m staö en polöens van leiöen
staan thans nog 9 molens
£en& tienden ap de £eidte waden
negentien molen a l
Nog anderhalve houtzaagmolen
Vijf watermolens op Leiden's grondgebied
ZATERDAG 28 JANUARI 1950
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BI AD - PAGINA
Historische monumenten u/orden bedreigd!
Wandeling
Tw/ee hebben er reeds hun wieken verloren
met vele
ontdekkingen
r>E HOUTEN WIPMOLEN AAN DE MAREDIJK stond met z'n wieken
„in 't kruis". Neen, dat begrijpt u niet. De wieken stonden, om zo te
zeggen, „overhek", als u dat beter verstaat, oftewel „overkruis". Maar u
begrijpt het nog steeds niet, tenzij ge de taal der molens verstaat. Helaas
is dat aantal niet groot, want met de molens verdwijnen ook de molen
kenners cn bovendien raken verschillende oeroude molengebruiken helaas
uit de tijd.
De wieken van de ronde stenen bovenkruier ik de Bosch- en Gasthuispol
der stonden, maar dat zult u dan ook niet begrijpen, in „werkstand", wat
eigenlijk onjuist is, om de doodeenvoudige reden dat die molen niet meer
werkt.
Maar laat ons terugkeren tot begrijpelijker taal. Want dit artikel wordt
niet op de eerste plaats voor molenaars geschreven (die er natuurlijk vak
technische fouten in-zullen ontdekken!) maar voor u, Leiden aars, die wel
licht dagelijks langs een of meer molens loopt, fietst of tramt, en die mis
schien nooit eens de moeite neemt zo'n bouwsel aandachtig te bekijken.
Ja, weet u eigenlijk wel hoeveel molens Leiden heeft? „De Valk" kent u
natuurlijk allemaal. En misschien zelfs „D'Heesterboom" of „De Harder".
Hebt u tijdens een verliefde wandeling langs de Maredijk het grappige
wipmolentje wel eens opgemerkt? Zo ja, dan komen we nog maar aan
vier stuks.
Schrik niet, Leiden telt momenteel nog negen molens op haar grondgebied
meer wellicht dan u had vermoed. Minder echter, veel minder, dan wel
eer haar wallen en ommelanden sierden. Want aan het einde der zeven
tiende eeuw sierden negentien molens de Leidse wallen. Met onze verde
digingsmuren hebben zij de strijd tegen het slopersgeweld verloren. Slechts
anderhalve molen bleven gespaard. Dan staan er nog enkele hier en daar
in het land verspreid. Bij elkaar zijn het er negen. Komaan, laat ons in de
heldere vrieslucht en onder een stralende winterzon eens gaan wandelen.
Wellicht ontdekt u wat u nooit eerder had opgemerkt.
„De Valk", zoals hij er nu staat,
dateert uit 1743, zoals een gevelsteen
vertelt. Tot de kap meet hij 30 en
tot de hoogste roe zelfs 43 meter. De
stenen romp herbergt maar. liefst
zeven verdiepingen, over de functies
waarvan molenaar Willem van Rhijn
gaarne hele verhalen vertellen
wil. Nochtans vinden wij het te in
gewikkeld hiervan een beschrijving
te geven. Het zij u voldoende dat tij
dens de stilstand een electrischee
machine, in het gebouwtje naast de
molen, de taak der wieken overnam.
Thans kan echter ook weer met
windkracht gemalen worden. En als
er een flinke bries staat, wil het nog
wel eens gebeuren, dat u de wieken
ziet draaien, machtig en beheerst,
met oerkracht de molenstenen tot
malen aandrijvend.
Beneden, onder het gekreun van
de houten kamwielen, huist de mo
lenaar in zijn rotonde. En bovendien
sedert enige jaren Marcel B. Keezer,
die er in een oventje zijn handge-
vormde ceramische kunstproducten
bakt.
„De Valk" rust als een trouwe
schildwacht op enige onzichtbare
resten van wat eens onze vesting
wallen waren. Hij rust in eenzaam
heid en hij kan het stilstaan niet
bekorten met een buurpraatje. Want
zijn buren zijn er niet meer. De Pa
pegay, de Koe, de Juffer, de Vech
ter en de rest van de 19 walmolens
zijn verdwenen. Slechts wanneer de
Valk ver voor zich uitstaart over de
stad, ziet hij aan de andere kant nog
één kameraad.
Onze fraaie molen „De Valk", de
enige walmolen die nog in volle
glorie troont.
(Cliché: Archief „L. Crt.")
