Leuzeh Chili, waar woestijn en Rivièra elkaar ontmoeten HET LAND VAN DE TOEKOMST Salpeter en regen zijn vijanden KOLEN Boffers.... 811 BEKEH1IE LEIDENniIRS De heer H. Hazelhoff over de afnemende werkgelegenheid ZATERDAG 21 APRIL 1951 DE LEIUSE COURANT TWEEDE BI AD PAGINA 1 BIJ DE FOTO's Poempoemen, gekweekt in de vruchtbare tuinbouwstre ken van Midden-Chili. Het passagiersvliegtuig, dat de dienst Chili-Argentinië on derhoudt, vliegt over de An des. HET LANGE LINTVORMIGE CHILI. dat na de rumoerige eeuwen van het Spaanse bestuur, een periode van in- terne moeilijkheden te boven kwam, is omstreeks het begin van deze eeuw J een tijdperk van economische bloei ingegaan, die zich tot heden toe in stijgende lijn beweegt. Wanneer wij Nederlanders Chili j horen, dan gaan onze gedachte on- I middellijk naar: Sapeter. Chili-salpe- ter is voor ons een begrip, geworden j en het zal niemand verbazen, dat een groot deel van Chili's welvaart aan dit product te danken is. Toch is het te sterk uitgedrukt, te zeggen, dat Chili geheel afhankelijk is van dit product, want naast de winning van zijn kunstmest, heeft het land ook vele andere bronnen, die een niet gering deel tot zijn welvaart bijdragen. Als we de salpeter als utigangs- punt nemen en we gaan speuren, waar dit product vandaan komt, dan komen we terecht in het „barre hoge Noorden". Bar is inderdaad het woord, want het dorre kale bergland deed vóór zijn exploitatie veel den ken aan een maanlandschap. Het kli maat is warm en regen behoort tot de zeldzaamheden. Om de triestheid van het gebied een beetje op te vro lijken, verrijst hier en daar een en kele oase, die het woestijnkarakter van de streek nog meer benadrukt. Nu dachten wij zo, dat de bewoners van die streek zo nu en dan wel eens zouden snakken naar een fris mals regenbuitje, maar de gezantschapsse cretaris mr. M. Bianchi, aan wie wij dit vroegen, haastte zich ons uit te leggen, dat regen in die streken als een ramp wordt voorgesteld. Dit niet, omdat met het daar zeldzame verschijnsel voor een of ander duis ter voorteken verslijt, maar zuiver uit practische overweging. Wanneer er n.l. regen zou vallen, zou de win ning \an salpeter spoedig een einde gevonden hebben. voor alle doeleinden CR EYGHTON Hooiqr.46 Tel.20114 WAT IS SALPETER? Salpeter is een natuurproduct. Om haar ontstaan te kunnen nagaan, die nen we even een paar bladzijden in het grote dagboek van moeder aar de terug te slaan. In het voor-historische tijdperk, la gen de dorre streken van N.-Chili op de bodem van de oceaan Door aard verschuivingen zijn zij hoger komen liggen en vormden tenslotte grote on diepten. Het zeewater verdampte en liet zout en een bijzonder soort slib achter. In de loop der eeuwen is het land door de verschillende aardverschui vingen die in deze vulkanische streek in vroeger tijden vrij veel voor kwamen steeds meer omhoog ge dreven en uiteindelijk heeft het de huidige hoogte, (ong. 2.C0Q meter/ be reikt. De salpeter is dus een verdroogde en verharde laag slib, vermengd met zout. Onder deze laag, die in dikte verschilt van 10 cm. tot een kleine meter, bevinden zich kale rotsen. Wanneer er nu geregeld regenval zou zijn, zou de kostbare laag salpeter oplossen en wegspoelen Toen dan ook enige jaren geleden de salpeter- gebieden een fiks regenbuitje ver gist werden, bezagen de exploitanten van de ondernemingen dit natuur lijkverschijnsel met onverholen angst en afschuw en een dankgebedje steeg ten hemel, toen weerkundigen ver klaarden, dat dit regenbuitje slechts de uitzondering was, die de regel be vestigde. dat het in N.-Chili nooit re gent. De weerkundigen schijnen (merkwaardig genoeg voer derge lijke geleerden) nog gehjk te hebben ook, want nog steeds is regen voor de bewoners van N.