Nieuwe- en oude gezichten in de Eerste Kamer Zo wordt men in Australië lid van een vakvereniging „Radio Scheveningen" opent nieuw gebouw in Umuiden Made genaden Het tijdperk van Koning Willem III WOENSDAG 1 AUGUSTUS 1951 mSCj L/DIL»OE/ VJWUXCANT CERSTE BLAD PAGINA 1 K.V.P. en Communisten een zetel minder De gedeeltelijke „verjonging" van de Eerste Kamer heeft voor de K.V. P. en voor de Communisten ieder een zetel verlies en voor de Christ. Hist. Unie en voor de V.V.D. ieder een zetel winst opgeleverd. De samenstelling van de nieuwe Eerste Kamer is thans: P. v. d. A. 14 (14) A.-R. 7 7) V.V.D. 4 (3) C.H.U. 6 5) C.P.N. 3(4) K.V.P. 16 (17) Herkozen leden der Eerste Kamer zijn: mr P. J. Witteman, mr H. Kolf schoten, dr. L. J. C. Beaufort, ir. H. Verhey, H. C. Nijkamp(- allen voor de K.V.P.), mr. J. A. Jonkman, H. Oosterhuis, A. de Jong, J. van de Kieft, J. L. Hoogland, H. J. de Dreu (allen voor de P. v. d. A.), mr. A. Anema, J. Schipper, mr. W. Rip, J. Tjalma (allen voor de Ant.-Rev.), mr. dr. G. Kolff, mr. G. Vixseboxse, dr. J. de Zwaan (allen voor de Christ.- Hist.), mr. A. N. Molenaar, ir. Lou- wes (voor de V.V.D.) en A. D. Schoo- nenberg (C.P.N.). Nieuw-gekozen leden der Eerste Kamer zijn prof. dr. F. C. Garretson (C.H.U.), prof. dr. ir. W. Schermer- horn (P. v. d. A.), mr. R. N. de Vos van Steenwijk (V.V.D.) en J. van Tilburg (P. v. d. A.). Niet meer keren in de Kamer te rug: H. J. Kuiper (K.V.P.), J. P. Schalker (C.P.N.), mr. J. Cramer (P. v. d. A.) en A. Kievit (P. v. d. A.). Prof. Schermerhorn is thans nog lid van de Tweede Kamer, waar zijn opvolger op de lijst van de P. v. d. A. is mevr. A. C. Ploeg. Mr. J. Cramer, die niet meer in de Kamer terugkeert, is benoemd en reeds geïnstalleerd tot Commissaris der Koningin in de provincie Drente. Een emigrant vertelt. Eindelijk is het dan gebeurd, ik heb me aan moeten melden voor de Union (vakbeweging). Zoals ik al eerder geschreven heb, iedereen die werkt is verplicht om bij de Union te zijn aangesloten. Nu zijn er heel veel, ik val onder de groep „vaklie den" in het bouwbedrijf. Het is zo, dat als je geen lid bent, dan kan je niet werken, althans niet lang. Het verwondert me, dat ik nog zo lang met rust gelaten ben. Vrijdagmor gen sprak ik heel toevallig met een van de timmerlieden over de Union. Van hem hoorde ik enkele namen van bestuursleden en andere func tionarissen, die communist zyn. Dit is ook het geval met die kerel, die geregeld op de verschillende wer ken komt. Laat me onder schafttijd „mynheer" op bezoek komen! De timmerlieden en metselaars werden in de keet bij elkaar geroepen en er werd gevraagd naar het aantal van ieder. Vervolgens moesten we onze namen opgeven en zeggen, of we al dan niet bij de Union zijn aangeslo ten. Toen hij hoorde, dat ik geen lid was, stopte hij me een kaart en een pen in de hand: ik moest dit maar even invullen! Het bleek een aan meldingsformulier te zijn. Terwijl ik de kaart eens bekeek, ging hij een speech afsteken en de batteren met een paar anderen. Of schoon ik heel goed wist, dat er geen ontkomen aan was, voelde ik er geen bliksem voor me zo maar „over te geven'. Dus ik vulde.de kaart niet in. Na een half uur was hij uitgepraat en wilde gaan. Hij vroeg mijn kaart, die hij prompt met zijn pen blanco terugkreeg. Verwonderd vroeg hij waarom de kaart niet ingevuld was. „Dat kan ik niet", was mijn antwoord. „Waarom niet? „Hoe kan ik nu ondertekenen, dat ik de regels zal naleven, als ik ze niet ken? U zult me eerst e«n