Mensen m hun
Ook jegens engelen moet
men beleefd zijn!
DE
De polderwegen en de
zware auto's
«9£unst en
vakmanschap in glas
ZATERDAG 11 DECEMBER 1948
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD - PAGINA 1
Roomsigheden IV
D
|E WERKSTER VAN DE BUREN
is bezig met lawaai van emmers
het straatje te schrobben de melk
boer knort met zijn aanhangmotor
door de laan er is een verschrik
kelijke ruzie ontstaan onder de mus
sen in de achtertuin we gevoelen
onszelf lichte!ijk begriept, matig
snotterig, tamelijk narrig en, ge
moogt het gerust weten, we hebben
de grootste moeite om aan te nemen,
dat een hemelse geest ons nabij is.
Plet schrobben, knorren, krieuwen
en snotteren boeit ons veel meer,
dan de overigens zeer geruststel
de wetenschap, dat er een engel
in de kamer is.
Er is een engel in de kamer.
Er zijn engelen in de fabrieken,
op de kantoren.
Er is ook een engel achter in de
polder, waar een boerenknecht doen
de is de sioot uit te baggeren. Hij
alleen achter in de polder. Wij
alleen in deze kamer.
TEN ONGELOFELIJK GELOOF
bekèn het eerlijk dat ge aan
neemt, ornaat de Kerk van Christus,
in welke Gods Geest vaardig is, het
ons van kindsbeen af heeft, geleerd,
Gij hebt dat geloof met de paplepel
naar binnen gekregen, maar met de
meesten is het zo, dat zij het op vol
wassen leeftijd niet meer verteren
kunnen. Zij hebben van hun engel
bewaarder geen andere voorstelling
in hun gedachten, dan van een sui
ker-zoet jongetje in een lange rose
jurk, die hen bij de hand neemt en
veilig over de plank van een modder
sloot leidt. Als een knul 18 jaar is,
triomfen behaalt bij het voetballen
en aan andere engeltjes gaat denken,
kan men het hem niet kwalijk ne
men, dat hij het rose engeltje uit het
oog verliest. Er is ook geen bezwaar
tegen, indien hij bij het aantrekken
van schoenen op mannenmaat, ook
zijn geloofskennis maar op mannen-
maat brengt. Daar ontbreekt nog wal
eens het een en ander aan. Helden
op het voetbal-veld stumpers vaak
in hun godsdienstkennis.
Wie man is geworden, moet vol-"
ledig af-éggen, „wat des kinds is".
Bij het aantrekken van de lange
broek, is het zielig als de ziel de
luiers aan houdt.
Wie man is geworden moet leren
beseffen, dat geheel deze wereld an
ders is, totaal anders is dan zij zich
aan onze zintuigen vertoont. Het
denkbeeld, dat ge in uw huiskamer vei
lig en knus zit, is bijna waanzinnig,
wanneer ge overweegt, dat de aarde
een voetbal is, die een angstwekken
de ronde-dans uitvoert in de onein
dige afgrond van een- huivering
wekkend zwijgende eeuwigheid.
Bijna waanzinnig is het ook, te
menen, dat de Scheppende Almacht
op deze knikker, die aarde heet,
mil.iarden verstandelijke zielen heeft
laten ontluiken en aan die verstan
delijke zieien geen andere opdracht
heeft verstrekt, dan zo voordelig mo
gelijk koeien vet te mesten, bollen
te verkopen, of hoe dan ook zoveel
mogelijk in de wacht te slepen. Tot
hoger zijn wij geboren!
