Parijs, de stad van uitersten,
viert zijn 2000ste verjaardag
RIETDEKKER
BI) BEKEÜBE INOtMMS
De heer S. W. Hagedoornlaat
men de brand tijdig melden!
Herinneringen aan een goede vriend
een aparte kunst
ZATERDAGJJUNM9M
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD PAGINA 1
rVA_N NEEMT GE uw foto-album.
Tientallen foto's herinneren
de onvergetelijke pekjes, die ge
eens bezocht hebt.
Plotseling ziet ge de Notre Dame
weer voor u, Parijs' Gothische ka
thedraal, waarin ge het vorig jaai
de Hoogmis mocht bijwonen op Ma
ria Hemelvaart. De Aartsbisschop
van Parijs, mgr. Feltin, celebreerde
tenmidden van een grcot aantal bis
schoppen en prelaten De prachtige
koorbanken waren gevuld met het
vlammend paars van monseigneurs.
Het priesterkoor straalde in een
lichtgloed van honde^aen kaarsen,
versterkt met schijnwerpers En ach
ter u jubelde het immense orgel, dat
machtige instrument, waaruit vir
tuose handen een hemelse regen de
den neerdalen van speelse ijle klan
ken, die aanzwollen tot een machtig
gedruis, overstemd door de zilveren
stemmen van bazuinen. Dan zong
het beroemde jongenskoor „Les Pe-
VAN VADER
OP ZOON
TOT VOOR EEN JAAR was de heer S. W. Hagedoorn, commandant van
de Leidse Brandweer, iemand, die ver 'beneden zijn stand gehuisvest
was. Althans wat zijn kantoor betreft, in een klein bovenkamertje, ergens
in de Zonneveldstvaat. Maar nu vindt men naast de kazerne aan de Lange-
brug een keurig ingericht kantoorgebouw, geheel door brandweermannen
tot stand gebracht. Daar kan men de commandant, als hij niet rondzwerft
over het terrein of in de kazerne, dikwijls vinden. In het begin altijd een
beetje gejaagd want het commando brengt veel zorgen mee maar als
de sigaretten eenmaal opgestoken zijn, ontwikkelt zich een rustig gesprek,
dat natuurlijk over de Erandweer gaat.
De Brandweer heeft als devies: „Ik dien de .Burgerij". Daarmede wordt
zowel het voorkomen als het blussen van branden bedoeld. Wat het voorko
men van brand betreft, heeft de commandant wel enige opmerkingen te
maken: „Het publiek denkt wel eens: „Die lastige Brandweer met alle mo
gelijke voorschriften en wensen. Het kost maar geld. En waarom eigenlijk?
'k Ben toch verzekerd?" Maar men dient er van doordrongen te zijn, dat
voorschriften slechts worden gegeven in het belang van de mensen. Met
de eventueel uit te keren verzekeringssom kan men niet altijd opbouwen
wat door brand verloren gegaan is. Brand kan in vele gevallen een ramp
betekenen.'*
„En wat het blussen betreft", vervolgt de heer Hagedoorn, „krijg ik wel
eens de indruk, dat men schroomt om tijdig te waarschuwen, wanneer een
begin van brand wordt ontdekt. Ook al laat het zich niet gevaarlijk aan
zien, dient men onmiddellijk de Brandweer te waarschuwen (tel. 22241) en
ondertussen zelf de blussing ter hand te nemen. Menige grote brand had in
de kiem gesmoord kunnen worden, wanneer men niet te lang gewacht had
met het alarmeren van de Brandweer. Men kan zelf nooit zien hoe een klein
brandje zich ontwikkelt, in welke richting het vuur zal gaan en hoe groot
het gevaar van uitbreiding is. Daarvoor hebben we een Brandweer, die lie
ver tienmaal voor niets komt, dan éénmaal te laat. Deze hulp geschiedt
steeds kosteloos."
De heer Hagedoorn spreekt ons dan nog over het nuttige contact met de
burgerij, die de Brandweer van brandveiligheid op de hoogte kan houden,
en wijst op het voorbeeld van degenen, die de Brandweer om aanwijzingen
vragen voor verbetering hiervan. De Brandweer staat voor iedereen klaar,
die advies komt vragen, en zal gaarne helpen. Hierbij is een goede vorm
van samenwerking gevonden met Bouw- en Woningtoezicht, zodat reeds
vóór de bouw aanwijzingen gegeven kunnen worden.