reglementboekje moe ten geven, wat ik dan eens zal be kijken." „O, die regels zijn niet veel", en hy begon me enkele punten op te noemen (dingen die ik allang wist, maar dat vertelde ik natuurlijk niet. Toen hij klaar was, vroeg ik of dat alles was. „Ja". „Heeft u daarvoor zo'n dik boek nodig?" (Toevallig in zijn koffertje zien liggen). „Neen, natuurlijk staat daar nog meer in." „Nou, om dat meer gaat het juist! dat wil ik ook weten"! „Bovendien", zei ik, „ik voel er niets voor om toe te treden tot 'n beweging, die door de communisten gecontroleerd wordt." Hij: „Dat is niet waar!" Ik: „En de voorzitter en de secre taris, en die, en die, en die, en U!?!?" Wat werd die vent woest, toen ik dat zei! Hij probeerde het te weerleggen en te ontkennen, maar ik zei: „Als er 10 zeggen dat het zo is, dan zul len er minstens 20 moeten komen die het tegendeel kunnen bewijzen, wil ik het aannemen." Daarna begon hij het goeds op te noemen dat de Unions voor hun le den hebben gedaan. Inderdaad is dat zo, ze hebben veel goeds gedaan en ik zei dat ook, „maarrr, ik be twijfel ten zeerste of ze ook het land zelf zoveel goed doen." Het was weer mis, toen ik dat ge zegd had! Zo ging ik nog door en geloof maar, dat ik het hem niet ge makkelijk gemaakt heb. Hij zei me nog, dat ik de eerste was, die zoveel bezwaren en moeilijkheden had. Mijn antwoord: „Wel, het is toch niet gek, dat ik wil weten, wat ik doe?" Uiteindelijk begon het hem te ver velen en hij vroeg, of ik de kaart wilde invullen of niet. Ik zei, dat ik eerst de reglementen moest kennen. Hij werd toen zo kwaad, dat hy z'n spullen bij el kaar pakte en zei: „Goed, ik zal je de regels geven, je kunt van het werk verdwijnen, en als je de regels bekeken hebt en» de kaart hebt in gevuld, kan je weer terugkomen." Zo gaat het hier! Als je geen lid bent, kan je niet werken. Doe je het toch, dan zijn de leden verplicht het werk neer te leggen, totdat je je aangemeld hebt, ofwel je ontslag genomen of gekre gen hebt. Nogmaals, dat wist ik heel goed, ik wilde hem alleen maar dwars zitten en laten merken, dat ze niet met me kunnen doen wat ze willen. Nu, zover wilde ik het natuurlijk niet laten komen. Ik heb toen de kaart maar ingevuld. Hij heeft me beloofd, een boekje met het regle ment te geven. Ik ben benieuwd. Ook moest hij mijn Australisch be wijs van vakbekwaamheid zien, wat ik natuurlijk niet bij me had. Nu krijgt hij dat niet eerder te zien, dan nadat ik zijn boekje heb. Ik zal hem krijgen! Toen ik weer bij de anderen kwam vroegen ze mij, of ik „bekeerd" was. Natuurlijk is dit niet zo en ik zal me blijven verzet ten tegen dit soort vrijheidsbero ving. Ze kunnen zich niet voorstellen, dat ik me er zo druk over maak. Wat ook nog zo mooi was, die man van de Union waarschuwde me, dat ik voorzichtig moest zijn, anders kon het wel zijn, dat ik niet eens toege laten werd! Al met al een onver kwikkelijke geschiedenis, hoewel ik me wel geamuseerd heb. Tot zover het verslag van deze slag, die ik al bij voorbaat verloren had. ZOUT GOEDKOPER Het Ministerie van Economische Zaken maakt bekend, dat in ver band met de afschaffing van de ac cijns op consumtiezout, de winkel prijs van zout met' ingang van 1 Agustus is verlaagd van 0.21 tot 0.14 per kg. De prijs van gejodeerd zout is vastgesteld op 0.19 per pak van 1 kg. RECHTZAKEN HAAGSE RECHTBANK Rijwiel verduisterd. Een Leidse betonwerker had te 's-Gravenhage een rijwiel verduisterd en moest hiervoor verschijnen voor de Haag se rechtbank. Hij had