FLITS E EEN GESLAGEN L D Problemen, die dorpsgemeenten gemeen hebben Men wit weex alt ment teg.eno.nex menton ttaan ZATERDAG 6 MAART 1948 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Zij worden nog steeds achtergesteld bij de steden WANNEER DE BURGEMEESTER "VAN ZEVENHOVEN ACHTER DE VENSTERS van zijn woonhuis- raadhuis staat, kan hij dan te ener, dan te anderer zijde de gehele, zeer uitgestrekte gemeente met zyn blik bestrijken. Het is een hoog op de dijk gelegen gebouw met een ver schiet, dat rondbm zich in de horizon verliest. Zoals voor het bestuderen van de hemel een „sterrewacht" dienst doet, zo zou men het raadhuis tp Zevenhoven passend een „burgerwacht" kunnen heten, waar bet wel en weft der bevolking wordt bestudeerd, waar niet de loop der sterren, maar de levensloop van iedere burger met hartelijke belangstelling wordt gevolgd. Wij kennen geen raadhuis in de omtrek, zo verheven van lig ging, en evenmin een raadhuis, zo gemoedelijk in zijn dagelijks bedoe ning ten gerieve van de burgerij. Wie hart heeft voor het platteland wordt gestraft Het feit, dat gemeentehuis en ambtswqning van de burgemeester door één dak worden overkapt, is zin- nebeeld van deze prettige verstand houding tussen de bevolking en de ambtsdrager. De voorafgaande bur gemeesters hebben hun bestuurs-taak in deze sfeer van landelijke gemoede lijkheid uitgeoefend en de tegenwoor dige magistraat, de heer M P. van der Weyden, is er de man niet naar een andere gedragslijn te volgen. Hij immers is wat van andere bur gemeesters slechts bij benadering kan worden gezegd als geboren en ge togen Zevenhover „een der hunnen". In zijn familienaam Klinkt de verbon denheid aan de boerenstand, terwijl zijn voorletters een vroegtijdige aan duiding zijn geweest, dat deze zoon van Zevenhoven lid van het Parle ment zou worden. Want. was hij in Engeland geboren, dan zou de P. ervóór, met even veel recht achter de naam kunnen worden geplaatst! (In Engeland dragen de Kamer-leden achter hun naam de letters M(ember of) P(arliament). In zijn persoon is dus, vice versa, de samensmelting van gemeentehuis met woonhuis tot een levenszinne beeld geworden, en in dat verband is het veelzeggend, dat de eerste steen van dit zeer moderne en practische raadhuis mede is gelegd door de va der van de burgemeester, de heer A. Ps Van der Weyden, destijds wethou der, zonder dat deze natuurlijk ook maar enig vermoeden had de eerste steen te leggen voor het huis van zijn zoon. Door het Kamerlidmaatschap is de heer M. P. van der Weyden M.P. ge woon de zaken te bezien in even wijds perspectief als het uitzicht van uit zijn ambtswoning, en het zal dus niet verwonderen, dat de burgemees ter het interview, dat wij met hem mochten hebben, onmiddellijk op bre- ,de basis- zette met te verklaren: „De problemen van Zevenhoven zijn de problemen van het gehele platteland; de problemen van het platteland zijn de problemen van Zevenhoven". HET VERSCHIL TUSSEN BOEREN EN BURGERS. Tussen het platteland en de stede lijke bevolking is een zekere schei ding gekomen, en wij vonden het in teressant van de burgemeester eens te horen, wat daarvan de oorzaak mocht zijn. Het antjvóord was karak teristiek voor de ondervraagde: „De stedeling heeft, de goeden niet te na gesproken, doorgaans weinig respect voor de plattelandsbevolking. In een dictionnaire las ik her woord Boer eens 'gedefinieerd als volgt. „Lomperd, sufferd, landbouwer". Hij was op de derde plaats'ook nog land bouwer. Zodanige