Jerusalems ondergang in puin en vuur
Schilderen met licht en schaduw
Heeft God dan soms Zijn volk verlaten 7
811 BEKEHDÈ LEIDENÜflRS
De heer J- H. Habermehl is
tegen 'n tweede postkantoor
HET WOORD GING IN VERVULLING
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1951
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD PAGINA J
Morgen en de volgende
week Zondag, einde en begin
van een kerkelijk jaar, zullen van de
preekstoelen onzer kerken over de
hoofden van devoot-aandachtige en
slaperige gelovigen die verschrikke
lijke, profetische woorden van Jezus
worden uitgestort, waarin de onder
gang van Jerusalem en van de we
reld onontwarbaar in elkaar haken.
„Hoe heeft Jezus deze twee onder
gangen dooreen kunnen halen?",
vraagt men zich vaak af. „Is dat een
vergissing?"
„Neen", antwoordt Joseph de
Maistre. „De profeet heeft het voor
recht buiten de tijd te treden; zijn
ideeën, welke niet meer verspreid
worden ovex de tijdsduur, raken el
kaar door de eenvoudige overeen
komst en vermengen zich, hetgeen
noodzakelijk een grote verwarring in j
zijn redevoeringen veroorzaakt. De
Zaligmaker onderwierp zich daaraan,
toen Hij, vrijwillig overgeleverd
aan de profetische geest, de twee gro
te rampen ondergang van Jerusa
lem en ondergang van de wereld
gescheiden door de tijd, vermengd
zag door hun overeenkomsten."
DE DAG VAN DE PROFETIE.
Op de dag, dat Jezus de onder
gang van Jeruzalem en van de we
reld voorspelde, hadden de Phari-
zeeën tevergeefs getracht Hem in
hun strikken te vangen. Met zoet
sappige gezichten waren ze tot Hem
gekomen. „Leraar, we weten, dat Ge
eerlijk zijt en de weg naar God in
waarheid onderwijstEn na
deze schijnheilige aanhef waren ze
met hun strikvragen gekomen.
Jezus moet van hen gewalgd heb
ben en een heilige woede moet in
Hem zijn opgebruist. Want nadat Hij
al hun vragen beantwoord had, ging
de Zaligmaker plotseling tot de
aanval over. In de meest scherpe be
woordingen tekende Hij toen de
Pharizeeën.
„Wee u, schriftgeleerden en Pha
rizeeën, huichelaars! De huizen van
weduwen eigent ge u toe, terwijl ge
u uit in lange gebeden!"
„Wee u, schriftgeleerden en Pha
rizeeën, schijnheiligen. Ge betaalt
tienden van muntkruid, anijs en ko
mijn, maar het meest gewichtige
OM TE BEGINNEN WAS DE HEER J. H. HABERMEHL, directeur van
het Postkantoor te Leiden, er nog helemaal niet zeker van, dat het
gebouw Stationsweg 25 door de P.T.T. zal worden aangekocht om er een
Leids Postkantoor in te vestigen, met behoud van het kantoor aan de Bree-
straat. Het gebouw schijnt wel aangeboden te zijn, maar er staat nog niets
vast. Ideaal zou de heer Habermehl het in ieder geval niet vinden. „Ik ben
voorstander van één kantoor in het 'hart van de stad; zowel voor het publiek
als voor ons is dat het gemakkelijkst. Bovendien is het gebouw hier aan de
Breestraat eigenlijk niet te klein, maar de inrichting er van is ondoelmatig.
Met dezelfde ruimte zou er alles van gemaakt kunnen worden. Bij vestiging
van een kantoor nabij het station zou een tweede kantoor in de stad niet ge
mist kunnen worden. De exploitatie zou echter wel duur worden. De moei
lijkheid is slechts: waar moeten we tijdelijk onderdak vinden, wanneer dit
gebouw ooit veranderd of vernieuwd wordt? Maar laat ons het hoofd er nog
niet over breken; vaste plannen zijn er nog niet."
De heer Habermehl, geboren in Amsterdam (1894), is geen Leidenaar.
Na zijn H. B. S.-opleiding trad hij in 1913 bij de P.T.T. in Assen in dienst.
Een jaar later ging hij naar de opleiding van hoger personeel in Rotterdam
en werd er in 1917 commies 4e klas. De heer Habermehl doorliep de ver
schillende rangen en werd in 1936 overgeplaatst naar het Hoofdbestuur in
Den Haag. In 1943 werd hij referendaris, wederom in Rotterdam, totdat op,
1 Maart 1949 zijn benoeming volgde tot directeur te Leiden. Maar zelfs een
Postkantoor-directeur vindt niet direct een geschikte woning; de heer Ha
bermehl zoekt al bijna 3 jaar, nog steeds zonder uitzicht op een spoedige
verwezenlijking van* wat hij graag zou willen. Want „waar mer z'n werk
heeft, wil men wonen, en iedere dag op en neer treinen naar Den Haag is
ook geen pretje."