DEPAALD KINDERACHTIG is te
menen, dat de Goddelijke Al
macht ergens in de verre verte de
aarde ziet draaien, terwijl het in wer
kelijkheid zo is, dat er geen mus
dood gaat, ,,of uw hemelse Vader
weet het", evenmin als er zonder
zijn kennis een haar van ons hoofd
valt, want ze zijn alle geteld! Het
is God, die de ganse schepping ver
vult en „kennis draagt van het ge
sprokene". Het is God in Wiens
onuitsprekelijke Geest geheel de
schepping ligt gedompeld. „Want in
Hem leven wij, bewegen wij ons en
zijn wij". Het is God, die de daartoe
uitverkorenen voedt met een hemel
se. Spijs, die alle begrip te boven
gaat. Het is God, die in zijn almacht,
niet alleen millioenen sterren, milliar-
den mensen, maar ook trillioenen
van wezens heeft geschapen, die wij
engelen noemen: wezens, met ver
stand begaafd, doch wier geest nooit
met de stoffelijke wereld is verenigd
geweest. Misschien heeft God nog
veel meer geschapen, waarvan ons
niets is medegedeeld maar Hij
heeft ons vergund, door zijn Open
baring, even door de sluier van ons
beperkt menselijk bestaan heen te
gluren. Kijken we menselijk, dan
zien we niets. Kijken we in het licht
van het geloof, dan zien we een ont
zaglijke wolk van geesten: „tiendui
zend maal tienduizend en duizend
maal duizenden" (Op. 5, 11), die de
lof des Heren zingen en als gezanten
Gods een ruim aandeel hebben ont
vangen in de uitoefening der allen
en alles-omvattende Voorzienigheid.
Er is een andere wereld, die niet van
deze wereld is, maar er wei nauw
mee verweven is. Er zijn overal op
aarde geesten. Waar een mens is, is
ook een engel. „De waardigheid van
een ziel", schreef de kerkvader
Hieronymus (f 419) in zijn Evangelie-
commentaar „is zo groot, dal
iedereen een bescherm-engel heeft
vanaf zijn geboorte."
VAN ENGELEN is in de H. Schrift
op vele plaatsen sprake. Het
begint met de engel met het vlam
mende zwaard aan de ingang van
het verloren paradijs en het eindigt
met de ondergang der wereld, als
engelen de Zoon des Mensen zullen
omstuwen bij zijn Wederkomst. Het
was aan de herders van Bethlehem
voorbehouden getuige te zijn van de
„hemelse legerschare", die de eerste
komst van Christus juichend bege
leidde. Engelen waren het, die Chris
tus verkwikten na zijn 40-daagse
vasten, engelen, die Hem troostten
bij zijn doodsangst in de Qlijfhof,
engelen rond zijn graf bij de verrij
nes de Doper zag een engel voor zich
staan in de Tempel. Maria voerde een
gesprek met de aartsengel Gabriel.
Ook Jozef werd tweemaal door en
gelen bezocht. De verschijning van
engelen gaat veelal gepaard met ue
uitstraiing van een verblindend licht.
De herders werd „door een bange
vrees" aangegrepen. Toen Petrus,
met twee kettingen geboeid, in de
gevangenis lag, verscheen hem een
engel
En zie, daar stond een engel
des Heren, en een licht schitter
de in de cel. Hij stiet Petrus in
de zij, wekte hem, en sprak: Sta
haastig op. En de kettingen vie
len van zijn handen af. De engel
zei hem: Doe uw gordel om, en
bind uw sandalen aan. Hij deed
hét. Hij vervolgde: Sla uw man
tel om en kom achter mij aan.
Hij ging naar buiten zonder te
weten, dat het werkelijkheid was.
wat de engel gedaan had; hij
meende een visioen te aanschou
wen. Ze gingen nu de eerste en
'de tweede wachtpost voorbij, en
kwamen aan de ijzeren poort,
die naar de stad leidt; deze ging
den naar buiten, sloegen een
vanzelf voor hen open. Ze tra
straat in: en plotseling was
de engel verdwenen. Nu kwam
Petrus tot bezinning en sprak:
Thans weet ik zeker, dat de
Heer zijn engel heeft gezonden,
en ^pij heeft gered uit de hand
van Herodes, en van als wat het
volk der Joden verwachtte. Hij
dacht een ogenblik na, en ging
naar het huis van Maria, de moe
der van Johannes, ook Markus
genaamd, waar velen in gebed
waren verenigd. Toen hij aan de
deur van het voorportaal klopte,
kwam een dienstmeisje, Rhode
genaamd, opendoen. Maar toen
zij de stem van Petrus herkende,
opende ze van blijdschap het
voorportaal niet; ze vloog naar
binren, om te vertellen, dat Pe
trus buiten het voorportaal stond.
Men gaf haar ten antwoord.