definitie getuigt riet van veel waardering! Eer stede ling heeft over 't algemeen weinig respect voor gezonde lichaamskracht, cf het moet zijn als door sommigen van hen een worstel- of bokswed strijd wordt bijgewoond Ander zijds staat het °°k vast, dat de land man veelal de lichamelijke arbeid overschat tegenover de arbeid van de geest. Uitingen zoals: „Die zit, wordt niet moe!" „Lezen is een iuie be- zigheid!" „Predikanten, onderwij zers- en ambtenaren hoeven niet te v/erken!" spreken een duidelijke taal over de onderschatting van gees telijke arbeid". EN DE VERDIENSTEN VAN BEIDEN. „Het misverstand komt dus van twee kanten!" „Inderdaad. En een zelfde weder zijdse misvatting bespeurt men over beider belangrijkheid voor de volks welvaart. Van agrarische zijde wordt wel eens betoogd, dat alleen het agra risch bedrijf een overschot op de ge maakte kosten zou biengen, maar van stedelijk en vrijhandels-standpunt wordt, m.i. terecht, volgehouden, dat cok handel en industrie productieve bedrijfstakken zijn. Het eigen agra risch bedrijf vormt echter zeer zeker, economisch bezien, een onmisbaar fundament, en leverde in 1946 boven dien nog naar geldswaarde de helft op van de totale Nederlandse export. Daarnaast dient echter opgemerkt te worden, dat de stedelijke industriële ontwikkeling- een uiterst belangrijke verruiming der levensmogelijkheden en een veraangenaming van het lever hebben gebracht". Men ziet, dat burgemeester Van der Weyden gewend is de problemen veel- ziidig te bekijken. WjpVoor onS wa ren trouwens, ook zonder deze uit eenzetting, van het belang van land bouw en veeteelt reeds dien door drongen. ARBEIDERS, DIE HARD WERKEN EN WEINIG VER DIENEN. „Er wordt geklaagd over achter stelling van het platteland bij de ste den? Is daar wel reden toe?" vroe gen we. „En niet zo'n klein beetje!" viel de burgemeester onmiddellijk is1. „Neem b.v. de landarbeiders Veelal werden deze erf soms nu nog be schouwd als het pauperdom van de arbeiders in het algemeen. De zucht van de landarbeider om het land te verlaten, spruit voorv uit het gevoel, dat hij steeds heeft behoord tot de groep, die het slechtst werd betaald, die het langste en het hardste moest werken en die maatschappelijk ook de laagste waardering genoot". P. M. v. d. WEYDEN, Burgemeester van Zevenhoven. „Maar hoe wilt u- die kwaal gene zen?" „Wil men de landarbeiders houden op de plaats, waar hij behoort, dan zullen er maatregelen moeten worden genomen de landbouwers in staat te stelleri aan hun arbeiders dezelfde so ciale positie te verschaffen als aan andere arbeiders. Waarmede ik dus wil zeggen, dat de land- en tuinbouw de beloning in de prezen zullen moe ten ontvangen, waardoor deze groe pen niet worden uitgebuit. Men tracht tot nog toe van boer en tuinder en hun arbeiders, zoveel mogelijk arbeid gedaan te krijgen voor zo weinig mo gelijk geld. Als de ondernemers in land- en tuinbouw veelal nog twee maal op één dag gebruik moeten ma ken van de 8-urige arbeidsdag, dan zal men dit moeten vèrgoeden in de producten, even goed als dit geschiedt bij andere voortbrengselen". DE ONZALIGE EN ONRECHT VAARDIGE STANDPLAATS AFTREK. „Is dé achterstelling van het platte land uitsluitend een kwestie van ho ger loon?" „Zeer zeker niet! Het platteland dient ook dezelfde ontwikkelings-kan- sen te hebben als de steden. Dat geldt op de eerste plaats voor het onder wijs. Het lager onderwijs op de dor pen'is geheel op stedelijke leest ge schoeid. Aanpassing