1 SCHOORSTENEN Ros Beyaart op de Leidse planken ZATERDAG 23 OCTOBER 1948 DE LEIDSE COURANT EERSTE BLAD PAGINA DE „WETELWAGEN"IN GEBRUIK BIJ DE N. S. De N. S. heeft Zondagmiddag te 's-Hertogenbosch een spoorbruggetj over het Drongelens Kanaal door een nieuw brugstel vervangen. Het ver keer op die spoorlijn moest weliswaar worden stilgelegd maar de werk zaamheden namen slechts enkele uren in beslag. Dit was te danken aan een vernuftig uitgedacht toestel, de „wentelwagen'" genaamd, een appe- raat dat zijn ontstaan dankt aan een vinding van de heer J. Tiessen onder- afdelings-chef by de afd. bruggen bouw der N.S. Tijdens de oorlog heeft de wentelwagen reeds diensten be wezen bij vernieuwing van een groot aantal bruggetjes over de Dommel bij Eindhoven na het bombardement bij Philips. Aan de werkzaamheden is Zondagmiddag te 's-Hertogenbosch echter een enigszins officieel tintje gegeven door de tegenwoordigheid van talrijke technici der N.S. en ver scheidene persvertegenwoordigers. Deze wentelwagen geheel vervaar digd uit oud-materiaal en tot stand gekomen by „Werk-Spoor" te Eind hoven bestaK uit een balkenstel, dat aan beide zijden met „tappen" in la gers rust.Om deze „tappen", die op platte wagens rusten, kan het balken stel dus draaien. Men plaatste nu de nieuwe brug (in dit geval ter lengte van circa 10 m.) omgekeerd op 't stel balken. Het geheel werd gereden bo ven de brug, welke vervangen moest worden. De oude brug werd onder tegen het balkenstel gehesen en daar aan bevestigd. Het balkenstel met de twee bruggen werd daarna door mid del van een lier een halve slag ge draaid. Het gevolg was, dat de nieu we brug over de onderkant der bal ken kwam te hangen, juist boven de opening, ontstaan door het weghalen der oude brug. Vervolgens liet men de nieuwe brug langzaam zakken, de rails werden erop gelegd en de wen telwagen kon tegelijk met de oude brug vertrekken. De werkzaamheden, die om 11 uur begonnen konden reeds om 2 uur des middag als geëindigd worden be schouwd. Aetherklanken DINSDAG. HILVERSUM I, 301 M. 7.00 Nieuws. Gymn. 7.50 Dagope ning dr. J. Fetter. 8.00 Nieuws. Gr. pl. 9.00 Kamerork. Haydn. 10.00 Mor- genw. ds. P. C. Vermeulen N.H. pre dikant Naarden. 10.15 Gr.pl. 10.50 Kleuterprogr. 11.00 Gr.pl. 11.30 Zie- kenprogr. 12.30 Weerpr. Chopin. 13.00 Nieuws. Avroleans. 14.00 Met r.aald en schaar. 14.30 Symph. 6. Tsjaikofsky. 16.40 Schoolbel. 17.00 Kinderkoor „Jacob Hamel". 17.45 Flitsen van overzee. 18.00 Nieuws; Erich. 18.30 Strijdkr.. 19.10 N.J.G. 19.25 Mozart, Chopin. 19.45 NIWIN. 20.00 Nieuws; W. Eur. commentaar. 20.15 Dinsdagavondtrein. 21.30 Fr.pl. verz. prog, met Clinge Doorenbos. 212.15 Buienl. overz. 22.30 Willem Noske, viool. Nieuwe Franse en Australische muziek. 23.00 Nieuws. Purcell, Bach, Prokofieff. HILVERSU Mil, 415 M. 7.00 Nieuws. Gr.pl. 8.00 Nieuws. Gr. pl. 9.00 Lichbaken. 9.30 Waterst.; Corelli, Handel. 10.30 Schoolradio: Ouv. „De Vogels" v. Diepenbrock. 11.00 Gr.pl. 11.40 Symph. dansen v. Grieg. 12.03 Vioolwerken v. Reger. 12.30 Weeroverz.; Metr. Ork. 12.55 Zonnewijzer: Columbus ontdekt Cu ba. 13.00 Nieuws. 13.45 Röntgenkwar- tet: Mozart. Schubert. 14.40 Onder ons. 15.00 Schoolradio; Italiaans. 16.00 Ziekenbez. 17.00 Na schooltijd. 17.15 Liszt. 17.45 Septet. 18.10 Sport. 19.00 Nieuws; Septet. 20.00 Nieuws. Ge wone man. Hoorspel: „Fakkeldra ger der barmhartigheid". 