1 SCHOORSTENEN
Ros Beyaart op de Leidse
planken
ZATERDAG 23 OCTOBER 1948
DE LEIDSE COURANT
EERSTE BLAD PAGINA
DE „WETELWAGEN"IN GEBRUIK
BIJ DE N. S.
De N. S. heeft Zondagmiddag te
's-Hertogenbosch een spoorbruggetj
over het Drongelens Kanaal door een
nieuw brugstel vervangen. Het ver
keer op die spoorlijn moest weliswaar
worden stilgelegd maar de werk
zaamheden namen slechts enkele
uren in beslag. Dit was te danken aan
een vernuftig uitgedacht toestel, de
„wentelwagen'" genaamd, een appe-
raat dat zijn ontstaan dankt aan een
vinding van de heer J. Tiessen onder-
afdelings-chef by de afd. bruggen
bouw der N.S. Tijdens de oorlog heeft
de wentelwagen reeds diensten be
wezen bij vernieuwing van een groot
aantal bruggetjes over de Dommel bij
Eindhoven na het bombardement bij
Philips. Aan de werkzaamheden is
Zondagmiddag te 's-Hertogenbosch
echter een enigszins officieel tintje
gegeven door de tegenwoordigheid
van talrijke technici der N.S. en ver
scheidene persvertegenwoordigers.
Deze wentelwagen geheel vervaar
digd uit oud-materiaal en tot stand
gekomen by „Werk-Spoor" te Eind
hoven bestaK uit een balkenstel, dat
aan beide zijden met „tappen" in la
gers rust.Om deze „tappen", die op
platte wagens rusten, kan het balken
stel dus draaien. Men plaatste nu de
nieuwe brug (in dit geval ter lengte
van circa 10 m.) omgekeerd op 't stel
balken. Het geheel werd gereden bo
ven de brug, welke vervangen moest
worden. De oude brug werd onder
tegen het balkenstel gehesen en daar
aan bevestigd. Het balkenstel met de
twee bruggen werd daarna door mid
del van een lier een halve slag ge
draaid. Het gevolg was, dat de nieu
we brug over de onderkant der bal
ken kwam te hangen, juist boven de
opening, ontstaan door het weghalen
der oude brug. Vervolgens liet men
de nieuwe brug langzaam zakken, de
rails werden erop gelegd en de wen
telwagen kon tegelijk met de oude
brug vertrekken.
De werkzaamheden, die om 11 uur
begonnen konden reeds om 2 uur des
middag als geëindigd worden be
schouwd.
Aetherklanken
DINSDAG.
HILVERSUM I, 301 M.
7.00 Nieuws. Gymn. 7.50 Dagope
ning dr. J. Fetter. 8.00 Nieuws. Gr.
pl. 9.00 Kamerork. Haydn. 10.00 Mor-
genw. ds. P. C. Vermeulen N.H. pre
dikant Naarden. 10.15 Gr.pl. 10.50
Kleuterprogr. 11.00 Gr.pl. 11.30 Zie-
kenprogr. 12.30 Weerpr. Chopin.
13.00 Nieuws. Avroleans. 14.00 Met
r.aald en schaar. 14.30 Symph. 6.
Tsjaikofsky. 16.40 Schoolbel. 17.00
Kinderkoor „Jacob Hamel". 17.45
Flitsen van overzee. 18.00 Nieuws;
Erich. 18.30 Strijdkr.. 19.10 N.J.G.
19.25 Mozart, Chopin. 19.45 NIWIN.
20.00 Nieuws; W. Eur. commentaar.
20.15 Dinsdagavondtrein. 21.30 Fr.pl.
verz. prog, met Clinge Doorenbos.
212.15 Buienl. overz. 22.30 Willem
Noske, viool. Nieuwe Franse en
Australische muziek. 23.00 Nieuws.
Purcell, Bach, Prokofieff.
HILVERSU Mil, 415 M.
7.00 Nieuws. Gr.pl. 8.00 Nieuws. Gr.
pl. 9.00 Lichbaken. 9.30 Waterst.;
Corelli, Handel. 10.30 Schoolradio:
Ouv. „De Vogels" v. Diepenbrock.
