parel van Zuid Holland? Een merku/aardige middag in de Rip w ÓRie inóRukken ovcr één óorp ZATERDAG 28 OCTOBER 1950 L)E LEI USE COURAN 1 TWEEDE BLAD - PAGINA JLJET RUSTIGE DORP RIJPWETE RING heeft een vriend van ons ooit eens genoemd „Een der parels van Zuid-Holland". Heeft hy over dreven? Of is Rijpwetering werkelijk een dorp, waar bijzondere bekoring van uitgaat? Deze vraag stellen is haar bijna beantwoorden. .Toch na men we er geen genoegen mee. En zo rijpte het plan om gedrieën naar Rijpwetering te fietsen en het dorp eens rustig te gaan observeren. Van dat rustige is overigens niets terecht gekomen; van dat observeren trou wens ook niet veel. We hebben er gefietst en gewandeld, gesproken met oude en jonge mensen, chocomel gedronken en gelachen om heel veel dingen, die ons grappig voorkwamen. Toen zijn we gaan schrijven, alle drie geheel afzonderlijk. Wat er uiteindelijk uit de bus gekomen is, vindt U hieronder afgedrukt. Misschien zijn we er volkomen naast ge weest en is het ons niet gelukt de echte sfeer van Rijpwetering, die het .tot een parel van Zuid-Holland zou moeten maken, te grijpen. Mogelijk ook, dat deze sfeer zó bekoorlijk is geweest, dat zij ons tot het schrijven van ietwat zinloze kolommen heeft aangezet. Hoe het ook zij, wat wij van Rijpwetering dachten, kunt U hieronder lezen. kunnen kampeerders twee dingen doen: in de tent blijven of er uit gaan. We deden het laatste, knoopten onze zeiljoppers dicht en hesen de zeilen. Als het dan middag was ge worden, bemerkten we, dat ons brood doornat geregend was en dat de spi- ritus-vergasser niet op gang wilde komen. Dan maar nat brood eten, zonder warme thee. 's Avonds zou het wel beter zijn. Maar als we dan 's avonds thuis kwamen, vonden we ons huishouden in de prak. Een vriendelijke koe had het damhek open zien staan en was dapper op onze tent afgelopen. Daar scheen zij alles eens nieuwsgierig af- gesnuffeld te hebben, met het gevolg, dat wij 's avonds niets dan een war boel vonden Enfin, er kon nog meer bij. Met vereende krachten werd ons huis weer op poten gezet, de dekens bij het fornuis van de gastvrije boer gedroogd en in een café moed inge dronken. Dan gingen we de naoht in, huiverend tussen de klamme dekens. Toen gebeurde het. De wind stak op en plotseling werd het dak boven ons hoofd weggerukt. Als harlekijnen stonden we even later in druipnatte pyama's tussen de resten van wat eens onze tent was. Met een zaklan taarn, die gelukkig droog gebleven was, beschenen we de trieste rommel. We trapten in een pakje boter, schop ten uit verbouwereerdheid de petro- leumkan om en holden achter een koe aan, die op het gerucht was komen toesnellen en juist van plan was om onze pantalons als matineus ontbijt te gebruiken. Hoe we alles weer in orde gekre gen hebben, weten we niet meer. Maar we zijn thuisgekomen met het vaste voornemen: nooit meer kampe ren in Rijpwetering of waar dan ook. Begrijpt U nu, waarom het ons moeite kostte om over Rijpwetering te schrijven? En nog wel een vriende lijk stuk! Neen, als stadsmens moet je daar vanaf blijven. Geef ons de Breestraat maar! ttoe een stadsmens ging kamperen KTU ZAL JE als stadsmens je me- ning moeten weergeven over Rijpwetering. Zomaar! Zonder dat er een bepaalde aanleiding toe is. En na een bezoek, dat nauwelijks anderhalf uur geduurd heeft. Wat valt daar nu over te schrijven? Als een stadsmens over „buiten" praat, dan doet hij dat in de trant van: „Zo heerlijk landelijk hè?. Je komt er dagelijks in aanraking met Gods natuur, de mensen leven er veel minder gecompliceerd en van de omgeving gaat een bekoorlijke rust uit, die de opgejaagde mens goed doet". Maar kom nu eens in Rijpwetering! Wel, wel. Eén rechte straat langs het water, dat men de „Rip" schijnt te noemen. Die straat is het hele dorp; verder is er niets dan weiland en water. Ga daar nu maar eens over schrijven. Ja zeker, we kwamen in aanra king met Gods