van het volkson derwijs aan het plattelandsmilieu hangt echter geheel af van de onder wijzer. Daarom is het van het groot ste belang, dat de dorpsonderwijzer zoveel mogelijk aan het platteland ge bonden wordt. Maar de beruchte standplaats-aftrek zet hierbij (op in geen enkel opzicht te verantwoorden wijze) de voet dwars. De opvatting, dat het léven van een onderwijzer buiten goedkoper zou zijn dan in de stad is, vooral als'zijn kinderen groter worden en hoger onderwijs gaan vol gen, niet alleen niet juist eerder is het tegendeel het geval. Bovendien wordt zo'n onderwijzer ook later door zijn eventueel lager pensioen blijvend gestraft voor zijn „domheid" zich aan de ontwikkeling van het platteland te hebben gegeven. Hetzelfde geldt voor de ambtenaren. De onrechtvaardige en voor het platteland onzalige stand-- plaats-aftrek diént radicaal te wor den opgeheven.'Anderzijds moet het aantal land- en tuinbouwscholen en cursussen veel meer worden uitge breid. Er is in de dorpen op sociaal en cultureel gebied een geweldige achterstand in te halen. Daartoe moe ten alle geschikte krachten ingescha keld worden en behouden blijven". HET BEZOEK AAN DE STADS-SCHOLEN. „Toch zal een groot deel, burge meester, van de dorpsjeugd geen werk in land- en tuinbouw meer kun nen vinden. „Dat staat als een paal boven wa ter". „Maar hoe moet het daar nu mee?" „Zullen zij niet voor het grootste deel als ongeschoolde arbeider in de industrie terecht komen, dan zal opk het ambachts-onderwijs noodzakelijk moeten worden uitgebreid, en ook de andere ontwikkelings-mogelijkheden. Het zou van het grootste belang zijn de dorps-gemeentebesturen *in gelegenheid te stellen yom ook hun jeugd deelachtig te doen worden aan ambachts-, middelbaar- en hoger on derwijs, door een tegemoetkoming te kunnen geven in de kosten voor het bezoeken per bus of trein van de stedelijke onderwijs-instellingen". MENSEN, DIE HUN HUIZEN OPETEN. „Nog meer klachten over achter stelling, burgemeester?" vroegen we, in de mening dat het lijstje uit geput was. „Nog méér klachten! Nog veel meer. De huisvesting o.a.". „Toch ook in de steden êen - pro bleem!" „Maar het is als plattelands-pro bleem aan te merken, dat de Over heid momenteel met millioenen sub sidies tegemoet komt aan nieuwbouw en intussen kapitalen verloren laat gaan aan bestaande woningen. Het zijn bijna allen „kleine mensen", die van huizen moeten leven en als het ware hun huisjes opeten. Zij hebben geen geld om herstellingen te laten aanbrengen. Je ziet de verwaarlozing steeds meer toenemen. Vele van deze woningen werden in normale omstan digheden „onbewoonbaar verklaard", maar nu blijven deze „onverklaarbaar bewoond"» Het komt mij voor, dat het Rijk de gemeentebesturen vrij zal moeten laten 'om de bouw-subsidies óók te kunnen aanwenden tot het ge ven van bijdragen voor onderhoud, vernieuwing en verbouwing van be staande woningen. En de rompslomp, welke tegenwoordig wordt ondervon den bij aanvragen voor nieuwbouw, zou flink wat verminderd kunnen worden, wanneer evenals na de le wereldoorlog z.g. premiebouw werd toegestaan en bepaalde woningtypes werden voorgeschreven". „Dat zou toch tot saaie eenvormig heid leiden?" - „Voor ieder gewest kunnen eigen types worden vastgesteld". „Wij meenden, dat u over de ach terstelling van het platteland nog iets op het hart hadt!" „En een zware steen ook. Het is verbazingwekkend dat, ondanks alle tegenstand, ook bij de nieuwe rege ling van de Rijksbijdragen