Onze Diiniwalermizieniiig miin ilt tnehomst 7 Gebouw van grote historische en architectonische waarde EEN WEEK HEEFT DAGEN ZATERDAG 4 DECEMBER 1948 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 2 Leiden's voorziening tot 1970 gewaarborgd JN EEN ONDERHOUD, dat wij dezer dagen hadden met de directeur van de Leidse Duinwater Maatschappij, dr. ir. P. C. Lindenbergh. over de L.D.M. als bron van onze drinkwatervoorziening, deelde deze ons me de, dat naar het zich laat aanzien de watervoorziening voor het ressort der L. D. M. tot 1970 gewaarborgd is. Er wordt ontzaggelijk veel water ge bruikt, verbruikt envermorst. En het moge dan waar zijn, dat hét water niet duur is, feit is toch, dat verkwisting altijd teveel geld kost en dat men toch rekening dient te houden met de capaciteiten van de bron, waaruit het water gehaald moet worden. In 1947 was het geschat verbruik 3 millioen M.3, het werkelijk ver bruik werd 3.5 millioen. In dit jaar werd tot October reeds 3 millioen verbruikt en het eindcijfer zal wel omstreeks 3 millioen worden. De toe name der bevolking en het handha ven der tarieven dragen er natuurlijk toe bij, dat het verbruik groter wordt. Op onze vraag hoe het op de duur zal moeten gaan met de drinkwater voorziening heeft de heer Linden bergh ons een en ander verteld over de waterwinning voor Leiden en de L.D.M. en over een door hem uit gedacht plan betreffende de water voorziening voor 't gehele Westen des lands. De L. D. M. had 20 jaar geleden reeds een tekort De Leidse Duinwater Mij. had twintig jaar geleden reeds met een tekort aan water te kampen, doordat de waterbron der L.D.M. uitgeput raakte en in een geo-hydrologisch rapport van het Rijksbureau der Drinkwatervoorziening in 1933 werd geconcludeerd, dat op de lange duur aan de winplaats niet meer water mocht worden onttrokken dan door de neerslag aan het grondwater ten goede zou komen. Ook een zo groot mogelijke uitbrei ding van de waterwinningsmiddelen in het terrein tussen Katwijk en het Wassenaarse Slag is niet voldoende om op de duur in de waterbehoeften van Leiden en bijbehorende gemeen ten te voorzien, zodat in de toekomst water van elders moet worden aan gevoerd. Onder „op de duur" moest ver staan worden, dat na 10 jaar, dus uiterlijk in 1942, wateraanvoer van elders tot stand diende te zijn geko men, om het verzorgingsgebied op voldoende wijze van water te kunnen blijven voorzien. Teneinde hiervoor een oplossing te vinden, die ook economisch verant woord zou zijn, werden verschillen de waterbronnen door de directie der L.D.M. nader onderzocht. En dit wa ren de volgende: 1) De grote rivieren. Het was eveneens bedenkelijk om water aan de grote rivieren te onttrekken, om dat deze op hun weg door het dicht bevolkte industriegebied van West- Europa meer als grote afvalwateren dan als drinkwater-leveranciers zijn te beschouwen. De zelfreiniging kan wel is waar grote hoeveelheden or ganische stof omzetten, maar de zou ten en de moeilijk af te breken stof fen als phenollen blijven toch over. De verontreiniging van de grote rivieren neemt sinds lange tijd jaar lijks toe. Wel zijn er internationale overeenkomsten om het vervuilen van het rivierwater binnen de per ken te houden, maar de stijgende be volking en uitbreiding van de indus trie langs de grote rivieren, veroor zaken een toenemende verontreini ging van het rivierwater, zodat het vrij zeker is, dat er een tijd zal ko men, dat het rivierwater gedurende lange tijd per jaar niet meer aan re delijke eisen voldoet, om als grond stof voor de drinkwatervoorziening te dienen. Ook kunnen bedoelde in ternationale afspraken, waarbij een zijdige belangen worden gediend, bij onderhandelingen over andere belan gen als hefboom worden gebruikt om eisen van het buitenland kracht bij ^e zetten. Reden, waarom getracht werd an dere bronnen te vinden, die een be tere waarborg voor goede kwaliteit van drinkwater zouden geven, ook voor de toekomst. Dit is niet alleen van groot belang voor de volksge zondheid, maar daarbij dient tevens in aanmerking te worden genomen, dat er zeer grote kapitalen in een aanvoer van water over grote afstand geïnvesteerd moeten worden, het geen alleen economisch verantwoord is, indien de zekerheid bestaat, dat deze kostbare werken gedurende lange tijd in gebruik kunnen worden gehouden, waardoor de afschrijvin gen per jaar niet te zwaar drukken. 