Ge zijt niet goed wijs. Maar ze
hield vol dat het zo was. Nu zei-
de men: Dan is het zijn engel.
Maar toen Petrus bleef kloppen,
deden zij open, zagen hem en
stonden versteld. (Hand. 12.
7—17).
Dit geloof van de allereerste Chris
tenen aan de bijstand der engelen,
was door Christus ingeprent, toen Hij,
over de kinderen sprekend, zeide:
„hun engelen staan altijd voor Gods
aanschijn".
De apostel Paulus beschouvft het
als algemeen bekend, dat engelen ons
ter hulp snellen: „Zijn ze niet allen
dienstbare geesten, uitgazonden tot
hulp van hen, die de zaligheid zullen
beërven?" (Hebr. 1, 14).
In zijn visioen van de hemel zag
Johannes een engel, die de gebeden
der aard-bewoners neerlegde voor de
Troon Gods. De beschrijving, die
Johannes van engelen geeft met hun
donderende stem en verblindende
luister, -is nu niet wat je noemt kin-,
derachtig!
DE SCHRIJVERS DER CHRISTE
LIJKE OUDHEID hebben zich
met voorliefde verdiept in de levens
wijze der engelen en hun verhouding
tot de mensheid, waarbij ook de hei
dense opvatting van „eonen" of
scheppende geesten werd bestreden.
Tegen zulk een „engelendienst" had
reeds Paulus zijn stem verheven.
(Kol. 2, 18).
Origenes (T 2'54) schreef in zijn
verhandeling „Over het gebed" naar
aanleiding van het psalmvers.
De engel des Heren slaat zijn
legerplaats op
Rond die Hem vrezen, om
ze te redden,
en ook naar aanleiding van de zegen
van Jacob op zijn sterbed, dat het
vanzelfsprekend is, dat wanneer een
grote menigte op de juiste wijze tot
iof van Christus samenkomt, ieders
engel zich zal legeren aan de zijde
van de man, wiens bescherming en lei
ding hem is toevertrouwd. „En zo ont
staat de verzamelde gelovigen
een dubbele gemeente: die van de
mensen en die van de engelen".
Justinns, Athenagoras spreken van
een engelen-verering.
Eusebius van Caesarea (t 339): „We
hebben geleerd hen (de engelen) te
erkennen en hen te vereren wegens
hun waardigheid en volgens hun
rangorde, terwijl wij aan God alleen
het eerbewijs onze aanbidding voor
behouden (Dem. Evang. Hl, 3).
Basilius (t 379)): Niemand, die
zich de woorden des Heren herinnert,
zal het loochenen, dat een engel eiken
mens ter zijde staat als leermeester en
tevens om zijn leven te richten.
(Contra-Eumon. m, 1).
Ambrosius (t 397): Wij behoren
tot de engelen te bidden, die ons tot
bescherming gegeven zijn (De vi-
duis IX, 15).
MELKBOER IS WEGGERE
DEN en de werkster naar huis
gegaain, de mussen sluimeren met
hun kopje tussen de veren onder de
dakpannen. Het is al schrijvende
avond geworden en alle geluid is ver-
stoord. Nu zitten we (nog steeds
grieperig!) in de stille kamer op
een stille aarde, die geruisloos maar
met grote snelheid zich rondwentelt in
het niets. Goddank we zitten niet
alleen óp deze vreemde wereld, maar
in het goede gezelschap van onze
engel, vertrouwde hemel vriend. We
hebben naar vermogen ons best ge
daan om aan te tonen, dat het niet i
kinderachtig is een „held Gods'
beschermengel te eren en dat het in
de rechte lijn ligt van Schrift en
Overlevering zulks te doen. Er zijn
vele heiligen geweest in Gods Kerk,
die op zeer vriendschappelijke wijze
met hun engelen omgingen. Van
Francisca Romana b.v. wordt door
geloofwaardige getuigen verhaald,
dat zij in het pikkedonker zat te
lezen en te schrijven bij het licht,
dat haar bewaar-engel uitstraalde. Op
zulke buitengewone bevoorrechting
hebben we geen kans, maar wel is
het niet meer dan een staaltje van
Christelijk fatsoen 's morgens bij net
opstaan en 's avonds bij het slapen
gaan even de trouwe begeleider, die
voor Gods Aanschijn staat, te begroe
ten en ons in zijn hulp en verlich
ting aan te bevelen. Het is bijna be
spottelijk om het te moeten zeggen,
maar toch geenszins overbodig: ook
jegens de engelen behoort men de
beleefdheid in acht te nemen. Dat is
al het minste, wat wij kunnen doen.
v. P.
