Sint Nicolaas weer in Nederland
%)it keet patóeetde fig. de gjten&
pet paatd
hij vergeten werd
3iet Sint MicaCaaö.fieeói daat de eeuwen Heen
VRIJDAG 26 NOVEMBER 1948
DE LE1DSE COURANT
TWEEDE BLAD PAGINA 1
OT. NICOLAAS is weer in ons midden. Ieder jaar rond half November
begint heel Nederland naar zijn komst uit te zien en het is steeds de
grote vraag, met welk vervoermiddel de goede Sint in ons land zal arri
veren. Vroeger was dat altijd de stoomboot, maar met de vooruitgang
van de techniek is hierin verandering gekomen. Vorig jaar landde hij zelfs
met een hefschroefvliegtuig in de duinstreek en daarom hadden wij hem
dit keer eigenlijk met een straalvliegtuig verwacht.
St. Nicolaas blijkt echter onbere
kenbaar, want verleden week v er-
spreidde zich in Brabant plotseling
het bericht: St. Nicolaas komt op zijn
schimmel uit Spanje en vanmiddag
om drie uur passeert hij de Neder
landse grens bij Budel-Harhont. Alle
fabrieken en kantoren in die streek
werden gesloten, om het personeel
gelegenheid te geven naar de grens
te gaan. Om drie uur stond het
Natuurlijk lieten wij ons niet de kans
ontglippen, om ons even voor te stel
len. De Sint herinnerde zich Leiden
goed. „Is Uw stadhuis van het jaar
niet afgebrand?", vroeg hij. Natuur
lijk vestigden wij zijn aandacht er
op, dat dit voorval al even geleden
was. Goed beschouwd ligt het .echter
voor de hand, dat een man, die al zo
veel eeuwen oud is, niet op enkele
jaren kijkt. Verder hoopte hij het
volgend jaar per straalvliegtuig te
komen. De schimmel wordt te oud
voor zulke lange reizen. Dit jaar grag
het echter nog niet. Spanje beschikt
op het ogenblik alleen over gewone
vliegtuigen, maar over een tijdje....
De Sint kneep ons intiem in de arm
en fluisterde: „De Marshall-hulp".
Kort daarop waren de grensforma-
liteiten geëindigd en kon de tocht
door Nederland beginnen (vierde
foto). Ten afscheid zongen de aan
wezigen nog enkele bekende liedjes
en stapvoets ging het vervolgens in
de richting Eindhoven.
„Tot straks in Leiden en omstre
ken", riep St. Nicolaas tegen ons en
Piet liet met een veelzeggend gebaar
de roe en een chocolade-letter zien.
Wat zal het worden, vragen veel
lezers zich ongetwijfeld af. Een
nauwkeurig gewetensonderzoek zal
deze vraag duidelijk beantwoorden.
zwart van de mensen bij het douane
kantoor. Opeens riep een kleine jon
gen, die op de schouders van zijn va
der zat: „Daar komt hij"! En inder
daad, heel in de verte kwam de goe
de Sint met zijn knechten aan. Toen
hij vlak bij was (eerste foto) zongen
de mensen uit volle borst: Wees wel
kom vandaag in ons midden. De
douane-beambte scheen er echter
anders over te denken. Hij wilde
persé onderzoeken, of de goede Sint
soms smokkelwaar bij zich had. Een
van de zwarte Pieten werd woedend
en kwam meteen met de zak voor de
dag. St. Nicolaas gebood hem echter
kalm te blijven. Op waardige toon
sprak hij: „Pieter, wij zijn eerlijke
mensen :en er bestaat derhalve geen
enkel bezwaar, om ons aan de voor
schriften van dit land te onderwer
pen". Na deze wijze woorden ging
de zwarte Piet gelaten op de tree
plank van een auto zitten, waar hij
gezellig een sinaasappel naar binnen
werkte. De douane kreeg hierdoor
gelegenheid St. Nicolaas te visiteren
(tweede foto). Daarna kwamen de
zwarte Pieten aan de beurt en wij
durven eerlijk bekennen, dat wij de
beambte dit karweitje niet benijd
den. Intussen begaf St. Nicolaas zich
onder de mensen, om hier en daar
een praatje te maken (derde foto).
