Twee pastoors tegelijk
K4 adeónufjeó
De een was er, de ander
droeg de naam
De mens tegenover God
Ook in Hongarije kent men de
pseudo Katholieke Actie
ZONNESCHIJN
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1950
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD PAGINA 1
Wwitnandïe. 'Londtma'i.ten
IN 1314 VINDEN WE VOOR HET EERST EEN PRIESTER VAN DE
WARMONDSE KERK vermeld, zo nder dat er evenwel bij staat, dat
hij er pastoor was. Een zekere Flo rentius, priester van Warmond is dan
getuige in een kwestie over de tienden in Warmonderbroek met de ab
dis van Rijnsburg. In 1312 wordt gesproken van Weremboldus, als cureyt
van Warmond; hij kreeg van de graaf verlof om zijn parochie te ruilen
n^et een Florentius, die toen pastoor van Oud Karspel was. Deze pastoor
Florentius deed in 1355 afstand van zijn pastoraat en hij werd opgevolgd
door Heinric van Amerongen, die tot dan secretaris van de graaf van
Holland was. Pastoor Gerrit Jacopszoon, in 1366 benoemd, was tevens
kanunnik van de St. Pancraskerk te Leiden. Na hem noemen we nog
pastoor Jacob Vriendt, die het klooster Mariënhaven te Warmond een
Mariabeeld schonk en ook in zijn testament dat klooster had bedacht; zijn
kasuifel met twee tunieken gingen over aan de kloosterkapel en de
waarde daarvan werd toen geschat op 73 Hollandse ponden. Bovendien
vermaakte de pastoor nog 3 Rijnlan dse guldens aan de monniken „tot
een mael".
Pastoor en kanunnik.
Tn 1412 is Thomas Blaeuwaert er
pastoor; hij was ook kanunnik te
Utrecht van het kapittel van St. Ma
rie, en zal zijn Warmond pastoraat
wel niet zelf hebben waargenomen,
zoals vaak in die tijd gebeurde.
Want in dezelfde tijd» wordt als
cureyt van Warmond een zekere
Ghereyt Aerntssoen genoemd, die
dus blijkbaar feitelijk de zielzorg
over de katholieken van Warmond
waarnam voor de pastoor, die als lid
van het kapittel van St. Marie wel
in Utrecht zyn verblijf gehad zal
hebben.
Maar rechtens was Thomas Blaeu
waert de pastoor en met hem sloot
de heer van Warmond, Jan van den
Woude een overeenkomst betreffen
de enkele rechten toe te kennen aan
het door heer Jan gestichte klooster
Mariënhaven. Deze overeenkomst
werd in 1413 gesloten en daarbij
kreeg dat klooster het recht er een
eigen kerkhof op na te houden, waar
op ook andere mensen dan de
kloosterlingen begraven mochten
worden; verder kreeg het het recht
te preken, biecht te horen, sacramen
ten toe te dienen en uitvaartdiensten
te houden in de kapel en mocht
het klooster legaten aanvaarden.
Bepaald werd, dat de pastoor voor
het afstaan van deze rechten jaar
lijks een lood zilver zou ontvangen
van het klooster en bovendien, dat,
wanneer er iemand van buiten het
klooster werd begraven, de helft van
de penningen aan hem zou worden
afgedragen. Dezelfde pastoor Blaeu
waert stond ook aan het andere
Warmondse klooster, dat van de Ur-
sulinen, toe, dat de zusters zelf haar
eigen biechtvaders mochten kiezen
en daarvoor ontving hij jaarlijks
twee lood zilver.
De pastoor Gerrit Hoogstraten,
die we er in 1428 vermeld vinden,
was ook kanunnik van de Leidse
Sint Pancraskerk en bovendien de
ken van Rijnland.
We slaan nu enkele namen óver en
noemen pastoor Kersten of Kerstant
Pieterszoon. Hij was het, die het land
van de kerk, 46 roe, dat een van zijn
voorgangers en wel pastoor Blaeu
waert destijds in pacht had gegeven
aan het klooster Mariënhaven, nu
aan het klooster verkocht met land,
dat het reeds van de kerk in pacht
had, in totaal ruim 2 hont groot; de
opbrengst daarvan moest dienen om
de pastorie te herstellen en te ver
beteren.
Evenals pastoor Blaeuwaert wordt
ook pastoor Kersten met ere ver
meld in de boeken van het klooster
Mariënhaven, want ook hij was een
weldoener van dat klooster en hij
schonk het een jaarlijkse rente en
acht „schoenre boecken" voor de
kloosterbibliotheek.
