Mensen m hun Ook jegens engelen moet men beleefd zijn! DE De polderwegen en de zware auto's «9£unst en vakmanschap in glas ZATERDAG 11 DECEMBER 1948 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD - PAGINA 1 Roomsigheden IV D |E WERKSTER VAN DE BUREN is bezig met lawaai van emmers het straatje te schrobben de melk boer knort met zijn aanhangmotor door de laan er is een verschrik kelijke ruzie ontstaan onder de mus sen in de achtertuin we gevoelen onszelf lichte!ijk begriept, matig snotterig, tamelijk narrig en, ge moogt het gerust weten, we hebben de grootste moeite om aan te nemen, dat een hemelse geest ons nabij is. Plet schrobben, knorren, krieuwen en snotteren boeit ons veel meer, dan de overigens zeer geruststel de wetenschap, dat er een engel in de kamer is. Er is een engel in de kamer. Er zijn engelen in de fabrieken, op de kantoren. Er is ook een engel achter in de polder, waar een boerenknecht doen de is de sioot uit te baggeren. Hij alleen achter in de polder. Wij alleen in deze kamer. TEN ONGELOFELIJK GELOOF bekèn het eerlijk dat ge aan neemt, ornaat de Kerk van Christus, in welke Gods Geest vaardig is, het ons van kindsbeen af heeft, geleerd, Gij hebt dat geloof met de paplepel naar binnen gekregen, maar met de meesten is het zo, dat zij het op vol wassen leeftijd niet meer verteren kunnen. Zij hebben van hun engel bewaarder geen andere voorstelling in hun gedachten, dan van een sui ker-zoet jongetje in een lange rose jurk, die hen bij de hand neemt en veilig over de plank van een modder sloot leidt. Als een knul 18 jaar is, triomfen behaalt bij het voetballen en aan andere engeltjes gaat denken, kan men het hem niet kwalijk ne men, dat hij het rose engeltje uit het oog verliest. Er is ook geen bezwaar tegen, indien hij bij het aantrekken van schoenen op mannenmaat, ook zijn geloofskennis maar op mannen- maat brengt. Daar ontbreekt nog wal eens het een en ander aan. Helden op het voetbal-veld stumpers vaak in hun godsdienstkennis. Wie man is geworden, moet vol-" ledig af-éggen, „wat des kinds is". Bij het aantrekken van de lange broek, is het zielig als de ziel de luiers aan houdt. Wie man is geworden moet leren beseffen, dat geheel deze wereld an ders is, totaal anders is dan zij zich aan onze zintuigen vertoont. Het denkbeeld, dat ge in uw huiskamer vei lig en knus zit, is bijna waanzinnig, wanneer ge overweegt, dat de aarde een voetbal is, die een angstwekken de ronde-dans uitvoert in de onein dige afgrond van een- huivering wekkend zwijgende eeuwigheid. Bijna waanzinnig is het ook, te menen, dat de Scheppende Almacht op deze knikker, die aarde heet, mil.iarden verstandelijke zielen heeft laten ontluiken en aan die verstan delijke zieien geen andere opdracht heeft verstrekt, dan zo voordelig mo gelijk koeien vet te mesten, bollen te verkopen, of hoe dan ook zoveel mogelijk in de wacht te slepen. Tot hoger zijn wij geboren! DEPAALD KINDERACHTIG is te menen, dat de Goddelijke Al macht ergens in de verre verte de aarde ziet draaien, terwijl het in wer kelijkheid zo is, dat er geen mus dood gaat, ,,of uw hemelse Vader weet het", evenmin als er zonder zijn kennis een haar van ons hoofd valt, want ze zijn alle geteld! Het is God, die de ganse schepping ver vult en „kennis draagt van het ge sprokene". Het is God in Wiens onuitsprekelijke Geest geheel de schepping ligt gedompeld. „Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij". Het is God, die de daartoe uitverkorenen voedt met een hemel