ZAK-AGENDA 1950 Op zoek naar „paapse stoutigheden Wat de belasting-betaler mag aftrekken! 'Uevjaaxt in Indonesië "71 nesië ZATERDAG 7 JANUARI 1950 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD - PAGINA 1 TEN BOEK, GEHEIMZINNIG als dit, hebben we nog nooit gele zen. Het is het vervolg op een roman, welke wij juist met spanning (maar zonder er veel wijzer of beter van te worden) hebben doorgerend. De hoofdpersoon is dezelfde gebleven, maar op de eerste bladzijden is de schrijver de draad van het vorig verhaal reeds kwijt, hopeloos kwijt! Ten minste die indruk krijgt men bij een vluchtig doorbladeren. Ach ter-af zal wel weer blijken, hoe het een past aan het ander en hoe de hoofdpersoon langs grilige dwaalwe gen en over gevaarlijke berg-paadjes waarbij je soms je hart vasthoudt en je haren te berge rijzén door de auteur wordt geleid naar het doel, dat deze bij het ontwerp van zijn roman op 't oog had. Meestal zet de schrijver zich on middellijk aan het bedenken van een nieuwe roman, welke hij nu eens voltooit, andermaal onverhoeds af breekt en dat dan liefst midden in een dramatisch hoogtepunt, waarbij de lezer in het ongewisse wordt gela ten, of het uitdraait op een happy end, ja dan neen. Dan moet je er maar naar raden. r\E ROMAN, welke thans „ter in- zage" naast ons op tafel ligt, is nauwelijks te geloven! het 45ste vervolgverhaal. De voorafgaande delen vullen reeds meer dan twee planken van de boekenkast. Als we naar die volle planken kijken, ver bazen we onszelven er over alle de len gelezen te hebben. Het een met meer plezier dan het andere dat is waar maar altijd zo gretig en gespannen, dat we het met een zucht dichtsloegen en onmiddellijk aan het pas-verschenen vervolg begonnen. Mijn ouders, die zich het werk be gonnen aan te schaffen, wisten eerst niet, of het ooit verder dan een tri logie zou worden gebracht. Het was zo'n kinderachtig verhaaltje. En nu is het al tot een quadraginta- quinquologie uitgegroeid! Ieder jaar een nieuwe aflevering. En nog steeds weet de lezer, en merkwaardig genoeg ook de hoofd persoon niet, waar het heen moet en hoe het geval zal eindigen. Het aardige van deze roman-serie toch is, dat de hoofdpersoon ze zélf ook leest begrijpelijkerwijs met veel meer spanning en aandacht dan de buitenstaander. Het alleraardigste echter komt nog: de hoofdpersoon leest in de ro man, wat er met hem gebeurd is, zender er het flauwste benul van te hebben gehad, dat het gebeuren zou! Hij staat zelf voor verrassingen, welke de schrijver voor hem uit denkt, vrolijke en treurige verrassin gen, en hij moet dat alles maar slik ken als zoete koek en bittere pillen. VERS VAN DE DRUKKER, met het jaartal 1950, ligt het 45e deel „ter inzage". Hetgeen niet wil zeg gen, dat het na de inzage mag wor den teruggezonden. O ho! neen! Tenminste niet door de hoofdper soon. Buitenstaanders kunnen het ongelezen ter zijde leggen, doch de handelende persoon is verplicht, zo niet gedwongen, bladzijde voor blad zijde door te lezen en aan hét slot krijgt hij van de uitgeverij de nota thuis. En als zijn haren niet stijf recht-op zijn gegaan bij het beleven van zijn eigen avonturen en- de ge pleegde chantage door de belastin gen, gebeurt dat zeker bij het pre senteren van de rekening plus in casso-kosten. Die boeken zijn zo duur. dat de schuld van jaar op jaar dreigt op te lopen en dan met inte rest wordt opgeëist. TJET BOEK ziet er, in zijn rood-le- *^ren kaft, waar met gouden let ters het getal 1950 is ingedrukt, zeer aan'okkelijk en smakelijk uit. Alvorens er een nieuwsgierige