ZAK-AGENDA 1950
Op zoek naar „paapse
stoutigheden
Wat de belasting-betaler
mag aftrekken!
'Uevjaaxt
in Indonesië
"71
nesië
ZATERDAG 7 JANUARI 1950
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD - PAGINA 1
TEN BOEK, GEHEIMZINNIG als
dit, hebben we nog nooit gele
zen.
Het is het vervolg op een roman,
welke wij juist met spanning (maar
zonder er veel wijzer of beter van
te worden) hebben doorgerend. De
hoofdpersoon is dezelfde gebleven,
maar op de eerste bladzijden is de
schrijver de draad van het vorig
verhaal reeds kwijt, hopeloos kwijt!
Ten minste die indruk krijgt men
bij een vluchtig doorbladeren. Ach
ter-af zal wel weer blijken, hoe het
een past aan het ander en hoe de
hoofdpersoon langs grilige dwaalwe
gen en over gevaarlijke berg-paadjes
waarbij je soms je hart vasthoudt
en je haren te berge rijzén door
de auteur wordt geleid naar het doel,
dat deze bij het ontwerp van zijn
roman op 't oog had.
Meestal zet de schrijver zich on
middellijk aan het bedenken van een
nieuwe roman, welke hij nu eens
voltooit, andermaal onverhoeds af
breekt en dat dan liefst midden in
een dramatisch hoogtepunt, waarbij
de lezer in het ongewisse wordt gela
ten, of het uitdraait op een happy
end, ja dan neen. Dan moet je er
maar naar raden.
r\E ROMAN, welke thans „ter in-
zage" naast ons op tafel ligt, is
nauwelijks te geloven! het 45ste
vervolgverhaal. De voorafgaande
delen vullen reeds meer dan twee
planken van de boekenkast. Als we
naar die volle planken kijken, ver
bazen we onszelven er over alle de
len gelezen te hebben. Het een met
meer plezier dan het andere dat
is waar maar altijd zo gretig en
gespannen, dat we het met een zucht
dichtsloegen en onmiddellijk aan het
pas-verschenen vervolg begonnen.
Mijn ouders, die zich het werk be
gonnen aan te schaffen, wisten eerst
niet, of het ooit verder dan een tri
logie zou worden gebracht. Het
was zo'n kinderachtig verhaaltje.
En nu is het al tot een quadraginta-
quinquologie uitgegroeid!
Ieder jaar een nieuwe aflevering.
En nog steeds weet de lezer, en
merkwaardig genoeg ook de hoofd
persoon niet, waar het heen moet en
hoe het geval zal eindigen.
Het aardige van deze roman-serie
toch is, dat de hoofdpersoon ze zélf
ook leest begrijpelijkerwijs met
veel meer spanning en aandacht dan
de buitenstaander.
Het alleraardigste echter komt
nog: de hoofdpersoon leest in de ro
man, wat er met hem gebeurd is,
zender er het flauwste benul van te
hebben gehad, dat het gebeuren zou!
Hij staat zelf voor verrassingen,
welke de schrijver voor hem uit
denkt, vrolijke en treurige verrassin
gen, en hij moet dat alles maar slik
ken als zoete koek en bittere pillen.
VERS VAN DE DRUKKER, met
het jaartal 1950, ligt het 45e deel
„ter inzage". Hetgeen niet wil zeg
gen, dat het na de inzage mag wor
den teruggezonden. O ho! neen!
Tenminste niet door de hoofdper
soon. Buitenstaanders kunnen het
ongelezen ter zijde leggen, doch de
handelende persoon is verplicht, zo
niet gedwongen, bladzijde voor blad
zijde door te lezen en aan hét slot
krijgt hij van de uitgeverij de nota
thuis. En als zijn haren niet stijf
recht-op zijn gegaan bij het beleven
van zijn eigen avonturen en- de ge
pleegde chantage door de belastin
gen, gebeurt dat zeker bij het pre
senteren van de rekening plus in
casso-kosten. Die boeken zijn zo
duur. dat de schuld van jaar op jaar
dreigt op te lopen en dan met inte
rest wordt opgeëist.
TJET BOEK ziet er, in zijn rood-le-
*^ren kaft, waar met gouden let
ters het getal 1950 is ingedrukt, zeer
aan'okkelijk en smakelijk uit.