se. Spijs, die alle begrip te boven gaat. Het is God, die in zijn almacht, niet alleen millioenen sterren, milliar- den mensen, maar ook trillioenen van wezens heeft geschapen, die wij engelen noemen: wezens, met ver stand begaafd, doch wier geest nooit met de stoffelijke wereld is verenigd geweest. Misschien heeft God nog veel meer geschapen, waarvan ons niets is medegedeeld maar Hij heeft ons vergund, door zijn Open baring, even door de sluier van ons beperkt menselijk bestaan heen te gluren. Kijken we menselijk, dan zien we niets. Kijken we in het licht van het geloof, dan zien we een ont zaglijke wolk van geesten: „tiendui zend maal tienduizend en duizend maal duizenden" (Op. 5, 11), die de lof des Heren zingen en als gezanten Gods een ruim aandeel hebben ont vangen in de uitoefening der allen en alles-omvattende Voorzienigheid. Er is een andere wereld, die niet van deze wereld is, maar er wei nauw mee verweven is. Er zijn overal op aarde geesten. Waar een mens is, is ook een engel. „De waardigheid van een ziel", schreef de kerkvader Hieronymus (f 419) in zijn Evangelie- commentaar „is zo groot, dal iedereen een bescherm-engel heeft vanaf zijn geboorte." VAN ENGELEN is in de H. Schrift op vele plaatsen sprake. Het begint met de engel met het vlam mende zwaard aan de ingang van het verloren paradijs en het eindigt met de ondergang der wereld, als engelen de Zoon des Mensen zullen omstuwen bij zijn Wederkomst. Het was aan de herders van Bethlehem voorbehouden getuige te zijn van de „hemelse legerschare", die de eerste komst van Christus juichend bege leidde. Engelen waren het, die Chris tus verkwikten na zijn 40-daagse vasten, engelen, die Hem troostten bij zijn doodsangst in de Qlijfhof, engelen rond zijn graf bij de verrij nes de Doper zag een engel voor zich staan in de Tempel. Maria voerde een gesprek met de aartsengel Gabriel. Ook Jozef werd tweemaal door en gelen bezocht. De verschijning van engelen gaat veelal gepaard met ue uitstraiing van een verblindend licht. De herders werd „door een bange vrees" aangegrepen. Toen Petrus, met twee kettingen geboeid, in de gevangenis lag, verscheen hem een engel En zie, daar stond een engel des Heren, en een licht schitter de in de cel. Hij stiet Petrus in de zij, wekte hem, en sprak: Sta haastig op. En de kettingen vie len van zijn handen af. De engel zei hem: Doe uw gordel om, en bind uw sandalen aan. Hij deed hét. Hij vervolgde: Sla uw man tel om en kom achter mij aan. Hij ging naar buiten zonder te weten, dat het werkelijkheid was. wat de engel gedaan had; hij meende een visioen te aanschou wen. Ze gingen nu de eerste en 'de tweede wachtpost voorbij, en kwamen aan de ijzeren poort, die naar de stad leidt; deze ging den naar buiten, sloegen een vanzelf voor hen open. Ze tra straat in: en plotseling was de engel verdwenen. Nu kwam Petrus tot bezinning en sprak: Thans weet ik zeker, dat de Heer zijn engel heeft gezonden, en ^pij heeft gered uit de hand van Herodes, en van als wat het volk der Joden verwachtte. Hij dacht een ogenblik na, en ging naar het huis van Maria, de moe der van Johannes, ook Markus genaamd, waar velen in gebed waren verenigd. Toen hij aan de deur van het voorportaal klopte, kwam een dienstmeisje, Rhode genaamd, opendoen. Maar toen zij de stem van Petrus herkende, opende ze van blijdschap het voorportaal niet; ze vloog naar binren, om te vertellen, dat Pe trus buiten het voorportaal stond. Men gaf haar ten antwoord. Ge zijt niet goed wijs. Maar ze hield vol dat het zo was. Nu zei- de men: Dan is het zijn engel. Maar toen Petrus bleef kloppen, deden zij open, zagen hem en stonden versteld. (Hand. 12. 