11.00 Gr.pl. 11.40 Symph. dansen v.
Grieg. 12.03 Vioolwerken v. Reger.
12.30 Weeroverz.; Metr. Ork. 12.55
Zonnewijzer: Columbus ontdekt Cu
ba. 13.00 Nieuws. 13.45 Röntgenkwar-
tet: Mozart. Schubert. 14.40 Onder
ons. 15.00 Schoolradio; Italiaans. 16.00
Ziekenbez. 17.00 Na schooltijd. 17.15
Liszt. 17.45 Septet. 18.10 Sport. 19.00
Nieuws; Septet. 20.00 Nieuws. Ge
wone man. Hoorspel: „Fakkeldra
ger der barmhartigheid". 23.00
Nieuws: Sonate voor viool en cello
v. Ravel, Delius.
INSTITUUT VOOR DE
"KATHOLIEKE JOURNALISTIEK
GEOPEND.
Zaterdag is in Nijmegen het Insti
tuut voor de Katholieke Journalis
tiek, gevestigd bij de R.K. Universi
teit, officieel geopend.
Mgr. prof. dr. R. Post, hoogleraar
aan de R.K. Universiteit en vice-voor-
zitter van het college van curatoren
van het Instituut, heeft vooraf in de
Kapel aan d"> van Oldenbarneveld-
straat een H. Mis opgedragen. Daar
na verenigden de genodigden en stu
denten zich in een van de college
zalen van het gebouw Stella Maris.
Hier waren o.m. aanwezig: dr. Bee
kenkamp, hoofd van de afdeling pers
wezen van het departement van O. K.
en W., als vertegenwoordiger van de
universiteit prof. J. Jurgens, rector-
magnificus van de Katholieke Univer
siteit, mr. F. Haan, namens het cura
torium, de heer G. Eodewes. voorzit
ter van de Katholieke Nederlands:
Dagbladpers en vice-voorzitter van
de Nederlandse Dagbladpers, de heer
J. Schraver, namens de Nederlandse
Journalistenkring, mr. A. F. van
Rantwijk secretaris van de federatie
van Nederl. journalisten kringen,
prof. K. Baschwitz namens het insti
tuut voor perswetenschappen te Am
sterdam, pater Bonaventura Kruit
wagen, O.F.Mde Commissaris der
Koningin in de provincie Utrecht de
heer Reinalda en de burgemeester
van Nijmegen mr. Ch. Hustinx en
voorts enige hoogleraren.
De heer Leo Hanekroot, voorzitter
van de Katholieke Nederlandse jour
nalistenkring en van het college van
curatoren van het instituut, verricht
te de opening met het uitspreken van
een rede.
De heer L. Hanekroot verklaarde er
zich zeer wel van bewust te zijn. dat
de journalistieke opleiding een zaak
is, die door sommigen weliswaar met
grote instemming wordt begroet, doch
die door anderen nog slechts aarze
lend wordt aanvaard als een nuttig
goed. En inzonderheid in de journa
listenstand zijn er verscheidenen, die
zich nog slechts weifelend gewonnen
kunnen geven aan het denkbeeld, dat,
zoal niet zij zelf meer, maar dan toch
hun opvolgers in hun stiel de jour
nalistiek voor; an, zoals men het wel
uitdrukt, op een school zullen leren.
Die aarzeling achtte spr. begrijpelijk
en zij is z.i. niet eens ontmoedigend.
Deze journalistenschool zal naar mijn
vaste overtuiging aldus de heer
Hanekroot - het in weinige jaren
ook aan hen, die nog niet overtuigd
zijn duidelijk maken, dat de journa
listiek inderdaad een vak is, dat ge
leerd moet worden.
Zonder twijfel is de journalistiek
een kunst, die in bijzondere mate
leeft bij de gratie van het talent, van
de aangeboren geestes en karak
ter-eigenschappen. Doch zij leeft ook
in dezelfde mate als iedere andere
kunst bij de gratie van de vakkennis,
al heeft men deze waarheid in ons
land tot dusver wel eens over het
hoofd gezien.
Men heeft vroeger veelal gemeend,
dat journalistiek alléén en uitsluitend
en nergens zo goed was te leren dan
in de practijk van de krant of het
persbureau, uitsluitend in de leer
school van het leven.