November liep reeds ten einde. De
dag die door honderden kinderen in
het stadje B. al weken verbeid
werd. De dag, waarop de goede Sinl
met zijn trouwe knecht aan a1 zijn
vriendjes een bezoek zou bren
gen en daarbij zoveel mogelijk aan
hun verlangens tegemoet zou ko
men naderde.
Bij de velen, die de gevraagde ca
deautjes opsomden stond een jonge
tje, dat wel genoot bij het horen
van dat vele ,maar geheel niet
over zijn verlanglijstje sprak.
Het was Gerritje die in het bouw
vallige huisje in het straatje achter
de school woonde. Hij werd echter
niet opgemerkt door de onderwijzer,
omdat de anderen het te druk had
den.
Bij Gerritje thuis had men het niet
te breed, men kon het hem aanzien.
Zijn kleren: het was 'n versleten
plunje, die door 7appen bij elkaar
werd gehouden.
Maar hoe kwam dat? Gerritjes
vader was toch een knappe timmer
man en verdiende toch een flink
weekgeld? Ja, dat was zo, maar
niettegenstaande dat was het voor
Gerritjes moeder steeds tobben, om
rond te komen en de mondjes van
haar drie lievelingen open te hou
den. En waarom? Omdat vader nog
niet de helft van zijn weekgeld
thuisbracht. Het grootste deel van
zijn verdiensten ging naar de kroeg
In de kroeg was hij thuis.
Maar had Gerritje dan geen ver
langlijstje?
O ja evenals ieder kind. Maar
Gerritje durfde zijn verlangens niet
kenbaar maken, omdat moeder hem
er reeds enigszins op had voorbe
reid, dat Sint Nicolaas dit jaar hun
deur we1 voorbij zou gaan. Begrij
pen deed hij echter niet, waarom
de goede Sint, die thans reeds bij
velen een suikerbeestje had ge-
De Sinterklaasviering vindt men wijd ver
spreid in alle landen waar het Christendom in
gang vond. Soms is die viering zoals bij ons,
dan weer zijn er grote afwijkingen, maar de
Oosterse kerkheilige heeft overal vereerders
gevonden: in de Westerse landen al sedert de
9e eeuw. In de 17e eeuw werd door uitgeweke
nen het Sinterklaasfeest overgebracht naar
Oost-Friesland en ondanks verbodsbepalingen
van de overheid bleef o.a. in Einden de feest
viering gehandhaafd.
De jeugd van Einden bleef doorgaan met
zingen:
„Sünderklaas, dat is een Edelman,
Een Edelman is hee,
Hee het een Brook van krinten an
Een Rock van Riexbree
Sien oogjes sünt Rosientjes,
Sien Haar is van Sütholt
Sien Lippen sünt van Sukkergood,
Sien wangen sünt van Gold".
Bovenal is St. Nicolaas van oudsher de mach
tige kindervriend.
In 1360 kregen, blijkens een oude rekening,
de schoolkinderen al vacantie op „St. her Ny-
claes dach", terwijl zij daarbij enig geld voor
snoeperij ontvingen.
Een legende verhaalt, dat de Bisschop eens
een drietal kinderen, die aan het strand mos
selen hadden gezocht en zich daarop te ver in
zee waagden, van verdrinken heeft gered.
Ook in de volgende legende speelt de Bis
schop een belangrijke rol. Drie verdwaalde kin
deren kwamen eens bij een slager om nachtver
blijf. Het drietal werd binnengelaten, maar
door de legendarische slager om hals gebracht
en ingezouten. In dit moordenaarshuis kwam
enige tijd later St. Nicolaas om onderdak aan
kloppen. Toen hem een avondmaal Werd aan
geboden zeide de Bisschop, dat hij niet van het
vlees wilde eten dat in het zout was gezet.
De slager wilde, dit horende, op de vlucht
gaan, maar de bisschop weerhield hem en maan
de hem aan boete te doen. Zelf ging hij daarna
naar de kuip, legt zijn vinger op de rand en
op hetzelfde ogenblik waren de drie kinderen
herleefd.
