ing-puzzels Een moeder die vecht voor haar kinderen Kerk zo klein, dat kerkgangers buiten stonden LEVENSWERK BEKROOND l\lexjaa%t in Indonesië ZATERDAG 18 FEBRUARI 1950 OE LEIDSE COURANT l'WEEDE BLAD - FAGINA JJET OPGEWEKT GEZEGDE: „Je leeft maar eens", dat niet alleen vermaant een goed gebruik van de tijd te maken, doch ook de vreugden des levens te smaken dit gezegde heeft een ander gezegde tot tegen hanger: „Je sterft maar eens". Sir Thomas More, Kanselier van Enge land, vergeleek de aarde met een ge vangenis, een prettige en tamelijk geriefelijke gevangenis overigens! maar al de gevangenen erin zijn ter- dood-veroordeelden. Het doodvonnis is zwaar en verschrikkelijk, wanneer het over een beklaagde wordt uitge sproken. Maar ook als de aardse rechter niet de staf over ons breekt (vroeger brak de reohter bij het vel len van een doodvonnis een stokje doormidden) blijft het altijd toch slechts uitstel van executie. Het schone lied: „Honderd jaar na dezen. Zullen we 'r niet meer wezen". dat iedereen op zijn tijd zingt en hossend wordt mee-gezongen, is daar. van 'n luchthartig, luidruchtig, maar onweersprekelijk getuigenis. f^E KERK GUNT, zoals men weet, de mensen gaarne een pretje en pleziertje en bemoeit er zich niet mee. Zo blijft een moeder rustig aan 't werk werk, als zij in de tuin de kinderen ziet ravotten. Wordt er echter uit de kinderschaar een nood kreet geslaakt, dan gaat de keuken deur open en komt moeder aanhol len Zo treedt ook de zeer moederlijke en bezorgde Kerk, onder wier vleu gelen we het geluk hebben door het leven te gaan, als een verontruste kloekhen (de vergelijking is door Christus zelf gebruikt) in de weer, zodra een van de haar toevertrouw den help! help! roept. Dan komt ze met alle geneesmid delen aandragen, die Christus haar heeft nagelaten. Dan rukt de kerke lijke Eerste Hulp-dienst uit. Soms is werkelijk het einde daar soms is het gevaar wel groot geweest, maar deinst de dreiging van de dood weer terug en herstelt de zieke, dank zij gebed en geneeskunst. Meestal verwekt het consternatie bij de huisgenoten, als de Kerk bin nenkomt met haar „laatste Sacra menten" waarmee een van ons „be diend" zal worden Het is dan juist niet het geschikte ogeriblik, om in een boekje te gaan lezen, wat er gebeurt en gebeden wordt. Aangezien ieder op zijn beurt mag hopen bediend te worden, kan het wel eens goed zijn alvast te voren na te gaan, wat er dan met hem gebeurt. I JIT DE LANG-VERVLOGEN en blijden dagen van de „lering" schiet ons te binnen, dat het H. Olie sel een sacrament der levenden is (in staat van genade te ontvangen), of schoon het 't sacrament der sterven den wordt genoemd. Die betiteling „der stervenden" moet men niet al te tragisch opvatten. In onze ken nissen-kring leeft iemand, die vier maal bediend is geweest en nog steeds gezond en wel rondhuppelt, in hoopvolle verwachting van een vijf de maal, die misschien wéér niet de laatste maal zal zijn. Zolang er leven is, is er hoop en daarmede houdt de Kerk ook in de gebeden van het H. Oliesel reke ning zo zeer zelfs, dat zij iemand die nog niet te lang heeft opgehou den tekenen van leven te geven in onzekerheid, of de ziel zich reeds van de stof heeft losgemaakt, toe fluistert: ..Si vivisIndien ge leeft". Dat is de toediening van het H. Oliesel „onder voorwaarde". De gewone toestand is echter, dat het H. Oliesel wordt toegediend, in dien de mogelijkheid groot is, dat een Christen, gelijk het populair, maar toch wel raak gezegd wordt, „ziel en lichaam niet meer aan elkaar kan houden." Daarom moet er bijtijds gewaar schuwd worden, en moet men niet zo dwaas zijn als Vrouw Haastig in het stuk van „Hendrik V" van Shakes peare, die van het ste-fbed van de olijke Sir John Falstaff veihaalt en dan er uitflapt: „Nu, ik, om hem te troosten, zeide, dat hij