keRStmis KERSTMIS THUIS? JE MOET DE HEMEL (verdienen) oveR öe oceaan hSRÓGRS, hij IS QGBORen Mac Rondom Kribbe en Kerstboom VRIJDAG 24 DECEMBER 1948 DE LEIDSE COURANT PAGINA 4 Ke.ïltv-e'ite.iÜnq, voor de kleinen Weer is het Kerstmis, de komst van het Jezus-kind onder d.^ mensen, dat is dus ook onder de kleinen. Mag ik jullie even komen stich ten met een Kerstverhaal; ik hoop, dat je het mooi zult vinden Onder de pannen van de zolder lekker warm toegedekt, ligt een klei ne jongen te slapen, 't Is er heel stil en donker. Alleen hoor je het gieren van de wind buiten, en de klank van een klok, die ergens twaalf slagen slaat. Als de laatste slag verklonken is, dangebeurde het grote wonder. De zolderdeur gaat zachtjes open en het Kerstkindje wandelt naar binnen. Met zijn vele lichtjes stapt Het toe op het bed van de jongen. Dat Kindje! Het leest in zijn hart. Het ziet er zijn grote, vurige wens; deze: naar de hemel te mogen. Naar de hemel! Da's- geen kleinig heid. 't Kindje Jezus moet zich even bedenken. De hemel daar mag lang niet iedereen in. Lang niet! Alleen heiligen en martelaars en mensen die braaf geleefd hebben en kinderen die geen kwaad deden of, al het kwaad wat ze deden, weer goed maakten. Maar.... Jantje, die daar te sla pen ligt, is niet heiig. Hij is ook geen martelaar. Hijhij heeft wel eens een beetje kwaad gedaan.Och. hij wil zo graag naar de hemel. Daar moet het zo mooi zijn. Daar is alles van het zuiverste goud De he mel! De Engelen zingen. De Heiligen zitten op hun hoge, prachtige tronen. De goede God en de lieve Moeder Maria kijken vriendelijk- op allen neer. En ieder mag vragen wat hij het liefst heeft. Hij vraagt het en hij krijgt het. Hij vraagt het en hij heeft het al. 't Kindje Jezus kijkt naar de jon gen met de kleine, zwarte zondestip peltjes op zijn zieltje. En met de gro- te, vurige wens in zijn hart. Och kom, 't is Kerstnacht! Dan kan 't Kindje Jezus moeilijk weigerenHet raakt met Zijn heilige handen de schouders van hem aan. Wat gebeurt? Kijk eens goed. Aan de schouders komen vleugels; die groeien. Ze worden groter; ze zijn van het schitterendste wit. Ze zijn van het verblindendste licht. Ze groeien en worden zo groot dat de kleine jongen een Engel lijkt. Hij kan vliegen. Waarachtig, hij kan vlie gen, door de muren van de zolder heen, de lucht in, de sterren tege moet, naar de hemel toe. De wolken wijken uiteen, om hem door te laten. De hemelpoort glanst hem tegen. Goud! met zilverbeslag. „Klop! klop, klop!" Sint Petrus roept: „Wie daar?" „Ik ben het, Jantje van de molenaar. Ik wil zo graag de hemel zien". Eerst bromde Sint Petrus wat in zijn lange witte baard. Maar hij deed toch open en Jantje vloog naar bin nen. De hemel! Wat was het daar prachtig! 'n Vloer van het mooiste marmer, bekleed met 't dikste, zacht- te tapijt, dat je je maar denken kunt. Muren van goud, met zilveren ramen; het dak van sterren. De heiligen zitten op hun tronen. Ze dragen een mantel van glanzende zijde met gouddraad doorweven. Ze dragen op het hoofd een puntige, gou den kroon met edelstenen. En dan Maria, de Moeder Godè. En vooral O. L. Heer. Neen, je werd nooit moe, daarnaar te kijken. Engeltjes vlogen rond; ze zongen en speelden. En als ze iets graag hadden, kregen ze het. Die Engeltjes daar moest Jan tje telkens weer naar kijken. Hij stond in het midden van de hemel zaal met grote, verbaasde ogen. Hij zei niets. Hij stond er zonder bewe gen, van grote verwondering De hei ligen keken naar hem en glimlachten en knikten. Dan kreeg Jantje een erge kleur en knikte en lachte terug. En toen. ach toen.kwam er een hele rij en geltjes op hem af. Ze begonnen te praten. Zeg", vroeg er een, „Ijeb jij al tijd zo goed naar je moeder geluis terd, dat je nu al naar de hemel mag?" 