Acht boeken
bezit.
was een rijk
Al eerder had een vicaris van de
Warmondse kerk, met name Johan
Bouwens ook zijn boeken aan de bi
bliotheek van het klooster ten ge
schenke gegeven. Beiden behoorden
dus blijkbaar tot de geleerde pries
ters van die tijd en zij droegen dan
ook de titel van meester, wat aan
gaf, dat zij aan een universiteit had
den gestudeerd eji daar de graad
hadden behaald van licentiaat in de
theologie.
Acht boeken te bezitten, zoals pas
toor Kersten, was dan ook heel wat
voor die tijd, waarin het bezit van
een enkel boek al een hele waarde
betekende.
Als weldoener van de kloosters te
Warmond, bepaalde pastoor Kersten
dat na zijn dood in 1512, bij gelegen
heid van zijn jaargetijde in de pa
rochiekerk, er een uitdeling aan de
monniken en de zusters moest plaats
vinden; de opbrengst van land in
Alphen gelegen, moest daarvoor die
nen.
Tijdens de eeuwwisseling in 1496 is
Jacób van Noort pastoor van War
mond opgevolgd door de reeds bo
vengenoemde pastoor Kersten wan
neer in 1514 de informatie wordt ge
houden voor de verponding, is er
Nicolaes Reynierszoon en na hem
een Dirck Cock, in 1537 overleden.
Een pastoor, die geen pastoor
Na zijn dood benoemde de heer
van Warmond, Jan van Duiven-
voirde zijn jongste zoon Jacob tot
pastoor. Maar de knaap was nog
-maar 21 jaar oud en geen priester.
Dus moest een priester het ambt van
pastoor waarnemen, zoiang Jacob
zelf nog geen priester was. Maar Ja
cob van Duivenvoirde werd nooit
priester, omdat hy daarvoor geen
roeping gevoelde en daarom be
noemde zijn oudste broer, ook Ja-
cok geheten, die inmiddels ambachts
heer was geworden in 1568, een an
der, Willem van der Mij tot pas
toor van Warmond, die te voren
al vicaris of waarnemend pastoor
van de kerk was geweest.
Deze Willem Pieterszoon van der
Mij zal wel de laatste pastoor van
Warmond voor de reformatie zijn
geweest; enige jaren later immers,
toen de stad Leiden werd belegerd
werd de kerk verwoest en de pas
toor, zal, gelijk zovele anderen, el
ders een goed heenkomen gezocht
hebben.
Verscheidene altaren.
De Warmondse middeleeuwse kerk
was rijk aan vicarieën en stichtin
gen; we vinden er altaren ter ere
van Maria, van S. Catharina, Ursu
la en de tien duizend maagden en
van de Allerheiligste Drieëenheid en
nog een vicarie van St. Matthias.
In 1413 werd door Jan van den
Woude en anderen een vicarie ge
sticht op het Maria-altaar; met bis
schoppelijke goedkeuring werd deze
vicarie in 1443 naar de kerk van
Katwijk overgebracht.
De familie van Alckemade en het
geslacht van Teylingen hadden elk
in de kerk hun eigen kapel.
Hendrik van Alckemade wordt in
de" oude stukken als de stichter van
een vicarie te Warmond genoemd.
Verder maakte in 1341 pastoor Ja
cob van Aelsmeer twee fundaties in
de Warmondse kerk; een ervan stond
ter begeving van de abt van Eg-
mond en de ander aan de heer van
Polanen. De pastoor vermaakte ook
zijn kelk, missaal en huis aan de
stichting ten gebruike van de pries
ters, die als vicarissen zouden dienst
doen.
Tenslotte noemen we nog de vi
caris door Volprecht van den Wou
de gesticht, die omstreeks 1350
kapelaan was en later deken van
het kapittel van de St. Pancras
kerk te Leiden werd. Ook deze vi
carie werd door de abt van Eg-
mond begeven en in 1574, dus nz
de verwoesting van de kerk, werd
zij overgeplaatst naar het oude
mannenhuis te Montfoort.
Het herderlijk schrijven
der Hervormde Synode
INDIEN wij alle beschuldigingen, De mens moet goede werken ver-
die in het „Herderlijk schrijven" rieten hu mno»
van de Nederlandse Hervormde Kerk
aan het adres van dc Rooms-Katho-
lieke Kerk gelanceerd worden, gron
dig wilden onderzoeken, dan zou een
serie van twintig artikelen niet vol
doende zijn. Het is voor een dagblad
uiteraard onmogelijk zoveel plaats
ruimte aan een onderwerp van deze
aard af te staan. Wij zullen ons dus
tot de beschouwing van enkele
hoo£dpunteh moeten beperken.