In de 17e eeuw vindt men het Sinterklaas
feest in vele plaatsen verboden onder invloed
van het strenge Calvinisme. In een Delftse keur
van 1600 werd verboden op 5 December op
het marktveld kramen op te slaan, „in welcke
craemen vercogt worden verscheyden goederen,
die men den cleynen kinderen dyets maeckt
dat denzelfden Nicolaas henlyden geeft, twelck
een saecke is nyet alleen strijdend ende teghens
alle goede orde ende politye, maer oock de
luyden afleidende van de waere godesdyenst,
ende streckende tot waengeloof, supersitie ende
afgoderij."
Toch is de feestviering in stand gebleven; zij
was in vorige eeuwen reeds samengeweven met
het volksleven en verbodsbepalingen bleven
vrijwel zonder invloed of hadden slechts zeer
tijdelijk effect.
De dag van 6 December
In Oostenrijk verschijnt een „Zwarte Klaas"
met een rammelende ketting en brengt de
zoete kinderen vergulde koek en voor de stoute
een gard. Hij komt door de schoorsteen. De
schoorsteen, leest men in de Volksvermaken van
Ter Gouw „is de koker der gemeenschap met
de bovenwereld, die de kinderlijk levendige
verbeelding der voorgesalchten met allerlei
geesten bevolkt. Door de schoorsteen verna
men ze dikwijls de wonderlijkste stemmen en
geluiden, profetieën en vermaningen. Wie zijn
buurman eens schrik wou aanjagen, klom op
diens schoorsteen, en schreeuwde, met een
grove stem, een paar onheilspellende woorden
door de koker en de arme buurman sidderde
door al zijn leden. Goed en kwaad kwamen
door de schoorsteen. De boldergeest kwam er
door, om plagen in 't huis te brengen; maar
ook de kaboutermannetjes kozen dezelfde weg,
als ze de gelukskinderen 's nachts een zak
vol geld brachten. En zo deed ook Sinterklaas
zijn intocht door de schoorsteenpijp, zonder
dat iemand ooit heeft kunnen merken, dat zijn
„slickende mickjes" naar 't roet smaakten.
In Amsterdam gingen de „zwarte Klazen"
eertijds onder groot rumoer, terwijl zij schoor
steenkettingen over de straatkeien lieten ram
melen, de buurten rond, om op deuren en
vensters te bonzen en met een bullebakstem
te roepen: „Synder ook quaje kyeren?" Ook in
Franeker zag men de Klazen toegetakeld en
vermomd, onder vervaarlijk geschreeuw en
geraas de streek langs trekken.
In het begin van de 16e eeuw was de luister
van Sinterklaas te Amsterdam zo hoog geste
gen, dat voor hem een beeld van zuiver zil
ver in de Oude Kerk werd opgericht. Zes en
vijftig jaar lang is dat beeld bewaard geble
ven, maar in 1578 ontvingen de Kerkmeesters
last van de Magistraat om het te verkopen.
Reeds in de 16e eeuw was het „schoenzetten"
gebruik en wat de kinderen zoal in hun
schoen vonden kan men lezen in Bredero's
„Moortje":
„Assen Sinter Claes was, so sette men
seunt tot jouwent de schoen.
Wat pleger jou moer, Griet, Jans, daar
een hiele hoop goet in te doen,
„Hiele peper-huysjens met suyckerer-
retten".
Er lagen in de schoen peperhuisjes met sui
kererwten gevuld, kabeljauwsogen en kapittel
stokjes, en dikwijls stond er een mandje bij,
gevuld met vijgen, noten, boekende flensjes en
appeltjes. „De boekende flensjes", lezen we,
waren toen nog lang daarna een echt Amster
damse lekkernij, die ook op Nieuwjaar wel te
pas kwam, mits ze met appelen en krenten en
niet, zuinigheidshalve, met schijfjes van kool
struiken gebakken waren.