Juist de vrijheid in het domein der
techniek, die in staat stelt om te im
proviseren en daarbij raak te tref
fen, moet langs systematische weg en
met oefening er. vlijt verworven
worden. Dat kan inderdaad voor de
meestbegaafden in de practijk van
de krant geleerd worden. De impro
visatie, de gelukkige greep en de goe
de intuitie alléén echter zijn op de
duur, bij het toenemen van de gecom
pliceerdheid der dagbladtechniek, bij
de enorme toeneming ook van de be
tekenis der pers in de samenleving,
niet meer voldoende.
Een journalistieke opleiding,
zeide de heer Hanekroot verder o.a.
wordt per saldo niet ingesteld voor
de spaarzame geniën, die desnoods
zonder enige opleiding het meester
schap bezitten. Zij wordt ingesteld
voor de grotere en de meer beschei
den talenten, die tegenover de enor
me, eigenlijk meer dan menselijk gro
te taak van de journalistiek gesteld
niet genoeg kunnen doen om zich bij
tyds waardig te maken.
Uit dit inzicht is de idee gerijpt om
een journalistieke opleiding voor
katholieke journalisten uiteraard een
opleiding in het licht der katholieke
j levensbeschouwing in te richten
Het bestuur van de Kath. Ned. Jour
nalistenkring vond het bestuur van
I de Kath. Ned. Dagbladpers bereid om
1 terstond met de K.J.K. de uitwerking
en de realisering van een plan ter
hand te nemen. Verder werden bereid
gevonden de Kath. Economische Ho
geschool Ij Tilburg, alsmede het Ne
derlands Schriftelijk Studiecentrum
der Paters Augustijnen, die terstond
besloten hun journalistieke oplei
dingscursus in te richten naar de nor
men, die hier in Nijmegen werden ge
formuleerd en die het instituut voor
de katholieke journalistiek ook in
hun opleiding onamen.
Als de man, die aan dit insti
tuut als hun leider en leermees
ter zal optreden, leidde de voor
zitter tenslotte in de heer Jan
Nieuwenhuis, die zich in het vak
zonder journalistenschool de
meesterstitel heeft verworven.
De rector-magnificus prof. Jurgens,
uitte vervolgens zijn vreugde over
de doop van het nieuwe instituut.
De heer Bodewes, voorzitter van
de K.N.D.P. en vice-voorzitter van
de N. D. P., bracht namens beide or
ganisaties de beste wensen over.
De heer Schraver bood gelukwen
sen van de Nederlandse journalisten
kring aan. Hij herinnerde er aan,
dat de opleiding van journalisten
steeds in de N.J.K. de belangstel
ling heeft gehad, maar men is niet
tot definitieve resultaten kunnen ko
men. Aan de universiteiten van Am
sterdam, Leiden en Utrecht is wel ge
legenheid gegeven van niet-universi-
taire zijde voordrachten te houden,
doch van een eigen opleiding kon
niet worden gesproken.
Gaarne gaf spreker de katho
lieke journalistenkring de eer,
dat deze het eerste geslaagd was.
Mede namens het instituut voor
perswetenschappen te Amster
dam wenste spreker geluk. Hij
noemde het een heugelijke dag
voor de journalistiek in Neder
land.
Na een korte pauze hield de heer
J. Nieuwenhuis uit Amsterdam zijn
eerste voordracht.
In zijn voordracht over „De vreug
den van de dagbladschrijver" merk
te de heer Jan Nieuwenhuis op, dat
de journalist een bevoorrecht wezen
lijkt: overal aanwezig waar iets te
beelven valt, persoonlijk bekend met
vooraanstaanden op alle gebied. In-1
derdaad behoort het tot de voorrech
ten van het vak daarheen geroepen
te worden, waar het leven zijn hoog
ste spanning bereikt. Het journalis-
tenbestaan is er een van brandpun
ten en spitsuren; het geeft het be
wustzijn, zoals Wickham Sted het
noemt: „to be in the thick of
things".