De Valk
„De Valk" kent u dus. Het is de
enige korenmolen, die gaaf uit het
verleden tot ons gekomen is. Zij het
dan dat de molen na de bevrijding
jngrijpend is gerestaureerd. Dit moet
ons des te meer verheugen, daar
het een ontwaken betekende uit een
twintigjarige slaap. De vrees was
niet ongegrond dat het een eeuwige
slaap zou worden, of misschien zelfs
een gewelddadige dood. Gelukkig
hebben verschillende instanties be
grepen, wat hun voorgangers niet
begrepen hebben, dat de molens een
kostbaar cultuurbezit geworden zijn
en zuinig als kasplantjes bewaard
dienen te blijven. Vandaar dat „De
Valk" werd opgeknapt.
Leiden heeft nog één complete hout
zaagmolen: „De Harder" aan de
Maredijk.
(Foto: ,,De Leidse Courant")
De Harder
Houtzaagmolens bezit Leiden er
nog twee. Of eigenlijk nog maar an
derhalf. Want tenslotte kunnen we
„d'Heesterboom" van Houthandel
Noordman aan de Haagweg moeilijk
meer voor een complete molen ver
slijten, sedert het vorig voorjaar de
wieken van de romp gescheiden
werden. We houden het dus op een
halve molen.
Die hele molen staat („ohhh ja",
zult u zeggen) aan de Maredijk, dat
wil zeggen; aan een zijweggetje
daarvan. Het is „De Harder", van
Houthandel Gebr. Mulder. Dit mooie
exemplaar heeft een eigenaardige
geschiedenis achter zich. Oorspron-
xelijk stond op deze plaats een an
dere molen. Deze werd echter in
1883 door brand verwoest. Nu stond
er ergens in Amsterdam een molen
„De Kat", daterend uit 1755. „Wel
nu", dacht de toenmalige houtzager,
,,ik ga die kat kopen" Dat hij geen
kat in de zak kocht, wordt vandaag
aan de dag nog bewezen. Want het
is een mooie molen, die in deze lan
delijke omgeving uitstekend tot zijn
recht komt. In 1884 werd „De Kat"
naar hier overgebracht.
Maar toen kwam die beroerde
economie er tussen. Deze economie,
die hoe langer hoe hogere eisen
stelt, kon zich er niet meer mee ver
enigen dat de molen alleen maar
draaide, en dus zaagde en dus werk
te, wanneer hij er zin in had, ofte
wel wanneer er wind stond. Dies
,verd er een electrische motor in ge
plaatst, die de taak der wieken over
nam. Doch toen de laatste wereld
oorlog eenmaal een tijdje aan de
gang was en de electriciteit schaars
werd, begon men de molen te res
taureren, zodat weer met wind
kracht gezaagd kon worden. Thans
wordt er natuurlijk weer electrisch
gewerkt, maar de molen is intact
gebleven en siert zijn omgeving.
D'Heesterboom
Hoe anders is het d'Heesterboom
vergaan! Ook deze molen draaide
vlug of traagzaam, al naar gelang er
wind was, zijn wieken in het rond
om planken te zagen van boomstam
men. En ook hier werd een electri
sche machine bijgeplaatst, om steeds
zeker te zijn van energie. Ondertus
sen echter raakte de molen in ver
val. Zo erg zelfs, dat op een gegeven
moment besloten moest worden de
wieken te verwijderen. Met tranen
in de ogen zagen velen dit prachtige
monument slopen. Dat is nu een jaar
geleden. Nog steeds troont d'Hees
terboom tussen, en boven de hout-
loodsen. Maar zonder luister, want
zonder wieken.
„Tja", zegt de heer Noordman.
„Wij vinden het ook heel erg jam
mer. Maar economisch betekent de
molen niets meer voor het bedrijf.
We werken uitsluitend electrisch. En
daarom is het bedrijfs-economisch
Houtzaagmolen „d'Heesterboom" aan de Haagweg. Van alle glorie ont
daan, troont deze reus, treurend ov er zijn lot, op het bedrijf van Hout
zagerij Noordman. (Foto: ,,De Leidse Courant")
niet verantwoord grote kosten
want dat kost vele duizenden! te
spanderen aan iets wat louter en
alleen als versiering en reclame van
ons bedrijf kan dienst doen. We on
derhouden de romp, omdat daarbin
nen onze werkruimte ligt, maar
verder doen we er niets aan, kunnen
we er niets aan doen. Want als men
gaat restaureren, moet het goed ge
daan worden. En dat kost(hier
volgt het bekende gebaar met duim
en wijsvinger). De vereniging „De
Hollandsche Molen" zou er, ook fi-
nantieel, wel meer belangstelling
voor tonen, als de molen weer in
bedrijf gesteld werd. Maar dat zou
voor ons niet economisch zijn. En
daarom denken we daar niet aan.