23.00 Nieuws: Sonate voor viool en cello v. Ravel, Delius. INSTITUUT VOOR DE "KATHOLIEKE JOURNALISTIEK GEOPEND. Zaterdag is in Nijmegen het Insti tuut voor de Katholieke Journalis tiek, gevestigd bij de R.K. Universi teit, officieel geopend. Mgr. prof. dr. R. Post, hoogleraar aan de R.K. Universiteit en vice-voor- zitter van het college van curatoren van het Instituut, heeft vooraf in de Kapel aan d"> van Oldenbarneveld- straat een H. Mis opgedragen. Daar na verenigden de genodigden en stu denten zich in een van de college zalen van het gebouw Stella Maris. Hier waren o.m. aanwezig: dr. Bee kenkamp, hoofd van de afdeling pers wezen van het departement van O. K. en W., als vertegenwoordiger van de universiteit prof. J. Jurgens, rector- magnificus van de Katholieke Univer siteit, mr. F. Haan, namens het cura torium, de heer G. Eodewes. voorzit ter van de Katholieke Nederlands: Dagbladpers en vice-voorzitter van de Nederlandse Dagbladpers, de heer J. Schraver, namens de Nederlandse Journalistenkring, mr. A. F. van Rantwijk secretaris van de federatie van Nederl. journalisten kringen, prof. K. Baschwitz namens het insti tuut voor perswetenschappen te Am sterdam, pater Bonaventura Kruit wagen, O.F.Mde Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht de heer Reinalda en de burgemeester van Nijmegen mr. Ch. Hustinx en voorts enige hoogleraren. De heer Leo Hanekroot, voorzitter van de Katholieke Nederlandse jour nalistenkring en van het college van curatoren van het instituut, verricht te de opening met het uitspreken van een rede. De heer L. Hanekroot verklaarde er zich zeer wel van bewust te zijn. dat de journalistieke opleiding een zaak is, die door sommigen weliswaar met grote instemming wordt begroet, doch die door anderen nog slechts aarze lend wordt aanvaard als een nuttig goed. En inzonderheid in de journa listenstand zijn er verscheidenen, die zich nog slechts weifelend gewonnen kunnen geven aan het denkbeeld, dat, zoal niet zij zelf meer, maar dan toch hun opvolgers in hun stiel de jour nalistiek voor; an, zoals men het wel uitdrukt, op een school zullen leren. Die aarzeling achtte spr. begrijpelijk en zij is z.i. niet eens ontmoedigend. Deze journalistenschool zal naar mijn vaste overtuiging aldus de heer Hanekroot - het in weinige jaren ook aan hen, die nog niet overtuigd zijn duidelijk maken, dat de journa listiek inderdaad een vak is, dat ge leerd moet worden. Zonder twijfel is de journalistiek een kunst, die in bijzondere mate leeft bij de gratie van het talent, van de aangeboren geestes en karak ter-eigenschappen. Doch zij leeft ook in dezelfde mate als iedere andere kunst bij de gratie van de vakkennis, al heeft men deze waarheid in ons land tot dusver wel eens over het hoofd gezien. Men heeft vroeger veelal gemeend, dat journalistiek alléén en uitsluitend en nergens zo goed was te leren dan in de practijk van de krant of het persbureau, uitsluitend in de leer school van het leven. Juist de vrijheid in het domein der techniek, die in staat stelt om te im proviseren en daarbij raak te tref fen, moet langs systematische weg en met oefening er. vlijt verworven worden. Dat kan inderdaad voor de meestbegaafden in de practijk van de krant geleerd worden. De impro visatie, de gelukkige greep en de goe de intuitie alléén echter zijn op de duur, bij het