Hoop en wanhoop in de Leidse woningnood
Een schril beeld van toestanden die
bestaan in vele
werkelijk
gezinnen
Echtpaar en 12 kinderen op een zolder
Bil BEKENBE LEIMHflURS
Dr.mr. W.Hugenholtz strijdt
voor bescherming van dieren
Ja zeker, er wordt gebouwd...
ZATERDAG 13 OCTOBER 1951
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD - PAGINA 1
|"\E TROONREDE spreekt van 40.000
U woningen voor het komende
jaar, 10.000 minder dan verleden
jaar, 10.000 minder dan nodig is om
de jaarlijkse toename van de bevol
king op te vangen. Om over het in
lopen van de achterstand, die tijdens
en na de oorlog ontstond, maar niet
te sprekenIn duizenden gezin
nen, waar men reikhalzend uitziet
naar het ogenblik, dat eindelijk eens
een oplossing zal brengen in hun
woning-misère, valt dit bericht bin
nen als een onheilstijding, die hoop
in wanhoop doet veranderen. „Zullen
we wel ooit aan de beurt komen?"
In Leiden vergadert de Gemeente
raad. Onder luide bijval wordt be
sloten tot bouw van 500 woningen in
het Haagwegkwartier. In honderden
Leidse gezinnen vlamt de hoop weer
op. „Zouden wij nu eindelijk eens
geholpen kunnen worden? Zou er ook
voor ons een huis bij zijn?''
Op het Leidse Bevolkingsbureau,
Stadhuis, kamer 27, komt dagelijks
een grote stapel post binnen. Daar
onder bevinden zich brieven in
fraaie stadshuiswoorden gesteld:
„Kunt u ons helpen aan een woning?"
Ook brieven, die met onwennige
hand geschreven zijn, in de geest
van: „U mot bij ons is kome kijken,
de ratten vrete de vloer weg en we
weten niet meer waar we de kinde
ren moeten neerlegge".
Brieven met vriendelijke verzoe
ken, brieven met bedreigingen en
krachttermen, brieven van brutale
mensen, die een ander huis willen
hebben, omdat de straat „ons te min
is", brieven van bedeesde mensen,
die heel voorzichtig vragen of er mis
schien al enig uitzicht is. Stapels brie
ven, iedere dag opnieuw.
En ondertussen tijgt de nood, iede
re dag hoger. Er wordt gebouwd, ja
zeker, er komen nieuwe huizen bij.
Maar er zijn ook jongelui, die trou
wen gaan, en er zijn ook gezinnen
waar vreugde heerst, omdat een
(Fotos: „De Leidse Courant"
heeft gedaan. Voor ieder echtpaar i
moet er een woning zijn, al neemt
men vaak genoegen met een enkele
kamer. Voor ieder kind, dat gebo
ren wordt, moet een plaatsje zijn, al
is het nog zo klein. Er wordt ge
bouwd. Maar sneller dan het aantal
huizen stijgt de bevolking; sneller dan
de hulp komt stijgt de nood
ln de voorkamer van Gortestraat
3 woont een gezin van drie perso
nen. De stormlantaarn op tafel is de
enige avondverlichting.
voor dit brandende vraagstuk; gro
tere geesten en meer deskundigen
Debreken er tevergeefs hun hoofd over.
Troonrede brengt wanhoop, de Ge- Toch schrijven we er over, toch staat
meenteraad hoop; de brieven blijven hieronder afgedni't een echt beeld
stromen. En de nood stijgt.
uit Leiden in Oe uer 1951. Want
Wilt u een beeld hiervan? Een onafgebroken dient er op dit aam
beeld uit Leiden in October 1951? j beeld gehamerd te worden; steeds
Dit wordt geen sensationeel verhaal, weer moet iedereen er aan herinnerd
nog minder een fantasie, waarin met worden, dat het vreselijk is. Opdat,
goedkope effecten vuurwerk gemaakt waar dit nog niet het geval mocht
wordt. Het wil onze bedoeling niet zijn, de uiterste krachten ingespan-
zijn ontevredenheid te kweken, of i nen zullen worden. En opdat er hulp
zo die er reeds is deze te vergro- I geboden worde waar dit misschien
nieuwe wereldburger zijn intrede ten. Wij geven ook geen oplossing nog mogelijk is.