Binnenkort zal het materieel worden uitgebreid met twee auto-spuiten,
waarvan er één is uitgerust met de meest moderne bluspomp (hoge druk:
60 a 70 atm.). Het water wordt zeer fijn verstoven, zodat men met weinig
water veel kan blussen, waardoor de waterschade tot een minimum beperkt
kan blijven! Zo beraamt de Brandweer steeds nieuwe middelen om de bur
gerij te dienen. Een ploeg van 35 man staat dag en nacht gereed, om bij het
eerste alarm uit te rukken en mensenlevens of goederen uit de gretige
klauwen van de rode haan te redden! OFoto: „De Leidse Courant").
TEN ECHT HOLANDS beroep, dat
bij het voortschrijden van de
bouwtechniek in het gedrang raak
te, is dat van rietdekker. Pannenleg-
gers ziet men bij honderden, maar dc
man, die met een soort mattenklop
per het riet op de daken gelijk slaat,
is helaas een romantische uitzonde
ring geworden.
Geslachten lang is het rietdekken
van vader op zoon overgegaan. In de
wintertijd of tijdens regenperioden,
wanneer het onmogelijk was om op
het dak te werken, vond men een
goede bijve'rdienste in de klompen
makerij tot de fabrieken met lage
prijzen ook hier de klad in brach
ten.
Vele rietdekkerszoons zijn sinds
dien hun heil elders gaan zoeken.
Degenen, die er nog een boterham in
zien, leren het vak bij hun vader of
een baas, waarna zij het zware exa
men, dat aan dit beroep verbonden
is, afleggen.
Heden ten dage wordt hel rieten
dak voornamelijk toegepast bij het
afdekken van landhuizen en boerde
rijen. Er zijn voor- en nadelen aan
verbonden. Het artistieke uiterlijk is
op zich aantrekkelijk waarbij men
net practische voordeel Kan voegen
van goede insolatie tegen warmte en
koude. Dit laatste is te aankon aan
de lucht, die ruimte vindt tussen en
in de rietenstengels. In de zomer kan
men de hitte buiten houden en in de
winter de warmte binnen. Op koeien
stallen is ook een vri.: behoorlijke
uitwaseming mogelijk.
Het grootste nadeel is natuurlijk
de brandbaarheid van dit soort dak
bedekking. Weliswaar zijn er prepa
raten, die het brandgevaar vermin
deren, maar de kwaliteit van het
riet wordt hierdoor vaak slechter^
Daarenboven is het preparaat aan dé"
bovenzijde van het dak na enkele
jaren reeds uitgeloogd en een nieu
we bespuiting behoort over het alge
meen tot dc goede voornemense die
nooit worden uitgevoerd.
In vakkringen heeft men ons ver
zekerd, dat dc levensduur erg mee
valt. Gemiddeld kan men op 25 jaar
rekenen, maar er zijn daken, die pas
na 40 jaar reparatie behoeven. Een
en ander is afhankelijk van de hel
ling van het dak. Hoe steiler het is,
hoe sneller het regenwater wegloopt.
Bij een erg flauwe helling dringt het
water gemakkelijk tussen het riet,
waardoor vanzelfsprekend het rot
tingsproces eerder optreedt.
Het riet voor dakbedekking moet
fijn zijn en een lengte hebben van
tot 2 meter. Voor de onderlaag,
die in een dikte van 'ongeveer 5
c.m. eerst op het latwerk wordt aan
gebracht, gebruikt men langer riet.
De rietdekker sorteert de bossen
nauwkeurig.
Er zijn ook andere werkwijzen,
maar het aanbrengen van de onder
laag heeft tot voordeel, dat bij het
leggen van de bovenlaag het riet
beter glijdt. Hier komt het vakman
schap eerst goed op de voorgrond.
De bossen worden onder aan het dak
gelegd, losgesneden en vervolgens
met een dekspaan een plank met
gaatjes geklopt. Bij het aanklop
pen, komen de rietstengels in ae
gaatjes, zodat ze gelijkmatig ver
schuiven. Als het riet vlak ligt, moet
het aan de latten worden bevestigd.