Alvorens er een nieuwsgierige
blik in te werpen, wogen we het op
de hand-palm. We bevonden het zeer
licht Als het maar niet tè licht wordt
bevonden!
Toegevend aan een lakenswaardige
aandrang sloegen we de laatste blad
zijde het éérste op. Tot onze vreugde
lazen we, dat het nieuwe Oudejaar
op een Zondag valt, zodat er twee-
en-een-halve dag vacantie-extra in
het verschiet ligt. Met'de gang van
zaken op Zondag j.l. heeft iedereen
zich bekocht gevoeld. Terugblade
rend lazen we op Kerstmis zo waar
Z]A dag buitengewone vacantie.
Dit vooruitzicht bracht ons in zulk
een montere stemming, dat we het
begin van de roman opzochten en
ons ijverig tot lezen zetten.
^POEDIG hielden we er mee op.
Niet omdat de eerste aanloop
weinig belangwekkend was.
De hoofdpersoon opent de roman
met een alleenspraak-voor-het-
haardvuur, waarbij hij zichzelf be
looft een levenswandel te gaan be
trachten, christelijker dan tot nog toe
het geval was.
Daar is de lezer is van harte mee
eens. Vooral in de laatste 20 delen
van de roman, was die levenswan
del niet veel zaaks.
Men zegt, dat slechte romans
boeiender zijn dan deugdzame. Wan
neer de held van het verhaal echter
door 20 afleveringen heen niet veel
anders doet dan vallen en opstaan,
verlangt zelfs de grootste bewonde
raar van psycho-analytische romans
er naar, dat de meneer eindelijk eens
kalm zal gaan zitten.
|~VP BLADZIJDE 4 stokten we ech-
ter reeds in de lectuur.
De hoofdpersoon van het verhaal
is bezig een pijp te stoppen en laat
zich met de eerste tabakswolk een
zucht ontglippen. Hij was doende
dit zeer lezenswaardig verhaal-\
een-verhaal te schrijven, met het
boekje 1950 opengeslagen op de ta
fel, naast zijn bloc-note.
De berookte zucht laat zich
volgt onder woorden brengen:
„Het is toch sterk, mijn eigen
levensverhaal niet verder te kun
nen lezen, dan tot op 't ogenblik,
dat ik deze zin beëindig. Vandaag
is het Woensdag 4 Januari, maar
ik tast in 't duister, hoe het met
me zal zijn op Zaterdag 7 Januari,
als deze letteren onder de ogen
van sommige Leidse Courant
lezers komen! Het is mogelijk,
dat ik er niet meer ben, of ziek
in bed lig of een onverwachte
erfenis heb gekregen. Ging niet
de blozende, gezonde boterhan-
delaar onlangs van onze deur weg
met een „Tot Kerstmis, me
vrouw!", terwijl we tevergeefs
op zijn terugkeer zullen wach
ten? Zijn levens-verhaal hield
vlak voor het einde van de vo
rige aflevering op. De schrijver
had er weer'eens onverhoeds een
eind aan gemaakt. En wat de
auteur met mij voorheeft, in geen
velden of wegen dat ik het
weet."
Aldus de vertaalde zucht.
DF.ZE OVERPEINZINGEN beletten
de lezende hoofdpersoon overi
gens niet wat verder in het boekje
te grasduinen Hij ging vrij trots op
zijn talenkennis, maar kwam weldra
tot dc pijnlijke teleurstelling, dat hij,
met zijn gehele levensboek voor
1950 van a tot z in handen, er
geen woord in kon vorderen- Een
hernieuwde zucht volgde:
„Een analphabeet snapt van
dit geheimschrift even veel als
ik! Op 22 Juni lees ik dat het
„Begin van de Zomer" is gekomen.
Dat is prettige mededeling voor
waar! Maar hoe ik ook tuur,
het is niet te ontcijferen, of het
dan vrede of oorlog zal zijn. AI
kijk ik nu lang of kort naar die
bladzijde; al raadpleeg ik alle
woordenboeken, die in het ge
leerde Leiden me ten dienste
staan, ik word er geen letter wij
zer van. Is dat niet vernede
rend?"
Op dit punt van de alleenspraak,
mengde de Schrijver die stil de
kamer was binnengekomen, zich in
het gesprek:
„Vriend"' zei hij vaderlijk
vermanend. „Je rol in dit
boek 1950 heb ik al bedacht in
grote lijnen. Die rol staat in het
kleine boekje van je zak-agen-
da voor mij zeer duidelijk opge
tekend, maar ik laat het aan jou
over die rol te spelen, zoals je
zelf verkiest.