7—17). Dit geloof van de allereerste Chris tenen aan de bijstand der engelen, was door Christus ingeprent, toen Hij, over de kinderen sprekend, zeide: „hun engelen staan altijd voor Gods aanschijn". De apostel Paulus beschouvft het als algemeen bekend, dat engelen ons ter hulp snellen: „Zijn ze niet allen dienstbare geesten, uitgazonden tot hulp van hen, die de zaligheid zullen beërven?" (Hebr. 1, 14). In zijn visioen van de hemel zag Johannes een engel, die de gebeden der aard-bewoners neerlegde voor de Troon Gods. De beschrijving, die Johannes van engelen geeft met hun donderende stem en verblindende luister, -is nu niet wat je noemt kin-, derachtig! DE SCHRIJVERS DER CHRISTE LIJKE OUDHEID hebben zich met voorliefde verdiept in de levens wijze der engelen en hun verhouding tot de mensheid, waarbij ook de hei dense opvatting van „eonen" of scheppende geesten werd bestreden. Tegen zulk een „engelendienst" had reeds Paulus zijn stem verheven. (Kol. 2, 18). Origenes (T 2'54) schreef in zijn verhandeling „Over het gebed" naar aanleiding van het psalmvers. De engel des Heren slaat zijn legerplaats op Rond die Hem vrezen, om ze te redden, en ook naar aanleiding van de zegen van Jacob op zijn sterbed, dat het vanzelfsprekend is, dat wanneer een grote menigte op de juiste wijze tot iof van Christus samenkomt, ieders engel zich zal legeren aan de zijde van de man, wiens bescherming en lei ding hem is toevertrouwd. „En zo ont staat de verzamelde gelovigen een dubbele gemeente: die van de mensen en die van de engelen". Justinns, Athenagoras spreken van een engelen-verering. Eusebius van Caesarea (t 339): „We hebben geleerd hen (de engelen) te erkennen en hen te vereren wegens hun waardigheid en volgens hun rangorde, terwijl wij aan God alleen het eerbewijs onze aanbidding voor behouden (Dem. Evang. Hl, 3). Basilius (t 379)): Niemand, die zich de woorden des Heren herinnert, zal het loochenen, dat een engel eiken mens ter zijde staat als leermeester en tevens om zijn leven te richten. (Contra-Eumon. m, 1). Ambrosius (t 397): Wij behoren tot de engelen te bidden, die ons tot bescherming gegeven zijn (De vi- duis IX, 15). MELKBOER IS WEGGERE DEN en de werkster naar huis gegaain, de mussen sluimeren met hun kopje tussen de veren onder de dakpannen. Het is al schrijvende avond geworden en alle geluid is ver- stoord. Nu zitten we (nog steeds grieperig!) in de stille kamer op een stille aarde, die geruisloos maar met grote snelheid zich rondwentelt in het niets. Goddank we zitten niet alleen óp deze vreemde wereld, maar in het goede gezelschap van onze engel, vertrouwde hemel vriend. We hebben naar vermogen ons best ge daan om aan te tonen, dat het niet i kinderachtig is een „held Gods' beschermengel te eren en dat het in de rechte lijn ligt van Schrift en Overlevering zulks te doen. Er zijn vele heiligen geweest in Gods Kerk, die op zeer vriendschappelijke wijze met hun engelen omgingen. Van Francisca Romana b.v. wordt door geloofwaardige getuigen verhaald, dat zij in het pikkedonker zat te lezen en te schrijven bij het licht, dat haar bewaar-engel uitstraalde. Op zulke buitengewone bevoorrechting hebben we geen kans, maar wel is het niet meer dan een staaltje van Christelijk fatsoen 's morgens bij net opstaan en 's avonds bij het slapen gaan even de trouwe