Men kan dit doen met draad, maai
de vakman van het oude stempel
geeft de voorkeur waarschijnlijk aan
wilgentcnen. Door het oog van een
grote gebogen naafd wordt een teen
gestoken, welke met een bewonde
renswaardige behendigheid door het
riet onder de lat en daarna weer
maar boven gewerkt wordt.
Van onder af gaat men dus naar
boven. De lagen lopen practisch in
elkaar over en het is de kunst zó te
binden, dat de puntjes even opstaan.
Bij regen worden deze dan alleen
nat, waardoor de levensduur gerekt
wordt.
Komt er voor een goede afdek
king van de dakvoet al heel wat
kijken, voor de nok is er nog meer
deskundigheid nodig. Dat is eigenlijk
de kroon op het werk.
De meest primitieve afdekking, die
in het Noorden vaak gebruikt wordt,
is met heidenplaggen. Practisch is
ze niet, want door de geringe houd
baarheid moet ze telkens vernieuwd
worden.
Stro, dat buigzamer is dan riet en
dus gemakkelijk over beide dakhelf
ten kan worden gebogen, is zeer ge
schikt. In het Oosten past men dit
veel toe, evenals het gebruik van
hout.
De fraaiste en duurzaamste af
dekking is echter met rietvorsten, die
van klei worden gebakken. Men
legt ze op de rietdeken, welke bij
het samenkomen der uiteinden ge
vuld is met schrale specie en dak
panscherven. De vorsten worden
naast elkaar gelegd en met specie ge
voegd.
De afscheidingen langs de dakven
sters en de schoorstenen behoren tot
de fijnere kneepjes van het vak. In
het eerste geval heeft men aan een
paar latten en een knijpdeel vol
doende. Bij de doorbreking van de
rietdeken door een schoorsteen is
meer voorzichtigheid vereist. Brede
stukken lood zijn nodig voor water
dichte afsluiting en aan de achter
kant van de schoorsteen, waar het
water gemakkelijk kan blijven staan,
moet men aan het buigen en passen,
om een goede afvoer te waarborgen.
De goede vakman draait zijn hand
echter niet om voor de vele proble
men. Het enige, wat hem dwars zit,
is, dat er zoveel knoeiers in het vak
zijn. Van die mensen, welke nooit
hun diploma zullen halen en bij
iedere baas na een paar weken wor
den opgezegd.
Nee, een rietdekker is niet zo
gauw van zijn stuk te brengen.
Hooguit zal hij eens zuchten, wan
neer hij ergens een nieuw stuk in
een dak moet zetten. Maar dat ie
hem niet kwalijk te nemen, want
daar zijn vaak rare karweitjes
onder.
Foto: Raaphorst, Hazerswoude.
Foto links: ccn der magnifieke brug
gen over de Seine. Geheel op de ach
tergrond de Notre Dame. Foto rechts:
twee koepels van de Sacré Coeur,
met op de voorgrond een der oudste
kerkjes van Parijs: St. Pierre de
Montma^re. Foto onder: een straatto
neeltje; markt, ergens in Parijs.
(Foto's „De Leidse Courant").
tits Chanteurs a la Croix de Bois"
de zangertjes van 't houten kruis
een Gloria, dat u deed huiveren van
ontroering.
Een uur voor de aanvang van de
Hoogmis stonden we al vcsr de kerk
deur en toen de hekken eindelijk
open gingen, holden we even hard
als alle andere mensen door het mid
denpad naar voren, om toch vooral
een goede plaats te hebben Dat doet
ge niet in Leiden, ook niet in Stomp-
wijk. Wel in Parijs!
En dan denkt ge ook weer aan le
Junimorgen van 1949, toen Frank-
rijks geliefde kardinaal Suhard
die zulke meesterlijke Vastenbrieven
schreef begraven werd. Door de
drukke straten en over grote boule
vards schreed een lijkstoet van an
derhalve kilometer. Zes kardina
len, dertig bisschoppen en ontelbare
deputaties van verenigingen liepen
voor de lijkwagen uit die sobe',
als gold het een arme man slechts
één kleine grafkrans op de kist mee
voerde. Ge herinnert u weer de hon
derdduizenden mensen, die dicht op
eengepakt de stoet zageo voorbij
trekken. Het was doodstil op straal
en geen man ook al zou hij des
avonds naar een communistische
meeting gaan hield zijn alpino'tje
op het hoofd.