Bij de beantwoording van
vraag, in hoeverre en in welke vorm
de onderhoudsplichtigen van z.g.n.
quartaire wegen dienen te worden
gesteund, moeten naar het oordeel
van Gedeputeerde Staten de oorza
ken van de verzwaring van de on-
derhoudslast dezer wegen wel in het
oog worden gehouden.
De in de Commissie uitgesproken
opvatting,dat deze wegen thans het
algemeen verkeer dienen in tegen
stelling met de oorspronkelijke be
stemming voor zuiver locaal vervoer,
kunnen Gedeputeerde Staten in haar
algemeenheid niet onderschrijven.
Ofschoon op sommige van deze we
gen wel enig doorgaand verkeer zal
zijn ontstaan, heeft het verkeer op de
quartaire wegen toch in hofdzaak
zijn karakter van locaal vervoer be
houden. De oorzaak van de verzwa
ring van de onderhoudslast dezer we
gen moet daarom in belangrijke ma
te gezien worden in de verandering
van de aard van dit verkeer. De
paardentractie toch op deze wegen is
meer en meer vervangen door mo-
tortractie. De aan- en afvoer van
goederen vindt thans overwegend
plaats met vrachtauto's, waaronder
abnormale zware wagens, veeral van
huis tot huis. Het plaatselijke perso
nenvervoer per auto is eveneens toe
genomen, terwijl ook de busdiensten
deze wegen wel volgen om afgelegen
buurtschappen in het verkeer te
kunnenn opnemen.
Het motief voor steun aan de On
derhoudsplichtigen van quartaire we
gén met gemotoriseerd verkeer van
enige betekenis ligt dus niet in de
eerste plaats in een verandering en
een uitbreiding van de belangensfeer,
maar in de omschakeling van het
locale verkeer op motorvoertuigen.
De houders daarvan dragen in de
vorm van wegen- en benzinebelastnig
tot de rijksmiddelen bij, maar deze
middelen komen niet ten goede van
de wegen, die deze autohouders voor
hun bedrijf moeten berijden. Het ge
volg daarvan is, dat de onderhouds
plichtigen voor zware lasten komen
te staan en niet profiteren van
de door het vehkeer opge
brachte gelden. De oplossing van
deze gelden beschikbaar wordt ge
steld voor het onderhoud van de hier
bedoelde wegen. Gedeputeerde Sta
ten van vrijwel alle provinciën heb
ben hierop bij de Minister van Ver
keer en Waterstaat aangedrongen.
Met beslistheid wijzen Gedeputeer
de Staten dan ook de suggestie van de
hand, dat de provincie dient voor te
gaan met rechtstreekse financiële
steun aan de onderhoudsplichtigen
der quartaire wegen. Zij blijven van
mening, dat zulks niet op de weg
der provincie ligt en dat de daaruit
voortvloeiende last trouwens voor
de provincie niet te dragen zou zijn.
De actie voor steun uit het ver-
keersfonds zou daardoor eerder wor
den verzwakt dan versterkt.
Ook de andere provincies verlenen
in het algemeen geen bijdragen in
het ouderhoud van quartaire we
gen.
De vorming van wegschappen, hoe
nuttig ook op zichzelf, lost de kern
van het vraagstuk niet op.
WEGENBOUW IN DE OMGEVING.
