Rond een Gouden Godshuis Plagerijen bij het aanleggen van een eigen kerkhof Eenzaam óo£dateng.ta£ ap JCatea „Korea, een helden-epos'' Portaal van de St. Nicolaaskerk te Zoetermeer wordt veranderd in een Fraaie Maria-Fatimakapel Het gebrandschilderde raam zal voor het einde van dit jaar gereedkomen ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1951DE LEIDSE COURANTTWEEDE BLAD PAGINA „De bleke Dood richt onpartijdig zijn schreden en klopt aan de hut van de arme zowel als aan de paleizen der koningen." Deze woorden van Horatius wil len hier echter niet een inleiding zijn tot een meer diepgaande be schouwing aangaandé het einde van 's mensen levensloop; zij willen enkel even benadrukken, dat de laatste tocht van de mens aan het eind van zijn aards be-% staan onveranderlijk in de rich ting van het kerkhof leidt. En analoog hieraan zal dan ook de laatste van onze beschouwingen rond het gouden Godshuis van Oegstgeest gericht zijn op de achter de kerk gelegen doden akker. Want ook deze begraaf plaats heeft zijn geschiedenis. En die geschiedenis neemt een aanvang in het begin van de negen tiende eeuw, waarbij zij gelukkiger wijze uitvoerig werd opgetekend door degene, die het nauwst bij de stichting van een eigen Katholieke begraafplaats betrokken was name lijk de toenmalige pastoor. In het „Redtening-Boek van 't Rooms-Ca- tholyk Kerkhof te Oegstgeest" vin den we namelijk een uitgebreid re laas aangaande de stichting van dit kerkhof van de hand van pastoor Antonius Hubertus Mali, die van 1815 tot 1824 pastoor te Oegstgeest was. Zelfs een aantal bijlagen zijn bewaard, bevattende de gevoerde briefwisseling tusen de pastoor en het Gemeentebestuur aangaande de stichting van deze begraafplaats, waartegen de Gemeente wel enige bezwaren had. Maar laat ons bij het begin begin nen. Het was dus in 1820 dat pastoor Mali plannen ging maken om te ko men tot het stichten van een eigen Katholieke begraafplaats bij de kerk, waar de doden volgens aloud Katho liek gebruik ter aarde konden wor den besteld. Het was hem al zo lang een doorn in het oog, dat de Katho lieke parochianen moesten worden begraven op een vreemd Protestants kerkhof, temeer daar de voor zulk een begrafenis betaalde kosten uit sluitend ten goede kwamen aan de Gereformeerden en dus in feite een „vreemde" godsdienst werd onder steund, hetgeen hem als ongeoorloofd voorkwam. En aangezien deFranse Wet van 1811 positief verklaarde, dat iedere godsdienst zijn eigen begraaf plaats móést hebben en de Franse wetten na 1815 behoudens enkele wijzigingen onveranderd van kracht bleven, vond pastoor Mali, dat hij wel een aanvang kon gaan maken met de tenuitvoerlegging van zijn plannen. Derhalve „aangemoedigt door het voorbeeld mijner mede broeders, de Eerwaardige Heeren Pastoren der omleggende Dorpen aangemoedigt door de Overdenking, dat de plaats der Dooden de leven digen bij het ter Kerk gaan zoude stigten; aangemoedigt door het ver langen van veele braaven Catholy ken binnen de Stad Leiden en door het geroep mijner eigen gemeente: eindelijk aangemoedigt door het vooruitzicht van Nut en Voordeel voor Kerk en gemeente, heb ik ge dagt, gebruik te moeten maken van de vrijheid der tijden, ons door de Wet van Staat toegekent" aldus pastoor Mali. Het ging niet zo gemakkelijk. Er moesten hierbij echter verschil lende moeilijkheden worden over wonnen. Op de eerste plaats moest er ©en stuk grond beschikbaar zijn in de nabijheid van de kerk en ge- schik tot aanleg van een kerkhof. Vervolgens moesten de nodige gelden aanwezig zijn om deze aanleg moge lijk te maken. En tenslotte moesten de plaatselijke autoriteiten voor een en ander hun toestemming verlenen Nu lag er kort bij de kerk een voor dit doel zeer geschikt stuk land, dat gelukkigerwijze toebehoorde aan een parochiaan, namelijk de 86-jarige Jan van Oosten. Deze stemde, na overleg met zijn kinderen, toe in de verkoop tegen de prijs van f 1000, zijnde 700,- als koopprijs en 300,- voor het daarop staande hout en an dere nog te verrichten arbeid. De benodigde gelden voor de aan leg werden dadelijk aangeboden door een andere parochiaan de ge