NIEUW ZEELAND is een prachtig
eiland waarvan we maar weinig weten
ill EEKIHDI mOMmS
Sneeuwbergen enfjordenk usten
Frans (in bandjesonderbroek)
schiet zijn karabijn leeg
De heer f. Visser tevreden
over vreemdelingenverkeer
ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1951
TWEEDE BLAD - PAGINA 1
TWEEDE BLAD PAGINA 1
I Universiteitsgebouw van Auckland
in typisch Engelse stijd.
Prachtig gezicht op de Gouden Baai
van het eiland Stewart.
Foto's afgestaan door: New Zeeland
Government Office.
I
i actieve vulc&nen. Bij het stadje Ro-
turaua spuiten warme waterbronnen
op, die deze streek welke rijk is
natuurschoon tot het Mekka van
de toeristen heeft gemaakt.
Verder zijn er vele meren, waar
op de zeilsport druk beoefend wordt.
De rivieren zijn bijna allen onbe
vaarbaar. Twee havens van beteke
nis telt Nieuw Zeeland, die van
Auckland en Wellington. De laatste
j is de grootste en kan gelijk gesteld
worden met de haven van Sidney.
lands dorp. Bij ons is een dorp ken
nelijk gegroeid. Er zijn wat huisjes
gebouwd en later zijn er weer an
dere huizen tussen gekomen. Er zit
ten kronkels in de weg, die soms
heel schilderachtige hoekjes hebben
en het is vrij gemakkelijk, om te
constateren, dat oud en nieuw door
elkaar staan.
In Nieuw Zeeland heb je dat niet.
Als je een dorp binnenkomt, krijg
je de indruk, dat het toevallig de
vorige dag met de nodige spoed in
elkaar getimmerd is. Hout, spijkers
en dakbedekking zo bouwt men
huisjes. Nette geknipte hagen heb ik
nog nergens gezien. Wel veel hek
jes.
De straten zijn akelig recht. Het
lijkt, of ze iangs een lineaal werden
getrokken. De boeren, Maories en de
overige plattelandsbevolking, die
men buiten ziet, zijn niet anders ge
kleed dan de meneer in de steden.
En men is ook van dezelfde gemak
ken voorzien voor de huiselijke
werkzaamheden.
In geen enkel dorp, dat ik be
zocht heb, zal men de indruk krij
gen, dat de wereld er één kilometer
van het postkantoor eindigt.
De steden zelf doen niets onder
voor de Europese. Men treft er vele
gebouwen aan in een typisch En
gelse stijl en het aantal universitei
ten is niet gering. 'Het culturele en
wetenschappelijke leven heeft de
steun en belangstelling van de re
gering.
Geografisch gezien is Nieuw Zee
land een smal land van ongeveer
1000 mijl lengte, dat uit twee grote
eilanden bestaat North- en South
Island en een aantal kleinere.
Hoe ver dit dominion van de rest
der bewoonde wereld verwijderd
ligt, kan men pas goed begrijpen,
wanneer men zich realiseert, dat het
dichtst bijzijnde land, Australië,
ruim 1200 mijl ver is. Ook in andere
richtingen moet men geweldige wa
tervlakten oversteken om landen
van betekenis te bereiken. Zuid-
Amerika b.v. ligt op een afstand van
5000 mijl.
Het landschap is overwegend
berg- en heuvelachtig. In het Zui
den ligt een geweldig Alpengebied,
waar de eeuwige sneeuw het hart
van de bergbeklimmer sneller doet
kloppen.
j De Mount Cook is de hoogste berg
j met 12.349 voet. Deze gehele streek
heeft eigenlijk een typisch Zwitsers
j landschap, terwijl de Zuid-Westkust
i niet van de Noorse fjordenkust te
onderscheiden is.
I Op de hellingen van de bergen
liggen 3 millioen acres vruchtbare I
grond, waarop men schapenfarms en I
landbouwbedrijven aantreft.