'n Ander vroeg: „Heb je zó weinig kwaad gedaan? Of.... heb je het weer goed gemaakt?" 'n Derde nam hem bij de hand: „Ben je erg arm geweest op aarde? En heb je die armoede geduldig ver- 'n Vierde Engeltje zei bewonde rend: „Je hebt stellig altijd goed ge beden en je uiterste best gedaan in school en catechismus?" Och! ze hadden het heel druk, die engeltjes Ze vroegen maar „Of Jantje nooit jokte? Of hij nooit driftig geworden was? Of hij behulpzaam en vriendelijk wasen o! nog 'n massa meer. En Jantje? Nou.! ik wil je ver tellen, die had het helemaal niet druk. Hij stond erg beschaamd, met een hoogrode kleur. Of hij goed naar Moeder geluisterd had? Tja! dat waren van die vragen, waarop hij geen antwoord wist. Of nee hij wist er wel een antwoord op, maar een waarover hij zich schamen moest. Neen, duizendmaal neen! Hij was geen lieve vriendelijke jongen! Hij luisterde dikwijls helemaal niet naar Moeder Hij jokte. Hij was wel eens oneerbiedig. En driftignou! dat was al te erg. Zo stond me nu daar die Jantje! Een stem in z'n hartje zei- „Schaam je! Jij hoort hier in de hemel, bij al die lieve engelen en Heiligen niet thuis. Jij moet de hemel verdienen, door braaf en flink te zijn!" Wat deed Jantje van de molenaar? Hij keek nog eens de hemel rond om aan zijn goede moeder te kunnen ver tellen hoe mooi het was. Maar toen keerde hij zich beschaamd om en stapte door de poort waar Sint Pe trus met zijn grote, gouden sleutel de wacht hield. „Hela! waar ga je naar toe?" vroeg Sint Petrus. En heel zacht antwoord de Jantje: „Ik ga weer naar moeder. Want ik heb de hemel nog niet verdiend". „Da's allemachtig aardig van je", zei Sint Pieter goedkeurend En hij sloot de hemelpoort weer open. Jantje vloog terug naar de aarde. Maar naar huis ging hij toch niet da delijk. Eerst liep hij naar de kerk. Die was vol licht, vol orgelspel en vrl kaarsen. In een hoek stond het stalletje met het reikende Christuskindje Daar knielde Jantje neer. En aan het Kerstkindje beloofde hijtja! dat zullen jullie wel raden. Heeft hij woord gehouden? Ja, de belofte, die Jantje deed i deze heilige Kerstnacht heeft hij heel zijn leven gehouden. En toen toen hij stierf.kwam het Kerst kindje weer naar hem toe't Was ook in de Kerstnacht. En 't Kindje zei: „Kom!" Ze vlogen samen de hemel binnen. Daar mocht hij zitten op een prachti ge troon... En kijken naar Maria, de Moeder Gods, kijker) naar O. L. Heer, en zingen, 'n Zijden mantel had hij om. En een puntige, goudên kroon op het hoofd..-. Beste kinderen: onthoudt nu goed, hoe je de hemel moet verdienen. Lieve Moeder Gek, dat dat iemand zo bij blijft. Er nu is het dan de twééde keer, en ik zal er niet zo gemakkelijk over heen komen. Nu vader dood is, had ik zo graag naast u gelopen naar de Nachtmis, naast u gezeten aan tafel, en met u en de anderen allemaal ge zongen bij onze oude kribbe. We zouden immers'samen aan hém heb ben gedacht, zonder dat we de klei nen er in betrokken hadden, om hun vreugde niet te temperen. Is 't niet zo, moeder, dat je toch niet op com mando aan je doden denken kunt? Soms zijn ze zo dicht bij, maar niet altijd ais wij zelf willen. En meer nog dan op Allerzielendag is vaders stoel leeg op Kerstmis en op Pasen, en op al die dagen dat we zo hele maal samen zijn. Ja, samen. Ik be greep vroeger nooit wat er