keRStmis
KERSTMIS THUIS?
JE MOET DE HEMEL
(verdienen)
oveR öe oceaan
hSRÓGRS, hij IS QGBORen
Mac
Rondom Kribbe
en Kerstboom
VRIJDAG 24 DECEMBER 1948
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 4
Ke.ïltv-e'ite.iÜnq,
voor de kleinen
Weer is het Kerstmis, de komst
van het Jezus-kind onder d.^ mensen,
dat is dus ook onder de kleinen.
Mag ik jullie even komen stich
ten met een Kerstverhaal; ik hoop,
dat je het mooi zult vinden
Onder de pannen van de zolder
lekker warm toegedekt, ligt een klei
ne jongen te slapen, 't Is er heel stil
en donker. Alleen hoor je het gieren
van de wind buiten, en de klank van
een klok, die ergens twaalf slagen
slaat.
Als de laatste slag verklonken is,
dangebeurde het grote wonder.
De zolderdeur gaat zachtjes open en
het Kerstkindje wandelt naar binnen.
Met zijn vele lichtjes stapt Het toe
op het bed van de jongen.
Dat Kindje! Het leest in zijn hart.
Het ziet er zijn grote, vurige wens;
deze: naar de hemel te mogen.
Naar de hemel! Da's- geen kleinig
heid. 't Kindje Jezus moet zich even
bedenken. De hemel daar mag lang
niet iedereen in. Lang niet! Alleen
heiligen en martelaars en mensen die
braaf geleefd hebben en kinderen die
geen kwaad deden of, al het
kwaad wat ze deden, weer goed
maakten.
Maar.... Jantje, die daar te sla
pen ligt, is niet heiig. Hij is ook geen
martelaar. Hijhij heeft wel eens
een beetje kwaad gedaan.Och.
hij wil zo graag naar de hemel.
Daar moet het zo mooi zijn. Daar is
alles van het zuiverste goud De he
mel! De Engelen zingen. De Heiligen
zitten op hun hoge, prachtige tronen.
De goede God en de lieve Moeder
Maria kijken vriendelijk- op allen
neer. En ieder mag vragen wat hij
het liefst heeft. Hij vraagt het en hij
krijgt het. Hij vraagt het en hij
heeft het al.
't Kindje Jezus kijkt naar de jon
gen met de kleine, zwarte zondestip
peltjes op zijn zieltje. En met de gro-
te, vurige wens in zijn hart. Och kom,
't is Kerstnacht! Dan kan 't Kindje
Jezus moeilijk weigerenHet
raakt met Zijn heilige handen de
schouders van hem aan.
Wat gebeurt? Kijk eens goed. Aan
de schouders komen vleugels; die
groeien. Ze worden groter; ze zijn
van het schitterendste wit. Ze zijn
van het verblindendste licht. Ze
groeien en worden zo groot dat de
kleine jongen een Engel lijkt. Hij kan
vliegen. Waarachtig, hij kan vlie
gen, door de muren van de zolder
heen, de lucht in, de sterren tege
moet, naar de hemel toe. De wolken
wijken uiteen, om hem door te laten.
De hemelpoort glanst hem tegen.
Goud! met zilverbeslag.
„Klop! klop, klop!" Sint Petrus
roept: „Wie daar?" „Ik ben het,
Jantje van de molenaar. Ik wil zo
graag de hemel zien".
Eerst bromde Sint Petrus wat in
zijn lange witte baard. Maar hij deed
toch open en Jantje vloog naar bin
nen. De hemel! Wat was het daar
prachtig! 'n Vloer van het mooiste
marmer, bekleed met 't dikste, zacht-
te tapijt, dat je je maar denken kunt.
Muren van goud, met zilveren ramen;
het dak van sterren.
De heiligen zitten op hun tronen.
Ze dragen een mantel van glanzende
zijde met gouddraad doorweven. Ze
dragen op het hoofd een puntige, gou
den kroon met edelstenen. En dan
Maria, de Moeder Godè. En vooral O.
L. Heer. Neen, je werd nooit moe,
daarnaar te kijken. Engeltjes vlogen
rond; ze zongen en speelden. En als
ze iets graag hadden, kregen ze het.
Die Engeltjes daar moest Jan
tje telkens weer naar kijken. Hij
stond in het midden van de hemel
zaal met grote, verbaasde ogen. Hij
zei niets. Hij stond er zonder bewe
gen, van grote verwondering De hei
ligen keken naar hem en glimlachten
en knikten.