Monumentenzorg heeft nog geen en
kele toezegging gedaan, doch ver
bood ons slechts de romp af te bre
ken. Alleen de onderdelen, die ge
vaar opleverden, mochten verwij
derd worden en bewaard. Aan de
gemeente Leiden hebben we een uit
voerig rapport gezonden, samenge
steld o.a. door de zeer bekende mo
lenbouwer en uitvinder Dekker. De
gemeente zegt: het zou jammer zijn
als deze molen werd afgebroken.
Verder horen we er niets van".
„Tja", zegt wethouder A. J. Jonge-
leen, die we op het Stadhuis op
zochten. Wij staan er als gemeente
bestuur helemaal niet afwijzend te
genover om hier iets aan te doen.
Maar dan met behulp van eigenaar,
Provincie, Rijk, „De Hollandsche
Molen" en Monumentenzorg. Het
zou een ramp zijn als deze molen,
die daar zo prachtig ligt, moest ver
dwijnen. Hebt u wel eens gezien hoe
schitterend mooi het is, wanneer men
vanaf de Vink Leiden nadert en dan
de molen ziet staan met de stad er
achter?,, Ja, dat hebben we vaak
gezien!
Zo staan hier dus de zaken. Deze
achtkanten bovenkruier met rietbe
dekking en stelling behoorde tot de
fraaiste houtzaagmolens die Holland
thans nog bezit. We kunnen al niet
eens meer zeggen: er dreigt gevaar!
Er is immers al kwaad geschied.
Maar wel kan gezegd worden: O Ne
derland, let op Uw saeck! Wie het
doet, blijft ons om het even. Maar
iemand moet het doen. Hoe dan ook.
Er moet een mogelijkheid gevonden
worden om „d'Heesterboom" voor
Leiden en Holland te behouden!
De Stier
Maar de Valk kijkt niet zo graag
die kant uit. Want, onder ons gezegd,
hij geneert zich een beetje. En dat
is niet verwonderlijk. Want als je
zelf weer zo keurig in wieken en
balie gestoken bent, moet je wel
een beetje neerzien op de peperbus
die eens je fiere broeder „De Stier"
was. „De Stier" heeft echter z'n ho
rens en daarmede z'n mannelijke
irots verloren. Akelig, koud en kaal
staat hij aan de Oude Herengracht
een beetje gêne tegen de profane
garages van de Gemeentelijke Rei
nigingsdienst aan. Kan het tragi
scher? Als of men die stompe toren
met z'n zinken dakje opzettelijk bij
het oud-vuil heeft neergezet. Om
weg te teren. Om te verdwijnen uit
de geschiedenis. En aan „De Valk"
bet alleenrecht te laten als monu
ment, ter nagedachtenis aan onze
walmolens.
Enige jaren geleden klom een
edelachtbaar college, het waren bur
gemeester van Kinschot en zijn wet
houders, de stoffige trappen op, om
Kauaalweg het droog houden van
de hier aan te leggen sportvelden op
te dragen.
Hiermede heeft deze molen een
belangrijk voordeel op z'n oudere
soortgenoot in de Bosch- en Gast
huispolder. Als u eenmaal bij de
Lammebrug bent aangekomen, neem
dan de Blauwe Tram naar de Zil-
verfabriek in Voorschoten. U pas
seert dan deze molen aan de Korte
Vliet. Deze stenen bovenkruier, in
1802 gebouwd, is stil gelegd en ver
vangen door een electrisch gemaal.
Bovendien ligt de molen in het uit
breidingsplan Zuid-West en moet
dus verdwijnen.
„Toch is dit nog niet helemaal ze
ker", aldus wethouder Jongeleen.
Als we een goede functie kunnen
vinden, kan de molen heel misschien
behouden blijven, al is de kans zeer
gering". Inderdaad zeer gering.
Want het is moeilijk een functie te
vinden, wanneer de molen eenmaal
door hoge huizenblokken zal zijn
ingebouwd. Of.... de molen zou in
de geprojecteerde waterpartij moe
ten vallen. Dan zouden wij wel een
toekomstige bewoner weten!
De derde en laatste molen van dit
soort staat in de Slaagh- of Grooten
en Kleinen Stadspolder aa)i de
Slaagh- in de volksmond Stinksloot
genaamd, ten noorden van de stad.
Wist u dat? Troost u; wij ook niet!
Hij werd gebouwd in 1856 en draait
nog steeds lustig zijn wieken in het
rond.