Daarbij is de journalist nimmer
louter toeschouwer. Waar hij zich be
vindt, neemt hij de plaats in van
hen, die daar niet kunnen zijn. Hij
heeft een vertegenwoordigende func
tie, wat hem steeds weer dwingt tot
een actieve waarneming, een in zich
opnemen en verwerken, dat de
hele persoon opeist. De journalist
draagt daardoor ook een grote ver
antwoordelijkheid, waarvan het be
sef als vreugde kan worden ervaren.
Een geheel eigen bron van voldoe
ningen is voor de dagbladschrijver
gelegen in de verhouding tot zijn in
strument: de taal. Niet altijd heeft
de gedachte meteen haar volle uit
spreekbaarheid, zeker niet bij de
journalist, die niet op inspiratie kan
wachten en aan wie niet wordt ge
vraagd of hij wel gedisponeerd is.
Hoe meer dan de dwang van het
ogenblik de spanning vergroot, des
te meer geniet de schrijver van wat
hij aldus weet te vinden: het geeft
een weldadig gevoel van macht over
de uitdrukkingsmiddelen.
COMPLOT VAN TREINDIEVEN
ONTMASKERD.
Na wekenlang speuren is de Rijks
politie uit Houten er, zo meldt het
„Utrechts Katholiek Dagblad1*, is ge
slaagd een t,root aantal treindiefstal-
len op te helderen. Vier mensen zijn
gearresteerd en tegen twintig helers
en zwarte handelaren is proces-ver
baal opgemaakt.
Enkele weken geleden kwam een
landbouwei'szoon de politie te Hou
ten vertellen, dat er onder een hout
mijt in de polder dozen met textiel-
goederen lagen. De politie ging er on
middellijk heen en vond negen pak
ken met nieuwe textielgoederen,
waar de verzendbiljetten van de Ne
derlandse Spooi'wegen en de adressen
van de afzenders nog bij zaten. Een
onguur individu, dat zich in de buurt
van de vindplaats ophield bleek al
eerder verdacht te zijn van diefstallen
bij de spoorwegen. Enkele dagen la
ter werden vier Utrechtenaren gear
resteerd, die de namen noemden van
ongeveer twintig helers en zwarte-
handelaren. Het is komen vast te
staan, dat de mannen vijf- a zesdui-,
zend gulden per slag maakten. De
oud-rangeerder G. O. sprong met zijn
kameraad op vertrekkende goederen
treinen, maakte de deuren open en
zocht uit de lading wat er van zijn
"ing was. In de buurt van Houten
gooiden zij hun buit uit de trein, waar
handlangers klaar stonden om de goe
deren „in ontvangst" te nemen.
KERKNIEUWS.
Z.H.Exc. de Bisschop van Haar
lem heeft benoemd tot kapelaan te
Ênkhuizen, de weleerw. heer C. J. v.
Haastert, neomist.
Het nieuwe bestuur van de
Ned. Kath. Reisvereniging is aldus
samengesteld: jhr. mr. van Rijcke-
vorsel, dr. van Hout, dr. Theunissen,
Beijer, P. Hutjes, H. Friederichs,
de Vos, I. Wessels en Joh. Beijk.
Volgens het nieuwe reglement wordt
de voorzitter naderhand gekozen
door en uit het hoofdbestuur.
Jonge ridders tonen hun idealisme
\TAN HET VLAAMSE stadje Dendermonde, waar nog jaarlijks het be-
faamde Ros Beyaart zijn ronde doet, tot de Leidse Schouwburg, is
niet zo'n grote stap als men denken zou. Wat betekent ten slotte een af
stand als van de ridders in keizer Karc-ls tijd tot de Verkenners van thans?
Helemaal niets, want idealen overbruggen landsgrenzen en overspan
nen eeuwen; zij zijn van alle tijden, al wisselt de vorm en de uitdruk
kingsmogelijkheid. Zo doet in deze dagen het Ros Beyaart zijn fiere
ronde door de rijen van onze Leidse voortrekkers, verkenners en welpen
met hun leidsters' en leiders en getuigt van de regelrechte ridderlijke
afstamming van onze jonglingschap in een kleurige, fleurige taal.