-Chili meer een begrip dan werkelijkheid Met buitengewone belangstelling hebben we de gezantschapssecretaris van de Chileense Legatie een vlot en aangenaam spreker gevolgd en triest turen we door de ramen naar buiten, waar een luidruchtige regen bui demonstreert, dat in Nederland April nog steeds doet, wat hij wil NOG MEER WOESTIJN- SCHATTEN. Nu we het ontstaan van deze „na tuurlijke kunstmest" weten, is het aardig, om ook de verdere bewerking te volgen. De weg, die afgelegd moet worden van de kale rotsbodem naar het bekende papieren zakje is erg kort. Met dynamiet laat men de la gen salpeter springen, de brokken worden verzameld en achtereenvol- gens gemalen, gewassen en ge droogd, waarna de kunstmest in zak jes verpakt, klaar is, om de dorre of uitgeputte akkers weer nieuwe kracht te schenken De bewerking van de salpeter ge- i schiedt voor het grootste gedeelte in j de middensector van het land, waar de industrie gevestigd is. Voor we echter het hoge noorden verlaten, nemen we nog even een kijkje in de diverse mijnen, waar kopeh (Chili is de tweede koperproducent van de wereld), zilver, tin en kolen gedol ven worden. Inderdaad Chili is een rijk land en nu hebben we nog slechts een gedeelte van haar schatten ont dekt. HET LEVENDIGE MIDDEN. Met de salpeter, het koper en de andere mineralen trekken we Zuid waarts. We dalen af van de bergen en komen in een vlakke landstreek. Het klimaat verandert en geeft ook daardoor het gebied een geheel an der aanzien. De temperatuur is er sub-tropisch en het beste te vergelijr ken met „onze" Rivièra. Er zijn zelfs streken, waar de bomen altijd groen zijn, maar overwegend heerst er een gematigd zeeklimaat, met (zoals on ze schoolatlas het tot in den treure verkondigde) koele zomers en zachte winters. De regenval is er niet .zo „spontaan" als in ons landje, maar ruimschoots voldoende voor intensie ve land- en tuinbouw. In dit gebied, waar het grootste deel van Chilis bevolking leeft, ze telt het centrum van handel en indus trie. Grote steden, zoals Santiago, Valpareso en Conception vormen het middelpunt van haar bedrijvigheid. De industrie is in hoofdzaak inge steld op het verwerken van produc ten van eigen bodem. Hier komt het overgrote deel van de onverwerkte salpeter en delfstof fen uit het hoge noorden tezamen. De salpeter hebben we reeds in de zak jes zien glijden, koper wordt ver werkt tot staven en draad (voor de uitvoer) en tot voorwerpen voor bin nenlands gebruik. Dit is eveneens het geval met de andere mijnproducten, die alle voor het merendeel voor de uitvoer bestemd zijn. Naast deze fa brieken, vinden we een uitgebreide fruit-industrie. De zachtheid van het klimaat, heeft als gevolg en over vloed van fruit en daar Chili van deze overvloed slechts een zeer klein gedeelte vooi eigen gebruik be hoeft het totaal aantal inwoners bedraagt slechts 6.000.000 wordt het fruit ingeblikt of gedroogd en bestemd voor de uitvoer. Ook 'n der de tak van industrie treffen we nog aan: Textiel en leder. EEN VISSERSPLAATS WORDT WERELDHAVEN. Voor de herkomst van deze grond- I stoffen, moeten we weer meer Zuid waarts trekken, maai" we kunnen midden Chili toch moeilijk passeren, zonder ook enige van haar steden bezocht te hebben. Als eerste komen we aan Santiago. Zoals in ons vorige artikel reeds vermeld, is Santiago in 1541 gesticht door Valdivia. De stad, die uitgegroeid is tot een wereldstad, heeft zich nooit kunnen losmaken van een zekere provinciale sfeer, waarvoor zij het accent van een .me tropool" mist. Over de stad hangt een conserva tieve deftigheid, waarin men rege ringsgebouwen, scholen, universitei ten en musea aantreft. Een geheel ander beeld geeft Valpareso, waar handel en industrie elkaar ontmoe te" en waar het dag en nacht gonst van bedrijvigheid. We zouden deze steden kunnen vergelijken met de Nederlandse plaatsen Len Haag en Amsterdam. Een derde stad, die we bezoeken is Conception. Ook deze stad kan ver geleken worden met een piaats in Nederland, n.l. iJmuiden. „Dezel'.de plannen, die uw land met IJmuiden heeft", zo vertelt ons de gezant schapssecretaris, „heeft Chili met Conception. Alleen", voegt hij er aan toe. met een ontwapenende glim lach, die iedere gedachte aan chau vinisme al bij voorbaat bij ons weg neemt, „zijn de plannen grootser en reeds verder gevorderd". Conception, dat in beschrijvingen van enkqle tientallen jaren geleden een onbeduidende vissersplaatsje wordt genoemd, is op weg om een wereldhaven van groot formaat te worden. Machtige havencomplexen