toenemen van de gecom pliceerdheid der dagbladtechniek, bij de enorme toeneming ook van de be tekenis der pers in de samenleving, niet meer voldoende. Een journalistieke opleiding, zeide de heer Hanekroot verder o.a. wordt per saldo niet ingesteld voor de spaarzame geniën, die desnoods zonder enige opleiding het meester schap bezitten. Zij wordt ingesteld voor de grotere en de meer beschei den talenten, die tegenover de enor me, eigenlijk meer dan menselijk gro te taak van de journalistiek gesteld niet genoeg kunnen doen om zich bij tyds waardig te maken. Uit dit inzicht is de idee gerijpt om een journalistieke opleiding voor katholieke journalisten uiteraard een opleiding in het licht der katholieke j levensbeschouwing in te richten Het bestuur van de Kath. Ned. Jour nalistenkring vond het bestuur van I de Kath. Ned. Dagbladpers bereid om 1 terstond met de K.J.K. de uitwerking en de realisering van een plan ter hand te nemen. Verder werden bereid gevonden de Kath. Economische Ho geschool Ij Tilburg, alsmede het Ne derlands Schriftelijk Studiecentrum der Paters Augustijnen, die terstond besloten hun journalistieke oplei dingscursus in te richten naar de nor men, die hier in Nijmegen werden ge formuleerd en die het instituut voor de katholieke journalistiek ook in hun opleiding onamen. Als de man, die aan dit insti tuut als hun leider en leermees ter zal optreden, leidde de voor zitter tenslotte in de heer Jan Nieuwenhuis, die zich in het vak zonder journalistenschool de meesterstitel heeft verworven. De rector-magnificus prof. Jurgens, uitte vervolgens zijn vreugde over de doop van het nieuwe instituut. De heer Bodewes, voorzitter van de K.N.D.P. en vice-voorzitter van de N. D. P., bracht namens beide or ganisaties de beste wensen over. De heer Schraver bood gelukwen sen van de Nederlandse journalisten kring aan. Hij herinnerde er aan, dat de opleiding van journalisten steeds in de N.J.K. de belangstel ling heeft gehad, maar men is niet tot definitieve resultaten kunnen ko men. Aan de universiteiten van Am sterdam, Leiden en Utrecht is wel ge legenheid gegeven van niet-universi- taire zijde voordrachten te houden, doch van een eigen opleiding kon niet worden gesproken. Gaarne gaf spreker de katho lieke journalistenkring de eer, dat deze het eerste geslaagd was. Mede namens het instituut voor perswetenschappen te Amster dam wenste spreker geluk. Hij noemde het een heugelijke dag voor de journalistiek in Neder land. Na een korte pauze hield de heer J. Nieuwenhuis uit Amsterdam zijn eerste voordracht. In zijn voordracht over „De vreug den van de dagbladschrijver" merk te de heer Jan Nieuwenhuis op, dat de journalist een bevoorrecht wezen lijkt: overal aanwezig waar iets te beelven valt, persoonlijk bekend met vooraanstaanden op alle gebied. In-1 derdaad behoort het tot de voorrech ten van het vak daarheen geroepen te worden, waar het leven zijn hoog ste spanning bereikt. Het journalis- tenbestaan is er een van brandpun ten en spitsuren; het geeft het be wustzijn, zoals Wickham Sted het noemt: „to be in the thick of things". Daarbij is de journalist nimmer louter toeschouwer. Waar hij zich be vindt, neemt hij de plaats in van hen, die daar niet kunnen zijn. Hij heeft een vertegenwoordigende func tie, wat hem steeds weer dwingt tot een actieve waarneming, een in zich opnemen en