natuur. Maar op een wijze, die weinig bekoorlijks heeft. Want het was er koud, bitter koud, langs dat water en die weilanden, waar een gure najaarswind overheen blies. „Heerlijk landelijk" noemt men dat. En dan de mensen, die er zo on gecompliceerd zouden leven. We re den over d.e Zuidweg en zagen daar in de vensterbank een oude man zitten. „Goeden dag", zeiden we. „Lekker weer, hè?" ,,'t Gaat nog al" ,zei de man. „Is dit nu Rijp wetering?", vroegen we. om toch maar iets te vragen te hebben. „Ja", zei de man. „En is het hier pret tig wonen?" ,,'t Gaat nogal", zei de man. De conversatie vlotte aldus bijster goed. We zuchtten eens diep en zeiden toen: „Je woont hier wel lekker, hè?" ,,'t Gaat nogal", zei de man. „Woont U hier al lang?" „Ja", zei de man. „U zit hier wel prettig in het zonnetje' merkten we heel toepasselijk op. .'t Gaat nog al", zei de man. Toen gaven we het maar op. Doch juist toen we aanstalten maakten om te vertrekken, kwam hij los. ,,'k Mag niet meer werken" zei de man. ,,'k Heb m'n hele leven gewerkt, iedere dag. Maar een paar jaar geleden heb ik 't aan m'n hart gekregen en nu is het afgelopen Met 't werken tenmin ste. Nou zit ik maar zo'n beetje te zitten". Kamperen. Neen, veel wijzer werden we aldus niet. We reden verder, naar de Kop- poel, waar wel tien roeibootjes in het water lagen te dobberen. Toen moesten we er weer aan denken, dat we in onze jonge jaren wel eens in Rijpwetering gekampeerd hebben Overdag op het water, 's avonds in de tent. Maar vraag niet hoe Ach, ach, wat een ellende. Laat niemand aankomen met het roman tische verhaal van een prachtige zo- mervacantie, ergens buiten. Want zo iemand heeft nog nooit een week ge zeild met alsmaar regen en donder buien! 's Morgens stonden we op en keken naar de lucht: regen. In zo'n geval Rust, romantiek en kleine biggetjes Schrijf nu niet alle drie over kik kertjes in de sloot" vermaande de hoofdredacteur bezorgd, „want dan wordt het zo eenzijdig". Nee ydat zouden we niet doen en met deze verzekering trokken we uit, om een brokje van Leidens rijke omgeving te ontdekken. „Een kwartiertje rilden", had men ons verzekerd en luchtig waren wij op onze fiets gesprongen, maar toen v/ij na een klein half uur op een eindeloze landweg verzeild waren geraakt en de wind pal tegen ons voelden, verminderde deze luchthar tige stemming aanmerkelijk en met ontzetting hoorden we een van onze collega's zeggen, dat het kerktoren tje in de verte (in de richting, waar hij wees, konden we alleen maar een vaalgrijze lucht ontdekken) het doel van de expeditie was. „Alles is slechts een kwestie van tijd en ruim te", heeft eens een groot man ge zegd en hoe betrekkelijk deze be grippen in feite zijn, moesten we weer ontdekken, toen we na een kwartiertje geheel onverwachts onze bestemming bereikten. Het water, dat door het dorp loopt, noemen we hier „De Rip" en links loopt het in de „De Koppoel", ver telde ons de eigenaar van een dier pleisterplaatsen, die altijd overtuigd kunnen zijn van onze warme belang stelling. Zoals Columbus in zijn goe de dagen Amerika moet zijn binnen getrokken, zo togen wij enige ogen blikken later „Ripwaarts". Eerlijk gezegd, voelden we ons aanvankelijk een weinig teleurgesteld. Het enig werkelijk aantrekkelijke, dat ons zo op het eerste gezicht opviel was de meisjesschool, die geheel afwijkt van de kazerne-achtige stadsschool en met zijn huiselijke gordijntjes en bur gerlijke architectuur een gezellige, en intieme sfeer schept. Even verder werden onze verwachtingen echter hooggespannen: een romantische bocht, geflankeerd door hoge bomen, met in de diepte verscholen enige Dittoreske boerderijen deed ons den ken aan een oud herfst-sprookje Helaastoen wij vol verlangen, om de ons wachtende schoonheid in ons op te nemen, door de bocht re den, bleken we meteen de grens van het dorp bereikt te hebben. Teleurgesteld keerden we terug, doch een zeug met een stel