bedoeld werd met die woorden, dat, waar twee of meer in Zijnen Naam ver gaderd zijn, de Heer in. hun midden is. Ik dacht dan teveel aan een kerk, aan een plechtige bijeenkomst, aan samen bidden in ieder geval. Hier heb ik geleerd dat je met een paar kerels onder de sterren kimt staan of in het struikgewas kunt liggen, zwijgend en met 'n hart vol hoop en angst en dat dan ook God héél dicht bij is. Zó dicht bij dat je Hem hardop zou willen vragen: Je zus Christus, wat gebeurt er van nacht met ons? Ik weet nu ook wel dat we in ons gezin eigenlijk altijd in Zijn naam vergaderd waren, en dat we dat nóg zijn. Dat vader in de hemel en jul lie thuis en ik hier tóch samen zijn, omdat we in eikaars hart wonen en, in onze goede uren, God in al die harten tegelijk. Het gaat niet altijd erg goed met mij, moeder. Het is hier heel erg moeilijk, om jezelf onder het goede juk te dwingen. U weet ook wel, dat ik opstandig ben, en soms uit louter dwaasheid dingen doe, die ik tevo ren en meteen al, en daarna nog meer, betreur. En als ik me dan voorneem de boel in het reine te brengen je loopt hier soms te biechten met z'n tweeën alleen op 'n stil pad stel ik 't toch uit en blijf ik rondlopen met 'n misselijk ge voel van onrust en onbevredigd heid. Ik zou u zulke dingen nooit zég gen, moeder, maar ik durf ze wel schrijven. Ik heb dan 'n gevoel, als of ik niet gewassen ben, en alsof al les nu verder verkeerd moet gaan, En dat doet 't dan ook meestal wel. Maar, als ik dan toch de boel weer in orde heb gemaakt, en, terwijl ik van buiten m'n kop boog, het ook van binnen heb gedaan, dan ben ik zo blij, alsof alles nu nooit meer am ders dan licht en gelukkig zal kun nen zijn. Ik weet dan dat ik er weei bij hoor. Ik denk wel dat ik een van de slechte knechten ben van de Heer, ik bedoel: een van de echte luie en ontrouwe, maar dan heb ik toch weer het gevoel, hoe veraf ook, in de kring te staan, en in het huis van Vader thuis te zijn. Zult u zorgen, dat de „donkere dagen voor Kerstmis" voor u niet donker zijn? Zult u zó aan mij den ken, dat ik het hier helemaal voe len kan? Ik zal het ook doen, en ik denk wel, dat we dan samen al dat duister weg kunnen duwen en mid den in het Licht kunnen staan. Niet thuisHet is een offer, maar als we samen eens denken aan de Kerstmis, die voor millioenen an dere mensen in het verschiet ligt.,... Ik bedoel nog niet, dat de een geen kerstbrood zal hebben en de ander geen Kerstvrede, en nóg anderen het een en het ander niet. Maar hoeveel zijn er niet, die hunkeren naar een volgende Kerstmis in de hemel? Die reden hebben om God te vragen hen toch maar vlug wég te roepen uit de ruïne van hun leven en hun be staan. Die alle hoop, alle geloof, alle liefde van deze wereld verloren hebben, en die alléén nog maar wen sen de barmhartigheid van God te on dervinden, nadat zij ontbonden zul len zijn. Wij hebben toch allen elkaar nog moeder. En nu maken de kranten ons wel iedere dag bang met atoombom men en met alle ellende, die over al bestaat en met de dreiging van oorlog en verdriet, alsof de. mens heid nóg meer zou kunnen verdra gen, maar er is tóch nog zó veel goeds en moois en ik vind het hele maal nier zwak of laf om daar hoe longer hoe meer aan te gaan hech ten. Ik denk, dat alle mensen hun le ven naar binnen zullen moeten ke ren. Eerst van de wereld buiten, naar binnen in de wereld van het gezin, en dan vanuit die wereld nóg dieper naar binnen, in net eigen en anderer hart. Pan wordt het hart als een warm, veilig hol. als een boot, die wel door de stormen