Het wordt ons door het document
in kwestie gemakkeiijk gemaakt.
Er loopt namelijk door heel het
schrijven een bepaalde lijn, die alle
protestante bezwaren tegen het Ka
tholicisme vooral tot één enkel her
leidt.
Men kan het samenvatten in de
korte, veelzeggende woorden: „De
verzelfstandiging van de mens".
Wat bedoelt men daarmee?
Het komt hierop neer. Volgens de
Katholieke leer staat, in het heiis-
proces, de mens als een zelfstandige,
eigenmachtige grootheid tegenover
God. Het heil, de rechtvaardiging, de
zaligheid is niet een loutere genade
gave van God. Het is mede de vrucht
van een prestatie van de mens. De
mens moet er „iets voor doen" om in
de hemel te komen, hij moet de he
mel „verdienen".
Hier ziet men het grote, funda
mentele verschil met de Reformatie.
Deze immers leert, dat de mens al
leen maar moet „geloven", dat God
hem redt, dat God „alles doet", (Sola
fides). Beweren, dat in het proces
der rechtvaardiging ook van de mens
iets gevraagd wordt, betekent een
ontwaarding van de goddelijke ge
nade. Terwijl dus volgens de Refor
matie in het heilsproces God alles
doet de mens behoeft zich slechts
gelovig,v d.w.z. met onbegrensd ver
trouwen over te geven aan de over
macht van God's genade zou naar
Katholieke opvatting de goddelijke
gave gedevalueerd worden door de
eis, die aan de mens gesteld wordt.
richten, hij moet de wet onderhou
den, hij leeft niet vanuit de blijde
heilszekerheid, voortspruitend uit
het geloof aan Gods belofte, maar hij
valt terug tot de „wettische" gods
dienstigheid van het oude verbond.
Bijna heel zyn aandacht wordt op
zijn eigen werken geconcentreerd.
Hij wordt de prooi van zijn „waan
der zelfstandigheid" en moet door
„eigenmachtige ijver" zich een plaats
in de hemel bemachtigen. Aldus de
Protestante voorstelling van zaken
over het Katholieke standpunt.
JMUSSCHIEN"komt een oppervlak-
kig lezer een ogenblik onder de
indruk van deze beschouwing.
Hij beluistert er een sympathieke
klank in, hij vindt een voorstelling
van zaken, die verleidelijk is door
haar simpelheid. Wanneer wij echter
deze voorstelling rustig confronteren
met de werkelijke, katholieke leer,
dan blijkt zij ten enen male te kort
te schieten, dan blijkt zij een schro
melijke verarming van de werke
lijkheid, en van het Christendom.
De zaligheid, zo zegt men, moet
louter en alleen een gave van Gods
genade, d.w.z. Gods genadigheid
zijn.
Mits men het goed verstaat kan
ook de katholiek deze waarheid on
derschrijven.
De katholieke leer over het gees
telijk leven is geheel doortrokken
van deze gedachte.
God is alles, de mens niets.
De nederigheid is de enige hechte
grondslag van alle geestelijk leven.
„Wat hebt ge, wat ge niet ontvangen
hebt? En waarom beroemt ge u er
op, alsof ge het niet ontvangen had?"
(I Cor. IV, 7). „Indien ge alles ge
daan hebt, wat u bevolen is, zegt
dan: „Wij zijn nutteloze dienstknech
ten". (Luc. XVII, 10). Treedt in het
novitiaat in een katholieke klooster
orde: voortdurend wordt u deze
waarheid voorgehouden.
Nooit mag de mens zich iets laten
voorstaan op hetgeen hy doet.
Wie zich verheft op hetgeen hij
gepresteerd heeft, heeft van het
Christendom nog niets begrepen. En
de mens groeit in genade en liefde,
naarmate hij beseft, dat de zaligheid
oneindig meer het werk van Gods ge
nade, dan van zijn armzalige „ver
diensten" is.
j^U zal men opmerken, dat er in
het Katholieke systeem toch in elk
geval over „verdiensten" gesproken
wordt. Willen wij begrijpen, wat de
Katholieke Kerk daaronder ver
staat, dan moeten we ons afvragen,
aan wie de goddelijke genade ge
nade geschonken wordt.
