Nieuwe- en oude gezichten
in de Eerste Kamer
Zo wordt men in Australië
lid van een vakvereniging
„Radio Scheveningen" opent
nieuw gebouw in Umuiden
Made genaden
Het tijdperk van Koning
Willem III
WOENSDAG 1 AUGUSTUS 1951
mSCj L/DIL»OE/ VJWUXCANT
CERSTE BLAD PAGINA 1
K.V.P. en Communisten een zetel minder
De gedeeltelijke „verjonging" van
de Eerste Kamer heeft voor de K.V.
P. en voor de Communisten ieder
een zetel verlies en voor de Christ.
Hist. Unie en voor de V.V.D. ieder
een zetel winst opgeleverd.
De samenstelling van de nieuwe
Eerste Kamer is thans:
P. v. d. A. 14 (14)
A.-R. 7 7)
V.V.D. 4 (3)
C.H.U. 6 5)
C.P.N. 3(4)
K.V.P. 16 (17)
Herkozen leden der Eerste Kamer
zijn: mr P. J. Witteman, mr H. Kolf
schoten, dr. L. J. C. Beaufort, ir. H.
Verhey, H. C. Nijkamp(- allen voor
de K.V.P.), mr. J. A. Jonkman, H.
Oosterhuis, A. de Jong, J. van de
Kieft, J. L. Hoogland, H. J. de Dreu
(allen voor de P. v. d. A.), mr. A.
Anema, J. Schipper, mr. W. Rip, J.
Tjalma (allen voor de Ant.-Rev.), mr.
dr. G. Kolff, mr. G. Vixseboxse, dr.
J. de Zwaan (allen voor de Christ.-
Hist.), mr. A. N. Molenaar, ir. Lou-
wes (voor de V.V.D.) en A. D. Schoo-
nenberg (C.P.N.).
Nieuw-gekozen leden der Eerste
Kamer zijn prof. dr. F. C. Garretson
(C.H.U.), prof. dr. ir. W. Schermer-
horn (P. v. d. A.), mr. R. N. de Vos
van Steenwijk (V.V.D.) en J. van
Tilburg (P. v. d. A.).
Niet meer keren in de Kamer te
rug: H. J. Kuiper (K.V.P.), J. P.
Schalker (C.P.N.), mr. J. Cramer (P.
v. d. A.) en A. Kievit (P. v. d. A.).
Prof. Schermerhorn is thans nog
lid van de Tweede Kamer, waar zijn
opvolger op de lijst van de P. v. d. A.
is mevr. A. C. Ploeg.
Mr. J. Cramer, die niet meer in de
Kamer terugkeert, is benoemd en
reeds geïnstalleerd tot Commissaris
der Koningin in de provincie Drente.
Een emigrant vertelt.
Eindelijk is het dan gebeurd, ik
heb me aan moeten melden voor de
Union (vakbeweging). Zoals ik al
eerder geschreven heb, iedereen die
werkt is verplicht om bij de Union
te zijn aangesloten. Nu zijn er heel
veel, ik val onder de groep „vaklie
den" in het bouwbedrijf. Het is zo,
dat als je geen lid bent, dan kan je
niet werken, althans niet lang. Het
verwondert me, dat ik nog zo lang
met rust gelaten ben. Vrijdagmor
gen sprak ik heel toevallig met een
van de timmerlieden over de Union.
Van hem hoorde ik enkele namen
van bestuursleden en andere func
tionarissen, die communist zyn. Dit
is ook het geval met die kerel, die
geregeld op de verschillende wer
ken komt. Laat me onder schafttijd
„mynheer" op bezoek komen! De
timmerlieden en metselaars werden
in de keet bij elkaar geroepen en er
werd gevraagd naar het aantal van
ieder. Vervolgens moesten we onze
namen opgeven en zeggen, of we al
dan niet bij de Union zijn aangeslo
ten. Toen hij hoorde, dat ik geen lid
was, stopte hij me een kaart en een
pen in de hand: ik moest dit maar
even invullen! Het bleek een aan
meldingsformulier te zijn.
Terwijl ik de kaart eens bekeek,
ging hij een speech afsteken en de
batteren met een paar anderen. Of
schoon ik heel goed wist, dat er geen
ontkomen aan was, voelde ik er
geen bliksem voor me zo maar
„over te geven'. Dus ik vulde.de
kaart niet in. Na een half uur was
hij uitgepraat en wilde gaan. Hij
vroeg mijn kaart, die hij prompt
met zijn pen blanco terugkreeg.