North Island is uitgerust met drie
Werk is er in Nieuw Zeeland in
overvloed. Het land is in opkomst,
want het heeft veel mogelijkheden
en pas 2 millioen inwoners. De
Nieuw Zeelander beziet de immi
granten dan ook niet met schele
Op Vrijdag eindigt de werkweek
in Nieuw Zeeland. Om vijf uur slui
ten de fabrieken en kantoren: om
negen uur de winkels. In het vrije
weekend wordt de sport druk be
oefend. Rugby en tennis zijn zeer
geliefd. Merkwaardig is, dat golf
hier ook door de arbeiders be
oefend wordt. De sport vormt geen
eenzijdigheid. Er zijn ook andere
vormen van ontspanning. Theaters,
bioscopen, musea en vooral ook de
bibliotheken worden druk bezocht.
De Nieuw Zeelandse bevolking,
die voor 91 pet. van Britse stam is,
leeft op een niveau, dat niet lager
is dan in de oude wereld en in veel
gevallen zelfs hoger ligt. Men moet
derhalve niet menen, dat emigreren
naar Nieuw Zeeland gelijk staat
met gaan ploeteren in een wilder
nis. Dit land van de toekomst is
modern, heeft een hoog peil van be
schaving en biedt talloze mogelijk
heden voor ondernemende mensem
ogen. Hij is integendeel zeer gast
vrij en wenst dat iedere vreemde
ling dezelfde rechten krijgt als hij
zelf. Naar afstamming en opvoe
ding wordt nooit gevraagd. Iedereen
krijgt zijn kans en als men van aan
pakken weet is er veel te bereiken.
De sociale voorwaarden zijn beter
dan waar ook ter wereld, waarbij
aangetekend dient te worden, dat
speciaal ook de studiemogelijkhe
den voor begaafde jongelieden zon
der geld er groot zijn. Rassenmoei-
lijkhedcn doen er zich niet voor.
Blanken en kleurlingen leven alg
gelijkwaardigen naast elkaar. -
BRIEFKES UUT D'N VLAONDERS
OT JORIS Weert, Zondagmorgen.
We zijn zojuist ontwaakt in een
kamer waar de zonnestralen zich reeds
door de vensterluiken wringen, om
de grauwe, vochtige schimmelplek-
ken op het behang een beetje te
koesteren. De zon heeft haast, maar
wij niet, want we zijn op vacantie.
In het achterhuis maakt Frans ru
zie met zijn dochter, een 23-jarige
lieflijkheid, die het „sakkerjen niet
meer in het lief moet halen, om
Frans te klappen". Over het alge
meen is de verdraagzaamheid van
Frans al niet zo erg groot, maar zo
dra iemand zich van de Franse taal
wenst te bedienen, schijnt hij er een
soort landverrader in te zien.
I
Heiligenbeeldje gaan straatje om
Een 23-jarige lieflijkheid schre
ven we zojuist. Is dat eigenlijk waar?
Wij zijn eerlijk gezegd niet geschikt,
om stukjes te schrijven over St. Jo
ris Weert. Daar moet je oorlogscor
respondent voor zijn. Na die staken
de stationschef en het staminee,
waar we zongen van „Lieve moeder
wil niet wenen", zijn we in een soort
mist. op het boerderijtje van Frans
beland. Zijn vrouw heeft ons harte
lijk de hand geschud, evenals de
dochter, die naar det melodische
naam van Florence luistert.
We dachten: „Nu gaan we gauw
naar bed", maar Frans had andere
gedachten. We hebben een twaalf
tal kopjes koffie moeten drinken en
intussen pogingen gedaan, om enke
le verhalen te begrijpen.
Er bestaan hier goed beschouwd
twee partijen. De ene is Frans aan
het hoofd van zijn kleine gezin en
de andere zijn wij. In de conversatie
hebben we het in zoverre gemakke
lijk, dat we niets behoeven te zeg
gen. Daar krijgen we de kans ge
woon niet toe. We dienen alleen
maar te luisteren naar verhalen over
alerlei .mirakels'Heiligenbeeldjes
schijnen hier regelmatig uit hun ka-
pellekes te gaan. Frans somt er tien
tallen op en speciaal gedurende de
donkere winteravonden moeten de
landwegen druk begaan zijn. Dan
kan je er zo gezegd wel met je hoed
in de hand blijven lopen, want om
de haverklap kom je zo'n heilige te
gen, die voor de grap een rukwind
door je haren laat gaan of je bood
schappentas even loodzwaar laat
worden
De vuist op tafel.