De mate, waarin werken in 1949 tot
uitvoering zullen kunnen komen,
wordt door middel van het bouwvo
lume mede bepaald door het Mini
sterie van Wederopbouw en Volks
huisvesting. Momenteel is nog niet
bekend, hoe groot het bouwvolume
voor 1949 zal zijn. Van ter zijde is
vernomen, dat vermoedelijk onder
scheid zal worden gemaakt tussen
werken, welke betrekkelijk veel
bouwmaterialen zullen vereisen, en
werken waarvoor deze zo goed als
niet nodig zijn, in hoofdzaak grond
werken; de laatste zouden dan in rui
mere mate mogen worden uitge
voerd dan de eerste. Ged. Staten heb
ben zich zich een vorlopig schéma
gedacht waarop o.a. de volgende
wegen voorkomen:
Eerste helft 1949, materiaal-inten
sief. (Ged.) Omlegging Alphen (weg
no. 7) ƒ70.000. Voorhave polder Rij-
neveld (weg no. 25) 150.000. Klein
Janbrug te Woerden (Rijn) 80.000.
Eerste helft 1949, ■niet-materiaal-
intensief. Afmaken wegvak Rijnsa-
terwoudeLeimuiden (weg no. 7)
ƒ550.000. Verbreden Middelweg (Zoe
termeerLeiden, weg. no. 7) 75.000
Tweede helft 149, materiaal-inten
sief. Kwakelbrug te Woerden (Rijn)
40.000.
Tweede helft 1949, niet-materiaal
intensief (Rest) Omlegging Alphen
(weg no. 7) 680.000 Zijtak weg
RijswijkDe Vink tussen zilverfa-
briek en Lammebrug (weg no. 16)
n.ioo.ooo.
"Onder de gegeven omstandigheden
kunnen Gedeputeerde Staten om de
in de aanvang van hun verslag ge
noemde redenen niet de verzekering
geven, dat bovengenoemde werken
metterdaad tot uitvoering zullen kun
nen worden gebracht.
Ook Gedeputeerde Staten beschou
wen de zijtak van weg no. 16 (Rijs
wijkDe Vink), lopende van de
zilverfabriek benoorden Voorschoten
naar de Lammebrug, als urgent. De
brug over de Leidsche Vliet is aan
besteed. Over de aanleg van het weg-
lichaam, in het bijzonder met betrek
king tot het verkrijgen van het be
nodigde zand, is een overeenkomst
gesloten met de Rijkswaterstaat,
zulks in verband met de werken tot
aanleg van de Rijkswegen nos. 4a en
4b, welke in de onmiddellijke nabij
heid zullen worden uitgevoerd. Daar
het echter niet geheel zeker is, of de
ze laatste werken als gevolg van het
eveneens beperkte Rijksbouwvolume
binnenkort zullen worden uitge
voerd, is ook de uitvoering van de
provinciale weg vertraagd.
TOLLEN IN LE1DENS OMGEVING
Aangaande de tol aan het War
monderhek kunnen Gedeputeerde
Staten slechts mededelen, dat met
de eigenaren van het tolrecht con
tact is gezocht, teneinde zo mogelijk
te geraken tot een opheffing van
deze wegtol. De door de eigenaren
van het tolrecht gevraagde schade
loosstelling is evenwel dermate hoog.
dat er weinig uitzicht bestaat door
een vergelijk met de eigenaren tot
opheffing van deze tol te kunnen ge
raken.
De tollen op de twee bruggen over
de Drecht te Leimuiden zullen in de
naaste toekomst hun betekenis ver
liezen door de bouw van een brug
over de Drecht .in een in aanleg zijn
de weg van hét provinciaal wegen
plan. Aangenomen mag worden, dat
deze beide tollen na de openstelling
van deze weg zullen verdwijnen.
Daar het niet uitgesloten is te ach
ten dat door een grenswijziging van
de betrokken gemeenten een situatie
zou ontstaan, welke voor de opheffing
van de tol op de Nieuwerbrug gun
stig kan worden genoemd, komt het
Gedeputeerde Staten gewenst voor,
het resultaat van de aanhangige
grenswijziging af te wachten.
TERUG UIT INDONESIË
jhr. van der Goes van
Naters is optimistisch
In de afgelopen week zijn 5 frac
tievoorzitters van de Tweede Kamer,
die als waarnemers een oriënterende
reis maakten naar Indonesië, terug
gekomen.
Gistermiddag omstreeks drie uur
arriveerden als laatsten de heren H.
J. W. A. Meyerink en jhr. mr. M.
van der Goes van Naters, resp. frac
tievoorzitters van de A.-R. en de P.
v. d. A.