Verwonderd vroeg hij waarom de
kaart niet ingevuld was. „Dat kan
ik niet", was mijn antwoord.
„Waarom niet? „Hoe kan ik nu
ondertekenen, dat ik de regels zal
naleven, als ik ze niet ken? U zult
me eerst e«n reglementboekje moe
ten geven, wat ik dan eens zal be
kijken."
„O, die regels zijn niet veel", en
hy begon me enkele punten op te
noemen (dingen die ik allang wist,
maar dat vertelde ik natuurlijk
niet. Toen hij klaar was, vroeg ik of
dat alles was. „Ja".
„Heeft u daarvoor zo'n dik boek
nodig?" (Toevallig in zijn koffertje
zien liggen).
„Neen, natuurlijk staat daar nog
meer in."
„Nou, om dat meer gaat het juist!
dat wil ik ook weten"! „Bovendien",
zei ik, „ik voel er niets voor om toe
te treden tot 'n beweging, die door
de communisten gecontroleerd
wordt."
Hij: „Dat is niet waar!"
Ik: „En de voorzitter en de secre
taris, en die, en die, en die, en U!?!?"
Wat werd die vent woest, toen ik dat
zei!
Hij probeerde het te weerleggen
en te ontkennen, maar ik zei: „Als
er 10 zeggen dat het zo is, dan zul
len er minstens 20 moeten komen
die het tegendeel kunnen bewijzen,
wil ik het aannemen."
Daarna begon hij het goeds op te
noemen dat de Unions voor hun le
den hebben gedaan. Inderdaad is
dat zo, ze hebben veel goeds gedaan
en ik zei dat ook, „maarrr, ik be
twijfel ten zeerste of ze ook het land
zelf zoveel goed doen."
Het was weer mis, toen ik dat ge
zegd had! Zo ging ik nog door en
geloof maar, dat ik het hem niet ge
makkelijk gemaakt heb. Hij zei me
nog, dat ik de eerste was, die zoveel
bezwaren en moeilijkheden had.
Mijn antwoord: „Wel, het is toch
niet gek, dat ik wil weten, wat ik
doe?"
Uiteindelijk begon het hem te ver
velen en hij vroeg, of ik de kaart
wilde invullen of niet.
Ik zei, dat ik eerst de reglementen
moest kennen. Hij werd toen zo
kwaad, dat hy z'n spullen bij el
kaar pakte en zei: „Goed, ik zal je
de regels geven, je kunt van het
werk verdwijnen, en als je de regels
bekeken hebt en» de kaart hebt in
gevuld, kan je weer terugkomen."
Zo gaat het hier!
Als je geen lid bent, kan je niet
werken. Doe je het toch, dan zijn de
leden verplicht het werk neer te
leggen, totdat je je aangemeld hebt,
ofwel je ontslag genomen of gekre
gen hebt. Nogmaals, dat wist ik heel
goed, ik wilde hem alleen maar
dwars zitten en laten merken, dat
ze niet met me kunnen doen wat ze
willen.
Nu, zover wilde ik het natuurlijk
niet laten komen. Ik heb toen de
kaart maar ingevuld. Hij heeft me
beloofd, een boekje met het regle
ment te geven. Ik ben benieuwd.
Ook moest hij mijn Australisch be
wijs van vakbekwaamheid zien,
wat ik natuurlijk niet bij me had.
Nu krijgt hij dat niet eerder te zien,
dan nadat ik zijn boekje heb. Ik zal
hem krijgen! Toen ik weer bij de
anderen kwam vroegen ze mij, of
ik „bekeerd" was. Natuurlijk is dit
niet zo en ik zal me blijven verzet
ten tegen dit soort vrijheidsbero
ving.
Ze kunnen zich niet voorstellen,
dat ik me er zo druk over maak.
Wat ook nog zo mooi was, die man
van de Union waarschuwde me, dat
ik voorzichtig moest zijn, anders kon
het wel zijn, dat ik niet eens toege
laten werd! Al met al een onver
kwikkelijke geschiedenis, hoewel ik
me wel geamuseerd heb. Tot zover
het verslag van deze slag, die ik al
bij voorbaat verloren had.