blik in te werpen, wogen we het op de hand-palm. We bevonden het zeer licht Als het maar niet tè licht wordt bevonden! Toegevend aan een lakenswaardige aandrang sloegen we de laatste blad zijde het éérste op. Tot onze vreugde lazen we, dat het nieuwe Oudejaar op een Zondag valt, zodat er twee- en-een-halve dag vacantie-extra in het verschiet ligt. Met'de gang van zaken op Zondag j.l. heeft iedereen zich bekocht gevoeld. Terugblade rend lazen we op Kerstmis zo waar Z]A dag buitengewone vacantie. Dit vooruitzicht bracht ons in zulk een montere stemming, dat we het begin van de roman opzochten en ons ijverig tot lezen zetten. ^POEDIG hielden we er mee op. Niet omdat de eerste aanloop weinig belangwekkend was. De hoofdpersoon opent de roman met een alleenspraak-voor-het- haardvuur, waarbij hij zichzelf be looft een levenswandel te gaan be trachten, christelijker dan tot nog toe het geval was. Daar is de lezer is van harte mee eens. Vooral in de laatste 20 delen van de roman, was die levenswan del niet veel zaaks. Men zegt, dat slechte romans boeiender zijn dan deugdzame. Wan neer de held van het verhaal echter door 20 afleveringen heen niet veel anders doet dan vallen en opstaan, verlangt zelfs de grootste bewonde raar van psycho-analytische romans er naar, dat de meneer eindelijk eens kalm zal gaan zitten. |~VP BLADZIJDE 4 stokten we ech- ter reeds in de lectuur. De hoofdpersoon van het verhaal is bezig een pijp te stoppen en laat zich met de eerste tabakswolk een zucht ontglippen. Hij was doende dit zeer lezenswaardig verhaal-\ een-verhaal te schrijven, met het boekje 1950 opengeslagen op de ta fel, naast zijn bloc-note. De berookte zucht laat zich volgt onder woorden brengen: „Het is toch sterk, mijn eigen levensverhaal niet verder te kun nen lezen, dan tot op 't ogenblik, dat ik deze zin beëindig. Vandaag is het Woensdag 4 Januari, maar ik tast in 't duister, hoe het met me zal zijn op Zaterdag 7 Januari, als deze letteren onder de ogen van sommige Leidse Courant lezers komen! Het is mogelijk, dat ik er niet meer ben, of ziek in bed lig of een onverwachte erfenis heb gekregen. Ging niet de blozende, gezonde boterhan- delaar onlangs van onze deur weg met een „Tot Kerstmis, me vrouw!", terwijl we tevergeefs op zijn terugkeer zullen wach ten? Zijn levens-verhaal hield vlak voor het einde van de vo rige aflevering op. De schrijver had er weer'eens onverhoeds een eind aan gemaakt. En wat de auteur met mij voorheeft, in geen velden of wegen dat ik het weet." Aldus de vertaalde zucht. DF.ZE OVERPEINZINGEN beletten de lezende hoofdpersoon overi gens niet wat verder in het boekje te grasduinen Hij ging vrij trots op zijn talenkennis, maar kwam weldra tot dc pijnlijke teleurstelling, dat hij, met zijn gehele levensboek voor 1950 van a tot z in handen, er geen woord in kon vorderen- Een hernieuwde zucht volgde: „Een analphabeet snapt van dit geheimschrift even veel als ik! Op 22 Juni lees ik dat het „Begin van de Zomer" is gekomen. Dat is prettige mededeling voor waar! Maar hoe ik ook tuur, het is niet te ontcijferen, of het dan vrede of oorlog zal zijn. AI kijk ik nu lang of kort naar die bladzijde; al raadpleeg ik alle woordenboeken, die in het ge leerde Leiden me ten dienste staan, ik word er geen letter wij zer van. Is dat niet vernede rend?" Op dit punt van de alleenspraak, mengde de Schrijver die stil de kamer was binnengekomen, zich in het gesprek: „Vriend"' zei hij vaderlijk vermanend. „Je rol in dit boek 1950 heb ik al bedacht in grote lijnen. Die rol staat in het kleine