begeleider, die voor Gods Aanschijn staat, te begroe ten en ons in zijn hulp en verlich ting aan te bevelen. Het is bijna be spottelijk om het te moeten zeggen, maar toch geenszins overbodig: ook jegens de engelen behoort men de beleefdheid in acht te nemen. Dat is al het minste, wat wij kunnen doen. v. P. Bij de beantwoording van vraag, in hoeverre en in welke vorm de onderhoudsplichtigen van z.g.n. quartaire wegen dienen te worden gesteund, moeten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten de oorza ken van de verzwaring van de on- derhoudslast dezer wegen wel in het oog worden gehouden. De in de Commissie uitgesproken opvatting,dat deze wegen thans het algemeen verkeer dienen in tegen stelling met de oorspronkelijke be stemming voor zuiver locaal vervoer, kunnen Gedeputeerde Staten in haar algemeenheid niet onderschrijven. Ofschoon op sommige van deze we gen wel enig doorgaand verkeer zal zijn ontstaan, heeft het verkeer op de quartaire wegen toch in hofdzaak zijn karakter van locaal vervoer be houden. De oorzaak van de verzwa ring van de onderhoudslast dezer we gen moet daarom in belangrijke ma te gezien worden in de verandering van de aard van dit verkeer. De paardentractie toch op deze wegen is meer en meer vervangen door mo- tortractie. De aan- en afvoer van goederen vindt thans overwegend plaats met vrachtauto's, waaronder abnormale zware wagens, veeral van huis tot huis. Het plaatselijke perso nenvervoer per auto is eveneens toe genomen, terwijl ook de busdiensten deze wegen wel volgen om afgelegen buurtschappen in het verkeer te kunnenn opnemen. Het motief voor steun aan de On derhoudsplichtigen van quartaire we gén met gemotoriseerd verkeer van enige betekenis ligt dus niet in de eerste plaats in een verandering en een uitbreiding van de belangensfeer, maar in de omschakeling van het locale verkeer op motorvoertuigen. De houders daarvan dragen in de vorm van wegen- en benzinebelastnig tot de rijksmiddelen bij, maar deze middelen komen niet ten goede van de wegen, die deze autohouders voor hun bedrijf moeten berijden. Het ge volg daarvan is, dat de onderhouds plichtigen voor zware lasten komen te staan en niet profiteren van de door het vehkeer opge brachte gelden. De oplossing van deze gelden beschikbaar wordt ge steld voor het onderhoud van de hier bedoelde wegen. Gedeputeerde Sta ten van vrijwel alle provinciën heb ben hierop bij de Minister van Ver keer en Waterstaat aangedrongen. Met beslistheid wijzen Gedeputeer de Staten dan ook de suggestie van de hand, dat de provincie dient voor te gaan met rechtstreekse financiële steun aan de onderhoudsplichtigen der quartaire wegen. Zij blijven van mening, dat zulks niet op de weg der provincie ligt en dat de daaruit voortvloeiende last trouwens voor de provincie niet te dragen zou zijn. De actie voor steun uit het ver- keersfonds zou daardoor eerder wor den verzwakt dan versterkt. Ook de andere provincies verlenen in het algemeen geen bijdragen in het ouderhoud van quartaire we gen. De vorming van wegschappen, hoe nuttig ook op zichzelf, lost de kern van het vraagstuk niet op. WEGENBOUW IN DE OMGEVING. De mate, waarin werken in 1949 tot uitvoering zullen kunnen komen, wordt door middel van het bouwvo lume mede bepaald door het Mini sterie van Wederopbouw en Volks huisvesting. Momenteel is nog niet bekend, hoe groot het bouwvolume voor 1949 zal zijn. Van ter zijde is vernomen, dat vermoedelijk onder scheid zal worden gemaakt tussen werken, welke