MEN kan het niet be
paald een overvloed
aan licht noemen, waarin
de Uiterstegracht 's avonds
gehuld is. Maar na enig
zoeken vinden we dan
toch nummer 91. een klein
oud huis ie, waarin het
gezin Sfokkel woont. „Kom
maar binnen", zegt een
meisje. We staan in hel
gangetje en even later
komt vader Stokkel uit de
huiskamer. „Kom verder"
zegt hij, „maar kijk uit
voor je Bens! De
waarschuwing kwam te
laat en ons hoofd maakte
oo hardhandige wijze ken
nis met de te lage deur
post.
,.U gelooft het misschien
niet", vertelt vader Stok
kel. „maar we wonen hier
met z'n zestienen." Uit de
opsomming blijkt dan, dat
het gezin uit man vrouw
en tien kinderen bestaat.
Een van de dochters is ge
trouwd en woont er in met
haar man. Het jonge echt
paar heeft reeds drie kin
deren.... Van een apart
gezinsleven is natuurlijk geen spra
ke. Er wordt gezamenlijk gekookt en
gegeten. Het laatste echter in twee
ploegen, want de tafel is te klein
voor 16 mensen. Eerst eten de klein
tjes, waaronder ook de kleine kinde
ren van vader Stokkel gerekend
moeten worden; de drie jongsten
zijn 2^, 4 en 7 jaar. Pas daarna eten
de zes grotere kinderen met de twee
echtparen. Er wordt gekookt in een
keukentje van 1.90 bij 1.40 meter
„Maar dan het slapen", gaat vader
Stokkel verder. „Hier in de voorka
mer slapen m'n vrouw en ik". We
zien een bed, dat het kamertje bijna
geheel vult. Aan het voeteneind
staat een ladder, waarvan de onderste
drie treden niet gebruikt kunnen
worden, omdat ze wegvallen onder
het bed. De bovenste drie treden
ontbreken eveneens, zodat men op
het laatst een stap van vijftig centi
meter maken moet, om door het luik
op zolder te komen.
Op die zolder slapen 14 volwasse-
dwars over de zolder gespannen zijn,
onder de kale pannen. „Kijk maar
niet naar de rommel", zegt de va
der, terwijl hij een kledingstuk op
raapt. „In deze benauwde ruimte
verlies je op het laatst de moed en
geef je niet meer om de spullen."
Toch wordt er al het mogelijke ge
maakt van gasbuizen, waaraan pak-
kcti en jurken op klerenhangers
I hangen. De laatste halve meter
I ruimte, die naast het ouderlijk bed
I nog over was, wordt er geheel mee terkamer woont, slaapt op die /.older
in: één voor vader en moeder, één
voor vijf kleine kinderen en één
voor de twee grootsten. „Waar slaapt
dan de baby?", vragen we Het ant
woord wordt stilzwijgend gegeven.
De moeder wijst naar een kinderwa
gen, die tussen twee ledikanten ge-
klem staat. „Als ik dt kamer schoon
wil maken", zegt zij, „moet eerst de
boel half afgebroken worden, an
ders kan ik nergens bij".
Daarna aanhoren we de zoveelste
jammerklacht. „We moeten alles in
één kamer doen. De jongens komen
van straat af zó naar binnen. En je
kan niet zeggen: ga maar naar ach
ter, want een achterkamer is er
niet. Hoe kan je dan het huis netjes
houden? In dat kleine keukentje
moet gekookt worden en 's winters
gewassen. Met zo'n stel kleine kin
deren is het bij cns iedere dag was
dag. Want zoveel kleren heb je niet;
het is maar net aan „af en aan". We
hebben in het hele huis maar één
kast. Er is gewoon geen ruimte om
Je Zondagse spullen op te bergen.
En zo tob je maar voort."
Twee jaar geleden is er voor het
laatst iemand van het Huisvestings-
Dit plaatje hiernaast is óf
heel oud óf bedriegerij!
Want het komt vandaag-
aan-de-dag niet meer voor,
dat er zomaar „Te Huur"
staat op een gloednieuw
huis, zelfs niet op een oude
woning. Indien zoiets te
genwoordig nog wél be
stond, zouden er op het
Huisvestingsbureau te Lei
den geen 3.000 woningzoe
kende gezinnen staan in
geschrevenHet aantal
is sedert 1 Jan. 1951 zelfs
nog iets gestegen, dus de
nood wordt hoger. Jonge
gezinnen moeten minstens 2
jaar getrouwd zijn. Of man
en vrouw moeten samen
minstens 55 jaar zijn
(de vrouw niet jonger dan
25). Dan heeft men een
klein kansje....