boekje van je zak-agen- da voor mij zeer duidelijk opge tekend, maar ik laat het aan jou over die rol te spelen, zoals je zelf verkiest. Je kunt er een glans-rol of hakkel- en stamel-werk van maken. Het hangt van jou af, of de boze gezichten in de parter re zich verwringen tot een ha telijk gegrinnik of dat de enge len-bak je in volle koren toe juicht Je zoudt van je spel echter niet veel terecht brengen, als ik niet souffleerde. Daarom deze goede raad: lét bij je levensspel 1950 met open oren op de Souffleur in zijn ver borgenheid. Hij zal je nu en dan een krachtig duwtje geven als je te dicht bij de rand van het toneel dribbelt en je moed inblazen, als je in verwarring blijft steken. Het geheim, aan dit rode boek je 1950 het succes van een on eindig aantal herdrukken te verzekeren, bestaat uit deze éne, simpele raad: Steun volle dig op de Souffleur. - Want zon der Mij kunt ge niets doen. En nu dapper de roman ten ein de gespeeld!" De lezer legde het boekje naast' 'zich open, en begon te spelen. v. F SASSEMSE DIEPDELVINGEN T"\E DOMINé EN DE OUDERLING VERTELDEN AAN DE AFGEZANT U van het Hof, op zoek naar paapse stoutigheden in Rijnland, dat de schout en de secretaris van Warmond „paepsgesint" waren en dat tus sen Sassenheim en Lisse „naest hel huys van Lansiot een priester, genaemt Heer Engelbrecht" woonde. Blykbaar heeft mynheer PYancken daarna ook zyn licht opgestoken in de dorpsherberg; zyn verslag zegt ten minste, dat het verhaal van de predikant „by den waerdt in Warmondt wierde geconfirmeert". Van predikant en ouderling hoorde hy verder, dat sinds ongeveer een jaar „seecker latynsche schoolmeester" zich te Warmond had gevestigd; de man zou 10 of 11 kinderen in huis nebben, waarvan er twee of drie hervormd waren, die dagelyks ter kerke kwamen. Zyn vrouw en haar zuster waren protestant. Natuurlyk werd ook de schoolmeester gehoord; hy heette Co melis Lo vering, uit Leiden geboortig. Zyn ouders waren katholiek en sedert kort overleden; ook hy was katholiek, maar zijn vrouw was inderdaad „van de gereformeerde religie". Vóór zyn komst naar War mond was hy conrector geweest van de school te Noordwyk. maar na zyn huweJyk voor twee jaar terug met een dochter van schout Meyburch van Sassenheim, had hy zich te Warmond gevestigd, sich aldaer generende met instrueren van de jonge jeught in de latynsche tale". Hy had 8 in wonende leerlingen en twee externen. Onder die acht internen waren er drie katholiek, die met zijn vrouw naai de kerk gingen, „daerinne ook baere volcomen vryheyt laetend". De pastoor laat los, precies wat hij wil. Toen had Francken voldoende in formaties gekregen in Warmond, hij trok naar de woning van pastoor Engelbrecht, die hij niet thuis trof. Hij vond het huis „vóór te wesen een propre burgerwoninghe ende achter een brouwerye ende koestal". Uit het voorhuis kwam men met een trapje in de kamer van de pas toor, waar' ook een altaar stond. Ter wijl hij „besich was met seeckere dochter aldaer, ten huyse gevon den, wat te ondervragen", kwam de pastoor thuis. Hij vertelde, Engel- bertus Roxelius te heten, oud om trent 40 jaar te zijn en geboortig te zijn uit Munster. Hij was 10 a 12 jaar priester en sinds 8 jaar in ons land; met Allerheiligen moest het acht jaar worden, dat hij in Sassen heim was gekomen. Overeenkomstig de voorschriften had hy zich twee maal gemeld, zowel bij de baljuw van Rijniand als bij het dorpsbe stuur van Warmond. Francke vroeg hem, waarom hij nu zo vermoeid was, waarop de pastoor ten antwoord gaf, dat hij juist van Warmond kwam, waar hij