betrekkelijk veel bouwmaterialen zullen vereisen, en werken waarvoor deze zo goed als niet nodig zijn, in hoofdzaak grond werken; de laatste zouden dan in rui mere mate mogen worden uitge voerd dan de eerste. Ged. Staten heb ben zich zich een vorlopig schéma gedacht waarop o.a. de volgende wegen voorkomen: Eerste helft 1949, materiaal-inten sief. (Ged.) Omlegging Alphen (weg no. 7) ƒ70.000. Voorhave polder Rij- neveld (weg no. 25) 150.000. Klein Janbrug te Woerden (Rijn) 80.000. Eerste helft 1949, ■niet-materiaal- intensief. Afmaken wegvak Rijnsa- terwoudeLeimuiden (weg no. 7) ƒ550.000. Verbreden Middelweg (Zoe termeerLeiden, weg. no. 7) 75.000 Tweede helft 149, materiaal-inten sief. Kwakelbrug te Woerden (Rijn) 40.000. Tweede helft 1949, niet-materiaal intensief (Rest) Omlegging Alphen (weg no. 7) 680.000 Zijtak weg RijswijkDe Vink tussen zilverfa- briek en Lammebrug (weg no. 16) n.ioo.ooo. "Onder de gegeven omstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten om de in de aanvang van hun verslag ge noemde redenen niet de verzekering geven, dat bovengenoemde werken metterdaad tot uitvoering zullen kun nen worden gebracht. Ook Gedeputeerde Staten beschou wen de zijtak van weg no. 16 (Rijs wijkDe Vink), lopende van de zilverfabriek benoorden Voorschoten naar de Lammebrug, als urgent. De brug over de Leidsche Vliet is aan besteed. Over de aanleg van het weg- lichaam, in het bijzonder met betrek king tot het verkrijgen van het be nodigde zand, is een overeenkomst gesloten met de Rijkswaterstaat, zulks in verband met de werken tot aanleg van de Rijkswegen nos. 4a en 4b, welke in de onmiddellijke nabij heid zullen worden uitgevoerd. Daar het echter niet geheel zeker is, of de ze laatste werken als gevolg van het eveneens beperkte Rijksbouwvolume binnenkort zullen worden uitge voerd, is ook de uitvoering van de provinciale weg vertraagd. TOLLEN IN LE1DENS OMGEVING Aangaande de tol aan het War monderhek kunnen Gedeputeerde Staten slechts mededelen, dat met de eigenaren van het tolrecht con tact is gezocht, teneinde zo mogelijk te geraken tot een opheffing van deze wegtol. De door de eigenaren van het tolrecht gevraagde schade loosstelling is evenwel dermate hoog. dat er weinig uitzicht bestaat door een vergelijk met de eigenaren tot opheffing van deze tol te kunnen ge raken. De tollen op de twee bruggen over de Drecht te Leimuiden zullen in de naaste toekomst hun betekenis ver liezen door de bouw van een brug over de Drecht .in een in aanleg zijn de weg van hét provinciaal wegen plan. Aangenomen mag worden, dat deze beide tollen na de openstelling van deze weg zullen verdwijnen. Daar het niet uitgesloten is te ach ten dat door een grenswijziging van de betrokken gemeenten een situatie zou ontstaan, welke voor de opheffing van de tol op de Nieuwerbrug gun stig kan worden genoemd, komt het Gedeputeerde Staten gewenst voor, het resultaat van de aanhangige grenswijziging af te wachten. TERUG UIT INDONESIË jhr. van der Goes van Naters is optimistisch In de afgelopen week zijn 5 frac tievoorzitters van de Tweede Kamer, die als waarnemers een oriënterende reis maakten naar Indonesië, terug gekomen. Gistermiddag omstreeks drie uur arriveerden als laatsten de heren H. J. W. A. Meyerink en jhr. mr. M. van der Goes van Naters, resp. frac tievoorzitters van de A.