ZOUT GOEDKOPER
Het Ministerie van Economische
Zaken maakt bekend, dat in ver
band met de afschaffing van de ac
cijns op consumtiezout, de winkel
prijs van zout met' ingang van 1
Agustus is verlaagd van 0.21 tot
0.14 per kg. De prijs van gejodeerd
zout is vastgesteld op 0.19 per pak
van 1 kg.
RECHTZAKEN
HAAGSE RECHTBANK
Rijwiel verduisterd. Een Leidse
betonwerker had te 's-Gravenhage
een rijwiel verduisterd en moest
hiervoor verschijnen voor de Haag
se rechtbank. Hij had bij een rij
wielstalling een fiets gehuurd en
deze voor 20.verkocht. Ver
dachte was reeds een keer of acht
veroordeeld. Een voorwaardelijke
straf loopt nog.
De off. vond de feiten zeer ern
stig en mede met het oog op de wel
zeer bevlekte straflijst eiste hij een
jaar en zes maanden gevangenisstraf
met aftrek.
Mr. J. v. d. Berg, de raadsman,
schetste hoe verd. door huwelijks
moeilijkheden aan de drank was ge
raakt. Hy had geen geld meer over
en raakte aan het zwerven. De ver
dediger verzocht een gedeeltelijk
voorwaardelijke straf met de bepa
ling dat verd. in een kolonie van
het Hoogeland zal worden opgeno
men
De rechtbank bepaalde de uit
spraak op 7 Augustus a.s.
HAAGSE POLITIERECHTER.
Helers en stelers. Conform de
eis veroordeelde de Haagse Poitie-
rechter een magazijnmeestei L. uit
Leiden tot zes maanden gevangenis
straf m.a. Een .andere magazijnbe
diende D. uit Katwijk aan Zee werd
veroordeeld tot zes maanden gevan
genisstraf waarvan vier voorwaar
delijk en een chauffeur uit Rotter
dam tot twee maanden gevangenis
straf.
Zij allen waren destijds werkzaam
bij de N.V. Kon. Ned. Grofsmederij
te Leiden en hadden zich daar
schuldig gemaakt aan diefstal in
vereniging van koper en koperen
voorwerpen. In zijn requisitoir wees
de officier van justitie er op dat de
diéfstallen van non-ferro metalen
hand over hand toenemen en daar
aan paal en perk moet worden ge
steld.
Twee opkopers uit Leiden, die de
koperen voorwerpen hadden ge
kocht, stonden vervolgens terecht.
Zij hadden de aankopen niet geboekt
in het register en hadden ook de
dagprijs niet betaald. De opkopers
wisten dat de vorige verdachten
werkzaam waren bij de Grofsme
derij.
In zijn requisitoir vermeldde de
VAN PRIMITIEF NAAR SUPER-MODERN!
ADIO-SCHEVENINGEN" staat dagelijks radio-telegrafisch en radio-
telefonisch in contact met honderden schepen, zwalkend over de
wereldzeeën, soms duizenden kilometers van het kuststation verwijderd.
Recente cijfers tonen aan, dat deze tak van PTT steeds belangrijker
wordt. Vooral de laatste jaren heeft het verkeer een geweldige vlucht
genomen. In 1950 bijvoorbeeld waren er ruim 280.000 telegrammen en
45.000 telefoongesprekken „in de lucht", ruim vyfmaal zoveel als in
1938. Niemand heeft deze snelle vooruitgang verwacht en de dienst is dan
ook danig „uit zijn jasje gegroeid", in casu uit de gebouwen te Schevenin
gen (zendstation) en IJmuiden (ontvangstation). In IJmuiden is de ac
comodate wel bijzonder primitief. Men huist er in twee schoollokalen
en voor de juiste tijdaanwijzing, een uiterst belangrijk ding in het radio
verkeer, behelpt men zich met een.... wekker. Doch aan deze toestand
komt nu zeer binnenkort een einde. De Ontvangdienst betrekt namelijk
binnenkort een nieuw, modern gebouw, gelegen op het tweede sluis-
eiland te Umuiden. Het is een juweel van een station. Technische snufjes
van allerlei aard vinden er hun toepassing. Een dorado voor radio-tele
grafisten.