2) Het water van de plassen van Zuid-Holland werd door de L.D.M. gedurende 4 jaar dagelijks op kwa liteit en filterbaarheid onderzocht. De conclusie luidde, dat dit water maar gedurende enkele maanden per jaar voor drinkwatervoorziening ge schikt was. Daarom was ook hier voor weinig interesse. 3) Het polderwater, afkomstig van de voet van de duinen, werd ge durende lange tijd op vele plaatsen bemonsterd en onderzocht. Dit water was in de winter gelijk aan de kwa liteit van duinwater. Gedurende de winter wordt nu dit water in hoog gelegen duinpannen gebracht (pl.m. 8 a 10 M. -f A.P.). Dit is de tegen woordige duinbevloeiing der L.D.M., door middel waarvan nu reeds vele jaren het voordien dreigende water tekort met succes wordt bestreden. Maar, op de duur zal ook aan de ze bron een einde komen en wat dan? Groots plan van de heer Lindenberg: het Eemmeer Op onze vraag: wat dan? vertelde de heer Lindenbergh ons een en Einder over een ander plan, een groots opgezet plan, waarbij de drinkwatervoorziening van geheel 't Westen des lands voor lange jaren gewaarborgd is, een plan, dat volgens berekening over 4050 jaren eerst voltooid zou zijn en dan volledig in werking zal treden. Dit plan betreft dp waterwinning uit het z.g. Eemmeer. De heer Lindenbergh heeft n.l. jaren geleden reeds een berekening opgezet om het water te winnen, dat uit de Veluwe ondergronds naar het IJselmeer afstroomt Daarbij kon hij beschikken over de zeer belangrijke gegevens van 't Veluwe-rapport 1933. Het bleek, dat ondergronds rond 1 millioen M.3 water per etmaal uit de Veluwe naar het IJselmeer af stroomt. Zodra de Z.O.-polder wordt drooggemaakt, zeiI deze stroom de neiging hebben groter te worden. Dit is niet toelaatbaar, omdat dan de Veluwe, in hoofdzaak in het kustge bied, verdrogen zou. Daarom is bij het maken van het project van de Z.O.-polder een brede strook open water gelaten tussen deze polder en de Veluwe-kust, wat echter niet vol doende is. De waterstand in dat rand meer (Eemmeer) zal hoger moeten zijn dan de tegenwoordige stand van het IJselmeer, om als het ware als rem te dienen voor het ondergronds uit de Veluwe stromende water. De overhoogte van het Eemmeer zal zo groot moeten zijn, dat de waterstroom uit de Veluwe gelijk blijft. Deze over hoogte is te berekenen. Het spreekt vanzelf, dat door de bodem onder de plaats waar de dijk van de N.O.-polder zal zijn gelegd dan meer water zal stromen dan het geval was vóórdat de polder werd aangelegd. De totale grondwater- sti'oom zal daar ter plaatse dan veel groter zijn. Deze hoeveelheid is af komstig uit het Eemmeer. Het resul taat zal zijn; dat de waterstanden in de Veluwe niet zullen zakken, maar wel zal de waterstand in het rand meer de neiging tot dalen hebben, vooral als de hoeveelheid oppervlak tewater, afkomstig van de Veluwe en wat in dit meer stroomt, in tijden van droogte tijdelijk vermindert. Indien nu ter plaatse van de dijk van de Z.O.-polder langs het Eem meer een rij bronnen wordt gesla gen, dan kan daaruit het water opge pompt worden, dat onder de dijk door na.r de Z.O.-polder vloeit. Wanneer van deze grote waterhoe- veelheid, afkomstig uit het Eemmeer, weer in hetzelfde meer wordt ge pompt, dan blijft er rond 1 millioen M.3 water per etmaal over voor de watervoorziening van het Westen des lands, wat zeer voldoende is. Daarnaast ontstaat nog een bij komstig voordeel, n.l. dat het water- bezwaar van de Z.O.