-R. en de P. v. d. A. De heer Meyerink was niet bereid veel te vertellen over zijn bevindin gen in de Oost. „De onderhandelin gen", zo zeide hij, hebben er toe ge leid, dat de ministers besloten zich verder in Den Haag te beraden en thans moeten wij afwachten wat de regering gaat doen". Jhr. van der Goes van Naters ver telde, dat hij evenals de heer Meyerink behalve met de federale groepen contact heeft gehad met in tellectuelen uit republikeinse krin gen. Hij meende, dat het onjuist is alle republikeinen als „destructief" te zien. De federale gedachte acht jhr. Van der Goes van Naters een gezond principe. Vooral de intellec- Ik heb er altijd van gehouden sinds de da gen, dat ik een kleine jongen was. Zij zijn zo gezellig donker; somber zijn ze allerminst, want door de vroege duisternis heen gloort reeds het schijnsel van het nabije Kerstfeest. In de etalages verschijnen al de symbolen van Kerstmis en glinsteren de kleurige ballen en de zilveren snuisterijen, waarmede straks de Kerstboom getooid zal zijn. Die glanzende gouden en zilveren bollen, waarin de lichtjes als zonnetjes weerkaatsen, dreven mij naar de plaats, waar zij gemaakt worden, omdat ik zien .vilde, hoe die lichte, zwevende en tere wonderen ontstaan. En ik kwam terecht in de glasblazerij van de gebrs. van Gellecum aan het Levendaal. Het zou on juist zijn, te zeggen, dat daar een fabriek van Kerstartikelen is gevestigd, want dat is het niet. Maar men kan ze er wel maken en men zou ze ook gaarne gaan maken, zodra de deviezenpo- sitie dat toelaat. Want het glas moet uit het bui tenland komen en alle import is nu eenmaal af hankelijk van de welstand van onze deviezen pot. Maar in afwachting daarvan experimen teert men. om de juiste werkwijze te vinden. Vroeger kwam al dat goedje uit Duitsland, meest uit Thüringen, waar de fabricage in mas sa plaats vond. Sinds Duitsland echter als leve rancier is uitgeschakeld, probeert men de pro ductie, zowel voor de binnenlandse als de bui tenlandse markt naar ons land te verplaatsen. En dat deze glasblazers het ook kunnen, heb ik gézien. Het is een wonderlijk gezicht, een stuk glas buis het materiaal, waarmee de glasblazer werkt en waaruit hij van alles weet te maken te zien smelten in de hete vlam der gasbran ders. Al wentelend en draaiend met vaardige vingers deelt de glasblazer het glas in stukken op de juiste grootte. Dan verhit hij hèt uit einde van zo'n buisje in de vlam totdat het glas roodachtig begint te gloeien en week wordt als zenis. Zachanas, de vader van Joan-1 een kwak je dikke stroop. Op het juiste moment, als je denkt, dat de glas-bel nu zal gaan afdrui pen, zet hij het buisje aan zijn mond en blaast een keurige ronde bol. Het lijkt zo eenvoudig, net zoals een kind een zeep-bel blaast, maar in werkelijkheid is er heel wat vaardigheid en rou tine voor nodig. Wil men in het bolletje zo'n grappige deuk hebben, met allelei straalvormige vouwen en ribbeltjes erin - waarin de kinderen altijd zo'n plezier hebben omdaf er zulke mooie figuren en kleurtjes in schittefen dan verhit men het glazen bolletje op die plek en zuigt door het buisje een deuk naar binnen. Zet in het midden een lucifertje en blaas dan weer in het glas en de keurigste figuren ontstaan vanzelf. 