Je kunt er een glans-rol of
hakkel- en stamel-werk van
maken. Het hangt van jou af, of
de boze gezichten in de parter
re zich verwringen tot een ha
telijk gegrinnik of dat de enge
len-bak je in volle koren toe
juicht
Je zoudt van je spel echter
niet veel terecht brengen, als ik
niet souffleerde.
Daarom deze goede raad: lét
bij je levensspel 1950 met open
oren op de Souffleur in zijn ver
borgenheid.
Hij zal je nu en dan een
krachtig duwtje geven als je te
dicht bij de rand van het toneel
dribbelt en je moed inblazen, als
je in verwarring blijft steken.
Het geheim, aan dit rode boek
je 1950 het succes van een on
eindig aantal herdrukken te
verzekeren, bestaat uit deze
éne, simpele raad: Steun volle
dig op de Souffleur. - Want zon
der Mij kunt ge niets doen.
En nu dapper de roman ten ein
de gespeeld!"
De lezer legde het boekje naast'
'zich open, en begon te spelen.
v. F
SASSEMSE DIEPDELVINGEN
T"\E DOMINé EN DE OUDERLING VERTELDEN AAN DE AFGEZANT
U van het Hof, op zoek naar paapse stoutigheden in Rijnland, dat de
schout en de secretaris van Warmond „paepsgesint" waren en dat tus
sen Sassenheim en Lisse „naest hel huys van Lansiot een priester, genaemt
Heer Engelbrecht" woonde. Blykbaar heeft mynheer PYancken daarna
ook zyn licht opgestoken in de dorpsherberg; zyn verslag zegt ten minste,
dat het verhaal van de predikant „by den waerdt in Warmondt wierde
geconfirmeert".
Van predikant en ouderling hoorde hy verder, dat sinds ongeveer een
jaar „seecker latynsche schoolmeester" zich te Warmond had gevestigd;
de man zou 10 of 11 kinderen in huis nebben, waarvan er twee of drie
hervormd waren, die dagelyks ter kerke kwamen. Zyn vrouw en haar
zuster waren protestant. Natuurlyk werd ook de schoolmeester gehoord;
hy heette Co melis Lo vering, uit Leiden geboortig. Zyn ouders waren
katholiek en sedert kort overleden; ook hy was katholiek, maar zijn vrouw
was inderdaad „van de gereformeerde religie". Vóór zyn komst naar War
mond was hy conrector geweest van de school te Noordwyk. maar na zyn
huweJyk voor twee jaar terug met een dochter van schout Meyburch van
Sassenheim, had hy zich te Warmond gevestigd, sich aldaer generende
met instrueren van de jonge jeught in de latynsche tale". Hy had 8 in
wonende leerlingen en twee externen. Onder die acht internen waren er
drie katholiek, die met zijn vrouw naai de kerk gingen, „daerinne ook
baere volcomen vryheyt laetend".
De pastoor laat los, precies
wat hij wil.
Toen had Francken voldoende in
formaties gekregen in Warmond, hij
trok naar de woning van pastoor
Engelbrecht, die hij niet thuis trof.
Hij vond het huis „vóór te wesen
een propre burgerwoninghe ende
achter een brouwerye ende koestal".
Uit het voorhuis kwam men met
een trapje in de kamer van de pas
toor, waar' ook een altaar stond. Ter
wijl hij „besich was met seeckere
dochter aldaer, ten huyse gevon
den, wat te ondervragen", kwam de
pastoor thuis. Hij vertelde, Engel-
bertus Roxelius te heten, oud om
trent 40 jaar te zijn en geboortig te
zijn uit Munster. Hij was 10 a 12
jaar priester en sinds 8 jaar in ons
land; met Allerheiligen moest het
acht jaar worden, dat hij in Sassen
heim was gekomen. Overeenkomstig
de voorschriften had hy zich twee
maal gemeld, zowel bij de baljuw
van Rijniand als bij het dorpsbe
stuur van Warmond.
Francke vroeg hem, waarom hij nu
zo vermoeid was, waarop de pastoor
ten antwoord gaf, dat hij juist van
Warmond kwam, waar hij zijn ziel-
zorgwerk had verricht.