TEN VOLGENDE bladzijde in het
album. Ge staat bovenop de Are
de Triomphe en vijftig meter bene
den u zoemen de auto's klein als
vliegen over het brede asphalt.
Kilometers ver strekt de woestijn
van steen zich voor u uit. doorsne
den met brede boulevards, en als
een glanzend zilveren draad slingert
de Seine zich door de opgepakte mas
sa's van gebouwen Achter u door
priemt de Eiffeltoren het wolken
dek en links verheffen zich de witte
koepels van de Sacré Coeur, de gro
te in Byzantijnse stijï gebouwde
kerk, op het topje van de heuvel,
die Montmartre heet
Daar ligt Parijs, beneden aan uw
voeten. Bijna vijf millinen mensen
leven, wonen, eten, werken en sia-
pen hier. Bijna vijf millieen mensen
doorkruisen dagelijks dit labyrinth
van straten, stegen, pleinen, boule
vards en sloppen. Millioenen mensen
(1650 milioen in 1950) verdwijnen
op straat plotseling in gapende kui
len, die voeren naar de ondergrondse
stations van de Métro. Door smeri
ge, donkere gangen zoemen de on
dergrondse treinen en doorkruisen in
snelle vaart de onderstad van links
naar rechts.
Daar ligt Parijs, de métropole, de
wereldstad, ..'.ie terublikt op een
2.000-jarig verleden. In deze stad
werden koningen gekroond en ver
jaagd In deze straten heeft het volk
zijn koningin op de handen gedra
gen en later het hoofd afgehakt. De
stad van uitersten! Waar vindt men
zulk een rijkdom en zo'n bittere ar
moede naast elkaar? Waar wandelt
men op de prachtigste boulevards,
die op nog geen kilometer afstand
de ellendigste krotten-stegen tot
buurlui hebben? Parijs! De stad,
i waar het Christendom opbloeide tot
een heerlijk rijpe vrucht, waaruit de
geest ontsproot die kathedralen
bouwde, schoon als nergens ter we
reld. En waar het sein gegeven werd
tot een bloedige revolutie, die haar
sporen heeft nagelaten over een land,
dat thans in menig opzicht zo diep
beklagenswaardig is. Wat Parijs
deed, deed Frankrijk. Was het Gogol
niet, die eens gezegd heeft: „wan
neer Parijs tabak snuift, niest heel
Frankrijk"?
Daar ligt Parijs, centrum van cul
tuur, wetenschap en K.unst, de stad
die eeuwenlang de toon aangaf op
menig gebied, nagevolgd door de ge
hele wereld. Nog zijn in alle wereld
steden de ogen gericht op Parijs, om
dat wat daar geschiedt weliswaar
niet meer leidinggevend is, maar
tcch nog wel belangrijk genoeg, om
aandachtig bestudeerd te worden.
Hoeveel geleerden, kunstenaars, lit
teratoren, redenaars en philosophen
Leeft deze stad de wereld geschon
ken, tot heil en tot verderf.'
[VAAR LIGT PA.'JJS. de stad met
zovele gezichten, die men lief
kan hebben met een bijzondere te
derheid, om haar innemende char
me, haar nog steeds brillante esprit
en haar herinneringen aan wat een
groots verleden heeft voortge
bracht. De stad cok, die men haten
kat- om haar verderfelijke invloed
op velen, die een broeinest is van re-
vulutionnaire ideeën op het gebied
van godsdienst en beschaving, tot on
heil van het mensdom. Maar ook de
stad, waar heel vaag nog en
slechte door weinigen gehoord een
reveil klinkt tot terugkeer en we
deropstanding.
Daar ligt Parijs, de wereldstad, die
terug mag ~ien op een roemrijk ver
leden en die dit doen kan in de ze
kerheid, dat een verleden slechts
waarde heefte wanneer het dient tot
basis van de toekomst.
In gedachten nog steeds dalen wij
thans af van de Are de Triomphe en
in snelle vart de onderstad van links
staan weer op de grond. In Parijs
de stad waarin ons hart vertoeft en
waarin wij als bij een oude vriend
nu zouden willen zijn!