verwerken, dat de hele persoon opeist. De journalist draagt daardoor ook een grote ver antwoordelijkheid, waarvan het be sef als vreugde kan worden ervaren. Een geheel eigen bron van voldoe ningen is voor de dagbladschrijver gelegen in de verhouding tot zijn in strument: de taal. Niet altijd heeft de gedachte meteen haar volle uit spreekbaarheid, zeker niet bij de journalist, die niet op inspiratie kan wachten en aan wie niet wordt ge vraagd of hij wel gedisponeerd is. Hoe meer dan de dwang van het ogenblik de spanning vergroot, des te meer geniet de schrijver van wat hij aldus weet te vinden: het geeft een weldadig gevoel van macht over de uitdrukkingsmiddelen. COMPLOT VAN TREINDIEVEN ONTMASKERD. Na wekenlang speuren is de Rijks politie uit Houten er, zo meldt het „Utrechts Katholiek Dagblad1*, is ge slaagd een t,root aantal treindiefstal- len op te helderen. Vier mensen zijn gearresteerd en tegen twintig helers en zwarte handelaren is proces-ver baal opgemaakt. Enkele weken geleden kwam een landbouwei'szoon de politie te Hou ten vertellen, dat er onder een hout mijt in de polder dozen met textiel- goederen lagen. De politie ging er on middellijk heen en vond negen pak ken met nieuwe textielgoederen, waar de verzendbiljetten van de Ne derlandse Spooi'wegen en de adressen van de afzenders nog bij zaten. Een onguur individu, dat zich in de buurt van de vindplaats ophield bleek al eerder verdacht te zijn van diefstallen bij de spoorwegen. Enkele dagen la ter werden vier Utrechtenaren gear resteerd, die de namen noemden van ongeveer twintig helers en zwarte- handelaren. Het is komen vast te staan, dat de mannen vijf- a zesdui-, zend gulden per slag maakten. De oud-rangeerder G. O. sprong met zijn kameraad op vertrekkende goederen treinen, maakte de deuren open en zocht uit de lading wat er van zijn "ing was. In de buurt van Houten gooiden zij hun buit uit de trein, waar handlangers klaar stonden om de goe deren „in ontvangst" te nemen. KERKNIEUWS. Z.H.Exc. de Bisschop van Haar lem heeft benoemd tot kapelaan te Ênkhuizen, de weleerw. heer C. J. v. Haastert, neomist. Het nieuwe bestuur van de Ned. Kath. Reisvereniging is aldus samengesteld: jhr. mr. van Rijcke- vorsel, dr. van Hout, dr. Theunissen, Beijer, P. Hutjes, H. Friederichs, de Vos, I. Wessels en Joh. Beijk. Volgens het nieuwe reglement wordt de voorzitter naderhand gekozen door en uit het hoofdbestuur. Jonge ridders tonen hun idealisme \TAN HET VLAAMSE stadje Dendermonde, waar nog jaarlijks het be- faamde Ros Beyaart zijn ronde doet, tot de Leidse Schouwburg, is niet zo'n grote stap als men denken zou. Wat betekent ten slotte een af stand als van de ridders in keizer Karc-ls tijd tot de Verkenners van thans? Helemaal niets, want idealen overbruggen landsgrenzen en overspan nen eeuwen; zij zijn van alle tijden, al wisselt de vorm en de uitdruk kingsmogelijkheid. Zo doet in deze dagen het Ros Beyaart zijn fiere ronde door de rijen van onze Leidse voortrekkers, verkenners en welpen met hun leidsters' en leiders en getuigt van de regelrechte ridderlijke afstamming van onze jonglingschap in een kleurige, fleurige taal. De oude ridder deugden zijn nog levend Houdt 5-6-7 Novembemij 11 2. Opnieuw hief Frede- k zijn hand op om te kloppen, maar nog voordat zijn vinger het hout had aangeraakt tx*ok hij hem xhieliik terug, want nu was