zijn ziel- zorgwerk had verricht. Ook werd hem gevraagd of hij door Rovenius, de Ap. Vicaris of door pastoor Marius, namens het Haarlems kapittel, naar deze statie was gezonden. Merkwaardig is, dat pastoor Roxelius antwoordde, „noch van Rovenio noch van Mario, noch van eenige geestelyckheyt" zijn zen ding te hebben ontvangen. Dat lijkt vreemd, maar in die da gen, waarin de organisatie van de Hollandse Missie nog in haar kin derschoenen stond, was het toch heel goed mogelijk, dat een of andere priester zich zonder zending van de kerkelijke overheid maar ergens vestigde. Natuurlijk werd hem ook vraagd, waar nij gewoonlijk de H. Mis las en zijn ander priesterlijk werk verrichtte Het antwoord luid de: „binnen Warmondt, Lis, Sassen ende Voorhout". Gewoonlijk kwa men er ongeveer 100 mensen bij een. Toen vroeg de gezant bij het Hof hem, waar hij zo juist te War mond dienst had gedaan, maar de pastoor zei „de man niet te ken nen, daer hij huyden dienst heeft gedaen". Ook riep hij de mensen niet bijeen; hij zing alleen daar heen, „waer ter plaetse hij ver- socht werd". Het huis waar hij woonde was van Pieter Janssen Pronck. Gevaarlijke vraag. Welke boeken hij gebruikte? En hij antwoordde „in 't bedienen van de misse hem te behelpen met soda- nige boeken als hem werden gege ven ter plaetse, daer hij dienst doet." Collectes hield hij niet en werden voor zijn onderhoud ook niet gehou den; hij ontving alleen ,,'t gunt hem gratis werdt gegeven ende datgene hij boven syn nootdruft overhout" schonk hij aan de armen .Het doop boek kreeg Francken niet in handen; de pastoor beweerde geen doopboek te houden. Of hij bekeringen gemaakt had vroeg hem commissaris Francken een gevaarlijke vraag: „wye hij tot het paepsche ge'ooff gebracht hadde". Maar onze pastoor gaf ten antwoord dat hij niemand tot het katholiek geloof had gebracht en alleen zich bemoeide met de katho lieken, die hij er bij zijn komst had gevonden. Buiten de genoemde plaatsen, kwam hij ook nergens, of schoon men hem dat wel eens ge vraagd had. Verder deelde hij mee, geen vast kerkgebouw te hebben, maar hier en daar, waar hem daartoe de gelegen heid werd geboden, zijn diensten te verrichten: niemand dwong hij te biechten bij hem en noch minder een testament te maken ten gunste van de geestelijken. Daarop vroeg Francken hem, „bij wien hij in de kost" was. Het bleek een zekere Geertruyt Boumans te zijn, een .geestelycke dochter", een klopje dus, zoals ze genoemd wer den. die voor zijn dagelijks eten zorg droeg. Er was nog een tweede klopje in huis, Tryntje Pauwe^ geheten, die evenwel „gaet en comt". Of hij wat betaalde voor zijn kost? De pastoor zei, dat hij dat deed, „naer de gelegentheyt van syn incommen lyden can". „Zelfs geen „warme handdruk". Huichelachtig was de vraag, of de pastoor ooit geld had gegeven aan een of andere magistraat; het was toch algemeen bekend, dat de ka tholieken hun betrekkelijke schuil kerkenvrijheid alleen genoten, om dat zij voortdurend allerlei gelden betaalden aan schout of baljuw. Ad- missiegelden voor een nieuwe pas toor of kapelaan; recognitiegelden, om er een onogelijk kerkje op na te mogen houden, dat vooral in niets van buiten het aanzien van een kerkgebouw mocht hebben; „bien- venue" gelden, wanneer een nieuwe schout of baljuw zijn ambt aan vaardde en een „warme" handdruk van de katholieken zeer op prijs stelde. Of hij nooit geld had gegeven, vroeg Francken hem en de pastoor zei: „noyt gegeven te hebben ,noch nyet te weten hoe sulx geven toe- gaet, ofte by wie dat gedaen wordt". Ten slotte vroeg