-polder met een belangrijke hoeveelheid water wordt verminderd. Instemming van officiële instanties Bij dc directie der Zuiderzee-wer- ken bleek zeer grote interesse voor dit vraagstuk te bestaan en met het maken der plannen voor de Z.O.-pol der heeft men ook rekening gehou den met drinkwateronttrekking uit het Eemmeer. Daarom had men aan oppervlakte-waterwinning uit dit meer gedacht. De onttrekking van oppervlaktewa ter heeft in 't algemeen bezwaren door de afhankelijkheid van het weer (warm in de zomer en bevriezen in de winter) en de daarmede samen gaande groei in het water. Ook is het infectiegevaar veel groter. In dit bij zondere geval zou bovendien een groot gedeelte van het grondwater, afkomstig uit de Veluwe, onder gronds naar de Z.O.-polder stromen en daar uitgeslagen moeten worden. Om het Eemmeer op peil te houden zou dan dat water weer in het Eem meer moeten worden teruggepompt, zodat dus deze hoeveelheid tweemaal moet worden opgepompt, tegenover bij het eerste geval eenmaal, terwijl ten overvloede door winning van grohdwater een betere kwaliteit van het water gewaarborgd is, wat te vens ook bezuinigingen voor de zui vering oplevert. In gemeenschappelijk overleg met prof. ir. Thijsse, die bij de Zuiderzee werken deze aangelegenheid behan delde, is toen een schrijven uitge gaan naar de regering, om op deze belangen te wijzen, dit te meer, om dat alle grote steden in het Westen des lands moeilijkheden hadden met hun drinkwatervoorziening. Door de regering is toen een com missie benoemd voor onderzoek van deze plannen. Door de heer Linden bergh is in die tijd een voorlopig ont werp en een kostenberekening ge maakt zowel van een open water- vang aan het Eemmeer, als van een bronwatervang langs het Eemmeer. Een van de grote vragen was, of de hydrologische berekeningen van de waterafvoer van de Veluwe juist waren, d.w.z. of het watervoerend- pakket dik genoeg was en bovendien of het onderin geen zout water be vatte. Om dit te onderzoeken, is bij Harderwijk een zeer diepe 'bron ge slagen, waarbij bleek, dat zich daar ook op grote diepte geen zout water in de bodem bevond en dat de wa- terdoorvoerendc algen, die volgens de berekening ten minste 200 M. dik moesten zijn, in werkelijkheid 220 M. dik waren. De kwaliteit van het water was zeer goed. Dit geeft ze kerheid genoeg om met ernst plan nen te kunnen maken voor de ge hele voorziening in het Westen des lands met water, onttrokken langs of uit het Eemmeer. Waterleiding-directies willen er niet aan De kosten van uitvoering van een dergelijk plan werden voor de oorlog geraamd op 40 millioen gulden. Een groot bedrag weliswaar, dat nu nog wel eens verdubbeld zal moeten worden. Doch, wanneer men de kos ten bijeentelt, die de grote steden in het Westen des lands zich moeten ge troosten voor hun plannen voor de drinkwatervoorziening, dan moet dit project volgens de heer Lindenbergh technisch zowel als financieel verant woord genoemd worden. Tot op heden hebben de direc- ties van de watervoorzieningen der grote steden er de voorkeur aan gegeven zelfstandig hun drinkwaterprobleem op te los- sèn en zij willen daarvoor allen het rivierwater nemen. Zoals uit bovenstaande blijkt, kan dat la ter tot ernstige teleurstellingen leiden. Met de mogelijkheid, dat de gemiddelde samenstelling van het rivierwater beneden de grens van de minimum-kwali teit aan drinkwater te stellen, zal dalen, behoort terdege in de naaste toekomst rekening te worden gehouden. De enige bron van zeer goed ruim voldoende water, die voor het Westen des lands economisch be reikbaar is, is het Eemmeer. Met het oog op de achteruitgaande kwaliteit van het rivierwater is het niet ver antwoord eenzijdig grote kapitalen m rivierwaterleidingen te investeren. Bij de uitvoering van het plan van de heer Lindenbergh is de drinkwa tervoorziening van het Westen des lands tot in verre toekomst gewaar borgd, want in het jaar'2000 zal de ze waterbron eerst op volle capaci teit gaan werken. En vooruitlopend op de drooglegging van de Z.O.