zeten burger en gemeenteraadslid Nicolaas van Wouw, die de pastoor direct de som van 4000,— ter hand stelde tegen een rente van 4 procent 'sjaars, met toezegging van meerde re hulp, wanneer de omstandigheden dit noodzakelijk zouden maken. Nadat tot nu toe alles vlot verlo pen was, kwam de grootste moeilijk heid: het verkrijgen van de goed keuring van het Gemeentebestuur. Daarom ging pastoor Mali eerst te rade bij de schout, die de illustere naam droeg van De Malnoë van Noort, om hem te polsen hoe hij over deze zaak dacht. De schout zeide hem, dat hij daaromtrent eerst eens de Wet moest nazien en dat er in ieder geval een request bij het Ge meentebestuur moest worden inge diend om toestemming te verkrijgen tot het stichten van een Katholieke begraafplaats. Volgens de Wet was dit request niet nodig, daar deze voorschreef dat iedere godsdienst zijn eigen kerkhof moest hebben. Maar in de practijk bleek toch over al, dat het aanleggen van een be graafplaats afhankelijk was van de toestemming van het Gemeentebe stuur. Zo ook hier. Deze zaak werd door het Gemeen tebestuur drie maanden lang slepen de gehouden. Men wendde voor, dat de Gereformeerde Kerk, die het eni ge bestaande kerkhof in bezit had, daardoor grote schade zouden lijden, doordat haar inkomsten zouden ver minderen, evenals die van de dra gers, koster, doodgraver school meester, enzovoorts. Deze voorwendsels hielden echter tenslotte geen steek, en nadat eerst een opgave gevraagd en gedaan was aangaande ligging, grootte, afstand van de weg en de bewoonde huizen van het aan te leggen kerkhof, werd het Kerkbestuur op 30 Maart 1821 gedagvaard om voor het Gemeente bestuur te verschijnen en té onder handelen. Eerst werd onderzocht, of het de algemene wil van de gehele Katho lieke gemeente was ,dat er een kerk hof zou worden aangelegd daarna moest blijken, wie de benodigde gel den zou fourneren, daar de kerk zelf nog in schulden stak. Het Kerkbe stuur vond, dat het daarvan geen re kenschap behoefde af te leggen, waartegen werd ingebracht, dat de gemeente er voor had te zorgen dat noch de kas van de kerk, noch die der Armen hierdoor mocht bezwaard worden. Tenslotte, na veel weder zijdse betogen, „die zoms vrij ern stig en heevig waaren", besloot de Gemeenteraad gunstig te beschikken aangaande het request betreffende het kerkhof, nadat er van zes uur tot elf elf uur over gedisputeerd was. Pastoor Mali moest er echter borg voor staan, dat het nieuw aan te leg gen kerkhof nimmer tot last van de kerk- of de Armenkas zou komen, noch tot last van de gemeente. Eisen In de schriftelijk vastgelegde ver gunning tot de aanleg werd boven dien de eis gesteld, dat de begraaf plaats zou worden omgeven door een muur van minstens twee Neder landse ellen (1.40 m.) hoog en dat het R.K. Kerkbestuur aan de Pro testantse Gemeente een door deze te vorderen schadeloosstelling zou be talen. De beide Katholieke raadsle den, J. Bronsgeest Corn.zn en N. van Wouw, waren het niet met deze bij zondere bepalingen eens, waarvan zij uitdrukkelijk aantekening ver langden. Muur sat pastoor dwars. Op 30 April 1821 werd alzo met de aanleg van dit kerkhof begonnen, alsmede met het metselen van een j baarhuisje en de vereiste muur. I Vooral die muur zat de pastoor I dwars, want dit was een echte pla- j gerij van de gemeente, daar er over al nieuwe kerkhoven werden aan gelegd zonder muur, van bestaande kerkhoven de muren werden wegge broken (onder meer in Rijnsburg en Valkenburg) en de muur rond het Protestantse kerkhof ook veel lager was. Maar de schout hield voet bij stuk, waarschijnlijk om de Katholie ken 'ns flink op kosten te jagen. We- gens die grote kosten werd de muur dan ook voorlopig slechts aan twee zijden gebouwd, het betreffende stuk land werd opgehoogd en er kwam een ingang tegenover de „oude pastorie". Tevens werd op het kerkje een kleine toren gebouwd, zodat er rond de kerk in die maanden een grote bedrijvigheid heerste. Blijkbaar ook wferd er in een nogal droge tijd gewerkt, want in hetzelfde Rekening-Boek vinden we bij de uit gaven vermeld: aan dagloon en voor Sloo- ten schieten, ophoogen van de