De oude ridder
deugden zijn nog
levend
Houdt 5-6-7 Novembemij 11
2. Opnieuw hief Frede-
k zijn hand op om te
kloppen, maar nog voordat
zijn vinger het hout had
aangeraakt tx*ok hij hem
xhieliik terug, want nu
was er alwéér een briefje
bijgekomen: ..Melkboer niet
nodig vandaag." Frederik wreef zijn
ogen uit. „Dat is tovenarij!" prevel
de hij zachtjes en hij wilde juist
hard weglopen toen een stem vanuit
het huisje riep: „Wie is daar?'
„Ik ben Frederik" zei Frederik.
,Kom dan maar binnen." ging de
stem verder. „Ik was in de war. Ik
dacht dat je de melkboer of de bak
ker was." „Nee," zei Frederik, nog
helemaal van streek. „Ik ben Frede
rik. Ik kwam op uw advertentie."
„Goed." zei de stem. „Vergeet niet je
voeten te vegen." Fredex-ik ging naar
binnen en -stond in .«en vertrek dat
helemaal leeg was. Tafels of stoelen
waren er niet, alleen maar een ko
peren kooi met een papegaai er in.
„Waar bent u?" vroeg Frederik, en
hij keek zoekend rond om de eigenaar
van de stem te vinden. „Hier ben ik."
zei de papegaai.
Wij zagen Zondagmiddag „Het Ros
Beyaart" in een voorstelling, speciaal
voor de jeugd, welke tevens diende
als een generale repetitie voor de op
voeringen van Zondag- en Maandag
avond.
Een gemakkelijke taak was het niet,
welke de organisatoren van het spel
zich hadden gesteld. Men wilde een
spel, waaraan zoveel mogelijk ver-ken
ners, welpen en voortrekkers zouden
kunnen meedoen; tevens moest het
een demonstratie zijn van hetgeen er
leefde in en gedaan werd door de
verschillende groepen der Verkenne
rij. Maar die demonstratie moest een
boeiende en pakkende zijn, een doce
rende maar ook een amuserende
strekking hebben; het mocht niet zal
vend van sentimentaliteit zijn noch
alledaags; het moest de jeugd grijpen
en de ouderen doen begrijpen.
De keuze van de legende van de
vier Heemskinderen op het Ros
Beyaart was ongetwijfeld een vondst.
Dit Middeleeuwse verhaal leent zich
uitstekend als achtergrond voor een
spel, dat de oude idealen van ridder
lijkheid doortrekt tot in onze tijd toe.
De jeugd heeft haar idealen, vooral
de Katholieke jeugd en waar vinden
wij die treffender gesymboliseerd dan
in de Middeleeuwse ridderschap?
De auteur van dit spel, de heer J.
Stijnman, heeft dit goed gezien en hij
heeft het oude verhaal gebruikt om
te tonen hoe de idealen van of
fervaardigheid, trouw aan God, Kerk
en Vaderland, Godsvertrouwen en
dienstbetoon nog altijd leven in de
jeugdige ridders van onze tijd.
Het spel is verdeeld in vier delen.
In het eerste zien wij de poorters en
poorteressen van Dendermonde, die
zich verheugen op de jaarlijkse ronde
van het Ros. Zij beginnen de vrolijke
rondedans van de Zevensprong en
naarmate die vordert, sluiten zich tel
kens figuren van latere eeuwen aan,
tctdat het einde gedanst wordt door
de hedendaagse welpen. Dit eerste
bedrijf is vol kleur en leven, en wel
het beste van de vier.
Het volgende verplaatst ons naar de
burchtzaal van ridder Aymyn, die zijn
zenen tot ridder slaat. Daarna trekken
uit op het geweldige paard
Beyaart op zoek naar avonturexx, „Wij
zijn op zoek naar een ideaal" zeggen
zij. „Wij ook", zeggen de verkenners,
die zij tegen komen en zij demonstre
ren hun levenshouding in sport en
spel.
Meer overtuigend^ is het derde deel,
wanneer de vier ridders hun paard
verloren hebben en hun kruistocht
dreigen te vergeten. Dan worden zij
aan hun roeping herinnerd door een
oude en wijze pelgrim. Bij de Ver
kennerij is het de verkennerswet,
v/elke leiding en richting geeft en het
ideaal levend en brandend houdt. Het
boeiende tafereel van de vex-kenners-
installatie met de eed op de Verken
nerswet eindigt in een imposant trom-
gedaver.