bij een rij wielstalling een fiets gehuurd en deze voor 20.verkocht. Ver dachte was reeds een keer of acht veroordeeld. Een voorwaardelijke straf loopt nog. De off. vond de feiten zeer ern stig en mede met het oog op de wel zeer bevlekte straflijst eiste hij een jaar en zes maanden gevangenisstraf met aftrek. Mr. J. v. d. Berg, de raadsman, schetste hoe verd. door huwelijks moeilijkheden aan de drank was ge raakt. Hy had geen geld meer over en raakte aan het zwerven. De ver dediger verzocht een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met de bepa ling dat verd. in een kolonie van het Hoogeland zal worden opgeno men De rechtbank bepaalde de uit spraak op 7 Augustus a.s. HAAGSE POLITIERECHTER. Helers en stelers. Conform de eis veroordeelde de Haagse Poitie- rechter een magazijnmeestei L. uit Leiden tot zes maanden gevangenis straf m.a. Een .andere magazijnbe diende D. uit Katwijk aan Zee werd veroordeeld tot zes maanden gevan genisstraf waarvan vier voorwaar delijk en een chauffeur uit Rotter dam tot twee maanden gevangenis straf. Zij allen waren destijds werkzaam bij de N.V. Kon. Ned. Grofsmederij te Leiden en hadden zich daar schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van koper en koperen voorwerpen. In zijn requisitoir wees de officier van justitie er op dat de diéfstallen van non-ferro metalen hand over hand toenemen en daar aan paal en perk moet worden ge steld. Twee opkopers uit Leiden, die de koperen voorwerpen hadden ge kocht, stonden vervolgens terecht. Zij hadden de aankopen niet geboekt in het register en hadden ook de dagprijs niet betaald. De opkopers wisten dat de vorige verdachten werkzaam waren bij de Grofsme derij. In zijn requisitoir vermeldde de VAN PRIMITIEF NAAR SUPER-MODERN! ADIO-SCHEVENINGEN" staat dagelijks radio-telegrafisch en radio- telefonisch in contact met honderden schepen, zwalkend over de wereldzeeën, soms duizenden kilometers van het kuststation verwijderd. Recente cijfers tonen aan, dat deze tak van PTT steeds belangrijker wordt. Vooral de laatste jaren heeft het verkeer een geweldige vlucht genomen. In 1950 bijvoorbeeld waren er ruim 280.000 telegrammen en 45.000 telefoongesprekken „in de lucht", ruim vyfmaal zoveel als in 1938. Niemand heeft deze snelle vooruitgang verwacht en de dienst is dan ook danig „uit zijn jasje gegroeid", in casu uit de gebouwen te Schevenin gen (zendstation) en IJmuiden (ontvangstation). In IJmuiden is de ac comodate wel bijzonder primitief. Men huist er in twee schoollokalen en voor de juiste tijdaanwijzing, een uiterst belangrijk ding in het radio verkeer, behelpt men zich met een.... wekker. Doch aan deze toestand komt nu zeer binnenkort een einde. De Ontvangdienst betrekt namelijk binnenkort een nieuw, modern gebouw, gelegen op het tweede sluis- eiland te Umuiden. Het is een juweel van een station. Technische snufjes van allerlei aard vinden er hun toepassing. Een dorado voor radio-tele grafisten. Ontwikkelingsgang van 25 jaar Deze zomer is het reeds een kwart eeuw geleden, dat de Sein. en Ont vangdienst vóór 1926 verenigd in Scheveningen, werd gesplitst. IJmui den ging ontvangen, Scheveningen seinen. Aanvankelijk was de accnmo- datie voldoende, maar allengs werd het verkeer drukker. En zo voltrok zich in deze vijf en twintig jaar een evolutie, welke thans geleid heeft tot de oprichting van dit hypermo derne radio-station, dat, wat zijn outillage betreft, kan wedijveren met alle andere stations ter wereld. Het gebouw zelf