men hem, van wie het altaar en de paramenten waren. Zij waren het eigendom van het klopje Geertruyt Boumans. Toen was het klopje Geettruyt aan de beurt, om ondervraagd te worden. BELASTING-PUZZELS NU DE BELASTINGDRUK ZO ZO ZWAAR WEEGT is het wel raadzaam eens na te gaan welke af trekposten bij het aangeven van ons inkomen daarop in mindering ge bracht kunnen worden Hier willen wij het bezien voor hen die op brengst genieten uit dienstbetrek king en uit andere functies buiten loondienst. De posten die bij deze opbrengst in mindering komen zijn de z.g. kosten van verwerving beroepskosten die onmiddelyk of middellijk voor de vervulling van een dienstbetrek king moeten worden gedaan. Als voorbeelden hiervan worden in het Besluit Inkomstenbelasting ge noemd: contributiën voor vakvereni gingen, aanschaffingskosten van ge reedschappen en beroepskleding of afschrijving op deze goederen, in dien ze langer dan een jaar in ge bruik zijn. Er blijkt hieruit, dat de kosten in zakelijk verband moeten staan met de opbrengst. Het woord „middellijk" wil zeggen, dat de inspecteur niet be hoeft te beoordelen, of de uitgaven direct noodzakelijk waren. Ze moe ten echter werkeójk zijn uitgegeven. Bij de Wet Belastingherziening is met ingang van het belastingjaar 1946 in het Besluit Inkomstenbelasting het artikel 27a ingevoegd, waarin is be paald, dat steeds een bedrag van 100.als kosten van verwerving in aanmerking moet worden genomen. Dit is dus een minimum-aftrek, zodat de werkelijk gemaakte meerdere kosten in aanmerking komen. De Wetgever heeft hier een onbil lijkheid of beter gezegd een ongelijk heid, die tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting bestond, wil len wegnemen. Bij de loonbelasting is n.l. reeds bij de samenstelling van het tarief met een kostenaftrek van f 100 rekening gehouden. Dit was dan ook een van de verschillen in het te betalen belastingbedrag tussen de loonbelasting en de inkomstenbelas ting bij hetzelfde inkomen. Opgevangen moeilijkheden. Liggen nu de uitgaven boven het gestelde bedrag van J 100.dan kan de inspecteur steeds bewijs vorderen waaruit de juistheid moet blijken. Hier ontstonden voor de belasting plichtige nog al eens moeilijkheden, daar hiervan doorgaans geen nauw keurige administratie wordt gevoerd. Ook worden kleinere posten nog al eens over het hoofd gezien of zijn moeilijk te bepalen, zoals b.v. slij tage. Verder wordt het als een onbillijk heid aangevoeld, uat in het bedrijfs leven vaak uitgaven onder bedrijfs kosten worden geboekt, waarvan het de grote vraag is of deze wel als zo danig kunnen worden aangemerkt. Ten gevolge van deze overweging is door de minister kort geleden een voorschrift uitgevaardigd waarvan de bedoeling is de genoemde moeilijk heden op te vangen. In dit voorschrift is bepaald, dat voortaan geen bewijs behoeft te wor- Bemesting van gras- en weiland Voor de vereniging voor bedrijfs voorlichting Delfiand hield prof. ir. J. Hu dig uit Wageningen te Delft een lezing over het onderwe~p: „Nieu were inzichten in de bemesting van gras en bouwland." Spreker wees er op, dat hij zelf een krachtige verde diger is geweest van een ruim ge bruik van kunstmest. Er is echter iets gebeurd, dat te denken geeft. Door regen is veel grond weggespoeld en door droogte veel verstoven. Door de kunstmest is Europa wel- is waar uit een impasse geraakt, maar er blijft nog iets haken. De grond blijft niet constant vruchtbaar. De catastrophe van wegspoelen en ver stuiven heeft ons doen ontdekken, wat er aan sohon. zo vervolgde spre ker. Op elk