Dan kreeg Jantje een erge kleur en
knikte en lachte terug. En toen.
ach toen.kwam er een hele rij en
geltjes op hem af. Ze begonnen te
praten.
Zeg", vroeg er een, „Ijeb jij al
tijd zo goed naar je moeder geluis
terd, dat je nu al naar de hemel
mag?"
'n Ander vroeg: „Heb je zó weinig
kwaad gedaan? Of.... heb je het
weer goed gemaakt?"
'n Derde nam hem bij de hand:
„Ben je erg arm geweest op aarde?
En heb je die armoede geduldig ver-
'n Vierde Engeltje zei bewonde
rend: „Je hebt stellig altijd goed ge
beden en je uiterste best gedaan in
school en catechismus?"
Och! ze hadden het heel druk,
die engeltjes Ze vroegen maar „Of
Jantje nooit jokte? Of hij nooit driftig
geworden was? Of hij behulpzaam en
vriendelijk wasen o! nog 'n
massa meer.
En Jantje? Nou.! ik wil je ver
tellen, die had het helemaal niet
druk. Hij stond erg beschaamd, met
een hoogrode kleur. Of hij goed naar
Moeder geluisterd had? Tja! dat
waren van die vragen, waarop hij
geen antwoord wist. Of nee hij
wist er wel een antwoord op, maar
een waarover hij zich schamen moest.
Neen, duizendmaal neen! Hij was
geen lieve vriendelijke jongen! Hij
luisterde dikwijls helemaal niet naar
Moeder Hij jokte. Hij was wel eens
oneerbiedig. En driftignou! dat
was al te erg.
Zo stond me nu daar die Jantje!
Een stem in z'n hartje zei- „Schaam
je! Jij hoort hier in de hemel, bij
al die lieve engelen en Heiligen niet
thuis. Jij moet de hemel verdienen,
door braaf en flink te zijn!"
Wat deed Jantje van de molenaar?
Hij keek nog eens de hemel rond om
aan zijn goede moeder te kunnen ver
tellen hoe mooi het was. Maar toen
keerde hij zich beschaamd om en
stapte door de poort waar Sint Pe
trus met zijn grote, gouden sleutel
de wacht hield.
„Hela! waar ga je naar toe?" vroeg
Sint Petrus. En heel zacht antwoord
de Jantje:
„Ik ga weer naar moeder. Want ik
heb de hemel nog niet verdiend".
„Da's allemachtig aardig van je",
zei Sint Pieter goedkeurend En hij
sloot de hemelpoort weer open.
Jantje vloog terug naar de aarde.
Maar naar huis ging hij toch niet da
delijk. Eerst liep hij naar de kerk.
Die was vol licht, vol orgelspel en
vrl kaarsen.
In een hoek stond het stalletje met
het reikende Christuskindje Daar
knielde Jantje neer. En aan het
Kerstkindje beloofde hijtja!
dat zullen jullie wel raden.
Heeft hij woord gehouden?
Ja, de belofte, die Jantje deed i
deze heilige Kerstnacht heeft hij heel
zijn leven gehouden. En toen
toen hij stierf.kwam het Kerst
kindje weer naar hem toe't Was
ook in de Kerstnacht. En 't Kindje
zei: „Kom!"
Ze vlogen samen de hemel binnen.
Daar mocht hij zitten op een prachti
ge troon... En kijken naar Maria,
de Moeder Gods, kijker) naar O. L.
Heer, en zingen, 'n Zijden mantel
had hij om. En een puntige, goudên
kroon op het hoofd..-.
Beste kinderen: onthoudt nu goed,
hoe je de hemel moet verdienen.
Lieve Moeder
Gek, dat dat iemand zo bij blijft.
Er nu is het dan de twééde keer,
en ik zal er niet zo gemakkelijk over
heen komen. Nu vader dood is, had
ik zo graag naast u gelopen naar de
Nachtmis, naast u gezeten aan tafel,
en met u en de anderen allemaal ge
zongen bij onze oude kribbe. We
zouden immers'samen aan hém heb
ben gedacht, zonder dat we de klei
nen er in betrokken hadden, om hun
vreugde niet te temperen. Is 't niet
zo, moeder, dat je toch niet op com
mando aan je doden denken kunt?