is van een eigenaardige architectuur, een strakke, in verband met het drukke scheepvaartverkeer ter plaatse, laag gehouden betoncon structie, die met enige fantasie op een schip lijkt. Er zijn zelfs masten, maar die staan in twee rijen vóór het gebouw opgesteld. Het zijn de vijf en twintig antenne-masten, die de korte golf- en telefonie-antennes, zomede de antennes voor het nood- en kust- verkeer dragen. Zijn zijn elk veertig meter hoog. Door middel van deze antennes is Umuiden straks met alle schepen ter wereld verbonden. In de kelders komen de antenne-kabels het gebouw binnen, waar zij eerst ge splitst en versterkt worden. Dank zij een technische vinding is het tegen woordig namelijk mogelijk meer dan één telegram ja, zelfs twintig te gelijkertijd over één antenne te ontvangen. „Verkeersleider". In een grote zaal, het hart van het station, zullen straks zestien radio telegrafisten klaar zitten om de stem van „Radio-Scheveningen" uit te dra gen. In deze zaal komt een bijzonder, uiterst kostbaar apparaat te staan, de zogenaamde „Verkeersleider". Het is een ingenieus toeste., dat automatisch alle golven „aftast" naar een even tuele oproep. Hoort de bedienings man een dergelijke oproep in zijn hoofdtelefoon, dar. behandelt hij deze niet zelf. maar geeft het betreffende schip door aan één der telegrafisten, die op een zogenaamde „werkgolf" met het vaartuig in verbinding treedt, terwijl de „Verkeersleider" mogelijk al weer een ander schip „aan de lijn" heeft. Dit nieuwe sys teem, waarbij dus voor het oproepen en doorgeven van berichten van af zonderlijke golven gebruik wordt ge maakt, is één van de eisen, gesteld door de Conferentie van het Atlantic City. Nederland is straks één var weinige Europese landen, die aan deze eisen voldoet. Radio-zenderautomaat. Een ander technisch snufje is dat van de radio-zenderautomaat. Zoals telefoon-abonné's met hun kiesschijf een willekeurig abonné draaien, zo kan straks ook de radio-telegrafist in Umuiden met eenzelfde kiesschijf één van de Scheveningse zenders kiezen, die hij nodig heeft om een bepaald schip te bereiken. Aan de andere kant is Umuiden door middel van de Centrale Telegraaf Automaat in Amsterdam met alle Nederlandse plaatsen rechtstreeks verbonden. In het gebouw is ook een ruimte inge richt voor radio-telefonie. Zes radio telefonisten spreken hier straks met trawlers en kustvaarders. Verder zijn er ruimten voor telex-verbindingen, teletypes, ponsdozen en een eigen administratie. In de kelder staat een nooddiesel voor het opwekken van eigen spanning, war neer de netspan ning mocht uitvallen. Kortom een station, dat er zijn mag en waarop Nederland met recht trots kan zijn. Nog vóór de Kerst- en Nieuwjaars- drukte, de periode van gelukstele- grammetjes over en weer, wordt het gebouw betrokken. Dan vormt IJmui den, dat als P.C.H. - de lucht komt, de belangrijke schakel tussen de zee man, duizenden kilometers van huis dobberend op de baren en zijn gelief den in het vaderland officier o.m. dat de opkopers in 1950 als ingekocht hadden genoteerd op het register 1694 kg, terwyl in wer kelijkheid 265.239 kg metaal was in gekocht. De off. eiste tegen elk der vennoten zes maanden gevangenis straf. O.m. met het oog op het bedrijf, dat tijdens de detentie zwaar verlies had geleden, verzocht de verdediger een straf gelijk aan het voorarrest, met eventueel een boete en onmid dellijke invrijheidstelling. De poli tierechter weigerde dit verzoek en veroordeelde elk der verdachten tot