niet aan God moest denken; ik hoopte, dat hij het nog niet nodig had, zich met zul ke gedachten te plagen!" Het komt voor, dat een zieke even opkijkt, als hij hoort „bediend" te moeten worden, maar is het een maal gebeurd, dan daalt een grote vrede en gerustheid in hem neer. Het is niet voor niets een genade middel. Enige dagen geleden waren wij aanwezig bij een bediening en over wogen toen, hoe kalmerend en, haast zouden we zeggen benijdenswaardig het moet zijn bij volle kennis be diend te worden. Maar ook van deze patiënt hebben we goede en innige hoop. dat hij er boven-op zal komen, zoals de Kerk voor hem gebeden heeft: „Schenk hem barmhartig zo wel in- als uitwendig de vol komen gezondheid terug, opdat hij door de hulp van uw barm hartigheid hersteld, tot zijn vroe gere levensstaat weer geschikt worde I JIT DEZE AANHALING uit één gebed bij de toedining van het H. Oliesel blijkt reeds, dat de Kerk, die altijd de zonzijde van het mense lijk bestaan probeert te laten zien, ook aan een ernstig ziekbed het hoofd niet laat hangen. De éérste vermelding, die van het H. Oliesel wordt gemaakt, in de Brief van de Apostel Jacobus, is eveneens bezorgd, maar geens/zins neerslachtig: „Is er iemand van u ziek: hij roepe de priesters der Kerk; laat hen dan over hem bidden en hem zalven met olie in de naam des Heren. En het gelovig gebed zal de zieke behouden, de Heer zal hem opbeuren; en mocht hij zonden hebben begaan, dan zul len ze hem vergeven worden." Als de priester met de H. Olie een huis binnen komt, groet hij met: „Vrede zij dit huis", welke huisze gen in smeekgebeden wordt voortge zet. Daarna houdt hij zijn hand bo ven de zieke uitgestrekt en bidt, dat in deze „worde uitgedoofd alle kracht van de duivel". Vervolgens gaat hij over tot het zalven met olie van de zintuigen: ogen, oren, neus, mond, handen en voeten, bij iedere zalving zeggend: „Door deze heilige zalving en Zijn goedertierenste barmhartig heid vergeve u de Heer al wat ge door het gezicht (het gehoor enz.) misdaan hebt." Enige aanroepingen tot de Heer als „een sterke toren" volgen, waarna drie gebeden, welke alle drie het beste vebhopen voor de genezing van de zieke. Uit het 1ste: „Wij bidden U, onzen Verlos ser, genees door de genade van de Heilige Geest de krankheden van deze zieke en zijn wonden en vergeef zijn zonden en verdrijf van hem de smarten van ziel en lichaam." „Verkwik de ziel. die Gij hebt geschapen: opdat hij door deze beproevingen gezuiverd, zich door Uw geneesmiddel behouden voele." „Wees hier, Heer, op de aan roeping van Uw Naam goedgun stig tegenwoordig om Uw die naar. van zijn ziekte bevrijd en in zijn gezondheid hersteld, met Uw rechterhand op te heffen en hem aan Uw heilige Kerk met alle gewenste voorspoed terug te schenken." lyiEN ZOU VERWACHTEN, dat het de Kerk, die met Paulus „ster ven een gewin" acht, onverschillig zou zijn, of iemand het leven behoudt ja dan neen. Vooral de laatste regel van het laatste gebed toont integen deel eenzelfde verlangen als van de zieke zelf: weer gezond in de grote familiekring van de Christelijke ge meenschap te mogen terugkomen. Er zijn natuurlijk gevallen, dat de toestand van de zieke, ook bij toedie ning van het H- Oliesel, hopeloos is en tenzij een wonder uitkomst brengt hopeloos blijft. Maar de Kerk vecht als een goede Moeder van mensen tot het laatste toe, om hulp van de hemel af te sme ken. Slaagt zij er niet in lichamelijke genezing te verwerven, dan smaakt zij in ieder geval de grote troost de zieke met de olie der berusting ge balsemd en van zijn zonden gene zen te hebben. Dan verleent zij, puttend uit de onuitputtelijke genade-schat van Christus1 Kruisdood een volledige kwijtschelding van zondestraf. Dan weet zij de zieke gesterkt en toebereid voor de „Grote Reis" door de nuttiging van het