ongeloof lijk kleine biggetjes die parmantig over de weg stapte, hielp ons over de tegenvaller heen. Een sterke nei ging, om in een landelijk cafeetje een weinig stemming te vergaren, werd de kop ingedrukt op het gezicht van een serie kinderwagens op het ter rasje, welker bijbehoren kennelijk op consultatie was, in de gemoedelij ke uitspanning. Wij hebben geen spijt, dat die kin derwagens daar gestaan hebben, want mogelijk hadden we anders onze speurtocht beperkt tot het enge dorp en was door de warme kachel en de gezellige eigenares, een belangrijk, ja misschien wel het belangrijkste deel van Rijpwetering aan onze aan dacht ontsnapt. Nu reden wij enige ogenblikken la ter langs „de Rip", we passeerden het viaduct en plots veranderde de sfeer. Het drukke en gejaagde viel van ons af, we vonden een zuivere, landelijke rust. die geheel bezit van ons nam. Onbedorven, als door de tijd onberoerd gelaten, lag voor ons een landweg, aan de ene kant het gladde water, soms flauw bewogen KERK VAN RIJPWETE RING AAN HET WATER. (Foto's: „De Leidse Courant"). door de wind, of een koppel eenden en aan de andere zijde de dichte haag van de'hun herfsttooi ontdane knot wilgen, die een eindeloos bouwveld aan ons oog onttrok. In gedachten sloegen we rechts af. Tussen twee boerderijen door be- EEN MAQUETTE VAN HET PHI LIPS-CYCLOTRON. Nu het Phi lips-cyclotron van alle kanten door dikke muren van beton is afge schermd en er van de hele installatie dus weinig meer te zien is, beleeft men veel genoegen aan een maquet te, waarop een poppetje de grootte verhouding tot de mens aangeeft. De binnen- en buitenlandse geleerden, die het cyclotror bezoeken, wordt thans aan deze maquette de werking en de inrichting van deze machtige en hypermoderne natuurkundige ma chine verduidelijkt. Het grote mid denstuk, de electromagneet, is schuin doorgezaagd om te laten zien hoe zich tussen de polen van de magneet een doos bevindt, waarin de kernen van de waterstofatomen een dusda nige snelheid krijgen dat zij in min der dan een seconde de omtrek van de aarde zouden kunnen afleggen. Een generator (rechts achter) levert de hoogfrequente wisselspanning, die de atoomkerner hun steeds groter wordende snelheid geeft; de kracht van de magneet zorgt ervoor, dat die waterstofkernen zich niet rechtlijnig bewegen, maar in het rond worden geslingerd. Een vacuumpomp houdt de doos tussen de polen van de magneet luchtledig, een tweede pomp (geheel rechts) zorgt voor het luchtledig in de vlak daarachter gelegen modula tor. AAN DE ZOOM VAN DE KOPPOEL hebben ons altijd verbaasd over de schroom, waarmede de liefde zich openbaart. Een jongeman loopt soms maandenlang door de duisternis van de avond, om zijn tederste gevoe lens in woorden te formu leren. Over het algemeen lukt dat wel, maar de verwachting, deze formu le onverhoeds over de liefste te kunnen uitstor ten, wordt op den duur de bodem ingeslagen. De jongeling stelt het ge wichtige ogenblik steeds weer uit tot hij, in een toestand van wanhoop, zijn gevoelens op de meest stuntelige wijze mededeelt. Waarom deze angst om zich openhartig uit te spreken? Wij moeten het antwoord op deze vraag schuldig blijven. Wel is het ons sinds wij stukjes over dorpen trachten te schrij ven duidelijk gewor den, dat deze schroom zich niet beperkt tot de gevoelens tussen jonge mannen en jonge meisjes. Van de week zijn wij naar Rijpwetering gefietst en hebben daar aan de eer ste de beste, die wij te genkwamen de vraag ge steld: „Hoe vindt U Uw dorp?" Aan het gezicht van de man konden wij zien, dat hij het een heerlijk dorp vond, maar in zijn bin nenste woelde achter docht. Die kerel voert iets in zijn schild, moet hij van ons gedacht hebben. Daarom lachte hij verle gen en antwoordde ver ontschuldigend: „Nou ja, Oud Ade is nog erger bijzonderheden vernamen over de jongelingschap. „Een borreltje, dat drin ken de jongelui van te genwoordig niet meer. Al