Het doet prettig aan van de heer Habermehl (Amsterdam, Rotterdam,
Den Haag) te horen, dat hij Leiden een aardige stad vindt, „al was het alleen
maar om z'n historie. Er zijn geloof ik niet veel hofjes, -die ik niet bezocht
heb, en ik zou dolgraag «an een van de grachten wonen, b.v. aan de Stille
Rijn. Dat moet heerlijk zijn! En even later: ,over de bevolking kan ik nog
niet zo oordelen; ik geloof dat de Leidenaars stijver zijn dan de Amster
dammers en Rotterdammers, hoewel niet zo erg als de Hagenaars. Leide
naars zijn wel gemoedelijk, maar je moet ze eerst kennen; dat heb ik ook
met mijn personeel hier ondervonden. Ik mag gerust zeggen, dat wij een
prettige samenwerking hebben."
Tenslotte komen we nog even op de dienst terug. Met de telefoon heef',
de heer Habermehl niets te maken, omdat Leiden onder het district Den
Haag behoort. De telegraaf behoort wel tot zijn competentie, maar het werk
van de Post is veel belangrijker en meer omvattend, vooral de expeditie
(door de aanwezigheid van grote drukkerijen en belangrijke fabrieken).
Daarnaast staat nog het „geldbedrijf", dat een kwestie van millioenen is
geworden. Aan de touwtjes van dit alles trekt een man, die weliswaar (nog)
~een Leidenaars is, maar die de Leidenaars toch behoren te kennen, omdat
'iij het is, die er uiteindelijk voor zorgt, dat de brieven, die de Leidenaars
-O maar in de bus gooien, zo spoedig mogelijk in Zwammerdam, Calcutta of
Parijs terecht komen! (Foto: „De Leidse Courant'
De klaagmuur in de heilige stad.
van de wet zet ge opzij: De recht
vaardigheid, de barmhartigheid en j
de trouw aan beloften!"
„Wee u, schriftgeleerden en Pha- j
rizeeën, huichelaars, omdat ge de
graven van de profeten opbouwt en j
de gedenkstenen van de rechtvaardi
gen siert, en zegt: Als wij er ge
weest waren in de dagen van onze
vaderen, zouden, wij niet deelgeno
men hebben aan de moord op de
profeten. Daarmede getuigt ge van
u zelf, dat ge zonen zijt van hen, die
de profeten vermoord hebben. Wel
aan, maakt dan de maat van uw va
deren vol. Slangen, addergebroed,
hoe ontvlucht ge het vonnis van de
hel? Daarom dan zend Ik u profe
ten en wijzen. Van hen zult ge er
doden en kruisigen en van hen zult
ge er geselen in uw synagogen en
van stad tot stad vervolgen, opdat
over u neerkome al het rechtvaar
dige bloed, dat over de aarde is uit
gestort van het bloed van de recht
vaardige Abel af...."
VAL VAN DE JODEN,
REDDING DER HEIDENEN.
Op dit ogenblik, schrijft Daniël
Rops, meegesleept door de ontroe
ring, door de heilige toorn en de
wanhoop te weten, dat al Zijn po
gingen om aan de wereld rechtvaar
digheid en vrede te brengen niet ge
slaagd zijn, gaf Jezus toe aan die
profetische geest, die twee dagen te
voren Hem had doen wenen van
smart op de triomphtocht doot" Je
rusalem en herhaalde Hij de waar
schuwing: „Jerusalem, Jerusalem,
dat de profeten doodt en stenigt, hoe
dikwijls heb Ik uw kinderen bijeen
willen brengen, zoals een hen haar
kuikens onder haar vleugels verza
melt, maar ge hebt het geweigerd.
Zie, uw huis wordt u eenzaam ach
tergelaten. Want ik zeg u: Gij zult
Mij van nu af niet meer zien, tot
dat ge zult zeggen: Gezegend Hij, Die
komt in de naam de., Heren".
In zijn brief aan de Romeinen
noemt St. Paulus het geheim van
deze weigering der Joden een ge-
I tuigenis van de onmetelijke diepte
der wijsheid en kennis van God.
„Heeft God dan soms Zijn volk ver
stoten?", vraagt hij en onmiddellijk
geeft hij zelf het antwoord: „Verre
vandaar. God heeft Zijn volk niet
verstoten, dat Hij uitverkoren had.