Ontwikkelingsgang
van 25 jaar
Deze zomer is het reeds een kwart
eeuw geleden, dat de Sein. en Ont
vangdienst vóór 1926 verenigd in
Scheveningen, werd gesplitst. IJmui
den ging ontvangen, Scheveningen
seinen. Aanvankelijk was de accnmo-
datie voldoende, maar allengs werd
het verkeer drukker. En zo voltrok
zich in deze vijf en twintig jaar een
evolutie, welke thans geleid heeft
tot de oprichting van dit hypermo
derne radio-station, dat, wat zijn
outillage betreft, kan wedijveren met
alle andere stations ter wereld. Het
gebouw zelf is van een eigenaardige
architectuur, een strakke, in verband
met het drukke scheepvaartverkeer
ter plaatse, laag gehouden betoncon
structie, die met enige fantasie op
een schip lijkt. Er zijn zelfs masten,
maar die staan in twee rijen vóór het
gebouw opgesteld. Het zijn de vijf en
twintig antenne-masten, die de korte
golf- en telefonie-antennes, zomede
de antennes voor het nood- en kust-
verkeer dragen. Zijn zijn elk veertig
meter hoog. Door middel van deze
antennes is Umuiden straks met alle
schepen ter wereld verbonden. In de
kelders komen de antenne-kabels het
gebouw binnen, waar zij eerst ge
splitst en versterkt worden. Dank zij
een technische vinding is het tegen
woordig namelijk mogelijk meer dan
één telegram ja, zelfs twintig te
gelijkertijd over één antenne te
ontvangen.
„Verkeersleider".
In een grote zaal, het hart van het
station, zullen straks zestien radio
telegrafisten klaar zitten om de stem
van „Radio-Scheveningen" uit te dra
gen. In deze zaal komt een bijzonder,
uiterst kostbaar apparaat te staan, de
zogenaamde „Verkeersleider". Het is
een ingenieus toeste., dat automatisch
alle golven „aftast" naar een even
tuele oproep. Hoort de bedienings
man een dergelijke oproep in zijn
hoofdtelefoon, dar. behandelt hij deze
niet zelf. maar geeft het betreffende
schip door aan één der telegrafisten,
die op een zogenaamde „werkgolf"
met het vaartuig in verbinding
treedt, terwijl de „Verkeersleider"
mogelijk al weer een ander schip
„aan de lijn" heeft. Dit nieuwe sys
teem, waarbij dus voor het oproepen
en doorgeven van berichten van af
zonderlijke golven gebruik wordt ge
maakt, is één van de eisen, gesteld
door de Conferentie van het Atlantic
City. Nederland is straks één var
weinige Europese landen, die aan
deze eisen voldoet.
Radio-zenderautomaat.
Een ander technisch snufje is dat
van de radio-zenderautomaat. Zoals
telefoon-abonné's met hun kiesschijf
een willekeurig abonné draaien, zo
kan straks ook de radio-telegrafist in
Umuiden met eenzelfde kiesschijf één
van de Scheveningse zenders kiezen,
die hij nodig heeft om een bepaald
schip te bereiken. Aan de andere
kant is Umuiden door middel van
de Centrale Telegraaf Automaat in
Amsterdam met alle Nederlandse
plaatsen rechtstreeks verbonden. In
het gebouw is ook een ruimte inge
richt voor radio-telefonie. Zes radio
telefonisten spreken hier straks met
trawlers en kustvaarders. Verder zijn
er ruimten voor telex-verbindingen,
teletypes, ponsdozen en een eigen
administratie. In de kelder staat een
nooddiesel voor het opwekken van
eigen spanning, war neer de netspan
ning mocht uitvallen. Kortom een
station, dat er zijn mag en waarop
Nederland met recht trots kan zijn.
Nog vóór de Kerst- en Nieuwjaars-
drukte, de periode van gelukstele-
grammetjes over en weer, wordt het
gebouw betrokken. Dan vormt IJmui
den, dat als P.C.H. - de lucht komt,
de belangrijke schakel tussen de zee
man, duizenden kilometers van huis
dobberend op de baren en zijn gelief
den in het vaderland
officier o.m. dat de opkopers in 1950
als ingekocht hadden genoteerd op
het register 1694 kg, terwyl in wer
kelijkheid 265.239 kg metaal was in
gekocht. De off. eiste tegen elk der
vennoten zes maanden gevangenis
straf.