Ook werd hem gevraagd of hij
door Rovenius, de Ap. Vicaris of
door pastoor Marius, namens het
Haarlems kapittel, naar deze statie
was gezonden. Merkwaardig is, dat
pastoor Roxelius antwoordde, „noch
van Rovenio noch van Mario, noch
van eenige geestelyckheyt" zijn zen
ding te hebben ontvangen.
Dat lijkt vreemd, maar in die da
gen, waarin de organisatie van de
Hollandse Missie nog in haar kin
derschoenen stond, was het toch heel
goed mogelijk, dat een of andere
priester zich zonder zending van de
kerkelijke overheid maar ergens
vestigde.
Natuurlijk werd hem ook
vraagd, waar nij gewoonlijk de H.
Mis las en zijn ander priesterlijk
werk verrichtte Het antwoord luid
de: „binnen Warmondt, Lis, Sassen
ende Voorhout". Gewoonlijk kwa
men er ongeveer 100 mensen bij
een. Toen vroeg de gezant bij het
Hof hem, waar hij zo juist te War
mond dienst had gedaan, maar de
pastoor zei „de man niet te ken
nen, daer hij huyden dienst heeft
gedaen". Ook riep hij de mensen
niet bijeen; hij zing alleen daar
heen, „waer ter plaetse hij ver-
socht werd".
Het huis waar hij woonde was van
Pieter Janssen Pronck.
Gevaarlijke vraag.
Welke boeken hij gebruikte? En
hij antwoordde „in 't bedienen van
de misse hem te behelpen met soda-
nige boeken als hem werden gege
ven ter plaetse, daer hij dienst doet."
Collectes hield hij niet en werden
voor zijn onderhoud ook niet gehou
den; hij ontving alleen ,,'t gunt hem
gratis werdt gegeven ende datgene
hij boven syn nootdruft overhout"
schonk hij aan de armen .Het doop
boek kreeg Francken niet in handen;
de pastoor beweerde geen doopboek
te houden.
Of hij bekeringen gemaakt had
vroeg hem commissaris Francken
een gevaarlijke vraag: „wye hij
tot het paepsche ge'ooff gebracht
hadde". Maar onze pastoor gaf ten
antwoord dat hij niemand tot het
katholiek geloof had gebracht en
alleen zich bemoeide met de katho
lieken, die hij er bij zijn komst had
gevonden. Buiten de genoemde
plaatsen, kwam hij ook nergens, of
schoon men hem dat wel eens ge
vraagd had.
Verder deelde hij mee, geen vast
kerkgebouw te hebben, maar hier en
daar, waar hem daartoe de gelegen
heid werd geboden, zijn diensten te
verrichten: niemand dwong hij te
biechten bij hem en noch minder
een testament te maken ten gunste
van de geestelijken.
Daarop vroeg Francken hem, „bij
wien hij in de kost" was. Het bleek
een zekere Geertruyt Boumans te
zijn, een .geestelycke dochter", een
klopje dus, zoals ze genoemd wer
den. die voor zijn dagelijks eten zorg
droeg.
Er was nog een tweede klopje in
huis, Tryntje Pauwe^ geheten, die
evenwel „gaet en comt".
Of hij wat betaalde voor zijn kost?
De pastoor zei, dat hij dat deed, „naer
de gelegentheyt van syn incommen
lyden can".
„Zelfs geen „warme handdruk".
Huichelachtig was de vraag, of de
pastoor ooit geld had gegeven aan
een of andere magistraat; het was
toch algemeen bekend, dat de ka
tholieken hun betrekkelijke schuil
kerkenvrijheid alleen genoten, om
dat zij voortdurend allerlei gelden
betaalden aan schout of baljuw. Ad-
missiegelden voor een nieuwe pas
toor of kapelaan; recognitiegelden,
om er een onogelijk kerkje op na te
mogen houden, dat vooral in niets
van buiten het aanzien van een
kerkgebouw mocht hebben; „bien-
venue" gelden, wanneer een nieuwe
schout of baljuw zijn ambt aan
vaardde en een „warme" handdruk
van de katholieken zeer op prijs
stelde. Of hij nooit geld had gegeven,
vroeg Francken hem en de pastoor
zei: „noyt gegeven te hebben ,noch
nyet te weten hoe sulx geven toe-
gaet, ofte by wie dat gedaen wordt".