worden aangelegd, indrukwekkende installaties zijn in aanbouw en dit eens zo bescheiden stadje zal binnen kort het centrum van de Chileense handel worden Wat valt er feitelijk veel te vertel len, over een land, dat voor zeer kort nog slechts een klank voor ons was. Maar het bezoek kan slechts kort zijn. We verlaten daarom dit levendi ge centrum en trekken weer Zuid waarts. NOG MEER REGEN DAN IN NEDERLAND. Het gebied, dat we nu binnentrek ken, doet denken aan Noorwegen. We kunnen feitelijk moeilijk nog van een land spreken, want we krij gen meer de indruk op een groot wa ter vol met kleine eilandjes te zijn aangeland. De Grote Oceaan heeft hier vrij spel en dringt op sommige plaatsen zelfs door tot aan het ge heel Oostelijk gelegen Andesge- bergte. Vervoer is hier alleen maar moge lijk in bootjes, en de regenval is er overweldigend. „Nog meer regen, dan in Nederland?" vragen we de secretaris ongelovig en deze knikt In deze regenrijke gebieden wonen slechts zeer weinig mensen en de be volking leeft er van de veeteelt. Gro te kudden schapen en runderen trek- kenu rond en leveren wol en hui den voor de industrie in de midden sector. Ook wordt er op enkele plaat sen olie gevonden. Het natuurschoon van het gebied is indrukwekkend. Na het nuchtere en rumoerige le ven van Midden-Chili, vinden we hier de romantiek van vervlogen tij den terug. Tegenover de Zuidpunt van Chili ligt een klein eilandje, genaamd Robinson Crusoë. Hier beleefde deze held van iedere jongensdroom, zijn merkwaardige avonturen. Een buureilandje roept ook al beelden uit het verleden op. Kaap Hoorn heeft voor ons Nederlanders eens de zeevaarders van de wereld wel een zeer bijzondere klank dezelfde felle stormen, die er nu nog woeden, hebben eens onze koene voorouders hun adembenemende scheepsjournalen doen beschrijven. En hiermede zijn we aan het eind van onze denkbeeldige reis gekomen. Chili, het land, waar uitersten elkaar raken, waar de woesten een Rivièra de hand reikt, waar oude romantiek voortleeft naast modern en nuchter zakenleven, is voortaan voor ons n dan een klank, het is een land, dat na een moeilijke tijd van opkomst, een tijd van bloei beleeft, dat zijn hoogtepunt zo de voortekenen niet bedriegen zeer zeker nog niet be reikt heeft. Er zijn mensen die boffen, en I daar hoort ieder op z'n tijd zo wel eens onder, er zijn echter ook men sen, die op een goede dag verrast I worden met de bof van hun leven. Zo verging het een negental huur ders in Swansea, die ergens op een gezellig buitentje wonen en het daar best naar hun zin hadden. Ze kun nen het er naar hun zin blijven heb ben. Want dezer dagen overleed hun huiseigenaar, die de negen huizen vermaakt heeft aan de tegenwoor dige bewoners, omdat hij geen fami lie meer had en zijn negen huurders zulke aardige mensen vond. Wij zyn (om er maar eerlijk mee voor den dag te komen) een beetje achterdochtig aangelegd. Als iemand ons joviaal op dc schouders slaat, grijpen wij angstig naar onze portemonnaie en mompe len iets over zware lasten en duren tijden. Dit wantrouwen strekt zich ook uit op politiek terrein. Wanneer we tijdens verkiezingen grote platen met liefelijke villaatjes, bewoond door gelukkige mensen, be kijken en we lezen dan, dat dit ook ons deel kan worden, als we slechts op het nummertje stemmen, dat naast het mooie huisje staat, dan vragen wc ons angstig af, wat men nu weer met ons voor heeft. Deze achterdocht is in de loop der jaren uitgegroeid tot een obsessie. Telkens als wij een leuze horen zo in de trant van meer brood en minder werk; televi sietoestellen voor iedereen, of weg met de belastingen, wij eisen alleen subsidies dan gaan we (kortzich tig) peinzen, of deze leuze wellicht een vlagje is om de lading te dekken en soms denken we «.elfs dat de leuze alleen maar dient, om het motiefje te dekken, dat de mpneer, die de leu ze uitgedacht heeft, op dat plaatsje geholpen heeft. Ons gebrek aan vertrouwen in de diverse nobele plannen, die de leu zen ons trachten duidelijk te maken, heeft in de laatste tijd weer gretig voedsel gevonden. E~n goed jaar ge leden werd er een plan geboren, dat een internationale