Viaticum, eigenlijk „Reis-voedsel", in ons land de „H. Teerspijze" geheten: „Ontvang, broeder, (zuster) de teerspijze van het Lichaam van onzen Heer Jezus Christus, op dat Hij u voor de bozé vijand beware en u ten eeuwigen leven voere." r\EZE VERENIGING met de le- vende Christus, gaat gewoonlijk aan het H, Oliesel vooraf, maar ook bij de H. Communie van de zieke bidt de Kerk' „Het hoogheilig Lichaam van Onze Heer Jezus Christus moge aan onze broeder (zuster), die het ontvangt, zowel lichamelijk als geestelijk tot immer durend heil strekken." De Kerk, altijd bezorgd voor de ziel, heeft dus ook een grote zorg voor het lichaam, het lichaam, dat zij véél hoger schat dan welke sport vereniging ook, omdat het is een „Tempel van de H. Geest" en de kiem in zich draagt van een onster felijk leven in verheerlijkte lichame lijkheid. Een goede Moeder, de Kerk. die men maar hoog in ere moet houden! v. P. SASSEMSE D"PDELVINGEN DASTOOR ADRIANUS HEYDEND AAL WAS DE LAATSTE PASTOOR van Sassenheim in de 18de eeuw; de laatste ook, die de tijd van onvrijheid op godsdienstig gebied voor de katholieken heeft beleefd. Voor dat we verder gaan met de historie van die merkwaardige over gangstijd te vertellen, wil ik eerst iets meedelen over de stichting van een vicarie in het oude schuilkerkje. Op 19 December 1767 schonk een zekere Jacob Schellings, te Amster dam, daartoe gemachtigd door en in opdracht van Dirk Jan Heereman baron van Zuydwyck, heer van De ver, Lisse, Rumpt, Vronesteyn enz., "wonende te Roermond aan aartspriester Aymericus van de Capelle, toen pastoor te Vogelenzang en Hillego m, als één statie, aan obligaties een bedrag groot negen duizend gulden en stichtte daarmee een vicarie of fundatie op het altaar van O. L. vr cuw in de kerk van Sassenheim, met de verplichting dat er wekelijks drie H.H. Missen op dat altaar zouden worden gelezen tot intentie van de stichter. De aartspriester zou het geld beheren en jaarlijks uit de op brengst van het stichtingskapitaal de stipendia voor de H.H. Missen afdra gen aan de pastoor van Sassenheim en indien onverhoopt er daar geen pastoor meer zou zijn, deze vicarie verplaatsen naar de kerk van Lisse of naar een andere plaats in Hol land, „by een wettig Roomsch Catholyk Priester". De fundatie zou aan vangen op 1 Januari 1768 en ten eeuwige dage zijn. Na het ophouden van het ambt van aartspriester bij het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 worden de gel den beheerd te Amsterdam; nog steeds is de pastoor van Sassenheim tevens vicaris van deze vicarie. Ook de pastoors Nomius, van de Velde en Adrianus Heydendaal maakten fundaties in de Sassemse kerk; een bekende Amsterdamse fa milie eveneens, én wel Francoise Gillès, douairière van Arnold Roest van Alkemade, die hun naam ont lenen aan het huis Oud-Alkemade. Verscheidene oude Amsterdamse kerken hebben eveneens fundaties van deze familie. Tijdens het pastoraat van pastoor Adrianus Heydendaal, vroegen de kerkmeesters in Maart 1776 aan de Gec. Raden van Holland verlof: om het huis waarin tot hier toe den dienst voor de Roomsgezinden is gedaan, 'dat soo kleyn is en kort be paalt, dat het volstrekt onmogelijk de Ledematen van 't voorn, dorp bevatten kan, laat staan ieder eene fcehoorlycke plaats geven, vyf-'a zes en twintig voeten van agter uyt te setten en drie cosynen of vensters met een middenstyl daarin te mogen plaatsen". De gelovigen, zo klaagde het kerkbestuur, waren nu „velen ge- nootsaakt onder den blooten hemel hunnen godsdienst by te wonen, of tot andere naastgelegen kerken hunnen toevlucht te nemen". Na de gevraagde uitbreiding zou den zij „ordentelyck worden gebor gen" en bovendien zou er dan in het cude schuurkerkje „behoorlyck licht zijn toegebracht, vermidts 't gemelde huys in den winter zer duyster valt, alsoo hetzelve