ogenblik moeten in de grond de voedingsstoffen in de juiste verhoudingen aanwezig zijn, want anders zal h^t ene element de functie van het andere tegenwerken. Bij een goede bemesting, en dien tengevolge een riik microleven in de erond bereikt men m>t a^een een stabiele vruchtbaarheid maar gaat men tevens het verstuiven en weg spoelen tegen. In aansluiting hierop brak spreker een lans voor het ma ken van comnosthooen. Tenslotte zei spreker, dat proeven hebben uitgewezen dat door toenas- sing van de nieuwe bemestingsmetho de ook de gezondheidstoestand van het vee beiamrrijk vooruitgaat. Ook echter ten aanzien van de gezondheid van de mensen zijn de uitkomsten verbluffend. FRATTDE RU DE RAAD VAN ARBEID TE NIJMEGEN Naar het ANP van de hoofdinspec teur van de recherche te Nijmegen verneemt, is bij de raad van arbeid te Nijmegen een ernstige fraude ontdekt. De ambtenaar van Tr. zou zich sinds 1944 schuldig gemaakt, hebben aan verschillende valse uit keringen. Hij had op zich genomen de ziekte-uitkeringen aan patiënten te geven. Hij bleek bij de Rijksver zekeringsbank hogere bedragen op te geven voor patiënten, dan wette lijk juist bleek. Zelfs liet hij zich uit keringen geven voor gefingeerde pa- tienten. Op deze manier heeft hij op frauduleuze wijze duizenden guldens geïnd. Zoals de zaken nu staan, schat men dat hij dertig a veertig duizend gulden ten nadele van de raad van arbeid heeft verduisterd. Bij de justitie te Arnhem is aangifte van de fraude verricht. De zaak is nu in verder onderzoek. Tr. is gearresteerd den gevorderd, indien als kosten van verwerving niet meer dan 5 pet. van de gezamenlijke inkomsten uit dienst betrekking en functies wordt afge trokken. Hierbij is echter een maximum ge steld van 600en een minimum van 120. Stijgt dus het bedrag boven 5 pet. of 600.dan kan op de gewone wij-, ze aantoning worden gevorderd. Hiermede is dus een belangrijke te gemoetkoming gegeven in bewijs rechtelijke zin welke is toe te jui chen. Het zo vaak lastige aantonen van kosten welke heus niet ongemoti veerd zijn, is nu binnen redelijke grenzen niet meer nodig. De eis is echter wel gesteld, dat de totale verwervingsk jsten meer dan f 100.per jaar r- oeten bedragen. Belangrijk is hierbij nog te vermei den, dat de kosten van regelmatig reizen, in rechtstreeks verband staan de met het verwerven van zijn in komen, niet ondeT deze regeling val len. Deze kunnen dus bovendien wor den afgetrokken, mits natuurlijk op de gewone wijze weer aannemelijk gemaakt. Ik merk hierbij nog op, dat hier onder ook de verblijfskosten vallen, als deze uit het regelmatig reizen voortvloeien. Voor reiskosten niet rechtstreeks voortvloeiende uit de dienstbetrek king b.v. reiskosten van een werk nemer, die door de woningnood niet in de plaats van zijn werkkring kan wonen bestaat nog een andere re geling waarop we een volgende keer hopen terug te komen. Tot slot wil ik ter verduidelijking het volgende eenvoudige voorbeeld geven: Een boekhouder geniet een loon van ƒ4000. Daarnaast geniet hij nog 1000.wegens het bijhouden van boeken in de avonduren. Ten gevolge hiervan heeft hij uitgaven, b.v. voor verwarming, licht, schrijfgereedschap e.d. Hij houdt geen aantekening van het juiste bedrag der kosten, maar het staat wel vast en is voor de in specteur aannemelijk, dat dit bedrag meer dan 100 is. Afgetrokken kan nu worden 5 pet. van de totale in komsten ad 5000.is 250.waar van geen bewijs wordt gevorderd Wil hij meer in aftrek brengen, dan verlangt de inspecteur weer bewijs. (Vragen op belasting-gebied kun nen worden ingezonden bij de Re dactie) STRAFFEN VOOR BUNKER BOUWERS. Voor de Bijzondere Strafkamer van de Arrondissements-Rechtbank stonden terecht de boekhouder M. H. uit Voorburg en de bouwkundige S. M. 