HET WERK VAN DE JUBILERENDE INSTELLING I I fongwióótad „Profeteer over deze dorre beenderen 1" In Holland staat een huis Velen herinneren zich de bekende film over Father Flanagans's Jongensstad uit Amerika. Het gegeven en de naam van deze film werkten zo inspirerend, dat na de oorlog tal van Jongenssteden verrezen (waarvan de meesten echter alleen de naam met het oorspronke lijke voorbeeld gemeen hebben). Zo ook ónze Jongensstad, de oudste drager van deze naam in Nederland! Hier wordt met Jongensstad be doeld: de jeugd van deze stad en wel een bepaalde groep, die méér zorg behoeft en daarom in een eigen sfeer wordt bijeengebracht met de bedoeling om zo tot een jeugdgemeenschap te komen. Jongensstad is geen stad, geen huis, maar een com plex van activiteiten, van geleid en gebundeld Leids jongensleven. Opgericht in 1946 maar tengevolge van leidersge brek een kwijnend bestaan leidend, ontstond Jongens stad in zijn huidige vorm in 1948 als resultaat van het „Oranjekamp", waarvan de deelnemers 30 kna pen uit alle delen van de stad bijeengegaard de onbewuste pioniers zijn geworden. Na de eerste bijeenkomst in September 1948 nam het ledental toe met een snelheid waarvan de curve van de koortsthermometer van een ernstige patiënt een prachtig evenbeeld is. Maar niet alléén een evenbeeld: deze jeugd was en is een ernstige patiënt. Drie avonden per Week bevolkten honderd hon- derdtwintig jongens de zalen van het perceel Nieuwe Rijn 52. Drie avonden per week tuitten de oren van de stomverbaasde ,maar niet met stomheid geslagen stafleden. Drie avonden per week had het gebouw moeite niet te bezwijken onder de dadendrang van deze jongens, die hier een toevlucht zochten om hun overtollige energie en soms ook overmoedige buien te kunnen spuien met schilderen, tekenen, figuurzagen, dammen, kaarten, sjoelen, ping-pongen, voetballen enz. Waaraan had en heeft Jongensstad zijn grote belang stelling van deze jeugd te danken? Allereerst aan het feit, dat zij hier een tehuis vond voor de lange en dik wijls guren winteravonden, die de straat voor haar ontoegankelijk maakten. Daarenboven echter vond zij hier een staf, die haar begreep en die ogenschijnlijk niets anders van haar eiste dan dat zij met de mate rialen en de zalen, waarvan zij gebruik mocht maken, goed omging. Bovendien mochten zij hun vriendjes meenemen, ook al waren dezen niet katholiek. En dit was belangrijk voor deze kinderen, die op rtraat ook geen onderscheid maakten tussen het al of niet katho liek zijn van hun speelkameraden. Deze kinderen zijn echte kinderen, d.w.z. zij willen grote mensen worden en kijken dus op naar grote mensen en doen alles na, wat die grote mensen hun voordoen. Hier ligt de kracht en ook de belangrijkste taak van een leidster of leider van Jongensstad. Door hun persoonlijke houding en gedrag trekken zij deze kinderen op en dit gebeurt op een zodanige, door de jeugd niet te merken, wijze, dat aan hun ingeboren neiging om weerstand te bieden tegen elkeen, die zich met hen bemoeit, geen voedsel gegeven wordt. Hier maakt opgelegde discipline en tucht plaats voor de innerlijke drang van deze knapen om net zo te wor den als de staf. In Leiden en trouwens over het algemeen in geheel Nederland is het gebrek aan personen, die van de jeugd houden en als consequentie daarvan zich enige opoffe ring willen getroosten, zeer groot. Velen durven blijk baar de verantwoordelijkheid niet aan of zien op tegen de tijd, die er mee gemoeid