Ten slotte vroeg men hem, van wie
het altaar en de paramenten waren.
Zij waren het eigendom van het
klopje Geertruyt Boumans.
Toen was het klopje Geettruyt
aan de beurt, om ondervraagd te
worden.
BELASTING-PUZZELS
NU DE BELASTINGDRUK ZO
ZO ZWAAR WEEGT is het wel
raadzaam eens na te gaan welke af
trekposten bij het aangeven van ons
inkomen daarop in mindering ge
bracht kunnen worden Hier willen
wij het bezien voor hen die op
brengst genieten uit dienstbetrek
king en uit andere functies buiten
loondienst.
De posten die bij deze opbrengst in
mindering komen zijn de z.g. kosten
van verwerving beroepskosten
die onmiddelyk of middellijk voor
de vervulling van een dienstbetrek
king moeten worden gedaan.
Als voorbeelden hiervan worden
in het Besluit Inkomstenbelasting ge
noemd: contributiën voor vakvereni
gingen, aanschaffingskosten van ge
reedschappen en beroepskleding of
afschrijving op deze goederen, in
dien ze langer dan een jaar in ge
bruik zijn.
Er blijkt hieruit, dat de kosten in
zakelijk verband moeten staan met
de opbrengst. Het woord „middellijk"
wil zeggen, dat de inspecteur niet be
hoeft te beoordelen, of de uitgaven
direct noodzakelijk waren. Ze moe
ten echter werkeójk zijn uitgegeven.
Bij de Wet Belastingherziening is
met ingang van het belastingjaar 1946
in het Besluit Inkomstenbelasting het
artikel 27a ingevoegd, waarin is be
paald, dat steeds een bedrag van
100.als kosten van verwerving in
aanmerking moet worden genomen.
Dit is dus een minimum-aftrek, zodat
de werkelijk gemaakte meerdere
kosten in aanmerking komen.
De Wetgever heeft hier een onbil
lijkheid of beter gezegd een ongelijk
heid, die tussen de loonbelasting en
de inkomstenbelasting bestond, wil
len wegnemen. Bij de loonbelasting
is n.l. reeds bij de samenstelling van
het tarief met een kostenaftrek van
f 100 rekening gehouden. Dit was dan
ook een van de verschillen in het te
betalen belastingbedrag tussen de
loonbelasting en de inkomstenbelas
ting bij hetzelfde inkomen.
Opgevangen moeilijkheden.
Liggen nu de uitgaven boven het
gestelde bedrag van J 100.dan kan
de inspecteur steeds bewijs vorderen
waaruit de juistheid moet blijken.
Hier ontstonden voor de belasting
plichtige nog al eens moeilijkheden,
daar hiervan doorgaans geen nauw
keurige administratie wordt gevoerd.
Ook worden kleinere posten nog al
eens over het hoofd gezien of zijn
moeilijk te bepalen, zoals b.v. slij
tage.
Verder wordt het als een onbillijk
heid aangevoeld, uat in het bedrijfs
leven vaak uitgaven onder bedrijfs
kosten worden geboekt, waarvan het
de grote vraag is of deze wel als zo
danig kunnen worden aangemerkt.
Ten gevolge van deze overweging
is door de minister kort geleden een
voorschrift uitgevaardigd waarvan de
bedoeling is de genoemde moeilijk
heden op te vangen.
In dit voorschrift is bepaald, dat
voortaan geen bewijs behoeft te wor-
Bemesting van gras-
en weiland
Voor de vereniging voor bedrijfs
voorlichting Delfiand hield prof. ir.
J. Hu dig uit Wageningen te Delft
een lezing over het onderwe~p: „Nieu
were inzichten in de bemesting van
gras en bouwland." Spreker wees er
op, dat hij zelf een krachtige verde
diger is geweest van een ruim ge
bruik van kunstmest. Er is echter
iets gebeurd, dat te denken geeft.
Door regen is veel grond weggespoeld
en door droogte veel verstoven.
Door de kunstmest is Europa wel-
is waar uit een impasse geraakt, maar
er blijft nog iets haken. De grond
blijft niet constant vruchtbaar. De
catastrophe van wegspoelen en ver
stuiven heeft ons doen ontdekken,
wat er aan sohon. zo vervolgde spre
ker. Op elk ogenblik moeten in de
grond de voedingsstoffen in de juiste
verhoudingen aanwezig zijn, want
anders zal h^t ene element de functie
van het andere tegenwerken.