Men kan dit het best als volgt for
muleren; zij wordt, geheel „om
niet (gratis, gratia) geschonken aan
een mens, die zonder deze genade
niets vermag. Christus heeft het uit
drukkelijk gezegd: „Zonder Mij kunt
gij niets doen". (Joh. XV, 6). Impli
ciet ligt daarin al opgesloten, dat wij
mét Hem wel iets kunnen doen. Hij
zegt het uitdrukkelijk: „Hierin is
de Vader verheerlijkt, dat gij veel
vrucht draagt en mijn leerlingen
wordtAls ge mijn geboden on
derhout, zult ge in mijn liefde blij
ven. zoals ik de geboden van mijn
Vader onderhoudt en in Zijn Liefde
blijf." (Hfd. 8 en 10).
Weten wij dus, dat wij zonder
Christus niets vermogen, wij mogen
van de andere kant met Paulus her
halen: „Ik kan alles in Hem, die mij
versterkt". (Phil. IV, 13).«
Met hem moeten we ook getuigen:
„Wat ik ben, ben ik door Gods ge
nade" (I Cor. VI, 10). „Ik heb ge
plant, Apollo heeft besproeid, maar
God heeft de wasdom gegeven". (I.
Cor. III, 6).
DETEKENT dit alles, dat de mens
tegenover God een eigenmachtig
kunnen bezit, dat hem als een zelf
standige tegenpool tegenover God
plaatst?
Dat betekent het allerminst.
De mens heeft ook zijn taak te
vervullen in het proces der zaliging.
Er zijn duizenden texten in de Heilige
Schrift, die daarvoor nadrukkelijk
getuigen. Maar dit menselijk wer
ken staat op geen enkele wijze los
van de genade, integendeel, het is
geheel in de genade opgenomen, het
wordt door de genade gestuwd, ge
dragen, het vermindert de betekenis
van de genade niet, het verheft haar
juist op onvergelijkelijke tv ij ze.
Want de katholieke Kerk leert, dat
de genade van God niet werkeloos
blijft, niet in een louter in de lucht
hangende goedgunstigheid bestaat,
maar dat zij in de mens zelf een
kracht wordt, de kracht van God,
de kracht van Christus, de kracht
van de Heilige Geest.
YUAAROM spreekt de Kerk dan
toch steeds over de verdiensten
van de mens? Is dat niet in flagran
te strijd met deze opvatting?
Laat ons er allereerst op wijzen,
dat de leer over de verdiensten een
veel te grote nadruk ontving door
het feit, dat zij door de Reformatie
geloochend werd. Onze theologie is,
helaas, al te zeer een strijd-theolo-
die geworden. Wat de tegenstander
ontkent, wordt door ons met bijzon
dere nadruk bevestigd. Daardoor is
een accent-verschuiving mogelijk,
die funeste gevolgen kan hebben.
Want wat bedoelt de Kerk met
haar leer over de verdienstelijkheid
van de goede werken! Zij wil de men
sen daardoor wijzen op him verant
woordelijkheid.
Deze verantwoordelijkheid veron
derstelt natuurnoodzakelijk de vrij
heid van de mens.
Ik kan slechts verantwoordelijk zijn
voor die dingen waarin ik vrij ben.
Het is dwaasheid, het begrip verant
woordelijkheid te willen handhaven,
wanneer men de vrijheid ontkent.
Deze vrijheid van de mens wordt
door de oppermacht van Gods gena
de niet aangetast.
Hoe dat mogelijk is, kunnen wij,
schepselen met ons beperkte ver
stand, niet doorgronden.
De Katholieke Kerk heeft steeds
beide vastgehouden; de oppermacht
van Gods genade en de vrijheid van
de mens. Zij ziet in deze vrijheid
Op 1 Augustus zullen alle katho
lieke priesters van Hongarije moeten
verschijnen op een massavergadering
te Boedapest, ten einde, zoals enige
dagen geleden 35 „progressieve"
priesters in een oproep aan hun
ambtsbroeders hebben verklaatd, een
definitieve overeenkomst te treffen
tussen Kerk en Staat.
„Tijdens deze vergadering", zo
luidt de oproep „zullen wij uitdruk
king geven aan onze bereidheid om
de regering op alle mogelijke wijzen
te steunen bij haar streven naar de
vestiging van een vredesfront, naar
de verwezenlijking van haar vijfja
renplan en naar de verhoging van de
algemene levensstandaard Wij zul
len ons daarbij laten leiden door on
ze eerbied voor de wetteijke orde
de schoonste gave, die .de godde
lijke Schepper aan zijn schepsel ge
schonken heeft. Zij wil God als Ver
losser niet verheffen ten koste van
God als Schepper. Met Paulus er
kent zij, dat God het is, die in ons
„het willen en het volbrengen uit
werkt." (Phil. II, 13).