is. Toch bewijst men met één avond per week en één extra avond per maand de jeugd al onschatbare diensten. Zoals hiervoor werd opgemerkt, geniet Jongensstad vooral belangstelling in de wintermaanden als onder dak. In de zomermaanden luwt de opkomst en wordt de straat weer hun normaal speelterrein. Ook de staf past zich aan en voor hen komen de jeugdjaren weer terug en zo zien wij hen temidden van de jeugd op de straten en pleinen om het contact met de jongens tij dens de zomermaanden te onderhouden. Sportvelden worden ingeschakeld en bij gebrek daarvan wordt elk stukje braakliggend land tussen de huizen als voetbal veld gepromoveerd. Dit laatste is helaas meestentijds noodzaak, omdat het aantal sportvelden in de stad veel te gering is en bovendien het gebruik ervan niet voldoende verant woord schijnt geregeld. Door de ervaringen, opgedaan in het eerste winter seizoen, en tevens om aan de persoonlijkheid van de jongens de betere aandacht te kunnen schenken, ont stond het plan tot decentralisatie van het Jongensstad- werk. Van de hoofden van katholieke scholen werd daarbij zeer veel medewerking ondervonden, door het beschikbaar stellen van de gymnastieklokalen en loka len voor handarbeid. Daarnaast groeide de overtuiging, dat opvoeding van de jeugd niet mogelijk is zonder beïnvloeding van het buurt- en gezinsmilieu, waarin deze kinderen le ven. Zo ontstond het buurthuiswerk. Eind 1949 kon het Elk jaar mei Paaszaterdag kan klein en groot 'zich nauwelijks rustig houden onder het half uur, waarin de profetieën gelezen worden en er verder niets te beleven valt. Toch zijn er spannende verhalen bij. Een ervan it de geschiedenis van de profeet Ezechiël, die in den geest ver plaats werd naar een onafzienbaar knekelveld vol met verbleekte botten en beenderen. Dan klinkt het bevel van de profeet: en zij voegen zich aaneen, worden taamgebonden met spieren en zenuwen, met vlees bekleed en een huid overtrokken: en daar staat vóór hem in slagorde een ontzaggelijk leger van levende mensen Ook een schema is een soort knekelveld: alleen de belangstellende blik kan het tot leven brengen. Gaat U even mee met de rondleiding? Er zijn in dit jeugdwerk twee soorten te onderscheiden: het elubwerk, dat de jongens in een vast verband bijeen houdt, méér eisen stelt en zo tot de kern van de opvoeding kan doordringen; en de opvang-groepen, die niet veel meer doen dan de naam zegt en dus aan de oppervlakte van de beïnvloeding blijven. Dit alles ver deeld in drie leeftijds-sectoren hier in de verschillen de cirkels aangeduid en samengebonden door het alles omspannende gezinswerk. Sommige clubs raken dus de intensieve vorming, de kern volgt U de stippellijnen maar, die er van uit gaan anderen slechts de vrije-tijds-besteding, het los verband; weer anderen blijven op de grens van bei den; wél clubverband maar nog weinig eisen. Algemene activiteiten vindt U boven; ze brengen de binding in het geheel. De kapel is hier niet het symbool van de algemene godsdienstige beïnvloeding door sfeer en geest deze vloeit over het gehele werk uit doch geeft alleen het kerkbezoek aan, dat voornamelijk en in opzet alleen de kern-groepen raakt. Ten slotte onderaan de organisatie-onderdelen: de allerbelangrijkste Sociale Dienst als activiteit naar buiten; en de nóg belangrijker Leidersvorming als werking naar binnen gericht. Het woord „jeugdzorgwerk" is gauw gezegd. Maar vindt niet, dat er heel wat meer aan vast zit, dan U altijd gedacht