't Is alweer: simple comme bonjour. Je moet het maar weten en je moet handig zijn. Daarna zet men het bolletje met de holle steel in een zilver-bad; de vloeistof wordt door de hete en dus verdunde lucht in de bol gezogen en zo ontstaat de verzilvering aan de binnen kant van het glas. Wil men het nog mooier heb ben en de bol kleuren, dan dompelt men het geval in spiritus-lak van rood of blauw of goud geel en laat het drogen. Met een mesje van spe ciaal gehard staal wordt de steel eraf gesneden en nu nog een hangertje eraan en de kleurige bal kan in de Kerstboom worden opgehangen. „Het is het mooiste, maar ook het moeilijkste vak, dat er bestaat", zei mij een der gebroeders van Gellecum. Ik kan mij niet voorstellen, dat een echte glasblazer ooit een hekel aan zijn vak kan krijgen. Het is een vak, waar veel kundig heid en vaardigheid, maar ook veel kunstzin nigheid aan te pas komt. Een goede vakman verdient danook een flink salaris." Ik kan mij dat voorstellen, na al wat ik in die eenvoudige, nog vrij sober behuisde glasblazerij heb gezien. Het experimenteren met Kerstversieringen is natuurlijk maar een liefhebberijtje voorlopig. Het eigenlijke werk in "eze glasblazerij is het vervaardigen van instrumenten, een arbeid, waarbij de uiterste nauwkeurigheid en het grootste vakmanschap wordt véreist. Glazen kranen en glazen stoppen voor labo ratoria kunnen geen afwijkingen verdragen en het inlassen van allerlei ingewikkeldheden in kolven en reageerbuizen is een karwei, dat men eerst waarderen kan, als men het van nabij ga deslaat. Je moet er gevoel voor hebben en een oefening van jaren. Voor ander werk is weer een flink ontwik kelde artistieke aanleg nodig. Met glas kan je van alles doen: je kunt er bloemvazen van ma ken en sierlijke bokalen, zoals de oude meesters ze maakten in Venetië; je kunt er ook ragfijne figuurtjes van trekken. Ieder materiaal kan in de handen van een kunstenaar gevormd wor den tot iets schoons, maar glas vraagt bovendien een uitzonderlijke bedrevenheid en vakkennis. Voor u en mij is glas glas, zonder meer. Of het een fles is of een jampot, een vensterruit of een gracieus kelkje. Maar de vakman kent: kwarts, Jena-hardglas, zacht of Thüringer-glas, Pyrex, loodglas en nog veel meer andere soorten. Voor voorwerpen, die aan grote hitte en aan span ningen door sterke afwisseling van kou en warmte zijn blootgesteld, gebruikt men bij voor keur hardglas. Dat van Jena is kenbaar aan een rode streep in het glas. Maar nu ga ik afdwalen op het terrein der techniek, verleid door de veelzijdigheid van de glaskunstnijverheid, waarvan wij gewoonlijk slechts de resultaten zien, doch nooit de finesses van het maken; de arbeid van de glasblazer. „Het mooiste, maar ook het moeilijkste vak." GOED NIEUWS VOOR AUTO MOBILISTEN. Eindelijk is men er toe overgegaan de gevaarlijke bocht in de Rijksweg Den Haag Rotterdam bij Ypenburg te doen ver dwijnen. De weg wordt op het ogenblik verlegd waardoor de bocht wordt recht getrokken. Op 1 Janua ri hoopt, men het nieuwe weggedeelte tuele republikeinen delen deze op vatting. Op een desbetreffende vraag ant woordde jhr. Van der Goes van Na ters, de indruk te hebben, dat de 5 parlementaire waarnemers de me ning delen, dat de federale construc tie de meest passende en natuurlijke is voor land en volk en dat hoe wel men niet kan spreken van een scheiding der geesten in republikein se kringen er toch een opmerke lijk verschil is tussen de constructief denkende groepen en de „soldateska" Overigens is jhr. Van der Goes van Naters optimistisch gestemd. Hij zeide tenslotte: „Na mijn gesprekken met de republikeinse intellectuelen geloof ik zeer positief niet, dat de zaak mis zal gaan". Overvloed aan druiven in ons land In Nederland kan heel goede wijn worden gemaakt, maar het product is niet lonend omdat er in het nest van de wijnbouwer een koekoeks jong zit: de fiscus. Als er op Neder