-
I Sfi 5
TE HUUR
dergelijke adressen bij bosjes opge
ven! De mensen komen bij haar hun
A j i I nood klagen en zij pleit voor hen on
bureau geweest om de zaak op te,het Huisvestingsbureau. Maar slechte
meten Anderhalf jaar geleden, aldus 2elden me, sü£ Waar f
de vader, werd het gezin m groep II liest de keizer 2, h
geplaatst. Maar nog steeds is er geen
uitzicht. „Laten ze eerst eens vooi Maar waarom zouden we verder
de grote gezinnen zorgen", zegt de j gaan? Is het nog niet duidelijk ge-
moeder. „Dan komen er vanzelf hui- noeg? Moet er ook nog verteld wor-
„evuld
Wat wordt er aan gedaan? We ho
ren, dat de heren van het Huisves
tingsbureau er al driemaal geweest
zijn en dat net gezin in klasse 2 is
ingedeeld, dus als zeer urgent staat
aangeschreven. Maar er komt nog
steeds geen verandering. „M'n doch
ter verwacht haar vierde kind, maar
we weten werkelijk niet waar we
bergen moeten". Over het afschei
ding maken op zolder, zodat het ge
trouwde stel apart kan slapen, is
geen sprake. De bedden staan stijf
tegen elkaar en kunnen niet anders
geplaatst worden. De jongens en
meisjes slapen door elkaar. Ook dat
kan niet anders. „Ik heb gelukkig
nette kinderen", zegt de vader,
|„maar anders zou hier van alles kun
nen gebeuren, 's Morgens staan eerst
de jongens op en als zij beneden zijn,
vol^enBpas de meisjes",
bed slaapt. De twee andere kleinejs ,.een wonder, dat deze twee
kinderen liggren samen in een klein gezinnen *=nog in vrede samenwonen?
„Natuurlijk, er valt vel eens een
Moeder Stokkel kan zich nauwe
lijks roeren in het kleine keukentje,
waarvan we slechts vanaf het bin
nenplaatsje een foto konden maken.
kinderbedje. Voor de 9. ongetrouwde
kinderen van vader Stokkel blijven
er dan nog 4 bedden over. Een van
de jongens heeft een bed apart. „Hij
is uit Indonesië teruggekomen en
moest eigenlijk een apart kamertje
hebben", vertelt zijn vader. „In het
begin sliep hij beneden in ons bed,
terwijl m'n vrouw en ik ook op zol
der lagen. Maar dat wilde hij zelf
niet langer, zodat wij toen maar weer
naar beneden gegaan zijn".
Bergruimte is er vanzelfsprekend
niet. Men moet zijn kleren 's nachts
maar over drooglijnen hangen, die
Vader Stokkel dekt zijn kinderen toe op de zolder van 14 personen.
zen vrij voor kleine gezinnen. Maar
je moet geloof ik al T.B.C in huis
hebben om iets anders te kr'jgen."
WEER EEN ANDER stadsdeel. En
nu geen groot gezin. Op Gorte
straat 3 woont de familie De Zwijger,
een echtpaar met vier dochters. Het
huis is oud en vervallen, maar ta
melijk ruim: boven en beneden twee
kamers. Bovendien een heel Klein
keukentje, dat al voi is, wanneer er
slechts één vrouw in staat. Alles
ging betrekkelijk goed, totdat 3 jaar
geleden een dochter trouwde. Ze
kreeg de twee bovenkamers; het ging
nog. Maar enige maanden later
trouwde ook de tweede dochter Die
kreeg de voorkamer beneden. Toen
werd het wel erg krap Maar nu
neeft de oudste dochter twee kinde
ren en de andere één Moeder de
Zwijger kon het kinder-lawaai niet
langer uithouden en ging boven wo-
daan. In het slaapkamertje benedennen: de zitkamer vóór, de slaapka-
heeft de man een klerenrek ge- mei achter. De twee ongetrouwde
dochters slapen op de zcider, die
slechts via de slaapkamer van de
ouders te bereiken is Marr ook het
echtpaar, dat beneden in de ach
terkamer ZHBHHHHRHH
mét zijn twee kinderen. In de voor
kamer beneden woont en slaapt het
jongste echtpaar. De tafel is tegen
het raam geschoven en zo is er net-
aan plaats voor een ledikant en een
kinderbedje, waarin het enige kindje
slaapt.