er alwéér een briefje bijgekomen: ..Melkboer niet nodig vandaag." Frederik wreef zijn ogen uit. „Dat is tovenarij!" prevel de hij zachtjes en hij wilde juist hard weglopen toen een stem vanuit het huisje riep: „Wie is daar?' „Ik ben Frederik" zei Frederik. ,Kom dan maar binnen." ging de stem verder. „Ik was in de war. Ik dacht dat je de melkboer of de bak ker was." „Nee," zei Frederik, nog helemaal van streek. „Ik ben Frede rik. Ik kwam op uw advertentie." „Goed." zei de stem. „Vergeet niet je voeten te vegen." Fredex-ik ging naar binnen en -stond in .«en vertrek dat helemaal leeg was. Tafels of stoelen waren er niet, alleen maar een ko peren kooi met een papegaai er in. „Waar bent u?" vroeg Frederik, en hij keek zoekend rond om de eigenaar van de stem te vinden. „Hier ben ik." zei de papegaai. Wij zagen Zondagmiddag „Het Ros Beyaart" in een voorstelling, speciaal voor de jeugd, welke tevens diende als een generale repetitie voor de op voeringen van Zondag- en Maandag avond. Een gemakkelijke taak was het niet, welke de organisatoren van het spel zich hadden gesteld. Men wilde een spel, waaraan zoveel mogelijk ver-ken ners, welpen en voortrekkers zouden kunnen meedoen; tevens moest het een demonstratie zijn van hetgeen er leefde in en gedaan werd door de verschillende groepen der Verkenne rij. Maar die demonstratie moest een boeiende en pakkende zijn, een doce rende maar ook een amuserende strekking hebben; het mocht niet zal vend van sentimentaliteit zijn noch alledaags; het moest de jeugd grijpen en de ouderen doen begrijpen. De keuze van de legende van de vier Heemskinderen op het Ros Beyaart was ongetwijfeld een vondst. Dit Middeleeuwse verhaal leent zich uitstekend als achtergrond voor een spel, dat de oude idealen van ridder lijkheid doortrekt tot in onze tijd toe. De jeugd heeft haar idealen, vooral de Katholieke jeugd en waar vinden wij die treffender gesymboliseerd dan in de Middeleeuwse ridderschap? De auteur van dit spel, de heer J. Stijnman, heeft dit goed gezien en hij heeft het oude verhaal gebruikt om te tonen hoe de idealen van of fervaardigheid, trouw aan God, Kerk en Vaderland, Godsvertrouwen en dienstbetoon nog altijd leven in de jeugdige ridders van onze tijd. Het spel is verdeeld in vier delen. In het eerste zien wij de poorters en poorteressen van Dendermonde, die zich verheugen op de jaarlijkse ronde van het Ros. Zij beginnen de vrolijke rondedans van de Zevensprong en naarmate die vordert, sluiten zich tel kens figuren van latere eeuwen aan, tctdat het einde gedanst wordt door de hedendaagse welpen. Dit eerste bedrijf is vol kleur en leven, en wel het beste van de vier. Het volgende verplaatst ons naar de burchtzaal van ridder Aymyn, die zijn zenen tot ridder slaat. Daarna trekken uit op het geweldige paard Beyaart op zoek naar avonturexx, „Wij zijn op zoek naar een ideaal" zeggen zij. „Wij ook", zeggen de verkenners, die zij tegen komen en zij demonstre ren hun levenshouding in sport en spel. Meer overtuigend^ is het derde deel, wanneer de vier ridders hun paard verloren hebben en hun kruistocht dreigen te vergeten. Dan worden zij aan hun roeping herinnerd door een oude en wijze pelgrim. Bij de Ver kennerij is het de verkennerswet, v/elke leiding en richting geeft en het ideaal levend en brandend houdt. Het boeiende tafereel van de vex-kenners- installatie