Soms zijn ze zo dicht bij, maar niet
altijd ais wij zelf willen. En meer
nog dan op Allerzielendag is vaders
stoel leeg op Kerstmis en op Pasen,
en op al die dagen dat we zo hele
maal samen zijn. Ja, samen. Ik be
greep vroeger nooit wat er bedoeld
werd met die woorden, dat, waar
twee of meer in Zijnen Naam ver
gaderd zijn, de Heer in. hun midden
is. Ik dacht dan teveel aan een kerk,
aan een plechtige bijeenkomst, aan
samen bidden in ieder geval.
Hier heb ik geleerd dat je met
een paar kerels onder de sterren
kimt staan of in het struikgewas kunt
liggen, zwijgend en met 'n hart vol
hoop en angst en dat dan ook God
héél dicht bij is. Zó dicht bij dat je
Hem hardop zou willen vragen: Je
zus Christus, wat gebeurt er van
nacht met ons?
Ik weet nu ook wel dat we in ons
gezin eigenlijk altijd in Zijn naam
vergaderd waren, en dat we dat nóg
zijn. Dat vader in de hemel en jul
lie thuis en ik hier tóch samen zijn,
omdat we in eikaars hart wonen en,
in onze goede uren, God in al die
harten tegelijk.
Het gaat niet altijd erg goed met
mij, moeder. Het is hier heel erg
moeilijk, om jezelf onder het goede
juk te dwingen. U weet ook wel, dat
ik opstandig ben, en soms uit louter
dwaasheid dingen doe, die ik tevo
ren en meteen al, en daarna nog
meer, betreur. En als ik me dan
voorneem de boel in het reine te
brengen je loopt hier soms te
biechten met z'n tweeën alleen op 'n
stil pad stel ik 't toch uit en blijf
ik rondlopen met 'n misselijk ge
voel van onrust en onbevredigd
heid.
Ik zou u zulke dingen nooit zég
gen, moeder, maar ik durf ze wel
schrijven. Ik heb dan 'n gevoel, als
of ik niet gewassen ben, en alsof al
les nu verder verkeerd moet gaan,
En dat doet 't dan ook meestal wel.
Maar, als ik dan toch de boel weer
in orde heb gemaakt, en, terwijl ik
van buiten m'n kop boog, het ook van
binnen heb gedaan, dan ben ik zo
blij, alsof alles nu nooit meer am
ders dan licht en gelukkig zal kun
nen zijn. Ik weet dan dat ik er weei
bij hoor.
Ik denk wel dat ik een van de
slechte knechten ben van de Heer,
ik bedoel: een van de echte luie en
ontrouwe, maar dan heb ik toch weer
het gevoel, hoe veraf ook, in de
kring te staan, en in het huis van
Vader thuis te zijn.
Zult u zorgen, dat de „donkere
dagen voor Kerstmis" voor u niet
donker zijn? Zult u zó aan mij den
ken, dat ik het hier helemaal voe
len kan? Ik zal het ook doen, en ik
denk wel, dat we dan samen al dat
duister weg kunnen duwen en mid
den in het Licht kunnen staan.
Niet thuisHet is een offer,
maar als we samen eens denken aan
de Kerstmis, die voor millioenen an
dere mensen in het verschiet ligt.,...
Ik bedoel nog niet, dat de een geen
kerstbrood zal hebben en de ander
geen Kerstvrede, en nóg anderen het
een en het ander niet. Maar hoeveel
zijn er niet, die hunkeren naar een
volgende Kerstmis in de hemel? Die
reden hebben om God te vragen hen
toch maar vlug wég te roepen uit de
ruïne van hun leven en hun be
staan. Die alle hoop, alle geloof,
alle liefde van deze wereld verloren
hebben, en die alléén nog maar wen
sen de barmhartigheid van God te on
dervinden, nadat zij ontbonden zul
len zijn.
Wij hebben toch allen elkaar nog
moeder. En nu maken de kranten ons
wel iedere dag bang met atoombom
men en met alle ellende, die over
al bestaat en met de dreiging van
oorlog en verdriet, alsof de. mens
heid nóg meer zou kunnen verdra
gen, maar er is tóch nog zó veel
goeds en moois en ik vind het hele
maal nier zwak of laf om daar hoe
longer hoe meer aan te gaan hech
ten.