's-G. uit Rijswijk, die als fir manten van een aannemersbedrijf ten voordele van de Duitsers bun kers, kelders en waterreservoirs hebben doen bouwen in Schevenin- gen, Wassenaar, Hoek van Holland en Katwijk. De mede-firmant, aan nemer C. J. R. was niet ter zitting verschenen. Verdachten voerden als motief voor hun handelwijze aan, dat zij daarmede de arbeiders in het vader land konden houden. Er is een'om zet geweest van zestien millioen en volgens de fiscale recherche een winst van ruim vier millioen. Verdachten verklaarden, dat de werkelijke winst f 1.200.000,is ge weest, doch dat er thans niets meer van over is. De officier van Justitie eiste tegen ieder der verdachten een gevange nisstraf, gelijk aan hun voorarrest, een boete van f 75.000,subsidair een jaar en ontzetting uit de kies rechten. Waar men in ons land geen gas fabriek heeft, wordt in de laatste tien a twintig jaar Butaangas, dat in drukflessen in vloeibare vorm ge makkelijk gebruikt kan worden, voor boerderijen, zomerhuisjes en pleziervaartuigen geleverd. Dit Butaangas wordt op de raffi naderij van de N.V. de Bataafse Pe troleum Maatschappij (Koninklijke- Shell groep) te Pernis bij de ver werking van aardolie verkregen. Het wordt als lichtgas gebruikt. Een uit gebreid. distributiesysteem zorgt voor regelmatige aflevering der fles sen. De gemeenteraad van Emmen heeft thans gelden gevoteerd voor de aanleg van een speciaal gasnet. Het in Emmen te gebruiken gas is het Butaangas van de raffinaderij te Pernis, dat vandaar in vloeibare vorm wordt aangevoerd. Het zal door middel van de gemeentelijke leiding bij wijze van proef van een centraal Dunt uit worden geleid naar' een blok nieuwe woningen, dat in Maart gereed komt. BEURS: LUSTELOZE MARKT. De beurs opende gisteren met koersverliezen van een tot twee punten in de overgrote meerderheid. Hierna bleven de prijzen rond het openingspeil hangen, doch tegen middenbeurs sloeg de schaal door naar beneden en werd nog een a twee punten verlies aan de ope- ningsverschillen toegevoegd. De handel verliep traag en de stem ming was lusteloos. De Staatsfondsenmarkt was zo goed als onveranderd. Ook hier wa ren de omzetten uiterst gering. De certificaten van de 3 3/4 procent dollarlening Nederland, die Donder dag hier voor het eerst verhandeld zijn, golden onveranderd 109. J. H. VINK, Zandvoortsestraat 43, Noordwijk, res. Ie luit. der Mil. Adm. te Se- marang, viert 8 Januari zijn 3e ver jaardag in Indonesië. L. J. VAN DER FITS, Boekhorsterweg 13, Oud-Ade, soldaat le klas, viert op 8 Januari zijn 3e Ind. verjaardag te Malang. C. VAN DER MEER, Noordbuurt 11, Zoeterwoude, viert op 8 Januari zijn tweede ver jaardag te Buitenzorg. KOOS BAKKER, Noordwijkerhout, sold, le kl., chauffeur, viert 9 Januari zijn 22e verjaardag te Bumiaju (Se- marang). VIRUS VAN MOND- EN KLAUWZEER GEFOTOGRAFEERD. Voor de eerste maal is het virus van mond- en klauwzeer gefotogra feerd. De professoren Bernard, van de faculteit te Lyon, en Girard, direc teur van het Frans instituut voor mond- en klauwzeer, en hun mede werkers hebben deze prestatie mo gelijk gemaakt door de technische vervolmakingen die zij aan de elec- tronenmicroscoop te Lyon hebben aangebracht. Het virus van mond- en klauw zeer is een van de kleinste, die men tot dusverre kent.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1950 | | pagina 5