Hoe het mogelijk is, dat dit willen,
„ons" willen, vrij blijft, is een myste
rie, waarover de theologen zich
eeuwenlang het hoofd gebroken heb
ben zonder tot een eensluidende en
volkomen bevredigende oplossing te
komen. We staan hier in het randge
bied van het menselijk denken. Maar
door beide te handhaven: de opper
macht van de genade èn de vrijheid
van de menselijke wil, heeft de Kerk
de mensheid voor de vertwijfeling
bewaard. Want zodra men de mense
lijke vrijheid loochent, vervalt men
onverbiddelijk tot de leer der abso
lute praedestinatie.
Wanneer de mens niet vrij meer
is, moet men bedenken, dat hij door
God, buiten al zijn werken om, gered
of verworpen wordt. Het „decretum
horribile" (het huiveringwekkende
decreet) van Calvijn doemt weer op.
De grote hervormer was hier conse
quenter dan zijn volgelingen uit de
20ste eeuw.
/-\VER de praedestinatie-leer wordt
in het „herderlijk schrijven" met
geen woord gerept. Men wil er in Ne
derlands Hervormde kring over het
algemeen ook niet meer aan.
Men kan hier onmiddellijk een
vraag stellen. Hoe staat de huidige
Ned. Herv. Kerk tegenover de leer
der eeuwige verwerping? Ook hier
over wordt in het onderhavige schrij
ven niet gesproken. 1) Wij hadden
graag gezien, dat de opstellers van
de brief hier klare wijn geschonken
hadden.
Want deze kwestie hangt innig sa
men met een andere, die door het
herderlijk schrijven klaarblijkelijk
als uiterst belangryk beschouwt
wordt: de ernst van het zonde-besef.
De goddelijke Zaligmaker heeft de
mensen deze ernst vooral willen bij
brengen door de bedreiging met het
vuur der hel. Zodra men eenzijdig
de menselijke vrijheid (lees: de men
selijke verantwoordelijkheid) loo
chent, komt men tot de verschrik
kelijke ontdekking, dat de mens
weerloos aan de praedestinerende
God is overgeleverd óf wordt men als
vanzelf in de tegenovergestelde rich
ting de totale ontkenning van het zo
zuiver bijbelse begrip der eeuwige
verwerping gedreven.
Dat het herderlijk schrijven hier
de zaak in het vage liet, lijkt ons op
zijn zachtst gezegd een ernstig ver
zuim. Het doet onwillekeurig het
vermoeden van innerlijke zwakheid
opkomen.
Dr. HENRI VAN ROOIJEN,
Kruisheer.
1) Een enkele maal wordt het
woord „verdoemenis" genoemd, zon
der dat men daaruit echter enige
conclusie kan trekken. De zaak
klemt m.i. te meer, omdat men pre
dikanten rustig hoort beweren, dat
zij het bestaan van de hel niet aan
vaarden.
van de staat en onze trouw aan de
Hongaarse volksdemocratie.
De tot dusver gevolgde weg liep
dood. Thans zal een weg gevonden
moeten worden, waar langs de Kerk
in overeenstemming met de
godsdienstvrijheid, zoals deze in de
grondwet is gegarandeerd, zich kan
ontplooien".
In katholieke kringen van Honga
rije ziet men in deze oproep de aan
kondiging van de oprichting van een
schismatieke „Katholieke Actie".
Men herinnert daarbij aan het feit,
dat de op 5 Juli gehouden onderhan
delingen tussen Kerk en Staat volko
men zijn mislukt. Dit schijnt de re
den te zijn. dat men thans een pseu-
do-Katholieke Actie gaat oprichten
in navolging van Tsjechoslowakije,
die eveneens tot taak zal hebben
tweedracht en splitsing te veroorza
ken tussen het Episcopaat, de Clerus
en de gelovigen.
ZondaqmaJiqai
Indien het morgen mooi weer is en
bij wijze van buitengewoon gunstbe
toon de zon schijnt, moet men op het
middaguur eens proberen de zon
recht in het gezicht te kijken. Een
paar sekonden lukt het maar dan
is men gedwongen de ogen beschut
tend neer te slaan voor de verzen
gende stralen.