Ik denk, dat alle mensen hun le
ven naar binnen zullen moeten ke
ren. Eerst van de wereld buiten, naar
binnen in de wereld van het gezin,
en dan vanuit die wereld nóg dieper
naar binnen, in net eigen en anderer
hart. Pan wordt het hart als een
warm, veilig hol. als een boot, die
wel door de stormen jaagt, maar die
niet vergaan kan, omdat Vaders Zoon
aan boerd is.
Zo staat he-- immers onder de
plaat, die bij u fcoven het bed hangt,
en waarin de zee het kleine schip
naar beneden trekken wil.
Laten we afspreken,- dat er voor
óns geen donkere dagen zullen be
staan en dat we de teleurstelling sa
men proberen te dragen, en blij te
dragen, denkend aan de anderen, die
nog veel meer moeten ontberen dan
wij.
Ik schrijf u maar niet over Annie.
U weet bet zelf welZe denkt,
dat ik niet kan begrijpen, hoe moei
lijk het voor haar is, en ik durf haar
niet eens altijd ronduit schrijven,
hoe het voor mij nog véél zwaarder
is, en sems bijna onmogelijk vol te
houden ik was niet jaloers, dacht ik,
en nu ben ik na-ijverig op alles, wat
in haar omgeving is. Moeder, je bent
zo wijs. Zeg jij haar eens, hoe mooi
deze el'endige scheiding kan zijn,
als wij elkaar werkelijk tot in ge
dachte toe trouw blijven, en hoe af
schuwelijk deze tijd steeds meer
wordt, wanneer zij aan zichzelf
denkt, ;n plaats van aan mij, en aan
het heerlijke „later" dat we toch ho
pen te beleven. Ik kan haar niet al
les schrijven, en misschien begrijpt
ze alles beter uit jouw mond.
Nacht, lieve moeder. Als u de
kleintjes gaat onderstoppen, denk er
clan maar aan, dat ik wel vaij bui
ten, maar van binnen nog helemaal
niet altijd zo erg groot ben. En dat
ik het heerlijk zou vinden, wanneer
u mijn dekens weer eens zou kun
nen stoppen, dat ik alleen maar uit
een holletje kon kijken. Een holletje
van waaruit ik alleen uw lief ge
zicht zou zien....
Op, Herders, Hij is geboren
In deze koude nacht,
Die reeds zo lang te voreïi,
De waereld had verwacht.
„Vrolijk, o Herdersvolk"
Klonk 't uit Hemelwolk,
Klonk daar met Englenstem
„Haast u naar Bethlehem!"
Wij arme boerenknapen
Gelijk de herders zijn,
Wij wekken wie nog slapen
In heldre maneschijn.
Lopen met blij geschal
Naar deze schaam'len stal,
Trouw aan der Englenstem
„Haast u naar Bethlehem!"
Wat hebben w'er gevonden?
Een Kindj' op Moeders schoot,
In doekjes wel gewonden,
Der mensen leedgenoot.
D'oogjes van eerst af aan
Zag men vol tranen staan,
Wenend van bitt're rouw
In deze felle kou.
En tot een offer namen
W'een lam nog jong en teer,
Dat leidden wij tesamen,
Voor 't zoete Kindtje neer.
Slaap Kindtje bij ons lied
Sus, sus, ei schrei toch niet,
S'uit maar uw oogjens toe,
Ach, al van 't weenen moê.
isSlüiü
meten me
Feest van huiselijke sfeer en gezelligheid
IS ER ééN FEEST in het kerkelijk jaar,
dat zó tot de verbeelding der mensen
spreekt als Kerstmis? En is de sfeer van
een feest in het kerkgebouw ooit zó voel
baar als in de Nachtmis? Het „Resurrexit,
Alleluja" in de Mis van Paas-Zaterdag mo
ge nog zo juichend klinken, het „Stille
Nacht, Heilige Nacht" in de vroege mor
gen van Kerstijlis raakt dieper. En nooit
maken de woorden van de priester bij
de Consecratie dieper indruk dan wan
neer men na de opheffing zijn blik wendt
naar de hoek van het kerkgebouw, waar
in het flakkerend licht der kaarsen de
kerstkribbe staat en men onwillekeurig
moet denken aan die eerste kerstnacht,
toen de Godmens nederdaalde uit de he
mel, om het verlossingswerk op aarde te
beginnen.
l^IAAR KERSTMIS is ook het huiselijke
feest bij uitstek. En een gezinsfeest!
Het huis heeft een bijzondere beurt gè-
had; men besteedt meer dan gewone zorg
aan de kleding; uit de keuken dringen al
lerlei heerlijke etensgeuren de kamer bin
nen en de huiskamer is in een feestelijk
kleed gestoken.