De manier, waarop ons deze ver
halen worden gedaan, is tamelijk aan
de onstuimige kant. Te onstuimig
voor dergelijke vromigheid. Om dit
duidelijk te maken, kunnen we niet
beter doen dan de inleiding van de
wandelende St. Isidorus even te ci
teren:
Frans: „Ewel, ik mein dat 't Ja
nuari waos, dat St. Isidorus....
Zijn vrouw: ,,'t Waos December en
genne St. Isidorus. 't Waos Sinte
Pieter.
Frans (met stemverheffing): 't
Waos St. Isidorus, sakkerjen!"
Florence: „Ge meugt niet vloeken,
als ge ons heiligen klapt."
Frans: „Klapt gij maar gen Frans,
dat is nutter dan vloeken".
Zijn vrouw: „En toch waos 't Sin-
te Pieter".
Frans: „Ewel, die vrouwlie sien
sot! Ik zei juust, dat St. Isidorus
Zn vrouw: „Als ge vertelt, moet
ge 't goed doen."
Frans (met de vuist op tafel beu
kend): ,En wie vertelt hier sakker
jen. Ik of oech? Zwieg of ik sla oe
op oech bakkes!"
De vrouwen zwijgen, maar hoog
stens voor twee minuten. Daarna
gaan ze er zich weer mee bemoeien
en ontstaat de volgende ruzie.
Hoe vermoeiend valt ons hier het
luisteren.
Klein Korea.
Tenslotte zijn we toch in bed ge
komen. Doodop, en met kloppend
hoofd. Naast ons bed stond ccn ka-
i rabijn en een koektrommeltje met
kogels. Frans vertelde, dat die din-
i gen nog over waren van de „Pruu-
j sen" en dat we gerust konden schie-
I ten, als er iets gebeurde. Er kwam
j veel „nut" volk langs de weg! En dat
j hebben we dan allemaal als een
grapje beschouwd tot we midden in
j de nacht werden opgeschrikt door
een vuursalvo.
Toen we door het raam loerden,
zagen we Frans door de maan
verlicht op de weg staan. Hij was
gekleed in een borstrok en een lan
ge onderbroek, waarvan de pijpen
ergens bij zijn schenen met bandjes
waren dicht geknoopt. Een geweer
had hij in de aanslag en zo af en
toe joeg hij wat gloeiend lood de
lucht in.
Vjjf minuten later was er een
vrouw aan de deur, die niets an
ders deed dan moordenaar roepen en
meer dan ooit voelden we toen be
hoefte om binnen de muren van ons
rustige Leiden te zijn.
Maar dat geschreeuw van die
vrouw scheen Frans die inmiddels
naar binnen was gegaan niet aan te
staan. Hij stiet het raam van een
opkamertje open en bijna gelijktij
dig klonk een nieuwe salvo.
De vrouw schreeuwde toen niet
meer; zij krijste!
En wij lagen verstijfd in bed, een
kwartier lang.
Toen werd er aan de buitendeur
geklopt.
De garde-champêtre.
„Is 't hee 'nne sootenhuus?", vroeg
een stem en op dat moment door
stroomde ons een gevoel van rust.
Er scheen toch nog een normaal
mens in dit dorp te zijn.
De boerin deed open en we hoor
den haar roepen: „Frans, de sjam-
petter!"
Even later stond het veldwachter-
tje met een uniform, waar bij ons
een generaal trots op zou zijn ,in de
gang met Frans te praten.
We konden het gesprek tamelijk
goed volgen.