lee. de ouderen komen Zaterdags en Zondags hun portie verkwikking halen. De jongemannen drinken limonade en als ze verkouden zijn hete melk" Misschien is deze afschaf fing voortgekomen uit vrees voor het water. Jaren geleden wandelden wij eens op een avond langs de Rip. Het op standje was er toen nog niet en tussen de vaart en de weg lag een strookje gras. Op een gegeven ogenblik stapte er een enigszins wankele man uit een café. „Pas op de zijn schonken drenkeling in het water van Schiedamse nevelen vrijd, waardoor het tot hem doordrong dat het ging om de keus; zwem men of verdrinken. Hij had het eerste geko zen en arriveerde naar enige tijd aan de walkant, echter aan de andere zijde van de brug. Zo gebeurde het, dat hij tegelijk met de pastoor op de fatale plaats aankwam. Sinsdien is er nooit een dronken man in het water terecht gekomen. Dit is Rijpwetering in het licht (of de duisternis) van de alcohol. Wij wilden echter meer weten. Derhalve belden wij ergens aan. Over het algemeen kunnen we ons Mislukte ondervragingen, maar een charmante ontmoeting met Toosje sloot", werd hem nageroe pen. Nu was het erg donker en we konden het de man in zijn toestand niet kwalijk nemen, dat hij het kroos voor gras aanzag. Een flinke plomp was het ge volg. Redders waren er gauw genoeg, maar de drenkeling was niet meer te vinden. Wij hebben toen op onze buik langs de slootkant gelegen en met een lantaarn op „de woelige baren" geschenen. Echter tevergeefs. Het hele dorp was in op- Nu hebben wij Oud Ade schudding. „Er is iemand lief als onze eigen geboor- verdronken", schreeuwde tegrond en daarom zijn men overal. „Haal de pas we doorgefietst. We zul len wel iemand anders vinden, die ons zal helpen een indruk te vormen van Rijpwetering, meenden wij optimistisch. Wij zijn daartoe een café ingestapt, waar we enige toor!" De weduwe was inmid dels op de plek des on- heils gekomen en de dor pelingen deden hun plicht: Zij troostten. Achteraf bleek deze troost overbodig, want de be- prevelement wel maken, als er open gedaan wordt, maar dit keer stonden we sprakeloos. Er. verscheen namelijk een allerliefst meisje van een jaar of vier, dat ons volkomen onbevangen mededeelde: „Ik ben Toosje en ik heb een. broertje gekregen". Wij voelden wel, dat we tegen dit heerlijke schep seltje niet konden spreken over het belang van een krant en de mededeling van dat broertje deed ten overvloede nog een zeer ongelegen ogenblik ver onderstellen. We behoefden echter niets te zeggen, want het meis je zette haar gezellig bab beltje voort. „Mijn moe der ligt boven in bed", zei ze, „want de ooievaar heeft haar gebeten". Wij foeterden toen een beetje op dat gemene dier, waarmede we ge noeg sympathie hadden veroverd, om aan de hand in de gang te worden bin nengeleid. „We zijn binnen met pap pie aan het spelen" zei de kleine. „Doet U ook mee?" Heel in de verte voelden we een dreigende situatie naderen. Terecht! Want enige ogenblikken later stonden we in een kamer, waar de vader midden op de vloer zat met een gro te zak op zijn hoofd. „Ik ben een beer", schreeuwde hij en gromde daarbij verschrikkelijk tot vermaak van de kinderen. Wij hadden het gevoel van iemand, die in de trein zit zonder kaartje en de conducteur ziet na deren. Dadelijk doet hij die zak van zijn hoofd, dachten wij, en hoe moeten we dan onze aanwezigheid verklaren. Toen vroeg het hoofd on der de zak: „Toosje werd er niet gebeld". „Ja, er was een mijn heer", zei de kleine. „Is die vent weggegaan", vroeg het hoofd weer. Nee, die is hier", ant woordde Toosje. Wij waren betrapt. De vader bleek echter geen „kwaje", want nadat we hem de situatie had den uitgelegd, kwam de borrel op tafel vanwege de pas geboren zoon. Later hebben we op de brug van de autoweg ge zeten en over het dorp ge keken. De koeien loeiden ijverig, misschien omdat er juist een kaasdag gehouden werd. Langs de vaart speelden kinderen, die de