O.m. met het oog op het bedrijf,
dat tijdens de detentie zwaar verlies
had geleden, verzocht de verdediger
een straf gelijk aan het voorarrest,
met eventueel een boete en onmid
dellijke invrijheidstelling. De poli
tierechter weigerde dit verzoek en
veroordeelde elk der verdachten tot
vijf maanden gevangenisstraf m. a.
Gestoicn blousje. Reeds een
maal was de Amsterdamse mevr. J.
L. S. wegens winkeldiefstal veroor
deeld en nu stond ze weer terecht.
Van de vorige veroordeling had zij
nog 14 dagen gevangenisstraf boven
het hoofd hangen. Aan deze veertien
dagen had zij moeten denken toen
ze in Leiden bij een groot magazijn
een blousje gestolen had. Toen ze er
aan dacht was ze de «rtier al voor
bij en durfde ze niet terug.
Met het blousje dwaalde zij door
Leiden, niet wetende wat te doen.
Eindelijk deponeerde ze het ding
over een hek. Ongelukkigerwijze was
dit juist het hek van het politiebu
reau en liep de manoeuvre in de ga
ten. Door de Haagse politierechter
werd mevr. S. nu tot drie maanden
gevangenisstraf m. a. veroordeeld.
Wilt U iets weten?
OegstgeestGassel: Leiden, Woer
den, Utrecht, Ede, Arnhem, Nijme
gen, Grave, Gassel, 153 km.
OegstgeestDiemen: In Oegst-
geest de Rijksweg naar Amsterdam
nemen, 40 km.
WarmondRaalte: Alphen, Woer
den, Utrecht, Amersfoort, Apel
doorn, Deventer, Wesepe, Raalte
160 km.
LeidenGee*truidenberg: Voor
schoten, Leidschendam, Voorburg,
Rijswijk, Delft, Overschie, Rotter
dam, Dordrecht, Moerdijk, Zeven-
bergschehoek, Made, Geertruiden-
berg, 85 km.
VoorschotenAkersloot: Oegst
geest, Sassenheim, Hillegom, Haar
lem, IJmuiden, Velzen, Castricum,
Akersloot, 59 km.
VoorschotenVleuten: Leiden,
Woerden, Harmeien, Vleuten, 51 km
VoorhoutDirksland: Leiden,
Voorschoten, Leidschendam, Voor
burg, Delft, Schipluiden, Maassluis,
Brielle, Hellevoetsluis (veerpont).
Middelharnis, Sommelsdijk, Dirks
land, 79 km.
VoorhoutLierop: Leiden, Woer
den, Utrecht, Vianen, Zaltbommel.
's Hertogenbosch, Eindhoven, Gel
drop, Mierlo, Lierop, 154 km.
LeidenSoest: Woerden, Utrecht,
Bilthoven, Soest, 74 km.
LeidenTilburgValkenburg-
Leiden, Zoetermeer, Rotterdam,
Dordrecht, Moerdijk, Breda, Tilburg,
(98 km.), Eindhoven, Weert, Roer
mond, Sittard, Valkenburg, totaal
242 km.
ZoeterwoudeTeteringen: zie bo
venstaande route tot Breda, Tete
ringen, 89 km.
Een Belgische boer kon zijn
vrouw 's morgens nooit uit bed krij-
ggen, zodat hij meestal met een lege
maag en zonder een heerlijk bakje
koffie gedronken te hebben naar het
land moest. Deze gang van zaken
begon hem te vervelen. Toen hij een
dezer dagen pas uit bed was,
schreeuwde de boer: „Brand! Brand!"
Zijn vrouw sprong verschrikt uit
bed. „Waar is de brand?", vroeg ze
verschrikt.
„In alle fornuizen van het dorp",
antwoordde de boer, „behalve in het
onze".
De andere ochtend was de koffie
bruin.
Twee personen werden gedood
en vijftien ernstig gewond, toen de
vloer van de dodenkamer inzakte,
waar juist de laatste eer was bewe
zen aan een overleden familielid.
Een boerin uit Beieren zou met
haar buurvrouw even een kip slach
ten. Daar de dames geen bloed kon
den zien, keken ze op het kritieke
moment een andere kant uit.