De heer Meyerink was niet bereid
veel te vertellen over zijn bevindin
gen in de Oost. „De onderhandelin
gen", zo zeide hij, hebben er toe ge
leid, dat de ministers besloten zich
verder in Den Haag te beraden en
thans moeten wij afwachten wat de
regering gaat doen".
Jhr. van der Goes van Naters ver
telde, dat hij evenals de heer
Meyerink behalve met de federale
groepen contact heeft gehad met in
tellectuelen uit republikeinse krin
gen. Hij meende, dat het onjuist is
alle republikeinen als „destructief"
te zien. De federale gedachte acht
jhr. Van der Goes van Naters een
gezond principe. Vooral de intellec-
Ik heb er altijd van gehouden sinds de da
gen, dat ik een kleine jongen was. Zij zijn
zo gezellig donker; somber zijn ze allerminst,
want door de vroege duisternis heen gloort reeds
het schijnsel van het nabije Kerstfeest.
In de etalages verschijnen al de symbolen
van Kerstmis en glinsteren de kleurige ballen
en de zilveren snuisterijen, waarmede straks de
Kerstboom getooid zal zijn.
Die glanzende gouden en zilveren bollen,
waarin de lichtjes als zonnetjes weerkaatsen,
dreven mij naar de plaats, waar zij gemaakt
worden, omdat ik zien .vilde, hoe die lichte,
zwevende en tere wonderen ontstaan. En ik
kwam terecht in de glasblazerij van de gebrs.
van Gellecum aan het Levendaal. Het zou on
juist zijn, te zeggen, dat daar een fabriek van
Kerstartikelen is gevestigd, want dat is het niet.
Maar men kan ze er wel maken en men zou ze
ook gaarne gaan maken, zodra de deviezenpo-
sitie dat toelaat. Want het glas moet uit het bui
tenland komen en alle import is nu eenmaal af
hankelijk van de welstand van onze deviezen
pot. Maar in afwachting daarvan experimen
teert men. om de juiste werkwijze te vinden.
Vroeger kwam al dat goedje uit Duitsland,
meest uit Thüringen, waar de fabricage in mas
sa plaats vond. Sinds Duitsland echter als leve
rancier is uitgeschakeld, probeert men de pro
ductie, zowel voor de binnenlandse als de bui
tenlandse markt naar ons land te verplaatsen.
En dat deze glasblazers het ook kunnen, heb ik
gézien.
Het is een wonderlijk gezicht, een stuk glas
buis het materiaal, waarmee de glasblazer
werkt en waaruit hij van alles weet te maken
te zien smelten in de hete vlam der gasbran
ders. Al wentelend en draaiend met vaardige
vingers deelt de glasblazer het glas in stukken
op de juiste grootte. Dan verhit hij hèt uit
einde van zo'n buisje in de vlam totdat het glas
roodachtig begint te gloeien en week wordt als
zenis. Zachanas, de vader van Joan-1 een kwak je dikke stroop. Op het juiste moment,
als je denkt, dat de glas-bel nu zal gaan afdrui
pen, zet hij het buisje aan zijn mond en blaast
een keurige ronde bol. Het lijkt zo eenvoudig,
net zoals een kind een zeep-bel blaast, maar in
werkelijkheid is er heel wat vaardigheid en rou
tine voor nodig.
Wil men in het bolletje zo'n grappige deuk
hebben, met allelei straalvormige vouwen en
ribbeltjes erin - waarin de kinderen altijd zo'n
plezier hebben omdaf er zulke mooie figuren en
kleurtjes in schittefen dan verhit men het
glazen bolletje op die plek en zuigt door het
buisje een deuk naar binnen. Zet in het midden
een lucifertje en blaas dan weer in het glas en
de keurigste figuren ontstaan vanzelf.
't Is alweer: simple comme bonjour. Je moet
het maar weten en je moet handig zijn.
Daarna zet men het bolletje met de holle steel
in een zilver-bad; de vloeistof wordt door de
hete en dus verdunde lucht in de bol gezogen
en zo ontstaat de verzilvering aan de binnen
kant van het glas. Wil men het nog mooier heb
ben en de bol kleuren, dan dompelt men het
geval in spiritus-lak van rood of blauw of goud
geel en laat het drogen. Met een mesje van spe
ciaal gehard staal wordt de steel eraf gesneden
en nu nog een hangertje eraan en de kleurige
bal kan in de Kerstboom worden opgehangen.