samenwerking op het gebied van steenkool- en staal- productie in het vooruitzicht stelde. „Waarom?" zo vragen wij ons (be krompen) af, „heef uitgerekend de regering van een land, dat bestuurd wordt door een partij, die met bran dende leuzen en vervaarlijke liederen strijdt voor een internationale samen werking, zich halsstarrig van dit plan afzijdig gehouden?" JUDOCUS. HYPOTHEKEN en Yoor alle andere zaken op het gebiod van on roerende goederen louw-en Makolaarsbedrijt v.do Drift r\E ARBEIDSMARKT LIGT DIT JAAR iets ongunstiger dan in 1950, U alhoewel er nog geen reden tot ongerustheid is, aldus de heer H. Hazelhoff, directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Leiden, die wij .spraken over het huidige werkloosheidsvraagstuk. „In de textiel is de situatie bekend: hoge wolprijzen, dus verminderde omzet. Dc goede vak mensen worden echter niet ontslagen, doch in het ongunstige geval op waohtge.d gezet. Thans is er een kleine daling in de wolprijzen; als die zich voortzet, zal de situatie wellicht gunstiger worden". „En in de sigaren- •ndustrie?", willen we weten. „Daar gaat het ronduit slecht", zegt onze gastheer positief. Naarmate de sigaren duurder worden, neemt het verbruik af. Ik voorzie hier geen snelle verbetering. Vele tabaksbewerkers werken maar drie dagen per week. In de metaal-industrie is de toestand moei'ijk .'oor de kleinere bedrijven, die weinig materiaal-voorraad hebben. Goede \aklieden vinden echter nog wel werk. Slechter is het geste d met de schil ders, waarvan we in Leiden een overschot hebben. Niet alleen tijdens de seizoenswerkloosheid, maar ook nu nog. De schildersopleiding aan de Rijks werkplaats is daarom stop gezet". Als we de heer Hazelhoff om totaal-cijfers vragen, schrikken we even van het antwoord. Voor Leiden en omgeving staan er thans 1600 werklozen in geschreven, waarvan 1000 uit Leiden. Het blijkt echter mee te vallen, omdat men een aanta. van 100.000 werklozen in Nederland op een beroepsbevolking van 3.000.000 als normaal kan beschouwen. Zo bezien ligt Leiden practisch niet veel boven het gemiddelde. Een vaste kern van 300 werklozen heeft onze stad trouwens a tijd; dat zijn mensen, die om een of andere reden niet gewild zijn bij de werkgevers. „Neen, niet verontrustend", vervolgt de directeur. „Maar wel verdient een bijzonder verschijnsel in Leiden onze bijzondere aandacht: de werkgelegenheid neemt eerder af dan toe. Kleine bedrijfjes worden opgeheven of verplaatst en uitbreiding of vestiging van industrieën vindt de laajste tijd practisch niet plaats. Ik wi' dit het Gemeentebestuur niet verwijten, want de oorzaak ligt bij het gebrek aan particulier initiatief. Maar wel is het waar, dat Leiden slechts in beperkte mate bouwrijpe industrie-grond klaar heeft liggen". De heer Hazelhoff verzekert ons, dat het vraagstuk van de groeiende be volking en de verminderde werkgelegenheid zijn volle aandacht heeft. Hij voegt er nog aan toe: .Bovendien besteed ik speciale aandacht aan de terug gekeerde militairen (nog 35 zonder werk) en aan andere repatriërenden, waarvoor meestal geen geschikte werkkring te vinden is. omdat ve en van hen overzee een leidende functie vervulden". Tenslotte zijn er nog de ont slag-aanvragen, waarvan de directeur niet alleen da economische kant bekij ken wil, maar vooral ook de sociale. Slechts zeer goed gemotiveerde ontslag aanvragen worden ingewilligd, wanneer gebleken is. dat het bedrijf zijn mensen onmogelijk kan houden, ook niet op wachtge'd. Dit geldt cok omge keerd: arbeiders kunnen niet zonder meer direct van betrekking veranderen, zeker niet wanneer zij in het bedrijf reeds geruime tijd een belangrij'ke functie vervullen. Ernstig is de toestand nog niet, maar uiterste waakzaamheid is geboden. Men kan van de heer Hazelhoff, die in 1941 naar Leiden kwam en in 1942 door de Duitsers werd ontslagen, maar in 1945 terugkwam, verwachten, dat hij het uiterste doen zal, om de spreuk op de klok van zijn werkkanv- „Beidt Uw Tijd" zinvol te maken voor iedereen, die werken wil en kan! (Foto: „De Leiase Co-urant")

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1951 | | pagina 5