwonderd. „Wat voor dag is het vandaag?", herhaalde Scrock. „Vandaag?" antwoordde de jongen. „Wel Kerst mis!" „Ei!" zei Scrock bij zich zelf. „Dan heb ik die dag toch niet verzuimd. De geesten hebben het al les in één nacht gedaan. En hij stuurde de jongen naar de poelier op de hoek, om de grootste kalkoen te doen bezorgen, die hy had. „Ik zal de kalkoen naar Crachit zenden", sprak Scrock, terwijl hij in zijn handen wreef". Wat zal hij kij ken! Het beest is eens zo groot als die arme Tim Dat zal een grap zijn!" Horizontaal: i. jongensnaam, 5. een zegel op iets drukken; 12. ver dichte vertelling, 17. wezenlijk, 18. liniëren, 20. gem. in N.H. in het Gooi, 22. metaalhoudende delfstof, 23. plaats in Frankrijk, die her nnert aan Napoleon III, 24 jongensnaam, 26. derde zoon van Jacob en Lea, 27. holte in een muur, 28 glijvoertuig, 29. schip, 31. eiland van Estland vóór de Golf van Riga. 33 ontken ning (spreektaal), 34. lidwoord, 35. spotternij, 36. opschrift ener enve loppe, 38. pijp van een ketel, 40. maanstand (afk.), 41. krachteloos 42. blaar (meerv.), 43. beklemming, 45. hoekbalkon, 49. vorstelijk hoofdtooi sel, 51. zuiver, 52. voorzetsel, 53. voegwoord, 55. dapperheid, 56. te genstelling van stad, 58. hoofdbe standdeel van potas, 60, verstand, 61. sap van run, 62. touw (Mal.), 64. bij woord, 65. voegwoord, 66. slotwoord van liturgische gebeden, 69. zijde van het voorhoofd, 71. kubieke meter, 72. tijding, 74. sterke drank, 80. heilige stier der oude Egyptenarcn, 81. heeft een schip, 83. gem. in Gelderl., 85 ontvangkamer, 86. stap. 87. als 34 hor., 88. reform-esperanto, 90. gem.heid, 75. loofboom, 76. akelig, 77. in Zeeland, 92. schijn, voorkomen,! keur, kern, 78. als 100 hor., 79. als 93. iemand de achting geven welke 1 53 hor., 80. pa mboom (Ja a), 82. dorp hem toekomt, 94. deel van het oor. ten N. van Groningen, 84. goud en 95. nieuwigheden, 97 tenten, waarin' zilver zijn.... metalen, 86. hinde- de soldaten in het veld vertoeven, ren, 89. bijwoord, 91. zijtak Elbe, 100 ploegsnede. 101, roofvogel, 103.1 93. voedsel, 94. gast die logeert, 96. gem. Grams- bergen, 98. electrostatischc eenheid (afk.), 99. nieuws (Gr.), 100. afgele gen, 102. decistère (afk.), 105 afkor ting voor neon. Bij juiste oplossing leest men op de cijfers: 5, 82, 9, 2, 74, 43, 8. 17, 28, 38, 12, 22, 15, 41, 39 een wens voor al onze lezers en lezeressen. onderricht, 104. telwoord, 105. tel- j dorpje in de Over. woord, 106. doen, bewijzen. 107. in dienst nemen van scheepsvolk Verticaal: 1. reeks van opeenvol gende nummers, 2. onbep. voornaam woord, 3. voorwerp om te snijden, 4. oosterlengte (afk5 gewoonte, 6. echtgenoot, 7. barmhartigheid, 8. lengtemaat, 9. afdruipen, IC. tijdre kening, 11. Rom. keizer 13. tel woord, 14. danspartij, 15 al93 hor., 1G drukte, 17. noords heit, 13. kleine opening, 19. broedplaats van vogels 21 onbep. voornaamwoord, 23. struat- je dat doodloopt, 25. grappig, aardig, 28. boom, 30. jongensnaam, 32. litte ken 35 sleur, 36. telwoovd, 37. af korting voor selenium. 