landse wijnen geen accijns geheven zou worden, zou het bedrijf van de wijnbouwer in ons land wèl lonend zijn, maar nu komt onze nationale wijn duurder dan de goedkope soor ten welke uit Spanje, Griekenland en Italië Worden ingevoerd. Dit vertelde, aldus het „Algemeen Dagblad", de heer A. Rijks gisteren op de Druivendag. die te Delft werd gehouden. Nu zijn de Neder landers geen grote wijndrinkers; wij gebruiken een halve liter per hoofd per jaar tegen de Fransen 160 liter. Bijna alle druiven, die in ons land gekweekt worden (en dat is per jaar een partij van ruim 6000 ton), zijn tafeldruiven. Voor de oor log voerden wij een belangrijk deel van onze druivenoogst uit naar Duitsland en Canada, maar deze landen nemen nu nog niets af. Wel gaan zeer veel druiven naar Enge land, maar er zijn daar concurren ten aan de markt, België en Italië vooral. Aan die concurrentie zouden wij overigens, zoals andere sprekers op merkten, beter het hoofd kunnen bieden als de kwaliteit van onze druiven hoger wordt opgevoerd en als de verpakking en verzending worden verbeterd. Ir. J. M. Riemens, directeur van de proeftuin Zuid hollands glasdistrict, was bijvoor beeld over het vervoer van druiven per schip helemaal niet enthousiast. „Er wordt aan boord met de drui ven gegooid," zei hij. VEENHUIZEN BESTAAT 125 JAAR Van strafkolonie naar heropvoeding. In 1823 heeft de Maatschappij van Weldadigheid te Frederiksoord een graat complex heidegrond aange kocht bij Veenhuizen in Drente, met het doel hier armlastige vonde lingen, wezen e.d. bijeen te brengen om ze tot nuttige leden van de maat schappij te maken door ze op te lei den tot landbouwers en ontginners. Nu, bij het 125-jarig bestaan van Veenhuizen, kan worden gezegd dat dit doel volledig in vervulling is ge gaan. Veenhuizen is een begrip ge worden in strafrechtelijk en reclas- serend Nederland. Met dit 125-jarig bestaan wordt een periode afgesloten, want het oude Veénhuizen zal verdwijnen, d.w.z. men is thans bezig van deze straf kolonie een modern penitentiair cen trum te maken. De landlopers en de bedelaars die nog steeds in Veenhui zen waren, zullen in kampen wor den ondergebracht, en met deze ver pleegden verdwijnt ook de naam „Veenhuizen". Op de uitgestrekte terreinen ko men vier strafgevangenissen, met elk een geheel eigen karakter, een ge heel eigen regiem. De strafgevange nis „Bankenbosch" is reeds geopend. Hier zijn ondergebracht de jonge mannen die gedeserteerd zijn voor hun inscheping naar Indonesië. In het vroegere eerste gesticht zulten jeugdige gevangenen worden opgeno men, die hoewel niet door een rech ter tot plaatsing in een jeugdgevan genis veroordeeld, toch wel in aan merking komen voor een regiem, dat is gericht op hun heropvoeding. Het vroegere tweede gesticht blijft voor alsnog bestemd voor de politieke de linquenten, terwijl het derde gesticht thans wordt verbouwd tot Rijkswerk inrichting „Bergveen". Deze inrich ting krijgt het karakter van een open gesticht zonder prikkeldraad of om heining en zonder de gewone bewa king. Dit kamp wordt een voortzet ting van het in de Noord-Oost-polder gevestigde kamp Westvaart, dat 1 De cember werd opgeheven. Voorlopig komen hier uitsluitend politieke de linquenten, die daartoe speciaal zijn geselecteerd uit de andere kampen. Later zal „Bergveen" ook voor de ge wone gevangenen bestemd zijn, die natuurlijk ook met zorg zullen wor den geselecteerd. „Handelsblad".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1948 | | pagina 5