Op zichzelf steekt daar niets verkeerds
m. Kerkelijke feesten moeten niet beperkt
1 ij ven tot een zuiver kerkelijke viering,
iqr moeten zich voortzetten in de hui-
ke kring. Het is dan ook verre van
ons aan deze zinrijke Christelijke gedachte
iets af te willen doen.
Maar als wij de aandacht vragen voor
„Hoe vieren we Kerstmis thuis", dan is
dat bedoeld om te wijzen op de juiste sfeer,
die op zo'n dag gevonden moet worden.
Het accent mag niet op het huiselijke feest
gelegd worden. Helaas is dit maar al te
vaak het geval, bij al te overdadige maal
tijden en een te profane stemming, die
noodzakelijk afbreuk moet doen aan de
juiste sfeer.
Lijkt U dit overdreven? Gaat dan eens
kijken in de katholieke gezinnen, waar bij
vele het kerstkribbetje ontbreekt en een
helverlichte Kerstboom als pièce de milieu
fungeert. Waar toefen groen achter spie
gels en schilderijen gestoken zijn, getooid
met nietszeggende gekleurde ballen, er
waar de tafel versierd is met helrod
kaarsjes op een kerstloper van papier
waarop de lege spreuk „Vrolijk Kerst
fee§t" bijna een uitnodging is het glas no
eeps vol te schenken!
Nu is het gemakkelijker op fouten t'
wijzen, dan aan te geven hoe het we
moet. Vooral omdat de huiselijke vierin?
zich moet aanpassen bij het milieu, de
leeftijd der huisgenoten en zij het dar
geen overheersende factor de financiën
Het zijn daarom slechts enkele losse tips die
wij geven, welke voor ieder huisgezin wel
licht enige verandering behoeven.
VOOREERST ZIJ ER OP GEWEZEN,
dat in ieder katholiek huisgezin een
kerstkribbe aanwezig moet zijn, hoe een
voudig dan ook. Desnoods een uit karton
geknipt en opgezet. Deze kaarten zullen
wel weer verkrijgbaar zijn. Daarnaast is
een kerstboom natuurlijk geen bezwaar
maar het kribbetje bli.ive het middelpunt.
JBovendien is Kerstmis geen Sinterklaas
feest en de concurrentiestrijd tussen het
Kerstmannetje en St. Nicolaas moet voor
ons een uitgemaakte zaak zijn. M.a.w.
geen cadeautjes in de .Kerstboom en liever
dan zinloze gek'eurde ballen, zelfgemaak
te geknipt of gezaagd symbolische
voorstellingen, zoals een kruisje, engelen
kopjes, kribjes, enz.
Voor de eerste Kerstdag zelf is het on
mogelijk te zeggen dat iedereen naar de
Nachtmis moet. De ruimte in het kerkge-
SMHSNESSMIS
sche kleuren ziin wit en groen.
En 't Kindtje ging er slapen,
De Moeder sprak ons aan:
„Wel, lieve Herdersknapen,
Wil zoetjens buiten gahn.
Uwer zij- rust en vree
Dat brengt u 't Kindt jen mee,
Want Hij is God en Heer
Komt vrij al morgen wêer."
(Oude en nieuwe Kerstliederen).
J. A. ALBERDINGK THIJM.
bouw laat dat niet toe. Maar wel moeten
we er aan denken dat de kerstnacht bij
ótstek de nacht der moeders is. Aan haar
'us de voorrang als er sprake is van wie
r zal gaan of thuisblijven.
Het feestelijk ontbijt na de Nachtmis
ooet natuurlijk iets bijzonders zijn. Maar
iet bijzondere moet niet alleen gelegen
ijn in de spijzen en dranken, doch ook
n de aankleding van de kersttafel. We zei
len reeds iets van de smakeloze kerst-
opers; een mooi, zuiver wit tafellaken is
veel mooier. Ook de rode kaarsjes en even
rode kandelaars kunnen ons niet beko
ren, maar witte kaarsen, omgeven met het
frisse groen van takjes en bladeren, doen
het uitstekend. Kerstmis is immers het
feest van het licht en het nieuwe leven.
Hun symbolische kleuren zijn wit en groen.
Daar mag natuurlijk best een rood kersje
bij, om het kleuren-efect nog wat te ver
hogen.