39. begren zing, 41. sneeuwschaats, 44. bosscha ge hout, 46 koninklijk maai, 47. eenheid van maat bij de ölectrische stroomsterkte, 48. ton voor pek, 50. schaaldier, 52 regelmaat, 54. deel van het rad waardoor do as gaat, 57 oriënt express (afk.), 59 muziek- n< ot. 62. gemalin van de vsaar, 63. jong schaap, 67 als 3 vert., 68. mis ten, 70. salaris (Vlaams), 71. tafel jongen (O.I.), 73. wars van alle laag- Voor deze bijzondere Kerstpuzzlc hebben we een aantal zeer bijzon dere prijzen beschikbaar gesteld. De hoofdprijs is een dames- of heren- rijwiel of een gouden polshorloge (naar keuze). De tweede prijs is een prachtige uitgave van Het Spectrum „De H. Schrift", volledig met Oude en Nieuwe Testament. De derde prijswinnaar ontvangt een amateur- fototoestel. De vierde en vijfde prijs bestaan uit mooie dag-missaals. Bo vendien zijn er vijf troostprijzen in de vorm van gezelschapsspelen. Deze prijzen zijn wel de moeite waard om een uurtje aan deze aar dige puzzle te besteden! U behoeft er geen haast mee te maken, want de oplossingen kunnen tot en met Maandag 14 Januari 1952 ingezonden worden naar het bureau van De Leidse Courant, Papengracht 32. Leiden. Op de enveloppe vermelden „Kcrstpuzzle". Vanzelfsprekend staat de mogelijkheid tot deelname alleen open voor abonné's op ons blad. genaam, vrees ik. Ik meet u vergif fenis vragen, en wiit gij zo goed zijn...." het overige fluisterde hij xifcin in het oor. „Wat!" riep de ander uit, alsof zijn adem stokte. „Meent gij dat in ernsi?" „Als het u belieft", antwoordde Scrock, „Geen penning minder. Ik rivet zo ineens vele tekortkomingen goedmaken. Ge wilt wel zo goed zijn?" „Mijn heer", zei de ander, hem de hand gevend. „Ik weet niet wat ik zeg gen moet van zulk een mild...." ,,Zeg er liever niets van", viel Scrock hem in de redo; „maar kom mil eens bezoeken, zult ge?" „Gaarne", antwoordde de heer, en 't was duidelijk te zien, dat hij het meende. Scrock ging naar de kerk, kwam er weer uit en liep mal genoegen rond te kijken naar ai degenen, die op straat liepen. In de middag richt te hij zijn schreden naai het huis van zijn neef. Hij liep wel tienmaal de deur voorbij, alvorens nij de moed ha om aan te kloppen maar einde lijk deed hij het. De meid, die hem de deur opende, liep hij voorbij en zachtjes opende hij de oeur van de eetkamer. Hij zag hoe zijn neef cn zijn vrouw de keurig gedekte tafel stonden te bekijken.... „Frederik!" riep hij. „Wat weerga!" sprak deze. „Wie is En het was een kalkoen, zo groot; dat«>" (ik ben het, uw oom en vet dat het beest toen het leefde, Ik heh mij bedacht. Wilt ge onmogelijk op zijn dunne poten had mjj latcn mede etcn?-- kunnen staan „Gij kunt die vracht j Welk cen vraag, Frederik schudde niet naar Camden Town dragen", zeihum bijna de hand van hcl „jf. Bin- Scroc.t tegen de knecht. „Gij moet i nen vjjf minuten was Scrock zo goed maar een rijtuig nemen.Hij zei dit als thuis z0 hartelijk werd hij unt- De herboren Scrock Hij schreef het adres, hoewel met onvaste hand en ging toen naar be neden, om de deur open te doen en op de knecht van de poelier te wach ten. Terwijl hij daar stond, viel hem de deurknop in het oog. „Ik zal hem liefhebben, zo lang ik leef", sprak hij. „Voorheen heb ik er nooit op gelet. Een wonderbare knop! Maar daar de kalkoen!" glimlachend, betaalde de kalkoen het -rijtuig en gaf de jongen een flin ke beloning. Daarna kleedde hij zich bijzonder net aan en ging de straat op. De men sen liepen zo haastig, als hij hen had zien doen. toen hij de reusachtige geest vergezelde. Hij was nog niet ver, toen hij de heer zag aankomen, die