jaagt, maar die niet vergaan kan, omdat Vaders Zoon aan boerd is. Zo staat he-- immers onder de plaat, die bij u fcoven het bed hangt, en waarin de zee het kleine schip naar beneden trekken wil. Laten we afspreken,- dat er voor óns geen donkere dagen zullen be staan en dat we de teleurstelling sa men proberen te dragen, en blij te dragen, denkend aan de anderen, die nog veel meer moeten ontberen dan wij. Ik schrijf u maar niet over Annie. U weet bet zelf welZe denkt, dat ik niet kan begrijpen, hoe moei lijk het voor haar is, en ik durf haar niet eens altijd ronduit schrijven, hoe het voor mij nog véél zwaarder is, en sems bijna onmogelijk vol te houden ik was niet jaloers, dacht ik, en nu ben ik na-ijverig op alles, wat in haar omgeving is. Moeder, je bent zo wijs. Zeg jij haar eens, hoe mooi deze el'endige scheiding kan zijn, als wij elkaar werkelijk tot in ge dachte toe trouw blijven, en hoe af schuwelijk deze tijd steeds meer wordt, wanneer zij aan zichzelf denkt, ;n plaats van aan mij, en aan het heerlijke „later" dat we toch ho pen te beleven. Ik kan haar niet al les schrijven, en misschien begrijpt ze alles beter uit jouw mond. Nacht, lieve moeder. Als u de kleintjes gaat onderstoppen, denk er clan maar aan, dat ik wel vaij bui ten, maar van binnen nog helemaal niet altijd zo erg groot ben. En dat ik het heerlijk zou vinden, wanneer u mijn dekens weer eens zou kun nen stoppen, dat ik alleen maar uit een holletje kon kijken. Een holletje van waaruit ik alleen uw lief ge zicht zou zien.... Op, Herders, Hij is geboren In deze koude nacht, Die reeds zo lang te voreïi, De waereld had verwacht. „Vrolijk, o Herdersvolk" Klonk 't uit Hemelwolk, Klonk daar met Englenstem „Haast u naar Bethlehem!" Wij arme boerenknapen Gelijk de herders zijn, Wij wekken wie nog slapen In heldre maneschijn. Lopen met blij geschal Naar deze schaam'len stal, Trouw aan der Englenstem „Haast u naar Bethlehem!" Wat hebben w'er gevonden? Een Kindj' op Moeders schoot, In doekjes wel gewonden, Der mensen leedgenoot. D'oogjes van eerst af aan Zag men vol tranen staan, Wenend van bitt're rouw In deze felle kou. En tot een offer namen W'een lam nog jong en teer, Dat leidden wij tesamen, Voor 't zoete Kindtje neer. Slaap Kindtje bij ons lied Sus, sus, ei schrei toch niet, S'uit maar uw oogjens toe, Ach, al van 't weenen moê. isSlüiü meten me Feest van huiselijke sfeer en gezelligheid IS ER ééN FEEST in het kerkelijk jaar, dat zó tot de verbeelding der mensen spreekt als Kerstmis? En is de sfeer van een feest in het kerkgebouw ooit zó voel baar als in de Nachtmis? Het „Resurrexit, Alleluja" in de Mis van Paas-Zaterdag mo ge nog zo juichend klinken, het „Stille Nacht, Heilige Nacht" in de vroege mor gen van Kerstijlis raakt dieper. En nooit maken de woorden van de priester bij de Consecratie dieper indruk dan wan neer men na de opheffing zijn blik wendt naar de hoek van het kerkgebouw, waar in het flakkerend licht der kaarsen de kerstkribbe staat en men onwillekeurig moet denken aan die eerste kerstnacht, toen de Godmens nederdaalde uit de he mel, om het verlossingswerk op aarde te beginnen. l^IAAR KERSTMIS is ook het huiselijke feest bij uitstek. En een gezinsfeest! Het huis heeft een bijzondere beurt gè- had; men besteedt meer dan gewone zorg aan de kleding; uit de keuken dringen al lerlei heerlijke etensgeuren de kamer bin nen en de huiskamer is in een feestelijk kleed gestoken. Op zichzelf steekt daar niets verkeerds m. Kerkelijke feesten moeten niet beperkt 1 ij ven tot een