Bij een goede bemesting, en dien
tengevolge een riik microleven in de
erond bereikt men m>t a^een een
stabiele vruchtbaarheid maar gaat
men tevens het verstuiven en weg
spoelen tegen. In aansluiting hierop
brak spreker een lans voor het ma
ken van comnosthooen.
Tenslotte zei spreker, dat proeven
hebben uitgewezen dat door toenas-
sing van de nieuwe bemestingsmetho
de ook de gezondheidstoestand van
het vee beiamrrijk vooruitgaat. Ook
echter ten aanzien van de gezondheid
van de mensen zijn de uitkomsten
verbluffend.
FRATTDE RU DE RAAD VAN
ARBEID TE NIJMEGEN
Naar het ANP van de hoofdinspec
teur van de recherche te Nijmegen
verneemt, is bij de raad van arbeid
te Nijmegen een ernstige fraude
ontdekt. De ambtenaar van Tr. zou
zich sinds 1944 schuldig gemaakt,
hebben aan verschillende valse uit
keringen. Hij had op zich genomen
de ziekte-uitkeringen aan patiënten
te geven. Hij bleek bij de Rijksver
zekeringsbank hogere bedragen op
te geven voor patiënten, dan wette
lijk juist bleek. Zelfs liet hij zich uit
keringen geven voor gefingeerde pa-
tienten. Op deze manier heeft hij op
frauduleuze wijze duizenden guldens
geïnd.
Zoals de zaken nu staan, schat
men dat hij dertig a veertig duizend
gulden ten nadele van de raad van
arbeid heeft verduisterd. Bij de
justitie te Arnhem is aangifte van
de fraude verricht. De zaak is nu in
verder onderzoek. Tr. is gearresteerd
den gevorderd, indien als kosten van
verwerving niet meer dan 5 pet. van
de gezamenlijke inkomsten uit dienst
betrekking en functies wordt afge
trokken.
Hierbij is echter een maximum ge
steld van 600en een minimum
van 120.
Stijgt dus het bedrag boven 5 pet.
of 600.dan kan op de gewone wij-,
ze aantoning worden gevorderd.
Hiermede is dus een belangrijke te
gemoetkoming gegeven in bewijs
rechtelijke zin welke is toe te jui
chen.
Het zo vaak lastige aantonen van
kosten welke heus niet ongemoti
veerd zijn, is nu binnen redelijke
grenzen niet meer nodig.
De eis is echter wel gesteld, dat de
totale verwervingsk jsten meer dan
f 100.per jaar r- oeten bedragen.
Belangrijk is hierbij nog te vermei
den, dat de kosten van regelmatig
reizen, in rechtstreeks verband staan
de met het verwerven van zijn in
komen, niet ondeT deze regeling val
len. Deze kunnen dus bovendien wor
den afgetrokken, mits natuurlijk op
de gewone wijze weer aannemelijk
gemaakt.
Ik merk hierbij nog op, dat hier
onder ook de verblijfskosten vallen,
als deze uit het regelmatig reizen
voortvloeien.
Voor reiskosten niet rechtstreeks
voortvloeiende uit de dienstbetrek
king b.v. reiskosten van een werk
nemer, die door de woningnood niet
in de plaats van zijn werkkring kan
wonen bestaat nog een andere re
geling waarop we een volgende keer
hopen terug te komen.
Tot slot wil ik ter verduidelijking
het volgende eenvoudige voorbeeld
geven:
Een boekhouder geniet een loon
van ƒ4000. Daarnaast geniet hij nog
1000.wegens het bijhouden van
boeken in de avonduren. Ten gevolge
hiervan heeft hij uitgaven, b.v. voor
verwarming, licht, schrijfgereedschap
e.d. Hij houdt geen aantekening van
het juiste bedrag der kosten, maar
het staat wel vast en is voor de in
specteur aannemelijk, dat dit bedrag
meer dan 100 is. Afgetrokken kan
nu worden 5 pet. van de totale in
komsten ad 5000.is 250.waar
van geen bewijs wordt gevorderd
Wil hij meer in aftrek brengen, dan
verlangt de inspecteur weer bewijs.
(Vragen op belasting-gebied kun
nen worden ingezonden bij de Re
dactie)
STRAFFEN VOOR BUNKER
BOUWERS.