van de eene zyde, sciliset (n.l.) aan den tuyn van den pastoor en van agteren, 't geen op 't lant siet, alleen zyn licht schept". Een geruststelling Ter geruststelling en tot aanbeve ling voegden zij er aan toe: „die verandering, die geen de minste uyt- sicht ofte aensien aan den Heeren- weg kan geven zou te gelijk zeer ten bate zyn voor de armen alhier soo menigvuldich, dat dezelve nauwe lijks kunnen onderhouden worden" De verlangde toestemming kwam cp 24 Mei af en het werk vlotte blijkbaar goed, want op 26 Novem ber van dat jaar verleende de Gec. Raden toestemming de vergrote kerk in gebruik te nemen, nadat eerst een controleur, van der Linden ge heten op bezoek was geweest om het werk te inspecteren. Vóór de veran dering was de schuurkerk, van bin nen gemeten, 48J^ voet lang en ruim 31 voeten breed, er stonden twee rijen van drie kolommen in, die na de verlenging 5 werden. Het gebouw had aan de ene zijde ramen, vijf in getal, in de oude ach termuur stonden drie ramen, die in de nieuwe werden overgebracht. Zo werd het eerste kerkje, een stichting van pastoor Nomius aan de Heren weg vergroot en beter dienstbaar gemaakt aan de groter geworden statie. Het archief vermeldt ook nog, wat er zo al betaald werd voor de be perkte vrijheid, die de katholieken in die dagen genoten in hun simpel achteraf gelegen schuurkerkje: zij betaalden jaarlijks 60 gulden als een soort erkenning; aan admissie of toelatingsgelden moest voor een nieuwe pastoor 432 en voor een ka pelaan 300 gulden worden neerge teld, en wanneer een nieuwe baljuw van Rijnland zijn ambt aanvaardde, drukten de katholieken van Sassen heim hem een „warme hand" van 117 gulden! Gemakkelijk was de tijd niet, waarin pastoor Adrianus Hey dendaal de statie Sassenheim bestuurde; na de Franse revolu tie kwamen ook de Franse troe pen in ons land en het oude stadhouderlijke bestuur werd weggevaagd. Wel mocht in de jaren daar onmiddellijk aan voorafgaande de nuntius aan dringen op gehoorzaamheid aan het oude gezag; de katholieken evenals allen, die niet behoor den tot de oude staatskerk, die de hervormde kerk was, ver langden naar vrijheid en zagen nu hun kans zich die vrijheid te verwerven. Vrijheids-waan Het valt dan ook te begrijpen, dat onder degenen, die om de vrijheids boom dansten, ook de katholieken werden gevonden. In dat alles was een groot gevaar verborgen en wel, dat de zolang begeerde en nu ver kregen vrijheid de mensen bracht tot allerlei dolzinnige dingen en uit spattingen, een reactie op het eeuwen onderdrukt zijn. Verschillende pastoors en andere priesters hebben dat begrepen en gewaarschuwd, al waren er onder hen, die volop mee jubelden over de vrijheid, gelijkheid en broederschap en zich er direct voor lieten vinden als vertegenwoordiger van het Ba taafse Volk zitting te nemen in de vertegenwoordigende vergadering van de Bataafse Republiek. De pas verworven vrijheid leidde helaas tot excessen, hier en daar meenden de gelovigen de pastoor, die niet vrijheidsgezind genoeg was naar hun smaak, af te mogen zet ten, evenals het kerkbestuur, om volgens de nieuwe begrippen zelf een nieuwe pastoor en een nieuw kerkbestuur te gaan verkiezen. Een moeilijke tijd was het, waar in vele pastoors tussen twee vuren kwamen te staan, de corresponden tie, die de pastoor van Sassenheim voerde met aartspriester ten Hul- scher te Amsterdam vertelt ons daar over een en ander en doet nog meer vermoeden. Een oproep aan de katholieken van Nederland DE BOEKENSCHAT VAN HET APOSTOLAAT TER ZEE. In de haven van Rotterdam wer ken reeds vijf en twintig jaar de priesters en een kring van Katholie ke dames en heren aan het sociale werk onder de zeelieden Iedere Zaterdag gaan de aalmoezeniers en een aantal heren aan boord der schepen en inviteren de katholieke zeelieden, om de volgende