kou niet voelden van de naderende avond Heel vredig was het er en we bemerkten er de weer slag van in ons binnenste. Als ze aan ons vragen, wat we van Rijpwetering denken? Een heerlijk, rustig dorp, waarvan je kan zeggen: „Ik ben blij, dat ik er woon." reikten we een eenzame landweg, aan weerskanten een smalle sloot en heel in de verte, daar waar de he mel de aarde schijnt te raken, ont waarden we een rij nog groene'bo men, die een onbekende wereld voor ons verborgen hield. Hier zijn we afgestapt en hebben de bomen in de verte hun geheim laten behouden; de late middagzon wierp een laatste gloed over der im mense stilte en een pure gedachte beving ons, zoals men deze kan krij gen op het geluid van helder kinder gezang. Na een poosje zijn we, in gepeins verzonken, terugegaan, de kinderwagens hebben we getrotseerd en we zijn het cafeetje binnengestapt. De gastvrije eigenares verwees ons naar de dorpshistoricus en bij een snorrende kachel hebben we geluis terd naar de geschiedenis van Rijp wetering. een dorp. dat vóór ons be zoek slechts een klank voor ons was. Geen stormachtig verleden staat in haar annalen opgetekend en dit heeft zij ook niet nodig. Zij heeft door de eeuwen heen haar kracht geput uit haar innerlijke rust, een rust, die men er nu nog kan bespeuren. Ztmdaq.tnaAq.eri In de maneschijn In de afgelopen week heeft ieder een alle gelegenheid gehad, zich be wust te worden van het enorme avontuur, dat „leven" heet. De Maan stond vol aan de hemel en er was geen wolk of nevel, welke het uit zicht belemmerde. Het was niet een buitengewoon schouwspel, maar het blijft altijd boeiend die geweldige ronde steenklomp van 3500 kilometer doorsnede als een veertje zo licht boven ons hoofd te zien hangen. Er is, zolang de Maan haar vaart houdt, niet veel kans op, dat haar vracht op onze aardbol terecht komt. De Maan tracht doorlonend de Aar de te ontvluchten en trekt buiten waarts met een kracht, welke een stalen kabel van 400 k'Iometer dikte zou doen doorknaopen! De Aarde houdt haar echter als een schoot- hondie aan zich eeboeid door de te genstrevende zwaartekracht, een ge heimzinnige kracht, waaraan we een na*m hebben gegeven, doch welker ontstaan en werking in 't diepste drifter ligt. De Aarde sleept op haar reis rond de Zon. de Maan mee. De Aarde ont wikkelt bii die jaar-ring. waarbij zij onderwijl 365 maal over de kop slaat, een snelheid van 10 000 kilometer per uur. Wanneer we morgen ter kerke gaan en er een uur later uit komen,- ziln we 10.000 kilometer vooruit ge schoten, zonder, dat de nastoor of wii er iets van gemerkt hebben. En als het weer helder is, zullen we de Maan op een afstand van 380.000 kilometer als een z'lvergrijs aangevreten schuimnje aan de hemel zien staan. In werkelijkheid is de Maan een bruine steenklomp, met hier en daar ^.eer hoge bergen (tot 7000 meter) er op. Het is dus niet moeilijk zich voor te stellen, hoe de Aarde eruit zou zien voor de bewoners van de Maan. Ook de Aarde is zulk een grijs-blau we zeepbel, welke statig schijnt te drijven, maar in werkelijkheid voort- rent met een vaart van 30 kilometer per seconde om de twee milliard twee-benige wezentjes, welke er op wonen in het leven te houden. Als de Aarde haar vaart éven zou ver tragen, w£ren we verloren en plof ten we met kat en muis naar de Zon, welke met haar hitte van 6000 gra- c.en (aan de oppervlakte) ons een warme ontvangst zou bereiden en met al onze hoogmoedige gedachten korte metten zou maken. De gehele Aarde, met al haar goed en al haar kwaad, met al haar schoonheid en al haar wreedheid, hangt aan een onzichtbaar draadje. Een onbeduidende technische storing ir. het raderwerk van het heelal is al voldoende de Laatste Oordeelsdag op te roepen. MARIUS. HYPOTHEKEN on voor alle andere zaken op het gebied van on roerende goederen Bouw-en Makelaarsbedrijt v.d. Drift

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1950 | | pagina 5