aan ge meenten, deze achterstelling weer om de hoek komt kijken. Dat iedere Ne derlander gelijk is voor de wet zou men niet kunnen afleiden uit het feit, dat kleine gemeenten een Rijks-bij drage ontvangen tot f 8.per inwo ner, welke voor de grootste steden kan oplopen tot ƒ22.per inwoner". BESTAAN ER BURGERS, le, 2e en 3e RANG? „Mear de steden hebben inderdaad meer zorgen aan hun hoofd!" „In menige provincie namen Ged. Staten voor noodlijdende dorpen aan dat extra-uitgaven voor sociaal en cultureel werk en de hygiënische ver zorging der bevolking geschrapt moe ten worden, terwijl in niet minder noodlijdende grote steden rustig door gegaan wordt met besteding van mil lioenen guldens voor deze doeleinden! Bestaan er dan nu nog altijd burgers le rang, burgers 2e rang en burgers 3e rang? En hebben plattelands-ge meenten (en polderbesturen) niet dikwijls enorme en ondraaglijke kos ten te dragen voor het onderhoud der lange wegen, die door het zware ver keer worden vernield? Het Rijk ont vangt de steeds meer opbrengende wegenbelasting. Heft is niet meer dan billijk, dat degene, ,die de op brengst ontvangt, oojc de laster draagt. Zolang by de behoeite-facto ren onderwijs en armenzorg ook niet wordt opgenomen de factor: onder houd van wegen, is er kort en goed van achterstelling van het platteland sprake. Bovendien bestaat er in de dorpen een reusachtige achterstand in het voorzieningsgebied van gas, elec- triciteit en waterleiding. Er staan hier grote belangen op het spel. Wil i een werkelijk harmonische verdeling van de bevolking over ons gehele land nastreven, wil men de morele krach ten, de intelligentie en de activiteit bevordereh in alle lagen van ons volk, dan is daarvoor nodig een doelbe wuste politiek, en deze wordt niet be vorderd door de stelselmatige achter stelling van het platteland, welke thans maar al te waarneembaar is". Hiermede hebben wij, in 't kort, de visie van burgemeester Van der Wey den op enkele brandende problemen weergegeven. Over de verstandhou ding in Zevenhoven had de burge meestér niets dan lof. De samenwer king met de raad en de woningruim- te-commiesie in voortreffelijk, even als met de secretarie. „Ziet u eens deze „Memorie van Toelichting op de begroting" zei de burgemeester, en gaf ons een omvangrijk keurig gesten cild boekwerk, dat van de vele Me mories, die we onder ogen hebben gehad, wel de volmaakte is, een stan- daardwerfe, dat als verslag-werk blij vende waarde bezit. Geen wonder, dat de burgemeester in zijn schik was <net deze uitgave, gewrccht op 4e se: cretarie van Zevenhoven. c PERS SPIEGEL DE WONINGSYMPHONIE. In De Vlammenwerper (Maand blad. voor Katholieke Jongeren in Leiden en omgeving) wordt op de volgende wijze gereageerd op het bij de begroting in de Leidse ge meenteraad gevoerde debat over wo ningbouw: „Twintig vroede vaderen hebben bij de behandeling van de begroting in de Leidse Raad het woningbouw- probleem in allerlei toonaarden be zongen. Vijf mannenkwartetten heb ben een sonore klaagzang gehouden over de trage gang van de woning bouw in Leiden, en al zong er dan al eens 'n enkele 'n tikje vals, het ver dween in het niet, bij schrille diso- nant' van de wethouder. Wethouder Jongeleen zong vals, heel erg vals, ja nog erger, zijn stem sloeg over en hij was nog uit de maat ook. De mu- ziekminnende oren van J. O. heb ben getuit bij dat schrille geluid en hij haast zich om de juiste toon weer aan te geven. Het lange klaaglied (in mineur) van'de 103 woningen wérd niet ge heel onverdienstelijk gezongen, even wel werden enige belangrijke regels overgeslagen en wel de volgende: Doordat de plannen voor de woningbouw in Leiden niet tij dig: klaar waren, moest met kunst en vliegwerk te elfder ure nog een plan van 103 woningen worden opgezet. De aanbeste- moest daardoor worden gehou den op een tijdstip dat: le. het aanbod veel groter was dan de vraag.... gevolg:* hoge prijzen. 