zuiver kerkelijke viering, iqr moeten zich voortzetten in de hui- ke kring. Het is dan ook verre van ons aan deze zinrijke Christelijke gedachte iets af te willen doen. Maar als wij de aandacht vragen voor „Hoe vieren we Kerstmis thuis", dan is dat bedoeld om te wijzen op de juiste sfeer, die op zo'n dag gevonden moet worden. Het accent mag niet op het huiselijke feest gelegd worden. Helaas is dit maar al te vaak het geval, bij al te overdadige maal tijden en een te profane stemming, die noodzakelijk afbreuk moet doen aan de juiste sfeer. Lijkt U dit overdreven? Gaat dan eens kijken in de katholieke gezinnen, waar bij vele het kerstkribbetje ontbreekt en een helverlichte Kerstboom als pièce de milieu fungeert. Waar toefen groen achter spie gels en schilderijen gestoken zijn, getooid met nietszeggende gekleurde ballen, er waar de tafel versierd is met helrod kaarsjes op een kerstloper van papier waarop de lege spreuk „Vrolijk Kerst fee§t" bijna een uitnodging is het glas no eeps vol te schenken! Nu is het gemakkelijker op fouten t' wijzen, dan aan te geven hoe het we moet. Vooral omdat de huiselijke vierin? zich moet aanpassen bij het milieu, de leeftijd der huisgenoten en zij het dar geen overheersende factor de financiën Het zijn daarom slechts enkele losse tips die wij geven, welke voor ieder huisgezin wel licht enige verandering behoeven. VOOREERST ZIJ ER OP GEWEZEN, dat in ieder katholiek huisgezin een kerstkribbe aanwezig moet zijn, hoe een voudig dan ook. Desnoods een uit karton geknipt en opgezet. Deze kaarten zullen wel weer verkrijgbaar zijn. Daarnaast is een kerstboom natuurlijk geen bezwaar maar het kribbetje bli.ive het middelpunt. JBovendien is Kerstmis geen Sinterklaas feest en de concurrentiestrijd tussen het Kerstmannetje en St. Nicolaas moet voor ons een uitgemaakte zaak zijn. M.a.w. geen cadeautjes in de .Kerstboom en liever dan zinloze gek'eurde ballen, zelfgemaak te geknipt of gezaagd symbolische voorstellingen, zoals een kruisje, engelen kopjes, kribjes, enz. Voor de eerste Kerstdag zelf is het on mogelijk te zeggen dat iedereen naar de Nachtmis moet. De ruimte in het kerkge- SMHSNESSMIS sche kleuren ziin wit en groen. En 't Kindtje ging er slapen, De Moeder sprak ons aan: „Wel, lieve Herdersknapen, Wil zoetjens buiten gahn. Uwer zij- rust en vree Dat brengt u 't Kindt jen mee, Want Hij is God en Heer Komt vrij al morgen wêer." (Oude en nieuwe Kerstliederen). J. A. ALBERDINGK THIJM. bouw laat dat niet toe. Maar wel moeten we er aan denken dat de kerstnacht bij ótstek de nacht der moeders is. Aan haar 'us de voorrang als er sprake is van wie r zal gaan of thuisblijven. Het feestelijk ontbijt na de Nachtmis ooet natuurlijk iets bijzonders zijn. Maar iet bijzondere moet niet alleen gelegen ijn in de spijzen en dranken, doch ook n de aankleding van de kersttafel. We zei len reeds iets van de smakeloze kerst- opers; een mooi, zuiver wit tafellaken is veel mooier. Ook de rode kaarsjes en even rode kandelaars kunnen ons niet beko ren, maar witte kaarsen, omgeven met het frisse groen van takjes en bladeren, doen het uitstekend. Kerstmis is immers het feest van het licht en het nieuwe leven. Hun symbolische kleuren zijn wit en groen. Daar mag natuurlijk best een rood kersje bij, om het kleuren-efect nog wat te ver hogen. Maar wat dan? Als het ontbijt is afge lopen, wat moet er dan gebeuren? Om te beginnen is het helemaal niet erg, dat al len een handje uitsteken. Voor de moeders en zusjes is het ook Kerstmis, een feest dag die niet in de keuken