„Het is het mooiste, maar ook het moeilijkste
vak, dat er bestaat", zei mij een der gebroeders
van Gellecum. Ik kan mij niet voorstellen, dat
een echte glasblazer ooit een hekel aan zijn vak
kan krijgen. Het is een vak, waar veel kundig
heid en vaardigheid, maar ook veel kunstzin
nigheid aan te pas komt. Een goede vakman
verdient danook een flink salaris."
Ik kan mij dat voorstellen, na al wat ik in die
eenvoudige, nog vrij sober behuisde glasblazerij
heb gezien.
Het experimenteren met Kerstversieringen is
natuurlijk maar een liefhebberijtje voorlopig.
Het eigenlijke werk in "eze glasblazerij is het
vervaardigen van instrumenten, een arbeid,
waarbij de uiterste nauwkeurigheid en het
grootste vakmanschap wordt véreist.
Glazen kranen en glazen stoppen voor labo
ratoria kunnen geen afwijkingen verdragen en
het inlassen van allerlei ingewikkeldheden in
kolven en reageerbuizen is een karwei, dat men
eerst waarderen kan, als men het van nabij ga
deslaat. Je moet er gevoel voor hebben en een
oefening van jaren.
Voor ander werk is weer een flink ontwik
kelde artistieke aanleg nodig. Met glas kan je
van alles doen: je kunt er bloemvazen van ma
ken en sierlijke bokalen, zoals de oude meesters
ze maakten in Venetië; je kunt er ook ragfijne
figuurtjes van trekken. Ieder materiaal kan in
de handen van een kunstenaar gevormd wor
den tot iets schoons, maar glas vraagt bovendien
een uitzonderlijke bedrevenheid en vakkennis.
Voor u en mij is glas glas, zonder meer. Of het
een fles is of een jampot, een vensterruit of een
gracieus kelkje. Maar de vakman kent: kwarts,
Jena-hardglas, zacht of Thüringer-glas, Pyrex,
loodglas en nog veel meer andere soorten. Voor
voorwerpen, die aan grote hitte en aan span
ningen door sterke afwisseling van kou en
warmte zijn blootgesteld, gebruikt men bij voor
keur hardglas. Dat van Jena is kenbaar aan een
rode streep in het glas.
Maar nu ga ik afdwalen op het terrein der
techniek, verleid door de veelzijdigheid van de
glaskunstnijverheid, waarvan wij gewoonlijk
slechts de resultaten zien, doch nooit de finesses
van het maken; de arbeid van de glasblazer.
„Het mooiste, maar ook het moeilijkste vak."
GOED NIEUWS VOOR AUTO
MOBILISTEN. Eindelijk is men
er toe overgegaan de gevaarlijke
bocht in de Rijksweg Den Haag
Rotterdam bij Ypenburg te doen ver
dwijnen. De weg wordt op het
ogenblik verlegd waardoor de bocht
wordt recht getrokken. Op 1 Janua
ri hoopt, men het nieuwe weggedeelte
tuele republikeinen delen deze op
vatting.
Op een desbetreffende vraag ant
woordde jhr. Van der Goes van Na
ters, de indruk te hebben, dat de 5
parlementaire waarnemers de me
ning delen, dat de federale construc
tie de meest passende en natuurlijke
is voor land en volk en dat hoe
wel men niet kan spreken van een
scheiding der geesten in republikein
se kringen er toch een opmerke
lijk verschil is tussen de constructief
denkende groepen en de „soldateska"
Overigens is jhr. Van der Goes
van Naters optimistisch gestemd. Hij
zeide tenslotte: „Na mijn gesprekken
met de republikeinse intellectuelen
geloof ik zeer positief niet, dat de
zaak mis zal gaan".