2e. de controlerende instantie door opeenhoping van plannen van andere gemeenten, zwaar overbelast wasgevolg: re kenfouten. J. O. handhaaft: de grondfout lag in Leiden, waar niet tijdig gezorgd was voor woningbouwplannen, hoe wel er tijd in overvloed was ge weest dm de zaken degelijk voor te bereiden. Maarhet ging bij J. O. niet in de eerste plaats om 103 woningen. J. O. houdt vol,, dat: als Leiden plannen voor 200 en mis schien nog méér woningen in medio X947 had klaar gehad, deze wonin gen vlot tot uitvoering hadden kun nen komen. (De gemeente Slic- drecht had tezelfdertijd de plannen voor ca. 40 woningen klaarin ca. 40 woningen hangen nu de gor dijnen voor de ruiten). Onder de zelfde omstandigheden werd in de volgende gemeenten (alle kleiner dan Leiden) eeh aanvang gemaakt met de bouw van Gouda 100 woningen Schiedam 141 woningen Delft 128. woningen Vlaardingen 168 woningen Dit zijn controleerbare feiten en geen „leugens". Dit is dus juist en niet „bewusLon- juist". De bouw van deze woningen is, (ook voor wethouder Jongeleen), met eigen ogen waarneembaar en derhalve niet „tendentieus". Met een schril en vals lied van be denkelijke lengte, zijn de feiten niet te overstemmen. J. O." Jn de Betuwe is men op het ogen blik druk bezig de vruchtbomen te besproeien met verdelgingsmiddel tegen ongedierte, daar door de mil dere dagen die nu zullen aanbreken, dit ongedierte nu ontkiemt. yinü-KathaiteAe kiacAten %i}ti aan het uieik NAAR BONN Zaterdagmorgen, 14 Februari, woonde ik een zaal van de universiteit een college bij van de bekende Thomist, prof. dr Jozef Pieper. Het was een verrassing: de grote, als amphitheater gebouwde college-zaal, de grootste, waarover men beschikt, was tot in de nok gevuld. Het vorig jaar heeft prof Pieper zijn college wekelijks een tweede maal moeten geven, omdat men de toeloop niet kon verwerken. Men zegt van Pieper, dat hij geen oorspronkelijke geest is (zoals b.v. Theodor Haecker), toch heeft hij grote betekenis. Hij is er n.l. in geslaagd, het Thomisme weer levend te maken. Hij laat de 'diepe grondgedachte van Sint Thomas zien in hun betekenis voor deze tijd; hij confronteert ze b.v. zoals hij in dit college deed) met het existentialisme van Sartre en doet plotseling met overrompelende klaarheid zien, waar het diepste euvel schuilt van deze generatie en hoe Thomas nog steeds actueel is, ja niet verlaten kan worden, zonder onzegbare schade voor onze gehele cultuur. Het feit, dat de jeugd van Duitsland naar deze man wil luisteren, be wijst, hoe ernstig het haar gemeend is, en geeft ons het recht, voor de toekomst een geestelijke vernieuwing van Duitsland te verhopen. Pfarrer Schmitt vertelde me nog, dat zeer velen, die met het weekend" naar huis gaan en 's Zaterdags geen enkel ander college meer hebben, speciaar voor Pieper in Munster blijven. In de namiddag ben ik uit Munster vertrokken. Ik had een sneltrein, die gedeeltelijk uit Kopenhagen kwam, en me in vier uur naar Keulen bracht. Als buitenlander hacf ik recht op een plaats in een internationale