Zondag naar de H. Mis te komen en alle anderen om de Zondagavond en de weekavonden door te brengen in een gezellig milieu, waar men niet speculeert op het geld en de goed geefsheid der zeelieden, maar als werkelijke vrienden tracht de zee man in zijn noden tegemoet te ko men. Ook voor de zeelieden van Ne derlandse nationaliteit worden ac ties gevoerd. Het spreekt vanzelf, dat de Nederlanders naar hun huis familie gaan, wanneer het schip in een Hollandse haven binnen loopt. Wanneer echter hun schip weer naar zee gaat, geeft „Stella Maris" een kist met boeken mee, om verveling en lediggang te voor komen. In 1949 konden 336 kisten met boeken worden -uitgegeven. Dit is veel. Maar nog altijd moeten vele verzoeken van rederijen en scheeps officieren worden afgewezen om de eenvoudige reden, dat er niet ge noeg boeken in onze bibliotheek aanwezig zijn. Thans zijn ongeveer 6000 boeken in omloop op de sche pen en als we aan alle aanvragen wilden voldoen, moesten er nog enige duizenden exemplaren bij komen. Het is hierom, dat wij een oproep richten aan allen, die belangstelling hebben voor het sociale werk on der de zeelieden en aller medewer king vragen, opdat binnen afzien bare tijd ieder schip kan uitvaren, voorzien van goede en gezonde lec tuur. Als men in zijn boekenkast kijkt, ziet men altijd wel een of meerdere romans, reisverhalen, de tectives en populair wetenschappe lijke werken, die men eenmaal kocht en las en daarna tussen zijn collectie plaatste zonder nog ooit naar het boek te grijpen. Laten die boeken hun geld opbrengen! Als ze alleen maar in Uw boekenkasten staan, is hun waarde vrijwel nul en kan men hoogstens genieten van de aardige stofband, die er om heen zit. Laten de zeelieden nu ook ge nieten van Uw boek; zij verdienen het en hebben er behoefte aan. Het is hun enige ontspanning op zee. Maar laten het dan goede boeken zijn, een oud prul van 1889 of een vervelend verhaaltje is ook voor een zeeman niet interessant. Stuurt ons Uw boek, wij betalen de porto kosten. Het adres is: R.K. Zeemans huis „Stella Maris", van Vollenho- venstraat 33, Rotterdam. Telefoon 24762, giro 95272. Voor Leiden kunnen de boeken ook afgeleverd worden bij eventueel afgehaald worden door Mevr. Moerer, Bakh. Roozenboom- straat 11, Mevr. Masseling, Hugo de Vriestraat 53, Mevr. G. v. Haas- trecht-v. Schaik, Hugo de Vries- straat 61. H.M. KONINGIN JULIANA BE ZOEKT RODE KRUISCONCERT H.M. de Koningin heeft Donderdag avond in Tivoli te Utrecht een con cert door het Concertgebouw-orkest o.l.v. Hein Jordans bijgewoond, dat werd gegeven ten bate van de bloed transfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis. H.M. koningin Juliana tijdens het concert. Naast haar jhr H. Beelaerts von Blokland. KONINKLIJKE VACANTIE. H. M. de Koningin zal Maandag met de drie oudste prinsesjes per trein naar St. Anton vertrekken. Half Maart hoopt H. M. terug te keren. VREDESCONGRESGANGERS KRIJGEN GEEN VISUM. De procureur-generaal bij het Ge rechtshof te Amsterdam, mr. A. A. L. F. van Dullemen, heeft de Vreemde lingendienst opgedragen, geen visa te verstrekken aan vreemdelingen, die het vredescongres van de C.P.N. zou den willen bijwonen. Het congres wordt einde van deze maand in Amsterdam gehouden. CANADESE „DIPLOMAAT" NAAR ZIJN LAND TERUG. De Canadese „diplomaat", die ver leden week door de marechaussee te Budel is aangehouden, en die een Apeldoornse autohandelaar voor 2.000 heeft opgelicht, blijkt ook in het buitenland, o.a. België, Frankrijk en Italië te zijn gesignaleerd. Daar de man bovendien een niet ongevaarlijke psychopaath blijkt te zijn, zal hij naar Canada worden te ruggestuurd. Vraag: Waarom moeten ouders, die militaire kostwinnersvergoeding ont vangen, 3 jaar nadat hun zoon uit Ir.dië is thuisgekomen nog belasting van deze kleine vergoeding