Overvloed aan druiven
in ons land
In Nederland kan heel goede wijn
worden gemaakt, maar het product
is niet lonend omdat er in het nest
van de wijnbouwer een koekoeks
jong zit: de fiscus. Als er op Neder
landse wijnen geen accijns geheven
zou worden, zou het bedrijf van de
wijnbouwer in ons land wèl lonend
zijn, maar nu komt onze nationale
wijn duurder dan de goedkope soor
ten welke uit Spanje, Griekenland
en Italië Worden ingevoerd.
Dit vertelde, aldus het „Algemeen
Dagblad", de heer A. Rijks gisteren
op de Druivendag. die te Delft
werd gehouden. Nu zijn de Neder
landers geen grote wijndrinkers;
wij gebruiken een halve liter per
hoofd per jaar tegen de Fransen
160 liter. Bijna alle druiven, die in
ons land gekweekt worden (en dat
is per jaar een partij van ruim 6000
ton), zijn tafeldruiven. Voor de oor
log voerden wij een belangrijk deel
van onze druivenoogst uit naar
Duitsland en Canada, maar deze
landen nemen nu nog niets af. Wel
gaan zeer veel druiven naar Enge
land, maar er zijn daar concurren
ten aan de markt, België en Italië
vooral.
Aan die concurrentie zouden wij
overigens, zoals andere sprekers op
merkten, beter het hoofd kunnen
bieden als de kwaliteit van onze
druiven hoger wordt opgevoerd en
als de verpakking en verzending
worden verbeterd. Ir. J. M. Riemens,
directeur van de proeftuin Zuid
hollands glasdistrict, was bijvoor
beeld over het vervoer van druiven
per schip helemaal niet enthousiast.
„Er wordt aan boord met de drui
ven gegooid," zei hij.
VEENHUIZEN BESTAAT 125 JAAR
Van strafkolonie naar heropvoeding.
In 1823 heeft de Maatschappij van
Weldadigheid te Frederiksoord een
graat complex heidegrond aange
kocht bij Veenhuizen in Drente,
met het doel hier armlastige vonde
lingen, wezen e.d. bijeen te brengen
om ze tot nuttige leden van de maat
schappij te maken door ze op te lei
den tot landbouwers en ontginners.
Nu, bij het 125-jarig bestaan van
Veenhuizen, kan worden gezegd dat
dit doel volledig in vervulling is ge
gaan. Veenhuizen is een begrip ge
worden in strafrechtelijk en reclas-
serend Nederland.
Met dit 125-jarig bestaan wordt
een periode afgesloten, want het oude
Veénhuizen zal verdwijnen, d.w.z.
men is thans bezig van deze straf
kolonie een modern penitentiair cen
trum te maken. De landlopers en de
bedelaars die nog steeds in Veenhui
zen waren, zullen in kampen wor
den ondergebracht, en met deze ver
pleegden verdwijnt ook de naam
„Veenhuizen".
Op de uitgestrekte terreinen ko
men vier strafgevangenissen, met elk
een geheel eigen karakter, een ge
heel eigen regiem. De strafgevange
nis „Bankenbosch" is reeds geopend.
Hier zijn ondergebracht de jonge
mannen die gedeserteerd zijn voor
hun inscheping naar Indonesië. In
het vroegere eerste gesticht zulten
jeugdige gevangenen worden opgeno
men, die hoewel niet door een rech
ter tot plaatsing in een jeugdgevan
genis veroordeeld, toch wel in aan
merking komen voor een regiem, dat
is gericht op hun heropvoeding. Het
vroegere tweede gesticht blijft voor
alsnog bestemd voor de politieke de
linquenten, terwijl het derde gesticht
thans wordt verbouwd tot Rijkswerk
inrichting „Bergveen". Deze inrich
ting krijgt het karakter van een open
gesticht zonder prikkeldraad of om
heining en zonder de gewone bewa
king. Dit kamp wordt een voortzet
ting van het in de Noord-Oost-polder
gevestigde kamp Westvaart, dat 1 De
cember werd opgeheven. Voorlopig
komen hier uitsluitend politieke de
linquenten, die daartoe speciaal zijn
geselecteerd uit de andere kampen.
Later zal „Bergveen" ook voor de ge
wone gevangenen bestemd zijn, die
natuurlijk ook met zorg zullen wor
den geselecteerd.
„Handelsblad".