De schietpartij was ontstaan, toen
een jongeman tegen de deur van de
boerderij trapte. Frans heeft pas
een nieuwe eiken deur en bij die
jongen thuis hadden ze ook een
nieuwe deur. Maar geen eiken. Dit
scheen de gemoederen verhit te
hebben en de familie had besloten
Frans' deur te beschadigen door mid
del van trappen. Frans r.ad hierop
het vuursalvo gegeven. Jn de lucht
natuurlijk. De garde champétre kon
er in komen. „Allez en noe gaan ik
efkes dieje anderen kalmeren en
dan is 't af."
Woeste taferelen blijken in mijn
vacantie-oord heel gewoon te zijn!
En nu ben ik pas ontwaakt. Als 'k
door de kieren van het vensterluik
kijk, waardoor de zonnestralen naar
binnen wippen, ligt daar het dorp
St. Joris Weert. Groepjes huizen te
gen een heuvelhelling geslingerd,
zonder enig sstoem Zo op het oog
althans. Het kerkklokje roept be
scheiden voor de H. Mis Alles is
even rustig en vredig. Werd hiet nu
vannacht geschoten?
Maar zoiets kan nu in d'n IVaon-
ders.
FLIP.
IN EEN ARTIKEL, dat tot titel had:
„Hoe zien de meeste Engelsen
Nieuw-Zeeland" schreef Michael
Hutt onlangs: „Dit dominion van het
Verenigd Koninkrijk wordt over het
algemeen beschouwd als een lang,
smal eiland in de vorm van een ze
ven, dat bij de schepping van de
wereld nog net een plaatsje kon krij
gen in een bijna onbereikbaar stuk
oceaan. Het moet er erg warm zijn,
want de half wilde inboorlingen heb
ben een donkere huid. De blanken,
die er wonen, zijn practisch allen
bloedverwanten van lieden, die in
Engeland onder de meest zorgvole
omstandigheden leven. Nou ja, en
verder is het landschap er nogal
ruig".
Wij geloven, dat de geringe ken
nis van Nieuw Zeeland zich niet be
perkt tot de Engelsen. Ook in Ne
derland hoewel we ter verdedi
ging kunnen aanvoeren, dat het ons
dominion niet is weet men weinig
van dit land. Het zoeken naar gebie
den voor onze overbevolking heeft
Nieuw Zeeland in de laatste tijd
plotseling op de voorgrond gescho
ven. In de loop van dit jaar zijn er
2000 Nederlanders naar toe gegaan
in de vaste overtuiging een goede
toekomst te kunnen opbouwen. Deze
pioniers zullen door vele duizenden
worden gevolgd en zo'n feit maakte
het wel interessant, om wat gegevens
te verzamelen over dit eilandenrijk
in de Pacific.
EEN HEERLIJK KLIMAAT.
ken. De Maories woonden oorspron
kelijk op de Polynesische eilanden
en emigreerden naar Nieuw Zee
land vóór de eerste blanken er zich
vestigden. Hun donkere huidskleur
is een erfenis van het land van her
komst. De veronderstelling, dat deze
mensen halve wilden zijn, is volko
men onjuist. Zij zijn gekleed als de
blanke Nieuw Zeelanders, spreken
de Engelse taal en zijn gelijkberech
tigd.
Onze landgenoten, die reeds in
Nieuw Zeeland gearriveerd zijn,
spreken in hun brieven over het
heerlijke klimaat. Het is er zelden
zo heet als bij ons in een abnormale
zomer en in de wintermaanden
pleegt het kwik er nooit zo laag te
dalen als op de Hollandse thermo
meters het geval is. De donkere
huid van de inboorlingen wordt
dan ook niet veroorzaakt door een
tropisch zonnetje. Eigenlijk is .het
onjuist om van inboorlingen te spre-
De emigranten uit Europa moeten
er aan wennen, dat alles hier pre
cies omgekeerd is. De Zuidenwind
is koud en die uit het Noorden
warm. Midden in de zomer is het
Kerstmis en als in Nederland de va-
cantiegangers liggen te zonnebaden
zit men in Nieuw Zeeland midden
in de winter. Vooral dit laatste is
in het eerste jaar erg vreemd.