N. S.
W7IE TERUGDENKT aan Parijs
doet dat met een welwillend
glimlachje, alsof men zich een goe
de oude vriend herinnert. Een
vriend, waarover men urenlang kan
praten. Een vriend ook, over wie
ontzaggelijk veel geroddeld wordt,
omdat hij zo ontzaglijk veel gezichten
heeft. Het ligt er maar aan, welk ge
zicht- men er aantrof en wat de re
actie daarop is geweest Maar ieder
een, die Parijs kent althans meent
te kennen heeft er een herinnering
aan bewaard, die onuitwisbaar is!
r\IT JAAR viert Parijs zijn 2000ste
verjaardag. Ge moet dat niet zo
nauw nemen, want een Burgerlijke
Stand van Steden bestaat niet en nog
nooit is ergens ter wereld éen bur
gemeester aan het loket geweest
van een of ander bureau, om de ge
boorte aan te geven van een stad.
Er is in heel Parijs dan ook nie
mand te vinden, die er zijn handen
voor in het vuur wil steken, dat er
thans uitgerekend precies 2.000 jaar
verlopen zijn, sedert Parijs 't levens
licht aanschouwde.
Maar wel meent men te weten, dat
in het jaar 50 vóór Christus de Ro
meinen langs de Seine trokken en
op een klein eilandje een nederzet
ting aantroffen, die Lutetia heette.
Deze ontdekking heeft men gepro
moveerd tot de geboorte van Parijs.
Eigenlijk zou de 2.000ste verjaardag
dus het vorig jaar gevield moeten
zjjn. Maar terecht meenden de orga
nisatoren van het grote feest, dat
het Heilig Jaar in Rome teveel de
aandacht zou trekken van buiten
landse toeristen, die daarom Parijs
voorbij zouden gaan. Het feest valt
nu weliswaar samen met het Great
Festival of Britain in Londen, maar
dit laatste kan slechts als een stimu
lans gezien worden voor het eerste.
Want Amerikanen (en om hun dol
lars is het tenslotte te doen!) die
naar Londen komen, maken wel
even een uitstapje naar Parijs, al
wqs het alleen maar om eens lekker
te eten. Iets wat in het na-oorlogse
Engeland nog steeds zeer moeilijk is.
TNJ, DIE WEL EENS'ooit in Parijs
^geweest zijn en aan hun bezoek
een ai oi niet goede herinnering be
waren, zullen begrijpen, dat wij
die Parijs als een zeer goede vriend
beschouwen nog meer dan anders
in gedachten daar zullen zijn, waar
thans het grote feest gevierd wordt.
Wat een hernineringen dringen
zich op! Als we even de ogen slui
ten, zien we onszelf weer zitten op
het terrasje van „Les Deux Magots",
een verrukkelijk café in St. Germain
des Prés, met een zware ongesausde
Gitane tussen de lippen en een „café
filtre" een glas zwarte koffie op
het wankele ijzeren tafeltje voor ons.
Links en rechts, voor en achter
heerst een bijna Babylonische
spraakverwarring. Men spreekt er
Frans, Engels, Duits, Zweeds, Spaans,
Nederlands cn enige talen, die ge niet
onmiddellijk thuis kunt brengen. Op
het trottoir flaneren studenten in
bont-geruite overhemden (boven
nun pantalon!) en haastige voorbij
gangers lezen lopend him krant,
zonder tegen een lantaarnpaal op te
botsen. De schemering valt en
tjoep daar gaan plotseling de lan
taarns aan. Tegenover u verzinkt
de oude toren van de Middeleeuwse
kerk in een grijze oneindigheid.
Daar loopt een heer voorbij, in
avondkleding. Hij draagt een bloem
in zijn hand en met een aan zeker
heid grenzende waarschijnlijkheid
neemt ge aan, dat er ergens een
aardig meisje op deze bloem zit te
wachten. Misschien is het niet waar.
Misschien heeft die man wel plannen
om ergens te gaan inbreken of
iemand te vermoorden. Dat kunt ge
aan zijn gezicht niet zien. En ge
wilt het niet veronderstellen, omdat
het Parijs is, waar op deze zomer
avond we zitten iiog gteeds thuis,
met de ogen dicht alles zo goed
en vredig aandoet.