wagen, zo'n geriefelijke wagen van de Franse „Nord" (de trein ging door naar Parijs). Duitsers mogen in zo'n wagen alleen plaats nemen als ze een speciale vergunning hebben. Deze wordt overigens wel gégeven, er zaten vier Duisers bij me in de coupé. Naast me zdt een kantoorbediende »die me verteld*e, dat hij al sinds maanden Js morgens naar zijn kantoor ging met niets dan een paar sneden droog brood. Tegenover me zat een echtpaar, dat nog een nichtje van de vrouw mee op reis genomen had. Uit allerlei gesprekken maakte ik op, dat het zwarte handelaars waren. Ze vertelde o.a. dat een herencostuum in Duitsland op het ogenblik 3 a 4000 Mark kost. De reis van Munster naar Keulen voert midden dooi* het Ruhrgebied. Essen maakt.weer een verschrikkelijke indruk, maar het geeft daar enige voldoening, dat men tenminste ook de fabrieken heeft platgegooid (in Munster was geen enkele fabriek te bombarderen). Na Essen komt een zware mist opzetten; dan wordt het ook te donker om nog iets te zien. s Avonds om 7.18 zijn we in Keulen. Twee studenten, die ik nog ken uit het kamp in Schotland, zijn aan hf K-mU1: blJ.zondeJ aard'gjv S^ve jongens. De'een studeert geschiedenis èe-wii M re ™ed««n.™ "1 Bonn. Zij nemen mijn koffers over en begeleiden me. naar de Rhem-ufer-bahn, de bekende tram naar Bonn In de duisterpis zie ik voor het eerst iets van het gruwelijk, verwoeste Keulen. Om half 10 zijn we in Bonn, de Bonnerstudent is meegereisd en brengt me naar Riesstrasze, waar mijh collega dr Steinberg woont. Tot Dinsdag morgen zal ik zijn gast zijn. Bonn is er beter afgekomen, dan Keulen en Munster. „Slechts" een vierde van de huizen is vernield, De oude binnenstad is echter, evenals in Keulen en Munster vólkomen platgeslagen. Dit schijnt methodisch gebeurd te zijn. De Duitsers hebben er een apart woord voor ze spreken van „auskernen" Het is dezelfde methode, die de Duitsers in Rotterdam en in Londen hebben toegepast. Ook hier veel mooie dingen weg, al is de Munsterkerk gelukkig gespaard gebleven. De prachtige universiteit ligt echter grotendeels in puin, alleen de muren bleven staan. Ook de mooie Schlosz-garten heeft weinig van zijn oude luister bewaard. Gelukkig is de grote botanische tuin ongedeerd; als mener omheen wandelt, heeft men de illusie, weer in het oude Bonn te zijn. Veel is hier overigens al weer hersteld. Een ziekenhuis, waar ik de Mis las, bleek grotendeels weer opgebouwd. De studenten hier klagen evenals die van Munster er over, dat de Ka tholieken zo worden tegengewerkt. Katholieke tijdschriften kunnen haast geen papier krijgen, minder in elk geval, dan tal van anderen. Ook on dervindt men van Katholieke zijde bijzonder veel moeilijkheden als men naar het buitenland wil. Er was een zekere verbittering waar te nemen onder deze jonge mensen. Zy zoeken er anti-katholieke krachten achter en denken aan manipulaties van magonpieke aard. Dr. Steinberg is er overigens de man niet naar om voor dergelijke moeilijkheden uit de weg te gaan. Toen in de zomer van het vorig jaar de paspoorten voor twee studenten, die naar Schotland moesten, maar steeds niet afkwamen en men hem telkens weer met een kluitje in het riet stuurde, heeft hij tensltotte gedreigd, de zaak in de Engelse pers bekend te maken; twee dagen later waren de paspoorten plotseling klaar. Hij wordt door de studenten op de handen gedragen. Hij vertelde rrtij, dat hij erin geslaagd was, sinds zijn benoeming anderhalf jaar geleden 450000 mark voor behoeftige