Maar wat dan? Als het ontbijt is afge
lopen, wat moet er dan gebeuren? Om te
beginnen is het helemaal niet erg, dat al
len een handje uitsteken. Voor de moeders
en zusjes is het ook Kerstmis, een feest
dag die niet in de keuken doorgebracht
moet worden. Maar als vader heus niets
anders kan dan kopjes breken, heeft hij een
prachtige taak met de controle op de radio
en piano. Zeker, er mag muziek zijn, graag
zelfs, en er mag ook gezongen worden
heel graag zelfs maar voor het „Paar-
denhoofdstel" bliiven er nog genoeg dagen
over en de schoolkinderen vinden het heer
lijk als de groten eens meezingen met de
liedjes, waar de zuster of de meester op
school zich zoveel moeite voor getroost
heeft. „Nu siit wellecome" past beslist be
ter dan de beste schlager van de Band
zonder Naam.
Dan mogen we hoezeer ook onder de
indruk van de stemmige Nachtmis niet
vergeten dat de Hoogmis toch een zeer
voornaam gedeelte blijft van de kerkelijke
viering en het gevaar voor overvolle ker
ken is zeker in vele buitenplaatsen
heus niet zo erg groot.
De koffie na de Hoogmis dient elke Zon
dag in het gezin een hoogtepunt te zijn,
maar zeker op Kerstmis. Voor Klaas van
Beeck c.s. geldt nog steeds een speelver
bod. De K.R.O. zal echter wel voor een
goed kerstprogramma zorgen.
Voor de tafelversiering geldt 's middags
hetzelfde als bij het ontbijt.
Dan komt eigenlijk het moeilijke deel
van de dag. 's Morgens zijn de meesten
vroeg opgestaan. Maar er is niemand, die
hen verhinderd de schade in te gaan halen.
Bij de thee zijn we weer present. Het
begint dan al te schemeren en als de hoe
ken in de kamer wat geheimzinnig wor
den, is er een prachtige sfeer voor een
schemerlamp, of alleen het flikkeren van
kaarsjes en de rode gloed van de kachel,
en een mooi verhaal. Waar kinderen in
huis zijn is een kerstvertelling een zeer
dankbaar iets. En wie durft het aan een
kerstgedicht voor te dragen? „Ons Leeken-
spel" gaf jaren geleden enkele zeer aardige
boekjes uit, die veel aftrek vonden. Bij
practisch iedere jeugdbewegingsleider kan
men ze vinden. „Gedichten door het ker
kelijk jaar" en Vertellingen door het ker
kelijk jaar" bevatten beide wel iets wat
wij bedoelen. Of wie het verder wil zoeken,
snuffelt eens bij Charles Dickens, Antoon
Coolen of Felix Timmermans, om er
slechts enkele te noemen.
Is het nog nodig te zeggen dat het op
eerste Kerstdag niet de meest geschikte
gelegenheid is om visites af te gaan leg
gen? Dat beware men bij voorkeur voor de
tweede dag.
's Avonds na het plechtig Lof met feest
predikatie kan het in huis zo echt gezellig
zijn, als de hele familie zich om de tafel
schaart en die oude spelletjes, als Mens
erger je niet of kienen, een spelletje kaart
of het meer moderne monopolyspel nog
eens speelt.
I-IET HUISGEZIN dat in deze geest het
^Kerstfeest viert, zal geen saaie, doch
een feestelijk stemmige dag hebben, waar
bij het acent op de juiste plaats valt en
de huiselijke gezelligheid niet te lijden
heeft, maar nog verhoogd wordt. Er zou
den nog zoveel wenken aan toegevoegd
kunnen worden en voor velen zul1 en vra
gen onbeantwoord gebleven zijn. We den
ken slechts aan de vraag hoe verloofden,
die elkaar elke week zien, hun tijd moe
ten verdelen over beide huisgezinnen. Ze
ker is het verkeerd om na de Mis weg te
gaan en niet voor 's avonds laat weer
thuis te komen. Zo zouden we verder kun
nen gaan. Het zij echter voldoende. Ieder
een kan uit deze regels een zekere sfeer
lezen. De practische omstandigheden van
ieder huisgezin vereisen wellicht aanpas
singen. Maar wie oprecht streeft naar een
mooi en zuiver Kerstfeest en handelt zo
als boven beschreven is, zal zeker heb
ben wat wij hem van harte toewensen, een
ZALIG KERSTFEEST!