vijf maanden gevangenisstraf m. a. Gestoicn blousje. Reeds een maal was de Amsterdamse mevr. J. L. S. wegens winkeldiefstal veroor deeld en nu stond ze weer terecht. Van de vorige veroordeling had zij nog 14 dagen gevangenisstraf boven het hoofd hangen. Aan deze veertien dagen had zij moeten denken toen ze in Leiden bij een groot magazijn een blousje gestolen had. Toen ze er aan dacht was ze de «rtier al voor bij en durfde ze niet terug. Met het blousje dwaalde zij door Leiden, niet wetende wat te doen. Eindelijk deponeerde ze het ding over een hek. Ongelukkigerwijze was dit juist het hek van het politiebu reau en liep de manoeuvre in de ga ten. Door de Haagse politierechter werd mevr. S. nu tot drie maanden gevangenisstraf m. a. veroordeeld. Wilt U iets weten? OegstgeestGassel: Leiden, Woer den, Utrecht, Ede, Arnhem, Nijme gen, Grave, Gassel, 153 km. OegstgeestDiemen: In Oegst- geest de Rijksweg naar Amsterdam nemen, 40 km. WarmondRaalte: Alphen, Woer den, Utrecht, Amersfoort, Apel doorn, Deventer, Wesepe, Raalte 160 km. LeidenGee*truidenberg: Voor schoten, Leidschendam, Voorburg, Rijswijk, Delft, Overschie, Rotter dam, Dordrecht, Moerdijk, Zeven- bergschehoek, Made, Geertruiden- berg, 85 km. VoorschotenAkersloot: Oegst geest, Sassenheim, Hillegom, Haar lem, IJmuiden, Velzen, Castricum, Akersloot, 59 km. VoorschotenVleuten: Leiden, Woerden, Harmeien, Vleuten, 51 km VoorhoutDirksland: Leiden, Voorschoten, Leidschendam, Voor burg, Delft, Schipluiden, Maassluis, Brielle, Hellevoetsluis (veerpont). Middelharnis, Sommelsdijk, Dirks land, 79 km. VoorhoutLierop: Leiden, Woer den, Utrecht, Vianen, Zaltbommel. 's Hertogenbosch, Eindhoven, Gel drop, Mierlo, Lierop, 154 km. LeidenSoest: Woerden, Utrecht, Bilthoven, Soest, 74 km. LeidenTilburgValkenburg- Leiden, Zoetermeer, Rotterdam, Dordrecht, Moerdijk, Breda, Tilburg, (98 km.), Eindhoven, Weert, Roer mond, Sittard, Valkenburg, totaal 242 km. ZoeterwoudeTeteringen: zie bo venstaande route tot Breda, Tete ringen, 89 km. Een Belgische boer kon zijn vrouw 's morgens nooit uit bed krij- ggen, zodat hij meestal met een lege maag en zonder een heerlijk bakje koffie gedronken te hebben naar het land moest. Deze gang van zaken begon hem te vervelen. Toen hij een dezer dagen pas uit bed was, schreeuwde de boer: „Brand! Brand!" Zijn vrouw sprong verschrikt uit bed. „Waar is de brand?", vroeg ze verschrikt. „In alle fornuizen van het dorp", antwoordde de boer, „behalve in het onze". De andere ochtend was de koffie bruin. Twee personen werden gedood en vijftien ernstig gewond, toen de vloer van de dodenkamer inzakte, waar juist de laatste eer was bewe zen aan een overleden familielid. Een boerin uit Beieren zou met haar buurvrouw even een kip slach ten. Daar de dames geen bloed kon den zien, keken ze op het kritieke moment een andere kant uit. Boemklonk de slag van het hak. mes. De kip was zijn kop kwijt en de boerin haar duim. Een vijfenzestig-jarige mijnheer in Australië liep rustig te wandelen, toen er eensklaps een stier op hem toeschoot. Van schrik greep hij de stier bij de horens en rukte eraan. De stier brak bij deze oefening' zijn nek. Te Londen ging een duif op een tafeltje zitten van een café-terras. Het dier legde een ei in het asbakje, keek de mensen eens vriendelijk aan en vloog heen. Het zat hem zeker dwars. Honderden mussen bleven uren lang om de woning van een oude En gelse visser vliegen. Tenslotte gingen de buren eens kijken en vonden de visser dood in zijn