Boemklonk de slag van het hak.
mes.
De kip was zijn kop kwijt en de
boerin haar duim.
Een vijfenzestig-jarige mijnheer
in Australië liep rustig te wandelen,
toen er eensklaps een stier op hem
toeschoot. Van schrik greep hij de
stier bij de horens en rukte eraan.
De stier brak bij deze oefening' zijn
nek.
Te Londen ging een duif op een
tafeltje zitten van een café-terras.
Het dier legde een ei in het asbakje,
keek de mensen eens vriendelijk aan
en vloog heen. Het zat hem zeker
dwars.
Honderden mussen bleven uren
lang om de woning van een oude En
gelse visser vliegen. Tenslotte gingen
de buren eens kijken en vonden de
visser dood in zijn kamertje. Hij was
sedert vijftien jaar gewoon dagelijks
de mussen te voeren.
Elf olifanten van een circus te
Einbeck trokken door de straten,
elkaar vasthoudend aan de staart.
De laatste liet op een gegeven ogen
blik los, nam een fles melk weg uit
de hand van een meisje, dat passeer
de, dronk de fles leeg, gaf de lege
fles terug, pakte de staart van zijn
voorganger en wandelde rustig weer
verder.
De soldaat Philip Giarraputo van
het Amerikaanse leger op Korea
kijkt alsmaar uit naar een bepaald
Chinees communist. Toen zijn leger
groep op een zeker ogenblik een heu
vel prijs moest geven, liet de Ameri
kaan zijn schoudertas achter. In de
tas zat zijn gebit. Later werd de
heuvel heroverd. Giarraputo vond
zyn tas terug. Zijn gebit was verdwe
nen.
Dagelijks leven was „nog vol van kleine
verrukkelijkheden"
KONING EN
GRONDWET
Prof. Mr. C. W. de Vries: „Overgroot
vader Koning Willem ITI". Uit
gave: Engelhard-van Embden Co,
Amsterdam.
I"\AT DE STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS in de tweede helft van de
U negentiende eeuw vervelend gevonden wordt door hen, die er niet
ex professo mee te maken hebben, kunnen wij ons voorstellen.
Wanneer men ten nauwste betrokken is bij de pogingen van de eind-
examencandidaten der middelbare scholen om het examenvak „Geschie
denis onder de knie te krijgen, ontkomt men niet aan de indruk, dat
dit tijdperk de algemeen ontwikkelde leek van morgen (nooit genoeg te
loven product van Thorbecke's wetgeving 1) moet voorkomen als een
grijs toneeldecor, waarop in snelle successie telkens nieuwe zeventallen
van twee dimensionale, ministeriële schimmen acteren, worstelend met
een stel onvermijdelijke problemen als schoolstrijd, cultuurstelsel, vrij
handel en dergelijke monstra meer, die om een of andere onnaspeurlij
ke reden de mensen van toen hevig moeten hebben geïnteresseerd.
duidelijk moet blijken hoezeer de
grondwet door Willem III is geëer
biedigd, en hoe ver het van hem
heeft gelegen te willen terugkeren
naar het autoritair regeersysteem van
zijn grootvader, ofschoon opvoeding,
neiging en atavismen, ongetwijfeld in
die richting drongen.
Maar er was in die tijd nog geen
vaste traditie bij ons inzake de prac-
tijk van ministeriële verantwoorde
lijkheid en parlementaire regering.
En er hadden zich nog geen scherp
omlijnde politieke partijen en coali-
tie's gevormd.
Was er dus aanleiding tot veroor
delen wanneer de koning trachtte
zóveel van het regeerbeleid in eigen
hand te houden als binnen de wetten
door hem mogelijk geoordeeld werd?
En werd er van de koning, indien de
samenstelling van de Kamer geen
duidelijke lijn gaf, niet het initiatief
vereist zélf zijn ministers dan maar
te kiezen, zó dat er geregeerd kon
worden? En wanneer partijnepitisme
dreef in de richting van bepaalde
benoemingen moest de vorst dan niet
zijn invloed aanwenden deze benoe
mingen te verhinderen?
|"\IT is ongeveer het pleidooi dat
prof. de Vries houdt om Willem
III te verdedigen tegen de diffuus
verbreide mening als zou de koning
op bepaalde momenten min of meer
in strijd met de beginselen van 1848
gehandeld hebben. En deze verdedi
ging wordt vooral gevoed uit de tal
rijke detailbronnen waarover we bo
ven spraken. „Aimez done ces de
tails, ils ne sont pas sans gloire" pre
dikt de schrijver herhaaldelijk. En
wij zijn geneigd er aan toe te voe
gen: „Ils sont bien gloire de votre
livre".