aarde en andere onkosten bij het maken van 't Kerkhof 538,20 aan bier, brandewijn en genever voor de arbeiders 141,10 Tijdens dit werk kwam de Gere formeerde Kerkeraad nog, met een eis tot schadeloosstelling voor de dag, welke vordering door pastoor Mali botweg van de hand werd ge wezen, daar er volgens hem geen enkele wet bestond die een dergelij ke schadeloosstelling voorschreef. Begin Juli was het werk gereed, behalve dan de onvoltooide muur, waarop de schout natuurlijk direct weer afstevende om te informeren, waarom niet aan de eis tot volledige ommuring was voldaan. De pastoor scheepte hem af met de mededeling, dat het huidige gebrek aan steen daarvan de oorzaak was en dat de voltooiing later zou geschieden (het geen ook inderdaad gebeurd is). En op 11 Juli 1821 werd toen het nieuwe kerkhof plechtig ingewijd, tegelijk met een nieuwe klok voor het kerktorentje. Er werd een solem nele Mis gecelebreerd door de Zeer- eerwaarde Heer Jacobus Cramer, Aartspriester van Holland en Zee land, waarbij 23 eerwaarde heren te genwoordig waren, waaronder ook de Eerwaarde Here Baron Cornelius Ludovicus de Wyckerslooth. De be graafplaats werd ingezegend door ue Zeereerwaarde Heer Joannes Ger ritsen, Aartspriester van Gelderland, en deze plechtigheid trok grj~e be langstelling. In de muur van het kerkhof was aan de oostzijde een nis aangebracht, bestemd voor een kruisbeeld, dat het volgend jaar. namelijk op 2 Mei 1822, toen de kerk vijftig jaar be stond en dit feest op luisterrijke wij ze werd gevierd, dan ook plechtig werd gewijd. Het corpus van dit kruisbeeld was van de hand van de beeldhouwer A. P. Luypen uit Am sterdam. Het eerste lük op dit nieuwe kerk hof werd reeds de dag na de inwij ding, dus op 12 Juli, ter aarde bc steld Ook pastoor Mali zelf kocht in 1837 op deze begraafplaats een eigen graf, waarin hij op 29 April 1845 werd ter ruste gelegd. Toen in 1901 een nieuwe parochie kerk verrees, moest ook de begraaf plaats daarbij worden aangepast. De ingang werd naar zijn huidige plaats en in zijn tegenwoordige vorm ge bracht, terwijl de gehele ommuring werd gesloopt. En vele tientallen Christenen, tijdens hun leven paro chianen van Kerkwerve. rusten thans op deze dodenakker en wach ten de bazuinen der Wederopstan- ding. Film voor militaire fondsen Ofschoon in 1940 Nederland gedu rende langer dan een eeuw geen oorlog had gekend en men ons volk ook overigens bezwaarlijk van mili taristische tendenzen kan betichten, heeft het toch reeds sedert 1815 er naar gestreefd verlichting te bren gen in de materiële zorgen van hen, die als oud-gedienden in behoeftige omstandigheden achterbleven. In dat jaar stichtte Koning Wil lem I het thans nog bestaande Fonds 1815 voor oud-militairen en nagela ten betrekkingen en sedert mense lijke heugenis organiseerde dit Fonds telkenjare op of om Waterloo-dag (18 Juni) over het gehele land een collecte, waarvan de opbrengst de opbrengst de oudstrijders w.o. die van Atjeh en Lombok ten goede kwam. Sinds 1940 is de behoefte aan der gelijke aanvullende steun aanmer kelijk toegenomen. Behalve het Fonds 1815 bestaan er thans niet minder dan 6 organisaties, die alle voor andere groepen hetzelfde doel nastreven, t.w. hulp aan slachtoffers van oorlog en verzet of hun nabe staanden. Deze zes instanties zijn: de Kon. Nat. Ver. tot steun aan miliciens „Stamil", de Ver. „Ereschuld en Dankbaarheid", het Karei Doorman fonds, de Prins Bernhard Stichting, het Van Weerden Poelman fonds en het Contact comité der Korea-vry- willigers. In onderling overleg organiseren deze 7 fondsen thans jaarlijks een al gemene collecte, waarvan de baten volgens een bepaalde formule wor den verdeeld. Het spreekt vanzelf dat die opbrengst overigens bij lange na niet voldoende is om alle behoef ten te dekken en vandaar dat de hoofdleiding bij voortduring streeft naar vermeerdering der inkomsten. Als middel daartoe geldt de exclu sieve vertoning van de film „Korea, een helden-epos", een aangrijpend beeld van de strijd der verbonden legers op Korea en een treffend ant woord op de vraag „hoe en waar om". Dank zij de zeer gewaardeerde medewerking