En als u op uw wandeling ook
deze molen bezocht hebt (schrik
niet van de naam Stinksloot, want
het valt wel mee) moet u tot de con
clusie gekomen zijn dat Leiden in
derdaad nog negen molens heeft. Ne
gen monumenten, die sieraden zijn
in ons Hollandse landschap. En daar
om met de meest mogelijke zorg om
ringd moeten worden. Om bewaard
te blijven. Waartoe wij, wie dan ook,
niet genoeg kunnen aansporen!
N. S.
Dit beeld herkent u waarschijnlijk niet. Het is de romp van molen „De
Oranjeboom" aan het Plantsoen, die in 1904 werd afgebroken.
(Cliché: Archief „L. Crt.")
De armzalige peperbus aan de Oude
Herengracht, eens „De Stier" geheten
thans van alle luister ontdaan.
(Foto: ,,De Leidse Courant")
het inwendige van „De Stier" eens
te gaan bekijken. Wie weet, mis
schien zou restauratie mogelijk zijn.
Maar alras werd het de heren dui
delijk dat hier geen menselijke hulp
meer baten kon. De romp was to
taal verrot. Nu kan men wel zeg
gen: bouw dan een nieuwe romp.
Maar ach, dan is het „De Stier" niet
meer. En daar het er om ging een
historisch monumeift te behouden,
niet om een nieuw gebouw te zet
ten, besloot het college, zich het stof
van hun broekspijpen slaand, dat
„De Stier" niet zou herrijzen, geen
wieken en geen balie meer zou krij
gen. En weest er van overtuigd,
wanneer deze edelachtbare heren
iets besluiten, dan gebeurt het al
dus!
Wel werd toen besloten alle aan
dacht te wijden aan „De Valk", die
inmiddels in gemeente-handen over
ging en grondig werd gerestaureerd.
Dit tot vreugde van vele Leidenaars
en tot verfraaiing van onze stad.
Want „De Valk" is een eerbiedwaar
dig monument geworden, dat ons
nog dagelijks herinnert aan het Lei
den van vroeger, toen negentien
stel molenwieken op de stadswallen
hun kruisen sloegen. Er is niet veel
van overgebleven. Maar ,De Valk"
is er des te kostbaarder om!
Het wipmolentje aan de Maredijk,
achter de Mariënpoelstraat. I
(Foto: „De Leidse Courant")
Aan watermolens is Leiden eigen
lijk nog het rijkst! We tellen er mo
menteel nog vijf op Leids grondge
bied. Nu behoeft u niet uw wenk
brauwen te fronsen: waar staan die
dan allemaal? Want het is zo. We
hebben ze nauwkeurig geteld. Kom
aan, denk eens na! Over het houten
gele wipmolentje aan de Maredijk
schreven we reeds. Dat zult u wel
eens gezien hebben. En als u op die
plaats even verder kijkt, de polder
in, dan ziet u in de richting van
„Oud Poelgeest" nog zo'n molentje,
precies eender.
Tenminste, wij leken, zien dat zo
en bemerken geen verschillen. Maar
spreek er niet met een molenaar
over, want die lacht om uw argeloze
onwetendheid.
In leeftijd verschillen beide niet
zoveel. De molen aan de Maredijk
werd in 1735 gebouwd en in 1930
voorzien van een hulpmotor. De an
dere, die tot taak heeft de Kikker
polder droog te houden, is iets jon
ger en dateert uit 1752. Het verschil
tussen beide is niet zozeer dat de
laatste niet geel, maar rood is. Doch
dat het rode molentje een scheprad
heeft, twee meter buiten de molen
gebouwd, in plaats van tegen de
molen aan.
Dat zijn er dus twee. En de andere
drie? Geduld, we zullen ze u wijzen.
Wandel, zoals wij dat deden met
cit prachtige winterweer, eens langs
de Nieuwe Vaart, of het Kanaal zo u
wilt. In de Rodenburger- en Kro-
nensteinse polder staat een ronde
stenen bovenkruier, in 1893 ge
bouwd, nadat de vorige was ver
brand. In 1910 vond een ingrijpende
restauratie plaats. Ook hier bevindt
het scheprad zich een eind van de
molen vandaan.
Deze molen blijft nuttig werk ver
richten. Ondanks het feit dat de
polder in het uitbreidingsplan valt
en volgebouwd wordt. Want omdat
de kansen tot en medewerking voor
behoud veel groter zijn, wanneer de
molen een functie blijft vervullen,
is besloten om deze molen aan de
De molen in de Bosch- en Gasthuis polder, die reeds buiten gebruik ge
steld is en hoogstwaarschijnlijk wel zal verdwijnen uit dit polderland
schap. (Cliché: Archief ,,L. Crt.")