betalen? Nooit is er kennis van gegeven, dat die vergoeding voor belasting heffing in aanmerking kwam. Na 3 jaar krijgt men de aanslag, wat nieu we zorgen voor het gezin meebrengt. Antwoord: Het is onaangenaam na drie jaar nog een aanslag in de in komstenbelasting te ontvangen, door dat men toen een kostwinnersvergoe ding ontvangen heeft. Het ware beter geweest, dat men bij ontvangst van de vergoeding de mededeling had ge kregen, dat er nog belasting van ver schuldigd wordt, zodat men dan daar voor gereserveerd zou kunnen heb ben. Er zal echter aan de wettigheid van de aanslag niets te doen zijn. Volgens het 2de lid van art. 34 van het Be sluit op de Inkomstenbelasting zijn o a. belast de niet als loon aange merkte periodieke uitkeringen van publiekrechtelijke aard. De kostwinnersvergoedingen die de ouders van militairen in voorkomen de gevallen ontvangen vallen onder genoemde periodieke uitkeringen en deze behoren dus tot het inkomen. Nu zal het veel voorkomen, dat de ander in loondienst is en uitslui tend loonbelasting betaalt. Wanneer buiten loondienst nog inkomen wordt genoten uit andere bestanddelen van rr.eer dan f 200.wordt een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd. (In welke speciale gevallen een aan slag inkomstenbelasting moet wor den verwacht behandelen we in één der volgende artikelen). Van het be drag der aanslag wordt o.a. de inge houden loonbelasting afgetrokken als voorheffing. In bovenstaand geval zal dus de kostwinnersvergoeding meer hebben bedragen dan f 200.per jaar en wordt deze bij het loon inkomen ge teld. Van dit totale inkomen wordt de belasting berekend waar dan de ingehouden loonbelasting afgaat. De bedoeling van het Besluit In komstenbelasting is, dat bij het begin van het belastingjaar waarin de in komsten worden genoten, een voor lopige aanslag wordt opgelegd, zo dat de belastingen van dat inko men betaald kunnen worden. Daar deze voorlopige aanslag uiteraard naar een geschat inkomen kan wor den opgelegd, wordt na afloop van het jaar een aangifte van het juiste inkomen verlangd Hierop wordt dan de definitieve aanslag opgelegd, be staande uit het verschil in de belas ting van het voorlopige en het de finitieve vastgesteld inkomen. Door de oorlogsomstandigheden is de op legging van de aanslagen zeer ver traagd. Het is te hopen, dat de nor male toestand spoedig zal terugke- BELANGRIJK Alle Katholieken leren goed en vlot spreken bij Instituut Redevo, J. de Wittstr. 34, telef. 20981. Het Seminarie der Paters Capu- cijnen, tot aan de verwoesting door de Engelsen in 1945 gevestigd te Lange weg (N. Br.), thans voorlopig ondergebracht in het landgoed Hui ze Beresteyn te Voorschoten, in af wachting van zijn definitieve op- blouw te Oosterhout (N.Br.), be leefde dezer dagen een niet geringe voldoening. Een zijner geschiedenisleraren zag een levenswerk, waaraan ge»- durende vijftien jaren werd gear beid, met succes bekroond, toen uit Rome het bericht kwam, dat hem door de Gregoriaanse Universiteit de doctorsgraad was verleend in de Kerkelijke Geschiedenis bij gele genheid van de publicatie zijner studie: Benoit de Canfield (1562 1610), sa vie, sa doctrine et son in fluence, Rome, 1945 (XXIII-516, in-8°). Deze studie over Canfield werd uitgegeven door het Internationaal Historisch Instituut der Capucijnen te Rome, maar is in beperkte op lage verkrijgbaar bij de auteur. P. J. CHRISTIAANSE, Noordwijk, viert 19 Febr. zijn 2e verjaardag in Indonesië te Djakarta. J. A. VAN KEMPEN, Rijndijk 167, Hazerswoude, viert op 19 Februari zijn le ver jaardag in Indonesië. C. L. DE JONG, Heemskerkstraat 105, Leiden, herdacht zijn 1ste Ind. verjaardag op de heenreis, viert nu zijn 4e op de terugreis, 21 Februari met de „Zui derkruis".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1950 | | pagina 5