had? eerste buurthuis de Duiventil in de Gortestraat dank zij de grote medewerking van de gehele buurt en tal van middenstanders en zakenmensen, geopend v/orden. Wie de groei van het buurthuiswerk heeft meege maakt, kan getuigen, hoe dit buurthuis werkelijk een deel van de buurt is geworden en dat dit buurthuis een belangrijk bezit is geworden voor de ouders en kinderen uit deze wijk. Op het moment, dat U dit leest, is de opening van het tweede buurthuis de Waard op de Herengracht een feit geworden, al kunnen de werkzaamheden tengevolge van gebrek aan staf op zeer minieme schaal beginnen. Zo leeft en zo groeit Jongensstad. Al is het misschien r.og maar een dorp, een stad zal het worden in de toe komst. Ook voor deze jongens bestaat evenals voor de jongens van de vrije jeugdvorming, ondergebracht in het Clubhuis St. Frans, dat tevens voor de leden van Jongensstad als mogelijkheid tot intensievere vorming open staat de mogelijkheid tot kamperen. De Stichting voor Katholieke Sociale Jeugdzorg be schikt hiertoe over een unieke gelegenheid, bestaande uit het buitencentrum „Behouden Huys" te Noordwij- kerhout, gelegen op de terreinen van Radio Noordwijk op enkele minuten gaans van het strand gelegen. Dit jaar hebben in totaal een 150 jongens van Jongensstad, van het Clubhuis St. Frans, alsmede een groep meisjes van het buurthuis „de Duiventil" van deze gelegen heid gebruik gemaakt. Dat deze zomerkampen van groot belang zijn, behoeft niet te worden betoogd. Immers, een week naar buiten onder goede leiding, in Gods vrije natuur waar het persoonlijk contact juist zoveel gemakkelijker is, heeft een onschatbare invloed ten goede In deze verdienste delen al onze lezers, die elk ja?r weer opnieuw onze zomerkampen mogelijk maken door 't verspreiden en kopen van „de Rijnpost"! EEN DOZIJN CLUBS EN JEUGDBEWEGINGS- GROEPEN; EEN WEKELIJKSE ZWEMAVOND IN DE OVERDEKTE EN JEUGDBIOSCOOP OP ELKE ZONDAG, BIBLIOTHEEK EN ZOMERKAMPEN: DAT ALLES VORMT MèT DE KERK: ONZE EIGEN FRANCISCUSKAPEL (EN OP HOOGFEES TEN DE „LODEWIJK"!) SAMEN ONZE JON GENSSTAD. BIDT DE HEER VAN DE OOGST OM MééR AR BEIDERS! C. JANSEN. Een groep van onze „donateurs"!! Wil je je baas heel bijzonder bedanken!! In Holland staat een huis, dat is een waarheid als een koe! Er bestaat echter een verschil in huizen en een bijzonder soort huis is wel ons Don-Bosco-huis aan het deftige Rapenburg. Hier wonen jongens die door bijzondere omstandigheden tijdelijk niet in hun ouder lijk huis kunnen verblijven. Een gesticht dus zult u misschien denken! Maarho! dan bent u verkeert, want dat ia juist wat we niet willen zijn. 't Is bij ons een gezin, wel een groot en heterogeen gezin, maar toch een gezin. Aan het hoofd staat een directrice, die als een „mu iier fortis", als een „sterke vrouw" over het geheel de scepter zwaait. Want ook hier is het zoals thuis: Moe- der's wil is wet! Dat is tenminste de theorie. Want dat het nog lang niet altijd mee valt om deze spreuk in de praktijk om te zetten, daar zal ieder huismoeder met 7 of 8 spruiten het roerend mee eens zijn. En dan te denken, dat het bij ons niet 7 of 8 spruiten zijn maar welgeteld 25, en dan wat voor knapen! 