Of weet gij niet, wat de Schrift door
Elias zegt, toen deze zich bij God
over Israël beklaagde: „Heer,uw pro
feten hebben ze gedood, uw altaren
omver geworpen; ik alleen ben over
gebleven, en ze staan me naar het
leven."
Welnu, wat antwoordde hem de
godsspraak: „Zevenduizend mannen
heb ik Mij voorbehouden, die de knie
niet voor Baal hebben gebogen."
„Zo is er ook in deze tijd een over-
scliot gebleven door de uitverkiezing
der genade. Maar is het door de ge
nade, dan is het niet om de werken;
anders zou de genade geen gei
meer zijn. Wat volgt daaruit? Wat
Israël blijft zoeken, heeft het niet
verkregen. Maar de uitverkorenen
onder hen hebben het wél verkre
gen; de overigen echter werden
verhard. Zó staat er geschreven:
God gaf hun een geest van loom
heid; ogen om niet te zien en oren
om niet te horen, tot op de huidige
dag."
Maar dank zij hun val, is de red
ding aan de heidenen ten deel ge
vallen, om hén naijverig te maken.
Welnu, wanneer hun val een schat
werd voor de wereld, en hun getal-
verlies een schat voor de heidenen:
hoeveel te meer zal hun voltalligheid
het dan zijn!"
VOORSPELLING VAN DE
ONDERGANG DER STAD.
Uit deze woorden van Jezus en
Paulus blijkt duidelijk, dat er geen
sprake is van een verwerping der
Joden voor immer. Jezus, bedroefd
door de houding van de Joden, zag
echter Zijn lijden voor zich en de
veroordeling van Israël daarvoor
door de vertreding van Jerusalem
door de heidenen, totdat de tijden
van de heidenen voleind zijn. En te
gelijkertijd zag Hij een ander oor
deel, de triomph van God aan het
einde der tijden.
Aan het einde van die bewogen
dag, waarop Jezus de zware be
schuldigingen tegen de Pharizeeën
uitte, liep Hij met Zijn leerlingen
door het Kedrondal. Als men deze
geschiedenis leest, krijgt men 'de i:
druk, dat de leerlingen het gevoel
hebben: Na de waarschuwing van
deze middag moet er nog meer
zegd worden. De opmerking van
een der leerlingen, die, op de stad
wijzend, zegt: „Leraar, zie, wat een
stenen en wat een gebouwen", heeft
iets weg van een vraag.
„Ziet ge die stenen gebouwen?",
zegt Jezus dan. „Geen enkele steen
zal op de andere gelaten worden,
die niet vernield wordt.''
Wanneer het Evangelie zich over
de wereld zal beginnen te versprei
den, zal Jerusalem worden ver
woest. De woorden van Daniël zul
len in vervulling gaan. „De gruwel
der verwoesting zal heersen in de H,
Plaats."
„Wanneer ge dan Jerusalem door
legerkampen ziet omringd, dan weet
ge, dat haar verwoesting op komst
is. Dan moeten de mensen in Judea
vluchten naar de bergen; die in de
stad zelf zijn, uit haar weg vluchten
en die op het land zijn, niet de stad
binnen gaan, want het is de tijd der
vergelding, de tijd, dat al wat ge
schreven staat, voltrokken gaat
worden. Wee de vrouwen, die zwan
ger zijn of zogen in die dagen. Gro
te nood zal er zijn in het land en
toorn tegen dit volk. Er zullen er
vallen door het vraatzuchtige
zwaard en er zullen krijgsgevange
nen worden weggevoerd naar alle
volkeren. Jerusalem zal vertreden
worden door de heidenen, totdat de
tijden van de heidenen voleind zijn."
DE STAD OMSINGELD.
Enkele tientallen jaren later werd
de heilige stad door een Romeins
leger van vier legioenen omsingeld.
De zoon van keizer Vespasianus,
Titus, leidde de strijd en er stond
voorhem veel op het spel. Hij moest
de keizerskroon, die door een staats
greep was verworven, door een
overwinning op de Joden verzeke
ren.
De tijd, door Jezus voorspeld, was
aangebroken. Er waren wonderlijke
tekenen aan de hemel en aard
schokken. Er waren valse profeten.
Er was zelfs een dwaas uit Egypte,
die een menigte verzameld had en
beweerde, dat op zijn bevel de mu
ren van Jerusalem zouden instorten.
Binnen de muren van de stad bestre
den de verschillende groepen elkaar.
sterk. Ze telden tienduizend solda
ten en nog vijfduizend huurlingen.
Drie muren beschermden de stad en
daar binnen beschikte men over buit
gemaakte wapens van de Romeinen.
Welk een illusie!
De belegering kwam zo snel, dat
een groot aantal Paaspelgi'ims uit
de provincie niet meer kon vluch
ten. De overbevokte stad viel ten
prooi aan hongersnood en ziekten,
terwijl de eigen soldaten plunderden
om aan eten te komen.