Het kan ook zijn. dat er een wol
kenfloers hangt en de zon daarachter
drijft als een bleke hostie tot plot
seling het wolkendek breekt en een
uitstorting van lichtstralen het oog
verblindt. Een korte tijd slechts
en dan verhult de zon weer haar
majesteit in de regen-nevel. En als
de avond komt, zakt zij weg in bloe
dende wolken-waden.
Drie mannen zijn er op deze we
reld geweest, die1 bij'hun leven reeds
het Eeuwige Licht hebben zien uit
breken door de sluier van Christus'
mensheid. Zij schrokken uit de
slaap wakker en zagen, hoe het ge
laat van Christus s^aitterde als de
zon. Na korte tijd hield de goddelij
ke uitstraling op en daalde de mens
Christus van de berg af, zijn bloedig
lijden tegemoet.
Een van deze drie mannen, Petrus,
schreef later, hoe hij ooggetuige was
geweest van deze plotselinge en kort
stondige iicht-val der goddelijke ma
jesteit. Een tweede, Johannes, heeft
in het Boek der Openbaring beschre
ven, hoe hij later, op het eiland Pat
mos, opnieuw de goddelijke Christus
aanschouwde in een vizioen: „Zijn
ogen waren als een vuurvlamZijn
stem was als het geruis van vele
wateren Zijn aanblik was schitte
rend. als de zon in haar kracht. Toen
ik Hem zag, viel ik als dood aan zijn
voesten.''
We kennen Christus uit de levens
beschrijvingen der evangelisten; we
kennen Hem in £et brood-floers van
de bleke Hostie, maar ieder van ons
zal op zekere dag „en gij kent dag
noch uur" moeten kijken in de
schitterende zonnestraling van zijn
goddelijk gelaat. Zijn aanblik zal
zijn „schitterend als de zon in haar
kracht." Moge ook ons dan gebeu
ren, wat Joannes in geest-verruk
king beleefde: „Maar Hij legde op
mij zijn rechterhand, en Hij sprak:
„Vrees niet!
MARIUS.
EEN LEUK JURKJE.
Heeft u een oude zomer japon, die
u niet meer kunt dragen of een klein
couponnetje? Maak er dan voor uw
kleine meid dit leuke jurkje van
Het is heel gemakkelijk zelf te ma
ken. Ook als u niet zo heel handig
bent, zult u met dit modelletje geen
moeite hebben en u zult eens zirn
hoeveel voldoening het u geeft en
hoe trots uw dochter is als moeder
haar jurk zelf heeft gemaakte Bo
vendien geeft het zelf maken een
grote besparing op uw budget en u
behoeft niet winkel in, winkel uit te
lopen om eindelijk soms niet eens
helemaal naar uw zin te slagen.
Een eigengemaakt jurkje heeft
nog het voordeel op een koopjurkje,
dat er niet hele reeksen van hetzelf
de model en dezelfde stof worden
gemaakt, zodat uw dochtertje niet
steeds weer haar eigen jurk tegen
komt.
De achterkant van dit model is
glad. De ruimte wordt in de taille
bijeengehouden door een ceintuur.
Het zeer eenvoudige voorpand wordt
door het aparte opgezette midden-
voorstuk onderbrokên. Hals en man
chetten krijgen alS-'"garnering een
brede bies in afstekende kleur. De
strikken in de taille worden van de
zelfde kleur gemaakt.
Klaargeknipte patronen van dit
model kunt u onder no. P 4859 be
stellen bij de redactie van ons blad
in de leeftijden 24, 46, 68, 8
10 en 1012 jaar a 0.95 per post
wissel of in postzegels (uitsluitend
lage waarden).
Vergeet u niet nummer en leeftijd
op te geven?
KINDEREN MET
VACANTE
Dat kinderen met vacantie nog
grotere eisen stellen dan anders, wat
betreft de kleding, zal iedere huis
moeder reeds lang ervaren hebben!
Wij geven hier enige eenvoudige en
practische ideeën, die misschien nog
een aanvulling kunnen betekenen
van de kinder-garderobe.
Links een strandjurkje van be
drukte katoen, dat onze kleine meis
jes buitengewoon flatteert. In het
midden een stemmig en toch spor
tief jurkje van wit linnen. Rechts
twee keurige hansopjes, waarvan
er één met aangeknoopte capuchon,
zeer practisch om kouvaten te voor
komen, wanneer de kinderen met
natte haren uit de badkamer komen,
VEILIG VERKEER.
Weggebruikers,
300 kinderen elk jaar weer.
Vallen ten offer aan het Verkeer!