„Erg, maar het zou nog erger kun
nen", is onze eerste indruk. Doch
dan komt er nog bij, dat tie voorka
mer beneden geen geen stookgelegen-
heid heeft en geen gaslicht. Electri-
citcit is in het hele huis niet te vin
den. We zagen de jonge vader de
krant lezen bij een stormlantaarnj
Zijn vrouw kan slechte in de keu-
ken komen via de achterkamer van
haar getrouwde zuster. Op de duur:
geeft dat natuurlijk moeilijkheden, I
vooral ook omdat de drie gezinnen
ieder apart koken en eten.
Hoe men het koken in zo'n klein
keukentje klaarspeelt, zal voor bui
tenstaanders altijd wel een raadsel
blijven. „Vooral 's Zondags lijkt het
hier net een centrale keuken", zegt
de heer De Zwijger, wiens vrouw
zich boven ook behelpen moet, want
daar is geen W.C. en geen water.
Bovendien staan de muren niet
recht meer. In de slaapkamer heeft
men een binnenmuur zelfs moeten
stutten. Ieder ogenblik kan er iets
gebeuren. „En dan praten we maar
niet eens over de torren, die uit het
pakhuis hiernaast in huis komen",
zegt moeder De Zwijger. „En niet
over de rioollucht, die vooral met
regenachtig weer hier in huis komt",
vult haar man aan. Er wordt niets
aan het huis gedaan, want het is be
stemd voor afbraak. Maar wanneer?
Weer een geval, dat in groep II ge
plaatst is. Maar wanneer?
70 ZOUDEN WE verder kunnen
gaan. Dit zijn geen uitzonderings
gevallen; zuster Agnes Remmers
van het Kath. Sociaal Bureau kan
woord", zegt vader Stokkel tot besluit
„Er breekt wel eens wat en waar
twee soorten kleine kinderen zijn,
geeft de een de ander de schuld. In
deze omstandigheden ben je trou
wens geneigd om van iedere mug een
olifant te maken".
aan de andere kant van de stad.
Op Potgieterlaan 30 woont de fami
lie H. v .d. Heijden, man, vrouw en
acht kinderen van 16 jaar tot 7
maanden,, vier jongens en vier meis
jes. In de tamelijk ruime voorka
mer, die er keurig uitziet, treffen we
het gezin gedeeltelijk thuis. „Als u
het eens zien wilt?", nodigt de heer
v. d. Heijden ons uit. Kom maar mee
naar de slaapkamer."
Het is een etagewoning, met
slechts één slaapkamer naast de
kleine keuken. Er staan drie bedden
den van het gezin, dat de baby
in een kist te slapen legt? Die kist
wordt overdag onder een ledikant
geschoven, omdat anders de deur
niet draaien kan in het overvolle
slaapvertrek. Moet u het verhaal nog
horen over een geval van drie ge
zinnen in drie kamers, waarin bij el
kaar zeven kinderen wonen? Wilt u
weten waar het huis staat van de
man, die ons vertelde, dat zijn kin
deren slechte kruipend over het bed
van vader en moeder hun eigen le
dikanten kunnen bereiken? En vindt
u het nog nodig, dat wij wijzen op
de slaapkamer, waarin krijtstrepen
op de vloer aangeven op welke plan
ken men wel en niet mag lopen, om
dat men anders gevaar loopt door de
zoldering te zakken?
Of is dit alles voldoende om aan
te tonen hoe het met de woningnood
in Leiden gesteld is? We geven
slechte enkele voorbeelden uit ge
wone gezinnen. Geen a-sociale men
sen, geen rijkaards. Mensen zoals er
duizenden in Leiden wonen en in
elke stad van het land. Mensen, die
met uiterste vindingrijkheid hun
kinderen soms letterlijk opstapelen,
twee hoog, driehoog, en die dan nog
plaats tekort komen. Mensen, die
geholpen moeten worden, beslist,
liever vandaag dan morgen .Men
sen, die het Huisvestingsbureau
(heus!) graag zou willen helpen,
maar het kan niet.
De Troonrede brengt wanhoop, de
Gemeenteraad hoop; de brieven blij
ven stromen. En de nood stijgt.
Sinds 1 Jan. zijn in Lei
den 350 woningen gereed
gekomen en 555 zijn er nog
in aanbouw, o.a. een aan
tal aan de Verlengde Lam
menschans weg (zie foto).