met de eed op de Verken nerswet eindigt in een imposant trom- gedaver. In het laatste deel hebben de vier ridders1 zich aan alle aardse roem ont trokken en bouwen zij als onbekende arbeiders mee aan de Dom van Keu len. Maar zij wekken de afgunst van de andere arbeiders en deze doen hen verongelukken door een ongeval op de steigers. Dan wordt hun identiteit bekend en bewondert men de stille heldendom van het hulpvaardig dienstbetoon. Zo zijn ook de verken ners kleine onbekende bouwers aan een groot ideaal, dat gesymboliseerd wordt door een massale Mariahulde. Deze Maria-hulde van zovele kleine knielende gestalten met een zee van witte bloemen was buitengewoon in drukwekkend, maar de uitvoering van dit laatste bedrijf beantwoordde niet aan de bedoeling van de auteur. Het had een machtige apotheose moeten zijn, het hoogtepunt van het spel, maar het geheel was te zwak en het slot was als de beruchte nachtkaars. Misschien kan er op de gala-avond (Maandagavond) nog iets aan gewij zigd worden. Dat is nu eenmaal het doodlot van eerste opvoeringen: de fouten komen dan scherp aan het licht en kunnen later worden verbeterd. Ook de aanvankelijke aarzelingen bij het vinden van de juiste plaats en opstelling corrigeren zich later van zelf. Het geheel is in elk geval een fraai en kleurig spel, waarvoor zowel aan de auteur; als aan de regie en ver dere spelleiding alle eer toekomt. Er werd uitstekend gezongen door de jongens en de twee declamaties waren beter dan men met redelijkheid van zulke jeugdige artisten mocht ver wachten. Vooral het lang niet gemak kelijke gedicht van Adema van Schel- tema (u weet wel dat „hoela, beest!") werd met veel expressiviteit voorge dragen. Een bijzonder woord van bewonde rende lof komt ook toe aan die lei ders en leidsters, die ervoor gezorgd hebben, dat al die 450 kleine execu tanten zo keurig op tijd op hun plaats waren. Wie zich de woelige aard van de jongelui even indenkt, begrijpt, dat er heel wat organisatie-talent voor nodig is om alles vlot te doen verlo pen. De jeugdige toeschouwers hebben Zondagmiddag genoten van de opvoe ring. Zij waren luisterstil, een bewijs dat het stuk hen pakte, Een aardige attentie was de tegen woordigheid van de hoofdcommissa ris baron V. Voorst tot Voorst, die lie ver tussen zijn jongens het spel gade sloeg dan op de Gala-avond. Na de pauze vóór het laatste be drijf sprak hij de verkenners toe en sprak hij zijn bewondering uit voor de prestaties op en achter het toneel. „HET VIERDE BEEST". Willem Goossens' Volkstoneel gaf gisteravond in de Stadsgehoorzaal een opvoering van „Het vierde beest" van Henri de Greeve. Dit stuk, dat een conflict behandelt tussen twee Obersturmfuehrer der S.S., waarvan de één aanhanger is van de Uebeimensch-theorie, terwijl dé ander een sterk ethische natuur is, werd reeds vele malen in verschil lende Nederlandse steden door pater de Greeve zelf voorgedragen. Het maakte toen overal diepe indruk en wij geloven, dat de bewerking voor het toneel minder sterk is. Diverse passages moesten om technische rede nen achterwege gelaten worden en met „kappen" gaat altijd veel ver loren. Het feit echtex", dat dit werk tot stand kwam in het gijzelaax-skamp te Sint Michiels-Gestel verleent het een bijzonder cachet, temeer daar het door een van de populairste Neder landers werd geschreven. Als zoda nig