studenten bij elkaar te bedelen. Datis trouwens geen kunst zegt hy, want het geld heeft alle waarde voor de mensen verloren: ze kunnen er toch niets voor kopen. Een hele avond heeft hij me verteld over zijn belevenissen onder de oorlog. Eenmaal, raakte hij in Keulen midden in een bombardement. Zijn huis daar is al in 1942 verwoest. Hij heeft toen dit huis in Bonn gekocht. Tweemaal moest hij eruit, de eerste maal, omdat op het huis naast hem een bom van 1000 kilo terecht kwam, die echter een blindganger bleëk te ziin en die men gelukkig zonder verdere schade heeft kunnen ver wijderen. Was hij ontploft, dan zou er van- zijn huis niets meer over ge weest zijn. Een ander maal is enkele huizen van hem af een blindganger van 1500 kilo gevallen. Men kan haast geen Duitser spreken, die zulke dingen niet heeft meegemaakt; en het is te begrijpen als men ziet, wat er gebeurd is. Zondagmiddag heb ik een ander vriend bezocht, die pastoor is in Wid- dig, een dorpje aan de Rijn, tussen Bonn en Keulen. Men herademt als men in een plaats komt, die nu eens niet gebombardeerd is. Men heeft er alleen wat artillerie-vuur gehad, toen de Duitsers zich naar de over kant van de Rijn hadden teruggenomen. De pastoor hertelt me, dat ze -geboft hebben. Er was uit Berlijn Spreng'-kommando van de S-S. ge zonden, om heel deze streek naar de overkant van de Rijn te evacueren en alle belangrijke gebouwen op te blazen. De boeren hier hadden afge sproken, dat ze in geen geval zouden gaan. Dat zou vermoedelijk aan leiding geworden zijn tot drastische-maatregelen. Maar het is niet zover gekomen. Het kommando is in Keulen in een bombardement verzeild geraakt ei? er is niemand van overgebleven. Ik heb een heerlijke wandeling langs de Rijn gemaakt. Het is er prach tig; Bonn vormt zowat de grens tussen beneden- en midden-Rijn. Men ziet er d-e kammen van het Zevengebergte met- de Drachenfels-ruïne de Rijn zelf stroomt snel en toch stltig door haar brede bedding. Het enige wat men er nog van de oorlog bemerkt, is het wrak van een ge zonken schip. Het werd indertijd door een bom naar de kelder gestuurd. Er hebben er heel wat meer gelegen, die zijn echter gelicht, omdat ze de vaargeul versperden. "Maar dit laatste ligt naar de kant toe: het wordt door het water langzaam maar zeker gedemonteerd. Maandagavond (16 Februari) hield ik een lezing voor een groep katho lieke studenten in Bonn. Ik heb me daarbij haast uitsluitend beperkt tot het religieuse. Tenslotte is een werkelijke verrijzenis van Duitsland slechts mogelijk door een werkelijke verrijzenis vfin het Christendom. In een tijd van algemene ellende zoals men die hier thans beleeft, komt men er zo gemakkelijk toe, van alles te organiseren en het ene, nodige te vergeten. Gelukkig wordt dit ook hier begrepen. Na de lezing had ik een prettige nabespreking vooral over het studentenleven in Neder land. Men weet hier niets m#er van het buitenland en men is zeer dankbaar, als de Katholieken van buiten Duitsland bereid blijken, het contact weer op te nemen. In het begin gaat het even moeilijk, zodra de mensen echter, merken, dat iemand zonder, bijbedoelingen tot hen komt, wiHen ze graag een gesprek aanknopen. En, zoals een student me zei, liefst zo openhartig mogelijk. Want wat men in zyn diepste wezen verlangt komt toch ten slotte hierop neer: men wil weer als mens tegenover mensen staan. Dr. Henri van Rooijen Kruisheer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1948 | | pagina 5