kamertje. Hij was sedert vijftien jaar gewoon dagelijks de mussen te voeren. Elf olifanten van een circus te Einbeck trokken door de straten, elkaar vasthoudend aan de staart. De laatste liet op een gegeven ogen blik los, nam een fles melk weg uit de hand van een meisje, dat passeer de, dronk de fles leeg, gaf de lege fles terug, pakte de staart van zijn voorganger en wandelde rustig weer verder. De soldaat Philip Giarraputo van het Amerikaanse leger op Korea kijkt alsmaar uit naar een bepaald Chinees communist. Toen zijn leger groep op een zeker ogenblik een heu vel prijs moest geven, liet de Ameri kaan zijn schoudertas achter. In de tas zat zijn gebit. Later werd de heuvel heroverd. Giarraputo vond zyn tas terug. Zijn gebit was verdwe nen. Dagelijks leven was „nog vol van kleine verrukkelijkheden" KONING EN GRONDWET Prof. Mr. C. W. de Vries: „Overgroot vader Koning Willem ITI". Uit gave: Engelhard-van Embden Co, Amsterdam. I"\AT DE STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS in de tweede helft van de U negentiende eeuw vervelend gevonden wordt door hen, die er niet ex professo mee te maken hebben, kunnen wij ons voorstellen. Wanneer men ten nauwste betrokken is bij de pogingen van de eind- examencandidaten der middelbare scholen om het examenvak „Geschie denis onder de knie te krijgen, ontkomt men niet aan de indruk, dat dit tijdperk de algemeen ontwikkelde leek van morgen (nooit genoeg te loven product van Thorbecke's wetgeving 1) moet voorkomen als een grijs toneeldecor, waarop in snelle successie telkens nieuwe zeventallen van twee dimensionale, ministeriële schimmen acteren, worstelend met een stel onvermijdelijke problemen als schoolstrijd, cultuurstelsel, vrij handel en dergelijke monstra meer, die om een of andere onnaspeurlij ke reden de mensen van toen hevig moeten hebben geïnteresseerd. duidelijk moet blijken hoezeer de grondwet door Willem III is geëer biedigd, en hoe ver het van hem heeft gelegen te willen terugkeren naar het autoritair regeersysteem van zijn grootvader, ofschoon opvoeding, neiging en atavismen, ongetwijfeld in die richting drongen. Maar er was in die tijd nog geen vaste traditie bij ons inzake de prac- tijk van ministeriële verantwoorde lijkheid en parlementaire regering. En er hadden zich nog geen scherp omlijnde politieke partijen en coali- tie's gevormd. Was er dus aanleiding tot veroor delen wanneer de koning trachtte zóveel van het regeerbeleid in eigen hand te houden als binnen de wetten door hem mogelijk geoordeeld werd? En werd er van de koning, indien de samenstelling van de Kamer geen duidelijke lijn gaf, niet het initiatief vereist zélf zijn ministers dan maar te kiezen, zó dat er geregeerd kon worden? En wanneer partijnepitisme dreef in de richting van bepaalde benoemingen moest de vorst dan niet zijn invloed aanwenden deze benoe mingen te verhinderen? |"\IT is ongeveer het pleidooi dat prof. de Vries houdt om Willem III te verdedigen tegen de diffuus verbreide mening als zou de koning op bepaalde momenten min of meer in strijd met de beginselen van 1848 gehandeld hebben. En deze verdedi ging wordt vooral gevoed uit de tal rijke detailbronnen waarover we bo ven spraken. „Aimez done ces de tails, ils ne sont pas sans gloire" pre dikt de schrijver herhaaldelijk. En wij zijn geneigd er aan toe te voe gen: „Ils sont bien gloire de votre livre". Toch komt het ons voor, dat dit boek door niet-historici, ondanks het vele boeiende, moeilijk te lezen zal zijn. Indien