doorgebracht moet worden. Maar als vader heus niets anders kan dan kopjes breken, heeft hij een prachtige taak met de controle op de radio en piano. Zeker, er mag muziek zijn, graag zelfs, en er mag ook gezongen worden heel graag zelfs maar voor het „Paar- denhoofdstel" bliiven er nog genoeg dagen over en de schoolkinderen vinden het heer lijk als de groten eens meezingen met de liedjes, waar de zuster of de meester op school zich zoveel moeite voor getroost heeft. „Nu siit wellecome" past beslist be ter dan de beste schlager van de Band zonder Naam. Dan mogen we hoezeer ook onder de indruk van de stemmige Nachtmis niet vergeten dat de Hoogmis toch een zeer voornaam gedeelte blijft van de kerkelijke viering en het gevaar voor overvolle ker ken is zeker in vele buitenplaatsen heus niet zo erg groot. De koffie na de Hoogmis dient elke Zon dag in het gezin een hoogtepunt te zijn, maar zeker op Kerstmis. Voor Klaas van Beeck c.s. geldt nog steeds een speelver bod. De K.R.O. zal echter wel voor een goed kerstprogramma zorgen. Voor de tafelversiering geldt 's middags hetzelfde als bij het ontbijt. Dan komt eigenlijk het moeilijke deel van de dag. 's Morgens zijn de meesten vroeg opgestaan. Maar er is niemand, die hen verhinderd de schade in te gaan halen. Bij de thee zijn we weer present. Het begint dan al te schemeren en als de hoe ken in de kamer wat geheimzinnig wor den, is er een prachtige sfeer voor een schemerlamp, of alleen het flikkeren van kaarsjes en de rode gloed van de kachel, en een mooi verhaal. Waar kinderen in huis zijn is een kerstvertelling een zeer dankbaar iets. En wie durft het aan een kerstgedicht voor te dragen? „Ons Leeken- spel" gaf jaren geleden enkele zeer aardige boekjes uit, die veel aftrek vonden. Bij practisch iedere jeugdbewegingsleider kan men ze vinden. „Gedichten door het ker kelijk jaar" en Vertellingen door het ker kelijk jaar" bevatten beide wel iets wat wij bedoelen. Of wie het verder wil zoeken, snuffelt eens bij Charles Dickens, Antoon Coolen of Felix Timmermans, om er slechts enkele te noemen. Is het nog nodig te zeggen dat het op eerste Kerstdag niet de meest geschikte gelegenheid is om visites af te gaan leg gen? Dat beware men bij voorkeur voor de tweede dag. 's Avonds na het plechtig Lof met feest predikatie kan het in huis zo echt gezellig zijn, als de hele familie zich om de tafel schaart en die oude spelletjes, als Mens erger je niet of kienen, een spelletje kaart of het meer moderne monopolyspel nog eens speelt. I-IET HUISGEZIN dat in deze geest het ^Kerstfeest viert, zal geen saaie, doch een feestelijk stemmige dag hebben, waar bij het acent op de juiste plaats valt en de huiselijke gezelligheid niet te lijden heeft, maar nog verhoogd wordt. Er zou den nog zoveel wenken aan toegevoegd kunnen worden en voor velen zul1 en vra gen onbeantwoord gebleven zijn. We den ken slechts aan de vraag hoe verloofden, die elkaar elke week zien, hun tijd moe ten verdelen over beide huisgezinnen. Ze ker is het verkeerd om na de Mis weg te gaan en niet voor 's avonds laat weer thuis te komen. Zo zouden we verder kun nen gaan. Het zij echter voldoende. Ieder een kan uit deze regels een zekere sfeer lezen. De practische omstandigheden van ieder huisgezin vereisen wellicht aanpas singen. Maar wie oprecht streeft naar een mooi en zuiver Kerstfeest en handelt zo als boven beschreven is, zal zeker heb ben wat wij hem van harte toewensen, een ZALIG KERSTFEEST!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1948 | | pagina 8