-pol der kan nu reeds een gedeelte van het Eemmeer worden aangelegd om daaraan een zekere hoeveelheid goed water te onttrekken voor een aan vullende watervoorziening voor het Westen des lands. RESTAURATIE VAN ST. BARBARA-KLOOSTER TE DELFT TOENEMENDE BELANGSTELLING VOOR LANDBOUWMACHINE- COOPERATIE Volgens de laatste gegevens zijn er thans in Nederland 127 coöpera tieve landbouwwerktuigenverenigin gen en 111 werktuigencombinaties. Deze coöperatieve werktuigenvereni gingen zijn vooral ontstaan na de oorlog en kunnen als een uitstekend midde1 worden beschouwd om de kleine boeren de voordelen te ver schaffen van zware machines, waar van de aanschaffing voor de boeren zelf te kostbaar zou zijn en die op de kleine bedrijven ook niet zouden renderen. Deze verenigingen krijgen als subsidie van de regering een per centage in de aanschaffingskosten vergoed. Naarmate het aantal dee1- nemende kleine bedrijven groter wordt, wordt dit percentage hoger. Hoe meer mensen aan de vereniging deelnemen, des te voordeliger wordt dus de aanschaffing van machines. Nadere- inlichtingen kan men ver krijgen bij de Rijks^ndbouwconsu- lenten. Men bedenke, dat het aan- sdhaffen van goede machines de pro ductiekosten belangrijk kan doen da len. Er bestaan plannen, om het voor malige weeshuis der Gereformeerden aan de Oude Delft nummer 57 te Delft te restaureren. Het huis, waarin van 1575 tot 1910 wezen onderdak von den, heeft een zeer oude geschiede nis. Oorspronkelijk heeft zich op de plaats, vyaar het thans in verval ver kerende gebouwencomplex staat, een klooster bevonden. In 1405 werd er n.l. de derde vestigingsplaats van de geestelijke communiteit van Sint Bar bara gesticht, een dochterstichting van het grootste en beroemdste kloos ter van Delft het Sint Aechtenkloos-' ter (tegenwoordig Prinsehof). Ver moedelijk was het Sint Barbarakloos- ter voor een groot deel van hout op getrokken. Het is daarom waar schijnlijk, dat het geheel in vlammen opging bij de grote brand op 3 Mei 1536, toen vele van de Delftse ge- bouwèn verloren gingen met histo risch belangrijke papieren. Het kloos ter werd herbouwd. In het begin de 80-jarige oorlog kreeg het een bij zondere betekenis: het werd het een trum van het verzet tegen de Spam j aarden. De rector van het klooster, Christiaan van Adrichem, moest niet temin in Juli 1572 de vlucht nemen voor de Geuzen, die onder aanvoe ring van Lumey de stad naderden. Van Adrichem nam de wijk naar Keulen, waar hij tot zijn dood in 1585 als banneling verbleef. De geuzen plunderden het klooster en de nonnen zochten een goed heen komen. De Staten van Holland schon- ken het gebouw in 1575, na het ge naast te hebben, aan de stad Delft. De vroede vaderen gaven het de be stemming van stadsweeshuis Als zo- danig heeft het dienst gedaan tot 1910. De wezen verlieten het in dat jaar en daarna diende een gedeelte van het complex als scheikundig la boratorium der technische hoge school. Deze bijzonderheden uit de ge schiedenis van het Sint Barbar klooster werden door prof. ir. J. H. Froger uit Delft medegedeeld op een dezer dagen in het voormalige wees huis gehouden bijeenkomst. De com missie van voorlichting inzake de restauratie van het klooster had de- zo samenkomst belegd. De commissie wordt gevormd door pater dr. P. van der Kooy, prof. dr. W. Asselbergs (Anton van Duinkerken) en prof. ir. Froger. Prof. Froger vestigde er de aan dacht op, dat het voormalige kloos ter en weeshuis thans dringend res tauratie behoeft. Verscheidene ge deelten van het complex verkeren in verval. Spr. vroeg zich af, of dit ge bouw, dat behalve een grote histo rische betékenis ook grote architec tonische waarde bezit maar aan zijn lot moest worden overgelaten. Dat hadden andere minnaars van de cul tuurgeschiedenis zich ook reeds af gevraagd Er deed zich een