blijft het de belangstelling trek ken en met recht. De talrijke Leide- naars, die gisteravond naar de Stads gehoorzaal waren gekomen, hebben bet spel van Willem Goossens en zijn medewerkers met intense aandacht gevolgd en het hartelijk applaus aan het eind van de avond maakt verder commentaar overbodig. INBRAAK IN HET NOORDEINDE. Gisternacht is bij de fa. K. in het Noordeinde ingebx'oken. Een bedrag van 400 a 500 wordt vermist. Van de daders tot heden geen spoor. DISTRIBUTIEKRING LEIDEN Morgen (Dinsdag worden te Ha- zerswoude (Rijndijk) de bonkaarten alsmede tabaks/vex'snaperings- kaarten uitgereikt aan zelfverzorgers en niet-zelfverzorgers. Morgen (Dinsdag) moeten te Lei derdorp de naamlijsten voor bijz ar beid worden ingeleverd. HET GEHEIM VAN DE DOOR AGATHA CHRISTIE 35 Met een air van een sterke man, die door een enkel zwak ogenblik in moeilijkheden geraakt is, keek hij de aanwezigen aan. „O, maar dat gaat vanzelf, kun je absoluut niets aan doen," zei Virgi nia... „Hij houdt je zó stevig vast, dat je niet weg kunt komen. Ik loop al maanden rond met het idee om pa tent te nemen op los-laatbare jas- lapeUen." „Ik wou, dat je het deed", grin nikte haar gastheer. „Blij dat je hier komt, Cade. Ik heb steun nodig." „Ik apprecieer het buitengewoon, dat u mij zo maar onder uw gastvrij dak opneemt," zei Anthony. „Te meer, daar ik één van de verdachten ben. Maar het maakt het voor Battle bee. wat gemakkelijker." „Hoezo, mr Cade?" vroeg de hoofd rechercheur. „Veel minder moeite om me in de gaten te houden," zei Anthony leuK-weg. Aan het even snel knippen van de oogleden over de staalgrauwe ogen zag hij, dat zijn schot doel had getroffen. HOOFDSTUK XIV. Politieke en financiële aantekeningen even snel knippen met zijn oogleden, Maar beha've dat onwillekeurige, bleef de onverstoorbaarheid van Batt le's maskergezicht gehandhaafd. Van de gevoelens, die de ontmoeting tus sen Virginia Revel en Anthony Cade in hem gewekt had als die ont moeting gevoelens in hem gewekt had toonde hij niets. En toen mrs Revel en de nieuwbakken gast van „De Schoorstenen" samen weggin gen, keek hij hen zwijgend na. Mr. Fish volgde daarin zijn voorbeeld „Een sympathieke kerel, die mr. Cade,* zei Lord Caterham. „Prettig voor mrs. Revel, dat de meneer uit „De Cricketers" een goe de bekende van haar is," zei de Ame rikaan. „Kennen elkaar zeker al. lang niet?" „Blijkbaar wel," zei Lord Cater ham. „Gek dat ik haar nooxt over hem heb horen spreken. O, ja dat is heeft naar u gevraagd. Hij is in de waar ook, mr. Battle, mr. Lomax blauwe kamer." „Goed, Lord Caterham. Dan zal ik nu maar meteen naar hem toe gaan" Battle vond de blauwe kamer da delijk. De korte duur van zijn ver blijf in aanmerking genomen begon hij al goed op de hoogte te raken van de indeling van het grote huis. „Ah... ben je daar, Battle," be groette Lomax hem. Ouder gewoonte liep hij, met zijn handen op zijn rug, ongedurig heen en weer. Hij was niet alleen. In een van de grote stoelen bij de haard zat een man, een zwaargebouwde man met een dik geelbleek gezicht, doordringende zwarte ogen, een gro te kromme neus en een wilskrachtige kin. Hij was zeer correct gekleed in een jachtcostuum van Engelse stof, maar zijn kleren zaten hem, of hij er zich niet in thuis voelde. „Kom binnen, Battle," zei Lomax geirriteerd. „En doe de deur achter je dicht. Mag ik