het geoorloofd is een his torische verhandeling te vergelijken met een taart, bestaande uit voed zaam deeg en evenzeer voedzame, maar bovendien smakelijke room, zo zou men kunnen zeggen, daj hier het déég alleen maar verondersteld wordt maar in hoofdzaak róóm gege ven is. Niet dat het boek is opgebouwd uit enkele smeuige faifc -divers: het bo ven geschrevene bewijst reed het te- gedeel. Maar de auteur is er niet in geslaagd de romige detailrosetten op de juiste plaats vast te hechten aan het substantiële deeg van de alge- meene tijdstromingen en gebeurtenis sen zodat de nie* zééi belezene in historicis (en voor hem is het boek toch ook bedoeld) voortdurend ande re folianten moet raadplegen om pre cies te weten waarop de schrijver doelt. Hierdoor houdt men na lezing een min of meer verwarde indruk over, die nog versterkt wordt door de rhe- torische stijl met z'n vele persoon lijke ontboezem ink j es. Iet of wat wankel voelt men zich ook wanneer men aan het einde der text, na en kele sybillijnse exclamatie's, de date ring „Bochum, 9 Dec. 1941" leest, ter wijl uit de voetnoten blijkt, dat er aan het boek toch zeker tot aan 1950 gearbeid is. Dan is er nog de titel: „Overgroot vader Koning Willem III". Opschrif ten van dat soort dienen gemeenlijk om een braaf /erhaaltje aan te die nen in de trant van „Roemrijke Figu ren uit ons Vorstenhuis". Zodanig is het boek zeker niet. Maar waarom Overgrootvader? Wilde de schrijve' hiermede te ken nen g. ven dat de Vórst in kwestie reeds zozeer tot de historie behoort, dat niwn niet slechts zijn publieke le ven. doch ook zijn privé bestaan aan wetenschappelijke critiek mag onder werpen en daarbij het „Allzumen- schliche" niet behoeft te passeern? Heeft hij in dat geval bedacht dat zijn boektitel ook had kunnen lui den „Vader Willem III"? Wat overigens deze delicate zaken betreft, zij zijn op hoog niveau be handeld en wat we te weten zijn ge komen omtrent de jeugdliefde van 's Konings zoon, de Prins van Oranje, tot de Freule op het „Huys te War mond" zal er ongetwijfeld toe bijdra gen deze figuur beter te begrijpen. Alles te samen genomen: dit boek is niet geworden „De" levensgeschie denis van Willem III. Deze heeft de schrijver ook wel niet bedoeld te geven. Maar de door hem aangevoer de bouwstoffen tot het samenstellen van een „definitieve" biografie zijn velen en de kijk die hij ons op zijn onderwerp gegeven heeft kan nu reeds dienen om ons oordeel over de derde Oranjekoning in vele delen te completeren. Maar afgezien van dit uitgangs punt, ontleend aan een misschien minder gelukkige didactiek, onafhan kelijk daarvan hebben wij het ge voel dat later, wanneer elke persoon lijke band van de dan levenden met de toenmalige gebeurtenissen verbro ken-zal zyn en het gehele tijdvak zal zijn bijgezet in de borgue der archie ven, wachtend op de volmaakt-onpar- tijdige historische sectie, de etikette ring „Tijdperk Willem III" nooit die glans zal evoceren, die opgeroepen wordt bij het lezen van titels als „Bourgondische tijd", „Gouden Eeuw" en wie weet „Het tijd vak na de tweede wereldoorlog". Alles was zo beknopt begrensd bin nen deze perken, die zich te buiten ging aan een waarlijk universeel-re- presentatief formaat, óók niet in schijn. Wat er aan schone cultuur ontbloeide in die jaren: de schilder scholen, de tachtigers, staat toch wel zeer los van de wisseling der kabi netten en van de persoon des ko nings, van wie ook de aan het hoofd van deze bespreking genoemde wel willende