Voor de volwassenen behoorden op Sinter
klaas „St. Claescoeck", „amendelbroot", „ho-
ninctaert" en „marsepeyn'' tot de zoete genoe
gens van het feest. Men kan amandelbrood wel
beschouwen als voorloper van de boterletters
van later tijd en honingtaart is vermoedelijk
niets dan een oervorm van taai-taai.
Ons St. Nicolaas-gebak is de eeuwen door in
stand gebleven; geen enkele bakker van de
moderne tijd is er of hij produceert nog
„klaasjes" in velerlei figuren, zoals in de oude
tijd: mensen, beesten, ruiters, melkboeren, wie
gen, vuurmanden enz. vrijers en vrijsters, ker
ken, vette varkens. En dan soms in reusachtig
formaat. Marsepein werd oorspronkelijk uit
sluitend in hartvorm gefabriceerd. De opper
vlakte was met een laag suiker bedekt en
daarop waren gekleurde figuren aangebracht,
zoals trekkebekkende duifjes, een cupidootje
en zo meer.
In vroeger eeuwen was zulk een marsepeinen
hart, vergezeld van een grote vrijer, toegezon
den aan een meisje, een sierlijke vorm van een
liefdesverklaring.
bracht en bij hem nog niet, hem
geheel zou vergeten.
December brak aan. Men
was aan de vooravond van het gro
te feest. Des avonds werden de
klompjes gezet, gevuld met een lek
ker hapje voor de schimmel. En bij
het naar bed gaan werd nog eens
aan de schoorsteen geroepen, wat de
goede Sint die nacht moest brengen,
hij zou het eens vergeten kunnen
hebben. En vol blijde verwachting
kropen de kleintjes onder de wol.
De andere morgen, de St. Nicolaas-
morgen brak aan. En met een wei
nig hoop zocht ook Gerritje naar iets
wat er niet was. Hij werd echter
danig teleurgesteld en op de morgen
dat overa1 vreugde heerste en ple
zier werd gemaakt, overal werd ge
zongen en dankliedjes aan Sint Ni
colaas werden gebracht heerste hier
droefheid. En wanneer Gerritje aan
zijn moeder vroeg, waarom St. Nico
laas hem had overgeslagen, kwam
er een paar tranen bij moeder tc
voorschijn en van verdriet kon zy
niets uitbrengen. Vooral, omdat Ger
ritje maar niet begrijpen kon, waar
om de goede Sint hem vergeten
had, was zij droeVig gestemd.
Op school had ieder een cadeautje
bij zich, Gerritje kwam met lege
handen. En zijn droefheid werd nog
groter bij het zien van al het moois
dat zijn vriendjes gekregen hadden.
De onderwijzer bemerkte wel, dat
Gerritje niets bij zich had en vroeg
hem, of de goede Sint geen cadeau-
je bij hem gebracht had, „N°en,"
zei Gerritje met tranen in de ogen.
„Sint Nicolaas heeft mij vergeten
enik ben toch altijd braaf geweest.''
De onderwijzer, die het gezin goed
kende, begreep, waarom Sint Nico
laas hem vergeten had en hij kreeg
medeMjden met de arme jongen, die
toch zoals hij terecht zei altijd
braaf was geweest.
Waarom had Sint Nicolaas hem
vergeten?
Omdat vader te veel van zijn
weekgeld aan de drank offerde en
moeder nog niet genoeg had, om be
hoorlijk met haar gezin rond te
springen.
De onderwijzer nam zyn maatre
gelen en toen Gerritje om 12 uur
thuis kwam was Sint Nicolaas ook
bij hem geweest en had enige speel
goed met lekkernijen gebracht. Wat
was de jongen gelukkig- hii had
het wel gedacht. Sint Nicolaas kon
niet boos op hem zijn.
Enige jaren later, toen Gerritje
al een Gerrit was geworden, was de
toestand nog onveranderd en had
den vooral zijn broertjes veel leed
bij het zien van zoveel geluk bij
anderen en zoveel armoede bij hen.
Maar nu wist hij waarom Sint
Nicolaas hem reeds enkele malen
vergeten had. Het was si *.ds va
der dronk, sinds de tijd, dat armoe
de in hun woning was gekomen,
sinds koning Alcohol over zyn va
der regeerde.