gelegen heid voor om restauratie van het gebouw te overwegen, toen de katho lieke studentenvereniging ..Sanctus Virgilius" door de grote toeloop van leden naar een ruimer gebouw ging omzien. De studentenvereniging ver zocht het vorige jaar aan de eigena resse, de gemeente Delft, haar het gebouw te verhuren, waarbij zij op zich nam de restauratie met de ge bruikelijke overheidssteun ter hand te nemen. De gemeenteraad van Delft ver klaarde zich op 30 October van het vorige jaar in beginsel bereid aan het verzoek der katholieke studentenver eniging te voldoen. De commissie ver wacht, dat dezer dagen de overeen komst tussen de studentenvereni ging en de gemeente tot stand komt. Wanneer de winter voorbij is hoopt men met de herstelwerkzaamheden te beginnen. De architect ir. N. van der Laan uit 's-Hertogenbosch, die reeds een ontwerp heeft gemaakt van het ge bouw, zoals het er na de restauratie misschien zal uitzien, is van plan het geheel geschikt te maken voor socië teitsgebouw vat. „Sanctus Virgilius" daarbij trachtende het zoveel moge lijk in oude vorm te herstellen en en kele nieuwe gedeelten daarbij aan te laten passen. Prof. Froger legde er nog eens de nadruk op, dat uit de geschie denis van het Sint Barbara-klooster blijkt, dat de mening, als zou ten tijde van de Spaanse oorlog goed- vaderlands synoniem zijn met pro testants en goed-Spaans met katho liek, niet juist kan zijn. Prof. dr. W. Asselbergs gaf een historisch overzicht van het leven in de dagen dat het Sint Barbara-kloos ter een bolwerk was van het verzet tegen de Spanjaarden. HYPOTHEKEN en voor alle andere zaken op het gebied van on roerende goederen Bouw-on Makelaarsbedrijf v.d. Drift MIJN JOPADHOLA VAN ACHILET Interessant détail. Van de week kregen we een aardig staa tje van Franse geestigheid onder ogen, dat zeker de moeite van het navertellen waard is. Léon Gozlan was een Franse auteur uit de 19e eeuw, die vooral bekend heid verwierf door zijn amusante herinneringen, welke hij uitgaf onder de titel: ..Balzac op pantof fels". In zijn jeugd had hij nogal veel avonjren be leefd en toen hij eenmaal beroemd was. vormden die voor de journalisten een onuitputtelijke bron voor sterke verhalen. Van zelfsprekend werd er vaak het een en ander bij gefantaseerd. Zo wist een agblad op zekere dag te vertellen dat Gozlan zee man was geweest, muite rij had ontketend en daarna de kapitein ver moordde. Toevallig ]as de auteur dit verhaal en het gaf hem aanleiding, om ogenblikkelijk de pen ter hand te nemen en het vol gende schrijven aan de betreffende hoofdredac teur te richten: „Mijnheer, U bejyeert. dat ik zee man ben geweest ea dat ls volkomen waar. Drie maanden heb ik op een schip geleefd te midden van naakte kaffers en ik kan U verzekeren, dat ik vaak met heimwee aan die tijd terugdenk sinds ik geregeld ip beschaafde krijgen verkeer. U beweert voorts, dat ik Opstand aan boord heb bewerkt en ook daarin hebt U gelijk. Aan het slot hebt echter een belangrijk détail vergeten! Nadat ik de kapitein ver moord had heb ik hem namelijk nog opgegeten. Concurrent van Zwarte Piet, Wij hebben ons ai zo dikwijls afgevraagd, hoe Zwarte Piet dat nu eigen lijk klaar speel!. Zo zie je hem op het dak en_ twee tellen later is hij in de schoorsteen verdwenen, om met een bons maai' ongedeerd in de huis kamer van de eerste ver dieping terecht te komen. Het zal ten eeuwige dagen wel een raadsel blijven, maar één ding kunnen wij U vertellen: In Milaan heeft Zwarte Piet een ernstige concurrent gekre gen, Daaj- woont op de tweede étage een jonge heer, dlc de naam draagt \an Giuseppe Barbieri en last van slaapwandelen heeft. Van de week schrok ken zijn vader en moeder op een nacht wakker. Giuseppo stond in het slaapkamer-raam en riep: „Ik ga vliegen." Voor zijn vader hem kon pak ken. was nij naar beneden gesprongen. Ontsteld ren de de ouders de trappen af. Hun zoon lag onge deerd op straat en