In het laatste deel hebben de vier
ridders1 zich aan alle aardse roem ont
trokken en bouwen zij als onbekende
arbeiders mee aan de Dom van Keu
len. Maar zij wekken de afgunst van
de andere arbeiders en deze doen hen
verongelukken door een ongeval op
de steigers. Dan wordt hun identiteit
bekend en bewondert men de stille
heldendom van het hulpvaardig
dienstbetoon. Zo zijn ook de verken
ners kleine onbekende bouwers aan
een groot ideaal, dat gesymboliseerd
wordt door een massale Mariahulde.
Deze Maria-hulde van zovele kleine
knielende gestalten met een zee van
witte bloemen was buitengewoon in
drukwekkend, maar de uitvoering van
dit laatste bedrijf beantwoordde niet
aan de bedoeling van de auteur. Het
had een machtige apotheose moeten
zijn, het hoogtepunt van het spel,
maar het geheel was te zwak en het
slot was als de beruchte nachtkaars.
Misschien kan er op de gala-avond
(Maandagavond) nog iets aan gewij
zigd worden. Dat is nu eenmaal het
doodlot van eerste opvoeringen: de
fouten komen dan scherp aan het licht
en kunnen later worden verbeterd.
Ook de aanvankelijke aarzelingen bij
het vinden van de juiste plaats en
opstelling corrigeren zich later van
zelf.
Het geheel is in elk geval een fraai
en kleurig spel, waarvoor zowel aan
de auteur; als aan de regie en ver
dere spelleiding alle eer toekomt. Er
werd uitstekend gezongen door de
jongens en de twee declamaties waren
beter dan men met redelijkheid van
zulke jeugdige artisten mocht ver
wachten. Vooral het lang niet gemak
kelijke gedicht van Adema van Schel-
tema (u weet wel dat „hoela, beest!")
werd met veel expressiviteit voorge
dragen.
Een bijzonder woord van bewonde
rende lof komt ook toe aan die lei
ders en leidsters, die ervoor gezorgd
hebben, dat al die 450 kleine execu
tanten zo keurig op tijd op hun plaats
waren. Wie zich de woelige aard van
de jongelui even indenkt, begrijpt,
dat er heel wat organisatie-talent voor
nodig is om alles vlot te doen verlo
pen.
De jeugdige toeschouwers hebben
Zondagmiddag genoten van de opvoe
ring. Zij waren luisterstil, een bewijs
dat het stuk hen pakte,
Een aardige attentie was de tegen
woordigheid van de hoofdcommissa
ris baron V. Voorst tot Voorst, die lie
ver tussen zijn jongens het spel gade
sloeg dan op de Gala-avond.
Na de pauze vóór het laatste be
drijf sprak hij de verkenners toe en
sprak hij zijn bewondering uit voor
de prestaties op en achter het toneel.
„HET VIERDE BEEST".
Willem Goossens' Volkstoneel gaf
gisteravond in de Stadsgehoorzaal een
opvoering van „Het vierde beest" van
Henri de Greeve.
Dit stuk, dat een conflict behandelt
tussen twee Obersturmfuehrer der
S.S., waarvan de één aanhanger is van
de Uebeimensch-theorie, terwijl dé
ander een sterk ethische natuur is,
werd reeds vele malen in verschil
lende Nederlandse steden door pater
de Greeve zelf voorgedragen. Het
maakte toen overal diepe indruk en
wij geloven, dat de bewerking voor
het toneel minder sterk is. Diverse
passages moesten om technische rede
nen achterwege gelaten worden en
met „kappen" gaat altijd veel ver
loren.
Het feit echtex", dat dit werk tot
stand kwam in het gijzelaax-skamp te
Sint Michiels-Gestel verleent het een
bijzonder cachet, temeer daar het
door een van de populairste Neder
landers werd geschreven. Als zoda
nig blijft het de belangstelling trek
ken en met recht. De talrijke Leide-
naars, die gisteravond naar de Stads
gehoorzaal waren gekomen, hebben
bet spel van Willem Goossens en zijn
medewerkers met intense aandacht
gevolgd en het hartelijk applaus aan
het eind van de avond maakt verder
commentaar overbodig.