De hongersnood werd zo verschrik
kelijk, vertelt de geschiedenis, dat
zij tot ongehoorde gruwelen leidde.
Toen soldaten de geur van gebraad
roken en binnengingen, bood een
vrouw hun een zilveren schaal aan,
waarop de ledenmaten lagen van
haar kind.
Deze verschrikking duurde hon
derd dagen.
HET GROTE DRAMA.
In de stad brak een razernij uit.
Toen de derde en tweede muur door
de Romeinen waren genomen, dacht
Jerusalem er nog niet aan, om zich
over te geven. Uitgeteerde lichamen,
die niets menselijk meer hadden,
vochten als bezetenen en deden zelfs
uitvalspogingen.
De ongelukkigen, die uit deze hel
trachten te vluchten, liepen vast op
een Romeinse verdedigingswal. De
mannen werden gevangen genomen
en gekruisigd, terwijl 0e vrouwen
met afgehouwen handen werden te
ruggezonden. Het lichaam van
gekruisigde moet in die dagen zijn
Titus, legeraanvoerder der Romeinen,
in de strijd om Jerusalem.
opengescheurd door het gewicht van
goudstukken, die hij voor zijn vlucht
in zijn ingewanden had verborgen.
Sindsdien werden alle gevangenen
opengesneden.
Even aarzelde Titus, of hij de tem
pel zou vernietigen. Om het verzet
te breken stak men „dit wonder van
schoonheid" tenslotte in brand. Uit
het kostbare cederhout lekten de
vlammen; het goud en zilver smolt
en de zuilenrij van Salomon stortte
ineen. Zich in paniek een weg lia
nen door de vuurzee trachtten de
verdedigers hun laatste toevluchts-
oord, de bovenstad te bereiken. In
de nauwe aflopende straatjes werden
zij echter achterhaald door de rui
ters van Titus, die de wegen schoon
veegden met hun zwaarden en de
hoofden naar beneden deden rollen.
Zo voltrok de straffende hand van
God het vonnis over Jerusalem.
Degenen, die de tekenen bijtijds
hadden verstaan, waren gevlucht en
zij zullen zich de woorden van Je
zus herinnerd hebben. „Dit geslacht
zal niet voorbijgaan, voor dit alles in
vervulling is gegaan."
Plattegrond van het oude Jerusalem.
RESULTAAT VAN EEN AMATEUR-FOTOGRAAF
De fotografie heeft de laatste tien
tallen jaren een enorme ontwikke
ling doorgemaakt. Niet alleen werd
de techniek verfijnd door de uitvin
ding van scherper-tekenende lenzen,
snellere films, fijnere korrel en ge-
perfectionneerde apparaten, maar
ook door een geweldige toename
van het aantal amateur-fotografen.
Men kan op een zomerse dag bij
wijze ran spreken geen tien meter
lopen, of men ziet iemand, die zijn-
fototoestel richt op iets, dat hij
graag wil vastleggen. Of dat vastleg
gen steeds deskundig geschiedt, zul
len we nu maar in het midden laten.
De vakfotografen, die in de zomer
maanden honderden amateur-film
pjes moeten afwerken, zouden een
boekje open kunnen doen over de
duizenden guldens, die aan materiaal
verspild worden, zonder dat er van
enig resultaat gesproken kan wor
den
Men moet do teleurgestelde gezich
ten, bij het bekijken van de afdruk-
jes, dan eens zien! Wat een tegen
vallers! „Nou ja, 't is ook maar een
goedkoop toestelletje; je kunt er niet
veel van verwachten", is dan meest
al het excuus. Mis! Niet het toestel,
maar de man of de vrouw, die het
vasthoudt, is het' belangrijkst. Ook
met eenvoudige toestellen kunnen
zeer goede foto's gemaakt worden,
mits men de elementaire beginselen
van de fotografie in acht neemt. En
daar schort het wel eens aan! Mis
schien kunnen we daar een volgende
keer eens iets meer over vertellen.
Hiernaast kan men zien hoe het
wel moet. Dit stemmingsbeeld
„Straatveger" werd gemaakt door
een arst uit Bombay, die met deze
foto een prijs behaalde op 's werelds
grootste jaarlijkse foto-wedstrijd,
waaraan 56.000 fotografen uit 35 ver
schillende landen deelnamen. „Schil
deren met licht en schaduwwas het
onderwerp, dat de Popular Photo
graphy Contest dit jaar opgaf.
Er heerste grote verwai-ring. Plun
deraars sloegen hun slag en vrouwen
werden weggevoerd en onteerd.
Niettemin waanden de Joden zich