Er is een plan voor 500 wo
ningen, waarvoor de wet
houders Jongeleen en
van der Kwaak bergen
werk verzet hebben. Maar
toch moest de heer G. Phi-
lipsen, chef van het Huis
vestingsbureau, verkla
ren, toen wij hem het hier
boven beschreven geval-
Stokkel voorlegden: „Van
zulke gevallen kan ik er
nog wel honderd noemen.
Er zyn zelfs gezinnen,
waarvan de toestand nog
erger is". Ja zeker, er
wordt gebouwd....
U7ANNEER WIJ ZO HARD VECHTEN VOOR HET DIER, wil dit niet
zeggen, dat wij geen open oog zouden hebben voor het lijden van de
mens. Maar daar zijn andere organisaties voor, al bereiken deze niet steeds
het resultaat, dat zij verwachten. Inderdaad, er zijn nog belangrijker zaken
dan dierenbescherming, maar men kan het ene doen en het andere niet na
laten. Aldus dr. mr. W. Hugenholtz, president van de Wereldfederatie tot
Bescherming van Dieren, vice-voorzitter van de Ncd. Ver. tot Bescherming
van Dieren en voorzitter van de afd. Leiden. „Bovendien", vervolgt hij,
„vloeit uit "het propageren van barmhartigheid voor het dier vanzelf voort,
dat men ook barmhartig behoort te zijn voor al het andere, dat door God
geschapen is. Waar schort het de wereld aan? Gebrek aan liefde en barm
hartigheid. Ook dieren hunkeren naar liefde. Dierenbescherming in con
crete vorm kan o.a. gevonden worden in een goede Dierenwet. Wij moeten
dat ook een paard niet meer dan zoveel uur por week mag werken."
c'at ook een paard niet meer dan zoveel uur per week mag werken.'
Over de Dierenwet kan mr. Hugenholtz urenlang vertellen. Dezer dagen
nog is hij bij de Minister van Justitie geweest en besprak hij het ontwerp,
dat door de Ned. Vereniging werd opgesteld, evenals enige andere uoéto
date dierenwetten. Er is thans een interdepartementale commissie, die een
ontwerp bestudeert. Art. 1. van het ontwerp van de Ned. Ver. zegt, dat die-
rsn behoorlijk behandeld moeten worden. Hierin ligt practisch alles vervat.
Het doden, verhandelen, vervoeren enz. van dieren behoort uitvoerig bij
algemene maatregel van bestuur geregeld te worden. Het ontwerp voorziet
ook in een Voordijraad voor Dieren. In elk arrondissement moet een com
missie komen, die aan de rechter maatregelen kan voorstellen, zodra een
dier mishandeld wordt, o.a. om het dier tijdelijk of voorgoed aan de eige
naar te ontnemen. De rechter zou dan kunnen verbieden, dat de betrokken
persoon tijdelijk of voorgoed geen dieren of geen bepaalde dieren mag hou
den. In Denemarken is verleden jaar een dergelijke wet aangenomen de
Ned. Ver. hoopt nu, dat Nederland dit voorbeeld spoedig volgen zal.
Mr. Hugenholtz is geen Leidenaar van geboorte. Hij is zoon van een
Zeeuwse dominee en ging op 16-jarige leeftijd, na zijn eind-examen H B S.,
in de handel, om zelf het geld voor zijn latere studie te verdienen. In 1928
vestigde hij zich in Leiden. Naast zijn advocaten-practijk was mr. Hugen
holtz tot 1940 ook werkzaam als repetitor. Hij heeft een speciale belang
stelling voor het procesrecht, waarover velschillende gezaghebbende publi
caties van zyn hand verschenen. Sinds 1928 is hij juridisch adviseur van de
Bond van Politie-ambtenaren in Nederland tot Bescherming van Dieren en
nu op een geheel ander terrein ere-voorzitter van de Zeeuwse Vereni
ging „Luctor et Emergo" in Leiden.
De Dierenbescherming vraagt ontzaggelijk veel tijd van mr. Hugenholtz.
vooral sedert hij president geworden is van de Werelfederatie. die het vorig
jaar op het wereldcongres te Scheveningen werd opgericht. Reeds 75 vereni
gingen uit 25 landen hebben zich aangesloten en onlangs, bij een bezoek r n
Parijs, is mr. Hugenholtz er in geslaagd de Wereldfederatie te doen aanslui
ten bij de Unesco. (Foto: „De Leidse Courant