De drank was de schuld van a'les.
De drank was het, die al hun
vreugde ontnam. En in zyn hart
kwam ëen haat op voor datgene,
wat de oorzaak v&i zoveel ellende
en droefheid was geweest, de oor
zaak, dat Sint Nicolaas hem nog
.steeds vergat en in stilte maakte hij
het plechtig voornemen, nooit een
druppel alcohol te drinken.
HET GEHEIM
VAN DE
DOOR AGATHA CHRISTIE
61)
Zonder verder een woord haalde
Boris een vies stukje papier uit
zijn zak en stak het Anthony toe.
„Wat is dat?" vroeg Anthony.
Op het papiertje stond een adres
anders niets.
„Hij heeft het laten vallen,"
zei Boris. „Ik breng het de mees
ter."
„Wie heeft het laten va"!len?"
„De vreemde meneer."
„En waarom breng je het mij?"
Boris keek hem verwijtend aan.
„Goed dan. Maar ga nu weg. Ik
heb het druk."
Boris groette, en draaide zich om
en stapte weg.
Anthony stopte het stukje papier
in zijn zak en ging naar Virginia
terug.
„Wat wou die man van u?" vroeg
ze nieuwsgierig. „En waarom noem
de u hem uw waakhond?"
„Omdat hij doet als een waak
hond," zei Anthony, in antwoord op
de laatste vraag „In zijn vorige in
carnatie zeker een spaniel gewe'-st.
Hij heeft me een stukje papier ge
bracht, dat de vreemde menéer, vol
gens hem, heeft laten vallen. Met
die vreemde meneer bedoelt hij ze
ker Lemome."
„Ja, waarschijnlijk wel", stemde
Virginia in.
„Hij loopt me als een hondje ach
terna," ging Anthony voort.,. Hij
zegt niets... Kijkt me met die gro
te ogen van hem alleen maar aan.
Ik begrijp er niets van."
„Misschien bedoelde hij Isaacstein"
opperde Virginia. „Isaacstein ziet er
ook als een buitenlander uit."
„Isaacstein!" mompelde Anthony
ongeduldig. „Wat kan die er mee te
maken hebben?"
„Spijt het u, dat u uw hand in dit
wespennest gestoken heeft?" vroeg
Virginia opeens.
„Of het me spijt? Neen, absoluut
niet. Ik heb zo ongeveer mijn hele
leven jacht op moefijkheden gemaakt
Misschien dat ik, na dit, genoeg er
van heb,"
„Maar, u bent toch, om zo te zeg
gen nu buiten schot, nietwaar?"
vroeg Virginia, verwonderd over zijn
ongewoon ernstige toon.
„Neen, nog niet helemaal."
Een paar minuten liepen ze zwij
gend voort.
„Er zijn van die mensen," begon
Anthony opeens, „die alles, wat sig
naal is, negeren. Een behoorlijke,
goed-opgevoede locomotief stopt of
rijdt door naarmate zij het sein wel
of niet onveilig ziet. Maar als ik dat
sein zie, moet ik doorgaan. Misschien
dat ik kleurenbbnd ben. Maar ten
slotte loopt dat, vroeg of laat, op on
gelukken uit. En dat is goed ook. Zul
ke dingen zijn een bedreiging voor
het verkeer."
Hij sprak nog steeds heel ernstig.
„U zult in uw leven wel heel wat
gevaren getrotseerd hebben," zei Vir
ginia. :j -ssf
„Ja... alle soorten van gevaren...
op één na- het huwe'ijk!"
„Dat is cynisch."
„Zo bedoel ik het toch niet. Een
huwelijk, het soort huwelijk, dat ik
bedoel, zou een groot avontuur én
daarom gevaarlijk zijn."
„Zo voel ik het ook," zei Virginia
blozend van opwinding.
„Er bestaat maar één type vrouw,
waarmee ik zou willen trouwen 't
type, dat stukken afstaat van het le
ven, dat ik geleid heb. En wat moe
ten we dan beginnen? Moet ik haar
leven leven, of moet zij het mijne
■■even?"