't Is ook hier net als in ieder huisgezin: 't zijn allemaal beste jongens, maar als ze eens een lastige bui hebben, valt het wel eens niet mee om ze in toom te houden. Overdag gaan ze gewoon in de stad naar school, en is het in huis zo rustig, als 't maar kan. Maar o wee, als om vier uur de school haar poorten sluit; dan be gint het lieve leven. Dan hebben de leiders en leidsters hun handen vol om overal naar te luisteren, te komen kijken, en te helpen. De een heeft door twee vertrek ken heen met oud draad en snoer en een kapotte luid spreker een radiostation opgesteld. Anderen hebben wat stoelen op elkaar gestapeld, gooien er een oude doek overheen zodat het geheel de illusie van een tent wekt. In die tent bevinden zich dan natuurlijk de vijandelijke indianen, die vandaaruit de vreedzame cow-boys overvallen. Nog anderen hebben naar aan leiding van 3 October met deksels en toeters een fanfare op touw gezet, en dan kan het wel eens ge beuren dat de directrice, als zovele moeders, ook de verzuchting slaakt: „Ik wou dat die school maar wat langer duurde!" Maar gelukkig zijn 't niet allemaal van die herrie makers. De „groten" amuseren zich rustig in hun eigen vertrek boven met kaarten, lezen, en huiswerk ma ken. Want er wordt ook gestudeerd hoor! Verschillen de jongens gaan naar de ambachtschool of werken bij een baas in de stad. En als je de hele dag gewerkt hebt, zit je 's avonds ook wel eens graag rustig, en dan zoe ken ze ook wel eens hun toevlucht in de huiskamer die meestal wel voor hen openstaat, zo is het thuis immers ook. En vooral, wanneer Zaterdags' avonds het gehele „gezin" in de huislfamer om de radio 2it geschaard om te luisteren „naar de klok die weer negen heit!", terwijl de directrice wat zit te werken aan verstelwerk van de jongens (zoals moeder bij de haard): dan merk je hoe het er bij ons toch net aan toe gaat als thuis, al is het dan in het groot. Of de jongens het daarom naar hun zin hebben? Dat zij aan hun tweede „thuis" gehecht zijn, blijkt wel uit het feit, dat jongens die weer naar huis gegaan zijn ons toch nog geregeld blijven opzoeken. En zo is er ook het verhaal van Kees die naar een ander tehuis was verplaatst, maar daar wegliep, en niet naar zijn eigen thuis, maar weer naar ons terug kwam. Of het ver haal van Theo die samen met zijn broertje wegliep, maar na drie dagen tegen moeder zei, dat ie toch maar liever weer terugging. En zo zouden we nog bladzijden vol kunnen schrij ven over ons Don-Bosco-huis, een huis dat er van bui ten uit ziet als ieder ander gewoon huis en dat helaas véél te klein en véél te primitief is. Maar dat toch met recht en trots het devies zou mogen voeren van een oude Amsterdamse rederijkerskamer: „In Liefde Bioeyende". Moge deze bloei bestendigd worden! „Wij vertrouwen, dat de katholieken van Leiden en omgeving, door wier hartelijke belangstelling en steun reeds 30 jaar lang dit jeugdzorg- werk is in stand gehouden, ook in de komende jaren hun daadwerkelijk meeleven zullen blijven tonen en - zo dikwijls op hun hulp een beroep gedaan wordt niet afzijdig zullen blijven van dit zeer belangrijke thuisfront Pastoor Th. Beukers Mr. E. J. M. H. BoIsiusf lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Deken A. Homulle F. C. de Hosson, Voorzitter van de Kath. Middenstandsvereniging, Afd. Leiden. P. A. de Jong, Voorzitter van Kath. Werkgeversvereniging, Afd. Leiden. B. de Koning Pastoor N. Lohuis O.F.M. S. Menken, Wethouder van Sociale Zaken. W. H. M. van Ommen, directeur Assurantiekantoor Land- en Tuinbouwbond. J. A. van Oyen, Voorzitter van de Kath. Arbeiders Beweging, Afd. Leiden. Pastoor M. van der Schoot O.F.M. P. M. M. van der Weyden, Burgemeester van Zevenhoven, lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1950 | | pagina 9