Toch komt het ons voor, dat dit
boek door niet-historici, ondanks het
vele boeiende, moeilijk te lezen zal
zijn. Indien het geoorloofd is een his
torische verhandeling te vergelijken
met een taart, bestaande uit voed
zaam deeg en evenzeer voedzame,
maar bovendien smakelijke room, zo
zou men kunnen zeggen, daj hier het
déég alleen maar verondersteld
wordt maar in hoofdzaak róóm gege
ven is.
Niet dat het boek is opgebouwd uit
enkele smeuige faifc -divers: het bo
ven geschrevene bewijst reed het te-
gedeel. Maar de auteur is er niet in
geslaagd de romige detailrosetten op
de juiste plaats vast te hechten aan
het substantiële deeg van de alge-
meene tijdstromingen en gebeurtenis
sen zodat de nie* zééi belezene in
historicis (en voor hem is het boek
toch ook bedoeld) voortdurend ande
re folianten moet raadplegen om pre
cies te weten waarop de schrijver
doelt.
Hierdoor houdt men na lezing een
min of meer verwarde indruk over,
die nog versterkt wordt door de rhe-
torische stijl met z'n vele persoon
lijke ontboezem ink j es. Iet of wat
wankel voelt men zich ook wanneer
men aan het einde der text, na en
kele sybillijnse exclamatie's, de date
ring „Bochum, 9 Dec. 1941" leest, ter
wijl uit de voetnoten blijkt, dat er
aan het boek toch zeker tot aan 1950
gearbeid is.
Dan is er nog de titel: „Overgroot
vader Koning Willem III". Opschrif
ten van dat soort dienen gemeenlijk
om een braaf /erhaaltje aan te die
nen in de trant van „Roemrijke Figu
ren uit ons Vorstenhuis". Zodanig is
het boek zeker niet.
Maar waarom Overgrootvader?
Wilde de schrijve' hiermede te ken
nen g. ven dat de Vórst in kwestie
reeds zozeer tot de historie behoort,
dat niwn niet slechts zijn publieke le
ven. doch ook zijn privé bestaan aan
wetenschappelijke critiek mag onder
werpen en daarbij het „Allzumen-
schliche" niet behoeft te passeern?
Heeft hij in dat geval bedacht dat
zijn boektitel ook had kunnen lui
den „Vader Willem III"?
Wat overigens deze delicate zaken
betreft, zij zijn op hoog niveau be
handeld en wat we te weten zijn ge
komen omtrent de jeugdliefde van
's Konings zoon, de Prins van Oranje,
tot de Freule op het „Huys te War
mond" zal er ongetwijfeld toe bijdra
gen deze figuur beter te begrijpen.
Alles te samen genomen: dit boek
is niet geworden „De" levensgeschie
denis van Willem III. Deze heeft de
schrijver ook wel niet bedoeld te
geven. Maar de door hem aangevoer
de bouwstoffen tot het samenstellen
van een „definitieve" biografie zijn
velen en de kijk die hij ons op zijn
onderwerp gegeven heeft kan nu
reeds dienen om ons oordeel over de
derde Oranjekoning in vele delen te
completeren.
Maar afgezien van dit uitgangs
punt, ontleend aan een misschien
minder gelukkige didactiek, onafhan
kelijk daarvan hebben wij het ge
voel dat later, wanneer elke persoon
lijke band van de dan levenden met
de toenmalige gebeurtenissen verbro
ken-zal zyn en het gehele tijdvak zal
zijn bijgezet in de borgue der archie
ven, wachtend op de volmaakt-onpar-
tijdige historische sectie, de etikette
ring „Tijdperk Willem III" nooit die
glans zal evoceren, die opgeroepen
wordt bij het lezen van titels als
„Bourgondische tijd", „Gouden
Eeuw" en wie weet „Het tijd
vak na de tweede wereldoorlog".