even voorstellen hoofdrechercheur Battle Mr Her man Isaacstein." Battfe boog beleefd. Hij had in de laatste tijd veel over Herman Isaacstein gehoord. En al zat de grote financier daar nu nog zo kalm en rustig en al liep mr. Lo max nu nog zo bedx'ijvig eix quasie- vertoornd heen en weer, en al voer de hij alleen het woord, Battle wist wel wie van de twee mannexx de sterkste persoonlijkheid was. „Nu kunnen we vrij met elkaar spreken," zei Lomax. „Met Lord Ca terham en kolona1 Melrose erbij was ik aanhoudend bang om te veel te zeggen. Je begrijpt toch wel waar om, hè Battle! Die dingen mogen geen publiek geheim worden." „Nee," zei Battle, „dat mogen ze niet. Maar ze worden het altijd- Merkwaardig genoeg!" Even leek 'het, of het brede bleek gele gezicht van de man naast de haard vertrok in een glimlach van spot, maar het volgende ogenblik was het weer even beheerst en even bestudeerd-zonder-uitdrukking a7s eerst. „Om te beginnen, hoe denk je over dat jongmens uit „De Cricketers?" vroeg Lomax. „Geloof je nog dat hij onschuldig is?" Battle haalde even nauw-merkbaar zijn schouders op en zei: „Het verhaal dat hij gedaan heeft, klinkt geloofwaardig. Gedeeltelijk kunnen we het toetsen aan de fei ten. En ik zal natuurlijk naar Afrika telegraveren, verzoeken om inlich tingen aangaande zijn antecedenten." „Dus u beschouwt hem als niet me deplichtig?" Battle hief zijn brede, gespxerde hand kalmerend op. „Niet zo haastig, meneer. Dat heb ik niet gezegd." „Wat is uw opinie over deze mis daad, Battle?" vroeg Isaacstein op eens. Hij had een zware lage stem, een stem met een klank, die eerbied af dwong. Een gedeelte van zijn succes als financier had hij aan die stem te danken. „Ik hèb nog geen opinie, mr Isaac stein: ik heb nog niet eens het ant woord gevonden op de eerse vraag die ik mezelf stelde." „Hoe luidt die vraag?" „Onveranderlijk dezelfde als :n elk geva1 van moord: wat is de be weegredon, die er acute-* zit? Wie profiteert van de dood van Prins Mi chael? Die vraag moeten wij beant woorden voor wij voider kunnen gaan." „De revolutionaire paxtij in Her- zo-Slowakije," begon G' orge Lo max. Hoofdrechercheur Batt t legde hem met een gebaar, dat wel wat in eer bied te kort sclioot, hec zwijgen op. „De broederschap van de Rode Hand is het niet geweest, meneei," zei hij beslist. „Maar dat papier dan Het pa pier met die rode hand er op!" „Neergelegd om ons op een dwaal spoor te biengen." George Lomax was door dat ant woord m zijn waardigneid getast. „Hoor eens, Battle, dat kun je on mogelijk beslist weten. „Ja, mi Lomax, dai. weten we wél beslist. De broederscnap van de Rode Hand is een oude en goede kennis van ons. Van het ogenblik van de ontscheping van Prins Michael af zijn ze geen ogenblik onder onze ogen uit geweest. Dat is, om zo te zeggen, het elementaire werk van onze af deling. Binnen een straal van een kilometer zouden wij ze niet in zijn buurt toegelaten hebben." „Ik ben het volkomen met mr. Battle eens," zei Isaacstein. „De schuldige moeten wij ergens anders zoeken." „De kwestie is, hei*en, zei Battle aangemoedigd door deze onverwach te steun, „we weten wel iets van dit geval af. Al weten we niet, wie door de dood van Prins Michael wint, we weten wel wie er door verliest." „Daarmee bedoelt u?" vroeg Isaacstein. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1948 | | pagina 2