was nog steeds in slaap! Ze hebben hem maar niet wakker gemaakt. Zal je gezegd zijn! Er is een bepaald soort mensen dat kans ziet om met enkele sobere woor den een toestand ten voe ten uit te tekenen. Dat ondervonden we Maan dag in de gele tram. We stonden met een hele mas sa mensen op elkaar ge pakt en keken droefgees tig naar het mistgordijn. Dat is op het ijzeren gor dijn na het naarste gor dijn op de wereld. Een mijnheer voor ons zei kernachtig: „Het is win ter!" Nu, meteen ging er een schok door de menig te, want daaraan had nog niemand gedacht. Maar hêel toevallig ging er een andere schok door de tram. Vanwege het stop pen. moet U weten. Die winterse mijnheer had echter zijn handen in de zekken gedaan en dan kun je onmogelijk een schok verdragen. Uit zijn even wicht gerukt, plofte hij bij een jongedame op schoot. Mijnheer". Zei deze, „wan neer U zegt, dat het win ter is. ben ik het met U eens. Maar als U soms denkt, dat ik een kachel ben. moet ik U tot mijn spijt tegenspreken." Die mijnheer heeft Het niet meer over de winter gehad. Van toen en nu. Wat kan ér tóch veel veranderen in een paar jaar tijd! Als onze lastige tante Eugenie voor de oorlog een nieuwe dienst bode nodig had en dat gebeurde ongeveer twee kéer per maand dan plaatste ze gewoon een advertentie in de krant en dezelfde avond reeds stond éf een heel leger meisjes voor de deur, ge wapend met kook- en naaidiploma's plus de no dige getuigschriften, di? zekerheid verschaften over het stofafnemén enz. Voor die meisjes was het heus. geen lolletje om door dc tante te worden verhoord in de voorkamer. Ze vroeg letterlijk alles en keek daarbij zo kwaad- aaidig, dat je tenslotte de indruk moets krijgen, dat de wrat op haar neus ook een oog herbergde. Hét slachtoffer, dat uitverko ren werd, brak gewoonlijk de eerste week een half dozijn borden van de ze nuwen, om vervolgens op staande voet ontslagen te worden. Moet je nu bij tartte Eu genie op visite komen! Na twee jaar zoeken heeft ze eindelijk een meisje ge kregen, dat de hele dag galmt: „Vertel mij van liefde". Nu is dit inder daad niet prettig wanneer je klassiek geschoold bent, inaar tante zegt niets. Ze neemt geen risico's. Woens dag werd het haar echter te machtig. Hét meisje had al drie dagen achtereen vergeten, om stóf af te nemen. „Rleka", zei tante Eugenië. „heb je gezien dat mijnheer je naam heeft geschreven in het stóf op co piano". „Ja mevrouw', antwoordde het meisje on bevangen. Nu is dit een moeilijk aanknopingspunt voor een gesprek. „Maar heb je je daar dan he'ê- maal niet over verbaasd?" vroeg tante radeloos. Rika dacht even na en repliceer de tóen: ,Ja zeker me vrouw! Ik had toch min stens verwacht, dat mijn heer mijn naam zonder fouten zou kunnen schrij ven." Onoplettend. Vanmorgen kwamen wij een vrien j tegen, die zich strompelend over de Bree- straat sleepte. „Maar bes te kerel", zeiden wij, „heb je een ongeluk gehad?'' Hij staarde droevig voor zich uit en ging op een vensterbank zitten. .Ik weet niet. wat mijn voet mankeert', zuchtte hij. Nu hebben wij eên EHBO-diploma en begon nen daarom zijn schoen los te maken. Toen de veter voldoende ruimte verschafte, trokken wij zijn schoen uit. Pats, daar viel een sigarenaansteker op straat! „Lieve hemel", zéi onze vriend. „Dat is waar ook! Giéteravond heb ik mijn schoen gezet." Het enige slachtoffer. In het Palais dc Lu- xémbóur, waar geregeld vredesconferenties wor den gehouden, is een tijd je geleden een Eerste hulp post ingericht. Nu moet U niet denken, dat er vrees bestaat voor vechtpartnen tussen de afgevaardigden. Die confereren alleen maar en als er gevochten moet worden, komen er andere mensen aan te pas. Maar tenslotte zit een ongeluk in een klein hoekje. Tot op heden is de Eerste hulp slechts één keer in actie geweest. Dat was. toen een fotograaf een prentje zou maken. Met een he vige klap vioog de blitz- lamp uit elkaar en het toestel