Voor de Bijzondere Strafkamer
van de Arrondissements-Rechtbank
stonden terecht de boekhouder M.
H. uit Voorburg en de bouwkundige
S. M. 's-G. uit Rijswijk, die als fir
manten van een aannemersbedrijf
ten voordele van de Duitsers bun
kers, kelders en waterreservoirs
hebben doen bouwen in Schevenin-
gen, Wassenaar, Hoek van Holland
en Katwijk. De mede-firmant, aan
nemer C. J. R. was niet ter zitting
verschenen.
Verdachten voerden als motief
voor hun handelwijze aan, dat zij
daarmede de arbeiders in het vader
land konden houden. Er is een'om
zet geweest van zestien millioen en
volgens de fiscale recherche een
winst van ruim vier millioen.
Verdachten verklaarden, dat de
werkelijke winst f 1.200.000,is ge
weest, doch dat er thans niets meer
van over is.
De officier van Justitie eiste tegen
ieder der verdachten een gevange
nisstraf, gelijk aan hun voorarrest,
een boete van f 75.000,subsidair
een jaar en ontzetting uit de kies
rechten.
Waar men in ons land geen gas
fabriek heeft, wordt in de laatste
tien a twintig jaar Butaangas, dat
in drukflessen in vloeibare vorm ge
makkelijk gebruikt kan worden,
voor boerderijen, zomerhuisjes en
pleziervaartuigen geleverd.
Dit Butaangas wordt op de raffi
naderij van de N.V. de Bataafse Pe
troleum Maatschappij (Koninklijke-
Shell groep) te Pernis bij de ver
werking van aardolie verkregen. Het
wordt als lichtgas gebruikt. Een uit
gebreid. distributiesysteem zorgt
voor regelmatige aflevering der fles
sen.
De gemeenteraad van Emmen
heeft thans gelden gevoteerd voor
de aanleg van een speciaal gasnet.
Het in Emmen te gebruiken gas is
het Butaangas van de raffinaderij
te Pernis, dat vandaar in vloeibare
vorm wordt aangevoerd. Het zal door
middel van de gemeentelijke leiding
bij wijze van proef van een centraal
Dunt uit worden geleid naar' een
blok nieuwe woningen, dat in Maart
gereed komt.
BEURS: LUSTELOZE MARKT.
De beurs opende gisteren met
koersverliezen van een tot twee
punten in de overgrote meerderheid.
Hierna bleven de prijzen rond het
openingspeil hangen, doch tegen
middenbeurs sloeg de schaal door
naar beneden en werd nog een a
twee punten verlies aan de ope-
ningsverschillen toegevoegd. De
handel verliep traag en de stem
ming was lusteloos.
De Staatsfondsenmarkt was zo
goed als onveranderd. Ook hier wa
ren de omzetten uiterst gering. De
certificaten van de 3 3/4 procent
dollarlening Nederland, die Donder
dag hier voor het eerst verhandeld
zijn, golden onveranderd 109.
J. H. VINK,
Zandvoortsestraat 43,
Noordwijk,
res. Ie luit. der Mil. Adm. te Se-
marang, viert 8 Januari zijn 3e ver
jaardag in Indonesië.
L. J. VAN DER FITS,
Boekhorsterweg 13,
Oud-Ade,
soldaat le klas, viert op 8 Januari
zijn 3e Ind. verjaardag te Malang.
C. VAN DER MEER,
Noordbuurt 11,
Zoeterwoude,
viert op 8 Januari zijn tweede ver
jaardag te Buitenzorg.
KOOS BAKKER,
Noordwijkerhout,
sold, le kl., chauffeur, viert 9 Januari
zijn 22e verjaardag te Bumiaju (Se-
marang).
VIRUS VAN MOND- EN
KLAUWZEER GEFOTOGRAFEERD.
Voor de eerste maal is het virus
van mond- en klauwzeer gefotogra
feerd.
De professoren Bernard, van de
faculteit te Lyon, en Girard, direc
teur van het Frans instituut voor
mond- en klauwzeer, en hun mede
werkers hebben deze prestatie mo
gelijk gemaakt door de technische
vervolmakingen die zij aan de elec-
tronenmicroscoop te Lyon hebben
aangebracht.
Het virus van mond- en klauw
zeer is een van de kleinste, die
men tot dusverre kent.