INBRAAK IN HET NOORDEINDE.
Gisternacht is bij de fa. K. in het
Noordeinde ingebx'oken. Een bedrag
van 400 a 500 wordt vermist. Van
de daders tot heden geen spoor.
DISTRIBUTIEKRING LEIDEN
Morgen (Dinsdag worden te Ha-
zerswoude (Rijndijk) de bonkaarten
alsmede tabaks/vex'snaperings-
kaarten uitgereikt aan zelfverzorgers
en niet-zelfverzorgers.
Morgen (Dinsdag) moeten te Lei
derdorp de naamlijsten voor bijz ar
beid worden ingeleverd.
HET GEHEIM
VAN DE
DOOR AGATHA CHRISTIE
35
Met een air van een sterke man,
die door een enkel zwak ogenblik in
moeilijkheden geraakt is, keek hij
de aanwezigen aan.
„O, maar dat gaat vanzelf, kun je
absoluut niets aan doen," zei Virgi
nia... „Hij houdt je zó stevig vast,
dat je niet weg kunt komen. Ik loop
al maanden rond met het idee om pa
tent te nemen op los-laatbare jas-
lapeUen."
„Ik wou, dat je het deed", grin
nikte haar gastheer. „Blij dat je hier
komt, Cade. Ik heb steun nodig."
„Ik apprecieer het buitengewoon,
dat u mij zo maar onder uw gastvrij
dak opneemt," zei Anthony. „Te
meer, daar ik één van de verdachten
ben. Maar het maakt het voor Battle
bee. wat gemakkelijker."
„Hoezo, mr Cade?" vroeg de hoofd
rechercheur.
„Veel minder moeite om me in
de gaten te houden," zei Anthony
leuK-weg.
Aan het even snel knippen van
de oogleden over de staalgrauwe
ogen zag hij, dat zijn schot doel had
getroffen.
HOOFDSTUK XIV.
Politieke en financiële aantekeningen
even snel knippen met zijn oogleden,
Maar beha've dat onwillekeurige,
bleef de onverstoorbaarheid van Batt
le's maskergezicht gehandhaafd. Van
de gevoelens, die de ontmoeting tus
sen Virginia Revel en Anthony Cade
in hem gewekt had als die ont
moeting gevoelens in hem gewekt
had toonde hij niets. En toen mrs
Revel en de nieuwbakken gast van
„De Schoorstenen" samen weggin
gen, keek hij hen zwijgend na. Mr.
Fish volgde daarin zijn voorbeeld
„Een sympathieke kerel, die mr.
Cade,* zei Lord Caterham.
„Prettig voor mrs. Revel, dat de
meneer uit „De Cricketers" een goe
de bekende van haar is," zei de Ame
rikaan. „Kennen elkaar zeker al.
lang niet?"
„Blijkbaar wel," zei Lord Cater
ham. „Gek dat ik haar nooxt over
hem heb horen spreken. O, ja dat is
heeft naar u gevraagd. Hij is in de
waar ook, mr. Battle, mr. Lomax
blauwe kamer."
„Goed, Lord Caterham. Dan zal ik
nu maar meteen naar hem toe gaan"
Battle vond de blauwe kamer da
delijk. De korte duur van zijn ver
blijf in aanmerking genomen begon
hij al goed op de hoogte te raken
van de indeling van het grote huis.
„Ah... ben je daar, Battle," be
groette Lomax hem.
Ouder gewoonte liep hij, met zijn
handen op zijn rug, ongedurig heen
en weer. Hij was niet alleen. In een
van de grote stoelen bij de haard
zat een man, een zwaargebouwde
man met een dik geelbleek gezicht,
doordringende zwarte ogen, een gro
te kromme neus en een wilskrachtige
kin. Hij was zeer correct gekleed in
een jachtcostuum van Engelse stof,
maar zijn kleren zaten hem, of hij
er zich niet in thuis voelde.