de vorige dag bij hem in het kan toor was geweest en hem gevraagd had. of hij Marley of Scrock wa6. De gedachte, hoe die heer hem zou aan zien, beklemde zijn hart; maar hij wist wat hem te doen *tond en hij deed het. „Mijnheer!" sprak Scrock. op hem toelopend en hem bij de hand ne mend „hoe maakt u het? Ik hoop dat gij gisteren vel in uw bedoelin gen zijt geslaagd. Vrolijk Kerstfeest!" „Mijnheer Scrock? „Ja, zo heet ik en die naam is u niet aan vangen. r\E volgende morgen zat Scrock vroeg in zijn kantoor. Hij wil de de eerste wezen, en zijn klerk op te laat komen betrappen. Daarop had hij zijn hart gezet, en het gelukte hem ook. Het sloeg negen uur en Robert Crachit was er niet. Kwar tier over negenen en nog was hij er niet. Hij kwam volle achttien minu ten te laat. Scrock had zijn deur wijd open staan om hem niet te missen. Robert kwam. Zijn hoed en zijn bouffante waren reeds af, eer hij de deur in was. In een wip zat hij op zijn stoel en liet zijn pen krassen, alsof hij de klok van negen nog wil de inhalen. „Heidaar!" riep Scrock met zijn gewone grommende stem, zo goed als dat beduiden om zo laat tc komen?" „Het spijt my wel, mijnheer!" .ooert. „Ik ben wat tc laat van huis gegaan". „Ja, dat zijt ge zeker", hernam Scrock. „Kom eens hier!" „Het is maar eens in het jaar, mijnheer!" pleitte Robert, ter wijl hij uit zijn hokje kwam; en ik zal oppassen, dat het niet weer ge beurt. Gisteravond zijn wij met de vrolijkheid wat laat opgebleven." „Ik zal u eens wat zeggen, vriend!" zei Scrock. „Ik wil dat niet langer hebben. En daarom", vervolgde hij, terwijl hij van zijn kantoorstoel sprong en Robert schertsend zulle een duw gaf, dat deze van schrik achteruit weer naar zijn hokje stoof, „daarom ben ik voornemens je salaris te verhogen." Robert sidderde en greep onwil lekeurig naar zijn lineaal; want zijn eerste gedachte was Scrock daarme de een slag op het hoofd te geven, zodat hij zou neervallen, en dan de buren om hulp te roepen om hem te binden en naar het gekkenhuis tc brengen. „Ik wens je vrolijk Kerstfeest. Robert!" sprak Scrock, nu bedaard en ernstig; „een vrolijker Kerst feest, goede man! dan ik je vele ja ren lang gegeven heb. Ik zal je sa laris verhogen en mijn best doen om je met je groot huishouden wat op de been te helpen. Samen zullen v/o vanavond onder het genot van een glas bisschop, over je zaken sprc ken. Stook nu het vuur wat op en ga nog een kolenemmer kopen eer dat ge nog een stip op de i zet." OCROCK hield woord, ja, hij deed meer dan dat; en voor de arme Tim, die in leven bleef, en nader hand wat groter en sterker werd v/as hij een tweede vader Hij werd zulk een goed vriend en meester en over 't geheel zulk een goed man, als de goede oude stad Londen ooit gekend had Sommige mensen lach ten, toen zij hem zo zagen verande ren; maar hij liet hen lachen en trok het zich niet aan; want hij was wijs genoeg om te weten, dat niemand op de wereld iets goeds kan doen, of sommige mensen lachen er om. Zijn eigen hart lachte en dat was hem ge noeg. Hij had verder geen omgang met geesten; maar men zeide altijd van hem, dat zo iemand goed wist hoe men Kerstmis behoorde te vieren, h(j het was. Moge hetzelfde hij die nu kon nabootsen. „Wat moet ons allen kunnen gezegd worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 15