Alles was zo beknopt begrensd bin
nen deze perken, die zich te buiten
ging aan een waarlijk universeel-re-
presentatief formaat, óók niet in
schijn. Wat er aan schone cultuur
ontbloeide in die jaren: de schilder
scholen, de tachtigers, staat toch wel
zeer los van de wisseling der kabi
netten en van de persoon des ko
nings, van wie ook de aan het hoofd
van deze bespreking genoemde wel
willende biografie slechts schaarse
blijken van musische belangstelling
weet te vermelden.
Het kost ons altijd een zekere
krachtsinspanning de gelijktijdigheid
dier verschijnselen ons bewust te
worden, en evenzeer te beseffen dat
het dagelijks leven toen nog zó vol
was van de kleine verrukkelijkhe
den, die sindsdien onherroepelijk zijn
heengegaan: de karakteristieke en
besloten gemeenschappen der steden
met hun hobbelkeien en nachtwach
ten op de torenomgang, de kronke
lende en boomrijke wegen van stad
tot stad, de goudgekroonde boerin
nen hoog op de sjees, de „gentle
man at leisure", de geesten nog vrij
van moderne mythologieën en dog
ma's als: snelverkeer, goedonderhou-
den gazons om dorpskerkjes, plano-
grafie, gelijke kans voor ieder, tempo
en industrialisatie. Dit tijdvak was
misschien het laatste waarin nog
enigszins een evenwicht bestond tus
sen natuur en techniek, vooruitzien
en Gods Bestel.
Het snoeimes van het menselijke
intellect vermocht reeds de al te
nefaste natuurdrang weg te snijden
zonder nog in staat te zijn de hele le
vensboom te scheren naar een geome
trisch patroon en standaardmodel.
Wij zijn ons de keerzijde van het
tijdperk terdege bewust: horrengeest,
grote sterfte, pauperisme en zoveel
méér: wie heeft indertijd gezegd dat
de som van menselijk geluk en men
selijke ellende voor elk tijdvak onge
veer gelijk zal zijn?
Maar ieder individu kiest toch zyn
thema's van historische praedilectie
naar eigen persoonlijke instelling en
beoordeelt daarnaar de waarde van
iedere periodevoor hemzelf.
Doch deze overpeinzingen dreigen
ons weg te voeren naar het gevaar
lijke moeras van historische be- en
veroordeeling.
Keren we terug tot ons onderwerp,
na vaststelling dat het der staatkun
dige geschiedschrijving van de tweede
helft der negentiende eeuw in Neder
land gemakkelijk kan schorten aan
relief en pregnantie.
[ET boek van prof. C. W. de Vries
over koning Willem III bewijst
echter dat het ook anders mogelijk
is. Wat men er op moge aanmerken,
zeker niet dat het niet boeit en dat
men na lezing niet de indruk heeft
dat hier geen namen, doch wel dege
lijk mensen van vlees en bloed ge
handeld hebben. En bovenal krijgt
men zeer duidelijk een beeld van de
actieve taak eens konings binnen het
raam van een orthodox-parlementai
re regeringsmachine.
Het is met zo'n constitutioneel mo
narch eigenlijk een wat tragische ge
schiedenis.
Hij wordt geacht zich zo zeer te
richten naar de gevoelens der meer
derheid van het parlement, dat het
iets meer ontwikkelde publiek, dat
juist ontgroeid is aan de conceptie
van de almachtige koning-uit-het-
sprookje, overhelt naar een andere
uiterste en de vorst slechts ziet als
een automaat, die te tekenen heeft
wat hem door zijn ministers wordt
voorgelegd, en die daarenboven nog
moet fungeren als een soort dure
chef de reception bij feesten en ont
vangsten
En dit is begrijpelijk, want de zelf
werkzaamheid des konings uit zich
wel het sterkste in zijn verhouding
tegenover de ministers en deze moet
noodzakelijk gehuld zijn in het sa
cramenteel geheim van de religie der
ministeriële verantwoordelijkheid,
welke sluier pas gelicht mag worden
nadat alle actualiteit reeds lang ver
dwenen is.
Uit tal van privéarchieven van mi
nisters, uit correspondenties en dag
boeken van hoge hoffunctionarissen
en departementale ambtenaren zijn
bijzonderheden verzameld, waaruit
H
Leert de regels van de weg en
past ze toe met overleg.
Verbond voor Veilig Verkeer