„Als ze veel van u hield.begon
Virginia.
„Dat is sentimenteel, mrs Revel.
Liefde is geen drankje, dat je in
neemt om je voor je omgeving on
gevoelig te maken. Liefde kan zo veel
meer zijn. Hoe denkt u dat de ko
ning en het bedelmeisje over het hu
welijk gedacht hebben, toen ze twee
jaar getrouwd waren? Zou zij niet
haar lompen en haar blote voeten
en haar goddelijke vrijheid betreurd
hebben? Ik denk van we1. Of zou
het beter geweest zijn, als hij, terwille
van haar, afstand van de troon ge
daan had? Ik denk van niet! Hij zou
als bedelaar een prul geweest zijn.
En geen vrouw respecteert een man,
die iets prullig doet."
„Bent u verliefd op een bedelmeis
je, mr Cade?" vroeg Virginia zacht.
„Met mij is juist het omgekeerde
het geval, maar de grondslag is het
zelfde."
„En is er geen oplossing te vin
den?" vroeg Virginia verder.
„Er is altijd een oplossing tc vin
den," zei Anthony neerslachtig. „Ik
houd er een theorie op na, dat ieder
een kan krijgen wat hij wil, als hij
een ander maar laat betalen. En
weet u, waarmee er, negen van de
tien keer, betaald wordt? Met een
compromis met water in je wijn
te doen. En dat is een ongelukkige
methode: een methode, die heel gauw
een gewoonte wordt, vooral als je
naar de veertig loopt. Op het ogen-
bhk brengt ze mij. zelfs in verleiding.
Om de rouw te winnen, die ik wil
hebben, zou ik alles willen doen, zelfs
tredmolen-werk."
Virginia begon te lachen.
„Ik ben in het tredmolen-systeem
opgevoed," gin- Lhony voort.
„En u heeft zich er uit losgemaakt?"
„Ja."
„Waarom?"
„Om zekere principes."
„O!"
„U bent geen gewone vrouw," zei
Anthony opeens, terwijl hij zich naar
haar toekeerde en haar strak aan
keek. „U bent zelfs een heel onge
wone!"
„Waarom?"
„Omdat ge u kunt onthouden van
vragen doen."
„U bedoelt, omdat ik -- naar de
aard van de tredmo^n-opvoedmg ge
vraagd heb?"
„Precies."
Zwijgend liepen ze verder. Ze gin
gen nu door een smal laantje tus
sen hoge, gladgeschoren hagen,
waar het koel en welriekend was van
kruidige looflucht en de tere, ijlen
geur van late rozen.
„U begrijp wel, waar ik op aan-
j stuur zei Anthony, na een paar mi-
Jnuten van stilte „U weet het natuur
lijk als een man verliefd op u is...
Niet dat ik me verbeeld, dat u een
spat om mij geeft, maar ik heb gro
te zin... ja, waarachtig! om te ma
ken, dat u wat voor me gaat voelen."
.Denkt u, dat u dat gelukken zou?"
vroeg Virginia met een zachte lage
stem.
„Misschien niet, maar ik zou het
energiek kunnen proberen.
„Soijt het u, dat u mij hebt leren
kennen?" vroeg Virginia opeens.
„Of het me spijt? Neen, natuur
lijk niet. Dat is een van de vele on-
veilig-signaal-kwesties. Toen ik u
die eerste keer zag die avond in
Pont Street toen wist ik dadelijk,
dat ik tegen iets opgelopen was, dat
me all» machtig veel last in guns
tige zinzou bezorgen. Uw gezicht
deed dat, alleen uw gezicht al... Er
gaat een soort van betovering van u
uit... er zyn meer vrouwen die dat
hebben, maar ik heb er nog nooit
een ontmoet, die het zo sterk had
als u... Natuurlijk is het einde van
deze historie, dat u met een achtens
waardig welgesteld lid van de maat
schappij trouw en dat ik naar mijn
Afrikaanse binnenlanden terug ga,
maar dat gebeurt niet, voor ik u één
keer gekust heb, dat verklaar ik met
mijn twee vingers in de hoogte."
(Wordt vervolgd)