biografie slechts schaarse blijken van musische belangstelling weet te vermelden. Het kost ons altijd een zekere krachtsinspanning de gelijktijdigheid dier verschijnselen ons bewust te worden, en evenzeer te beseffen dat het dagelijks leven toen nog zó vol was van de kleine verrukkelijkhe den, die sindsdien onherroepelijk zijn heengegaan: de karakteristieke en besloten gemeenschappen der steden met hun hobbelkeien en nachtwach ten op de torenomgang, de kronke lende en boomrijke wegen van stad tot stad, de goudgekroonde boerin nen hoog op de sjees, de „gentle man at leisure", de geesten nog vrij van moderne mythologieën en dog ma's als: snelverkeer, goedonderhou- den gazons om dorpskerkjes, plano- grafie, gelijke kans voor ieder, tempo en industrialisatie. Dit tijdvak was misschien het laatste waarin nog enigszins een evenwicht bestond tus sen natuur en techniek, vooruitzien en Gods Bestel. Het snoeimes van het menselijke intellect vermocht reeds de al te nefaste natuurdrang weg te snijden zonder nog in staat te zijn de hele le vensboom te scheren naar een geome trisch patroon en standaardmodel. Wij zijn ons de keerzijde van het tijdperk terdege bewust: horrengeest, grote sterfte, pauperisme en zoveel méér: wie heeft indertijd gezegd dat de som van menselijk geluk en men selijke ellende voor elk tijdvak onge veer gelijk zal zijn? Maar ieder individu kiest toch zyn thema's van historische praedilectie naar eigen persoonlijke instelling en beoordeelt daarnaar de waarde van iedere periodevoor hemzelf. Doch deze overpeinzingen dreigen ons weg te voeren naar het gevaar lijke moeras van historische be- en veroordeeling. Keren we terug tot ons onderwerp, na vaststelling dat het der staatkun dige geschiedschrijving van de tweede helft der negentiende eeuw in Neder land gemakkelijk kan schorten aan relief en pregnantie. [ET boek van prof. C. W. de Vries over koning Willem III bewijst echter dat het ook anders mogelijk is. Wat men er op moge aanmerken, zeker niet dat het niet boeit en dat men na lezing niet de indruk heeft dat hier geen namen, doch wel dege lijk mensen van vlees en bloed ge handeld hebben. En bovenal krijgt men zeer duidelijk een beeld van de actieve taak eens konings binnen het raam van een orthodox-parlementai re regeringsmachine. Het is met zo'n constitutioneel mo narch eigenlijk een wat tragische ge schiedenis. Hij wordt geacht zich zo zeer te richten naar de gevoelens der meer derheid van het parlement, dat het iets meer ontwikkelde publiek, dat juist ontgroeid is aan de conceptie van de almachtige koning-uit-het- sprookje, overhelt naar een andere uiterste en de vorst slechts ziet als een automaat, die te tekenen heeft wat hem door zijn ministers wordt voorgelegd, en die daarenboven nog moet fungeren als een soort dure chef de reception bij feesten en ont vangsten En dit is begrijpelijk, want de zelf werkzaamheid des konings uit zich wel het sterkste in zijn verhouding tegenover de ministers en deze moet noodzakelijk gehuld zijn in het sa cramenteel geheim van de religie der ministeriële verantwoordelijkheid, welke sluier pas gelicht mag worden nadat alle actualiteit reeds lang ver dwenen is. Uit tal van privéarchieven van mi nisters, uit correspondenties en dag boeken van hoge hoffunctionarissen en departementale ambtenaren zijn bijzonderheden verzameld, waaruit H Leert de regels van de weg en past ze toe met overleg. Verbond voor Veilig Verkeer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 2