Er bestaat een groot verschil, zo
schrijft een Nederlander, tussen een
een Nieuw Zeelands en een Hol-
WIE ALS VREEMDELING IN LEIDEN KOMT. doet heel verstandig even
het V.V.V.-kantoortje aan de Steenstraat binnen te wippen, om var de
neer J. Visser, directeur van de V.V.V. te Leiden, te vernemen wat men in
Leiden kan zien en beleven, waar men kan eten en slapen, welke plaatsen
m de omgeving de moeite waard zijn, enz. Dat deze service gewaardeerd
wordt, blijkt duidelijk uit de toenemende belangstelling voor de V.V.V., ook
in Leiden. „Wij zien dit jaar op ons kantoor beduidend meer vreemdelingen
dan in 1949 en 1950", vertelt de heef Vissei „niettegenstaande wij in 1949
van het Stationsplein weg moesten, waardoor de gemakkelijke loop naar
ons kantoor verminderde. Behalve Fransen, Belgen en Engelsen, komen er
veel Scandinaviërs. Bovendien zijn in April ook de Duitse groepen weer
verschenen, die in tweedaagse trips de bollenvelden bezichtigden en door ons
in Leiden en Noord wijk werden ondergebracht. Nederland is voor de vreem
deling een goedkoop land, dat weet de buitenlander heel goed. Het valt mij
telkens op, dat buitenlanders veel beter op de hoogte zijn van de V V.V.-
service dan de Nederlanders"
„En wat zoeken de vreemdelingen in Leiden?", willen we weten. „Ge
woonlijk typische dingen, die zij in hun land niet vinden: molen De Valk,
Stadstimmerwerf, geboortehuis en standbeeld van Rembrandt, hofjes,
Burcht, Universiteit, enz. Bovendien onze vermaarde musea, de badplaat
sen Noord wijk en Katwijk, alsmede Avifauna. Wij hebben folders in vier
talen, waarin de vreemdeling op alle bezienswaardigheden attent gemaakt
wordt. Voor hen, die het rustig aan willen doen, zijn er 't Glippertje en de
boottochtjes over de meren."
Ook wat de Leidse hotelruimte betreft, was de heer Visser tevreden. Er
zijn momenteel ca. 155 bedden. Het is opvallend, dat deze buitenlanders
Leiden als verblijfplaats kiezen, omdat onze stad zëer gunstig gelegen is
als uitgangspunt van „doing Holland". Bovendien is Leiden blijkbaar goed
koper dan de grote steden. Bij slecht weer komen er bovendien veel bad
gasten ui,t Noordwijk en Katwijk naar Leiden."
De heer Visser, die in 1941 naar Leiden kwam en 5 jaar later, om het
toenmalige V.V.V.-bestuuf te helpen, als „noodhulp", directeur werd, spreekt
ook over wensen: straks weer een kantoor up het Stationsplein en een g*o-
'ere belangstelling vooral van de Middenstand voor het V.V.V. Een
voed funciionnerende Vereniging voor Vreemdelingenverkeer is ook hun
belang. Dit inzien moet gepaard gaan met financiële steun, want sedert het
V.V.V. de exploitatie der fietsenloodsen aan het Station kwijt ist zijn de in
komsten niet noemenswaard meer. „Het zijn eigenlijk enige groot-industrië
len. Hoteca-bedrijven en middenstanders, die door hun jaarlijkse bijdragen
ons mooie werk steunen. Ofschoon de Gemeente," aldus de heer Visser, „net
belang van ons streven inziet, was er ook dit jaar geen geld om ons krachtig
te steunen. Toekomstplannen? Door samenwerking met een aantal ronc'
Leiden liggende V.V.V.'s. hotels en amusementsbedrijven, hopen wij het
volgend jaar een mooie streekfolder uit te geven. Er komt nog meer. maa:
daarover later." Dan weiden wij voor de zoveelste maal onderbroken. Wan'
weer gaat de deur open. Een heer komt binnen: Excuse me sir. could you
tell me.(Foto: „De Leidse Courant").