„Kom binnen, Battle," zei Lomax
geirriteerd. „En doe de deur achter
je dicht. Mag ik even voorstellen
hoofdrechercheur Battle Mr Her
man Isaacstein."
Battfe boog beleefd.
Hij had in de laatste tijd veel over
Herman Isaacstein gehoord. En al
zat de grote financier daar nu nog
zo kalm en rustig en al liep mr. Lo
max nu nog zo bedx'ijvig eix quasie-
vertoornd heen en weer, en al voer
de hij alleen het woord, Battle wist
wel wie van de twee mannexx de
sterkste persoonlijkheid was.
„Nu kunnen we vrij met elkaar
spreken," zei Lomax. „Met Lord Ca
terham en kolona1 Melrose erbij was
ik aanhoudend bang om te veel te
zeggen. Je begrijpt toch wel waar
om, hè Battle! Die dingen mogen
geen publiek geheim worden."
„Nee," zei Battle, „dat mogen ze
niet. Maar ze worden het altijd-
Merkwaardig genoeg!"
Even leek 'het, of het brede bleek
gele gezicht van de man naast de
haard vertrok in een glimlach van
spot, maar het volgende ogenblik
was het weer even beheerst en even
bestudeerd-zonder-uitdrukking a7s
eerst.
„Om te beginnen, hoe denk je over
dat jongmens uit „De Cricketers?"
vroeg Lomax. „Geloof je nog dat hij
onschuldig is?"
Battle haalde even nauw-merkbaar
zijn schouders op en zei:
„Het verhaal dat hij gedaan heeft,
klinkt geloofwaardig. Gedeeltelijk
kunnen we het toetsen aan de fei
ten. En ik zal natuurlijk naar Afrika
telegraveren, verzoeken om inlich
tingen aangaande zijn antecedenten."
„Dus u beschouwt hem als niet me
deplichtig?"
Battle hief zijn brede, gespxerde
hand kalmerend op.
„Niet zo haastig, meneer. Dat heb
ik niet gezegd."
„Wat is uw opinie over deze mis
daad, Battle?" vroeg Isaacstein op
eens.
Hij had een zware lage stem, een
stem met een klank, die eerbied af
dwong. Een gedeelte van zijn succes
als financier had hij aan die stem te
danken.
„Ik hèb nog geen opinie, mr Isaac
stein: ik heb nog niet eens het ant
woord gevonden op de eerse vraag
die ik mezelf stelde."
„Hoe luidt die vraag?"
„Onveranderlijk dezelfde als :n
elk geva1 van moord: wat is de be
weegredon, die er acute-* zit? Wie
profiteert van de dood van Prins Mi
chael? Die vraag moeten wij beant
woorden voor wij voider kunnen
gaan."
„De revolutionaire paxtij in Her-
zo-Slowakije," begon G' orge Lo
max.
Hoofdrechercheur Batt t legde hem
met een gebaar, dat wel wat in eer
bied te kort sclioot, hec zwijgen op.
„De broederschap van de Rode
Hand is het niet geweest, meneei,"
zei hij beslist.
„Maar dat papier dan Het pa
pier met die rode hand er op!"
„Neergelegd om ons op een dwaal
spoor te biengen."
George Lomax was door dat ant
woord m zijn waardigneid getast.
„Hoor eens, Battle, dat kun je on
mogelijk beslist weten.
„Ja, mi Lomax, dai. weten we wél
beslist. De broederscnap van de Rode
Hand is een oude en goede kennis
van ons. Van het ogenblik van de
ontscheping van Prins Michael af zijn
ze geen ogenblik onder onze ogen
uit geweest. Dat is, om zo te zeggen,
het elementaire werk van onze af
deling. Binnen een straal van een
kilometer zouden wij ze niet in zijn
buurt toegelaten hebben."
„Ik ben het volkomen met mr.
Battle eens," zei Isaacstein.
„De schuldige moeten wij ergens
anders zoeken."
„De kwestie is, hei*en, zei Battle
aangemoedigd door deze onverwach
te steun, „we weten wel iets van dit
geval af. Al weten we niet, wie door
de dood van Prins Michael wint, we
weten wel wie er door verliest."
„Daarmee bedoelt u?" vroeg
Isaacstein.
(Wordt vervolgd).