slingerde tien me ter verder tegen het hoofd van een Chinese afge vaardigde. Er zat meteen een gat in. Onze aantekening. St. Nicölaas deelde cho coladeletters uit. Ieder kind kreeg zijn eigen voor letter. De Sint: Hoe heet jij? Jongetje: Willem, mijn heer dé Bisschop. Juffrouw: Niet waar, jij heet tóch Isaac! Jongetje: Wat heb ik nou aön zo'n I-tje? De vorige keer heb ik u verteld dat mijn eerste huis in Achilet een ronde hut was. De Jopadhola wonen in eenzelfde huis, doch kleiner van omvang. En met dit verschil dat hun vloer is hardeslagen met vette klei. Daarover smeren zij koemest. Koe mest dood de zandvlooien. Zand vlooien zijn zo klein dat men ze kan zien op de punt van een naald, zij telen snel voort in warm zand, zetten zich vast onder de nagels der tenen in de eeltige voeten van onze ne gers. Zij bijten vreselijk en het gebeurt vaak dat ik des nachts mijn boy uit het Boy's huis moet roepen om zo'n beest uit mn grote teen te ver wijderen. Dat kunnen ze heel han- met 'n naald, terwijl wij er machteloos tegenover staan. Eens per week wordt de hut be- koemest. Koemest ruikt fris en hy giënisch. Dat gelooft ge zeker niet lezer? Stoelen en tafels hebben onze ne gers niet; zij slapen op de grond op eigengemaakte matjes van gras ge vlochten. Aan de ene zijde van de hut brandt het vuur om te koken, of smeult on der de as, en wordt 's morgens bij het ontwaken opgerakeld. Verder een grote waterput gebak ken van klei, met 'n inhoud tot zelfs 50 liter, dient als water om te ko ken, enige uitgeholde kalebassen om water te scheppen uit de bron, enige wilde-dierenhuiden of ook wel huid van kalfjes die gestorven zijn, om op te zitten. Dan aan de kant netjes opgesteld, dicht bij het lage deurtje enige lan ge speren en knotsen, te gebruiken 'op jacht en tegen eventuele ongê- dierten zoals hyena's en luipaarden, die 's nachts rondom het huis op zoek zijn naar klein vee. De kippen slapen in de hut achter de water- en kookpotten. In zelfge- vlocbten mandjes; moeder-kip met haar kleintjes heeft zich neergezet dicht bij het vuur en vader haan met z'n grote zoontjes kraaien hét uit van plezier gedurende de nachtelijke uren; de ratten knabbelen hoorbaar in het grasdek en een mager hondje komt er ook nog bij. In mijn hut waren vier grote ga ten als vensters met kippengaas er voor doch de negerhutten hebben geen enkele opening, behalve het la ge deurtje. Schoorsteen is er niet; rook gaat door het grasdek of door de deur-opening, 's Avonds bij don ker, zitten de mensen bij een vuur tje buiten de hut, om ongeveer acht uur trekken moeder en vader met de kinderen beneden 10 jaar naar binnen, sluiten de zware rieten deur met 'n dikke paal en de inwoners vleien zich ergens neer op hun matje. Wel te rusten mama, papa, kippen en kalfjes, schapen en kleine kippetjes, en mens en vee slapen als 'n os en dromen van zoeten koek en olie bollen. U Vindt het erg primitief en toch leven onze mensen gelukkig. De gro te jongens bouwen kleine hutjes, waarin ze met enkele vrienden van hun leeftijd slapen en zo doen ook de grotere meisjes met hun eigen vriendinnetjes. De meisjes worden beschermd door een oudere vrouw tegen eventuele indringers. 's Avonds lopen de negers buiten niet ver van hun huis uit vrees voor wilde dieren en slangen. Rust is over het negerland, welke niet verstoord wordt, dan nu en dan door het gehuil van hyena's op jacht en heel in de verte wel eens het ge loei van een leeuw, maar dan lach ik er om, omdat die zo ver weg is. Verleden Januari hebben ze nog een reuze leeuw doodgespeerd, slechts op een kilometer van mijn huis, brrrrr. Volgende keer moeten we het over het voedsel hébben. ja, zeg lieve lezer, denk eens over die kerk van mij die ik bouwen wil. Giro 521293. Of laat mij eens bij u komen praten met m'n mooie foto's. C. W. van Graven, Achterweg 25, Lisse Z.-H.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1948 | | pagina 6