van de directie van het Luxor-theater, die zaal en per soneel geheel belangeloos ter be schikking stelde zal deze film. as. Vrijdagavond in de laatste voorstel ling van kwart over 9 eenmaal vre- toond worden. In het comité van aanbeveling on der voorzitterschap van vice-admi- raal N. A. Rost vtn Tonningen, chef van het Militaire Huis van H.M. de Koningin hebben voor onze stad o.a. zitting de burgemeester, jhr. mr. F. H. van Kinschot er de commissaris van politie, de heer R. J. Meyer. De film zal muzikaal worden inge leid door dc kapel van de Marine- Luchtstrijdkrachten op Valkenburg. Gaarne wekken wij onze stadge noten op om de gelegenheid een indruk te krijgen van de diepere be tekenis van de Koreaanse strijd dienstbaar te maken aan een nood zakelijk en nuttig doel. En daarenboven een plicht in te lossen, die als een ereplicht van de eerste orde moet worden beschouwd! Foto van het ontwerp van het ge brandschilderde raam van de Haagse kunstschilder en glazenier Alex As- perslag h. De parochianen van de St. Nico- laasparochie te Zoetermeer deden tijdens dc oorlog de belofte, dat zij een beeld van Onze Lieve Vrouw van Fatima in hun kerk zouden plaatsen, indien het dorp voor di rect oorlogsgeweld werd gespaard. Zij hebben deze belofte gehou den. Vlak na de oorlog werd begon nen met het inzamelen van de be nodigde gelden en in 1947 kon aan de Rotterdamse beeh-ouwer Gerard Héman opdracht worden gegeven het Fatimabeeld te vervaardigen. Een jaar later, in de Meimaand, was het gereed. In de kerk zelf was eigenlijk geen geschikte plaats voor het beeld. Men liet daarom in bet kerkportaal de ingang naar de doop kapel dichtmetselen, waardoor een nis ontstond. In deze nis troont thans het beeld van Onze Lieve Vrouw van Fatima. Het portaal is langzamerhand om gebouwd tot een kapelletje. De hoofdingang van de kerk wordt nog slechts op de Zondagen gebruikt; door de weeks is alleen de zij-ingang geopend. Het kapelletje is nog lang niet ideaal, maar de katholieken van Zoetermeer hebben besloten hier het een en ander aan te veranderen. Op papier is een plan gereed om het kerkportaal tot een fraai kapelletje om te bouwen. Deze verandering zal met stukjes een beetjes geschieden. De geldinza meling wordt voortgezet en telkens als de financiën dat toelaten, zal er iets aan de kapel worden gedaan. Op het ogenblik troont alleen het beeld nog maar in de kapel, maar te gen het einde van dit jaar zal een nieuw en fraai onderdeel gereed zijn. Er is namelijk aan de Haagse kunstschilder en glazenier Alex As- perslagh opdracht gegeven om de kapel te verfraaien met gebrand schilderde ramen ter ere van O.L. Vrouw van Fatima. Met de vervaardiging hiervan is de kunstenaar inmiddels bezig. Op de hierbij gaande foto van het ontwerp ziet men de centrale figuur der H. Maagd haar mantel uitsprei dend over haar kinderen van Zoe termeer. Achter de biddende mensen het dorp met de twee dominerende kerk torens. Achter de Maria-figuur is een dreigende wolkenmassa te zien waaruit de oorlog, gesymboliseerd door een woesteling met zwaard en zweep, een gier met brandende fak- kei en bommenwerpers te voorschijn komen. Het gebrand glasraam wordt uitgevoerd in licht genuanceerde kleuren. Vervolgens worden boven de zij ingang der kapel twee kleurrijke ramen aangebracht. Het een met de voorstelling van Eva met appel en slang als contrast- beeld van Maria, het ander met een triomfante Judith als prototype uit het Oude Verbond. In de deuren tussen kapel en kerk komen zes kleurige raampjes met als bloemsymbolen de tulp voor het gebed en de hulst voor de boete. De uitvoering van dit werk wordt geheel en al door Alex Asperslagh gemaakt. Dit lijkt erg vanzelfsprekend maar er zijn nog altijd kunstenaars die alleen de ontwerpen en werkteke ningen maken maar het glaschilde- ren door anderen laten doen omdat ze de zeer moeilijke glasschilder kunst niet beheersen. Een meesterschap in deze kunstnij verheid vereist naast kunstenaar zyn een zeer grote vakkennis en techniek welke alleen verkregen kan worden door 'n jarenlange prac tijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 5