De zaak tegen Mr de Ruyter van Steveninck De daders leggen volledige bekentenis af ZATERDAG 29 NOVEMBER 1947 DE LEIDSE COURANT PAGINA 2 STERMIDDAG werd de behandeling van de zaak tegen Leiden's oud burgemeester, mr. R. N. de Ruyter Steveninck, door het Leids Tribu naal verder behandeld. Dinsdagavond was de zitting afgebroken na het verhoor van de getuigen a charge en het verhoor van beschuldigde. houden lezing zouden de onderwij zers opgestaan zijn om de zaal te ver laten. Daarop zouden de deuren ge sloten zijn gehouden, doch hiervan had spr. niets bemerkt. Over de benoemingen bij het L. O. en de inschakeling van N.S.B.-ers, zei- de get., dat in later tijd enkele be noemingen plaats vonden, die naar de richting van partij-politiek uitgin gen. Spr. getuigde voorts van de gro te belangstelling van de burgemees- ten voor het onderwijs, waarbij hij de politiek er buiten liet. Inzake de be noeming van een leider voor Jeugd, zorg buiten de schooluren had de burgemeester geen N.S.B.-er aange steld. Had hij de jeugd willen nazi- ficeren, dan zou hij zulks zeker wel gedaan hebben. De heer F. Verstegen, gemeente ontvanger van Leiden, zeide op een vraag van de verdediger, dat hij voor zitter was van de in de oorlog opge richte inkoop-Óommissie voor stad- huispersoneel, terwijl hij mededeel de, dat de burgemeester goedvond, dat een der ambtenaren als admi nistrateur optrad en twee andere be last werden met de verdere zorg voor de inkoopcommissie, terwijl een lo kaal van het stadhuis ter beschik king werd gesteld. Over politiek had besch. nimmer met hem gesproken. Op de vraag van besch. of hij ge acht werd een rechtvaardig en hu maan chef voor zijn ondergeschikten te zijn geweest, verklaarde get., dat hü niet anders dan bevestigend hier op kon antwoorden. „Behalve dan voor degenen, die hinder van de burgemeester hadden gehad", aldus de pres. De heer Th. Barnard, commies le klas' ter gemeentesecretarie, had in de oorlogsjaren het contact gevormd tussen de gemeente en de Duitse overheid. Besch. stelde get. verschillende vra gen over zijn houding ten opzichte van diverse kwesties en mogelijkhe den bij zijn beleid, waarbij hij er steeds op uit was conflicten tussen de burgers buiten de Duitsers te hou den. Op een vraag van de pres. aan ge tuige of hij wel eens iets geweigerd had aan de burgemeester, antwoord de deze, dat hij geweigerd had het graafwerk bij de Haagse Schouw uit te voeren. Het lid Questroo vroeg naar aan leiding van een vraag van besch. aan getuige Barnard, of hij ooit getracht had een nat.-socialist in zijn plaats te benoemen, of het voor de bur gemeester nodig was een ander te benoemen. Get. antwoordde hierop ontkennend, waarop de heer Questroo concludeerde: „Dus hij deed zijn plicht zodanig, dat een nationaal-so- cialist hem niet kon verbeteren!" De heer H. Hagemans, ambtenaar bij personeelszaken, wordt gehoord ir.zake de Arbeidsdienst en de maat regelen, welke te dien aanzien door de gemeente werden genomen. Meer speciaal betrof het hier de opgave van 70 personen in dienst van de ge meente Leiden, die voor uitzending naar Duitsland in aanmerking kwa men. Get. verklaarde, dat hij gewei gerd had deze namen op te geven aan de Fachberater van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Deze stelde zich daar op in verbinding met de burgemees ter, doch get. had hiervan geen na deel ondervonden-. De burgemeester vroeg aan get. of hem bekend was, dat hij de politie agent v. Es ontslagen had, omdat hij zonder voorkennis van hem (burge meester) getekend had bij de Waf- fen SS. (Spr. had dit gedaan, omdat dit het prestige van de burgemeester aantastte). Get. antwoordde hierop bevestigend. Nog verschillende vragen werden door beschuldigde aan get. gesteld, waarbij hij o.m. bevestigde, dat de opzet van de vrijstelling voor Ar beidsinzet voor ambtenaren boven de 30 jaar, van de burgemeester was uit gegaan. Mr. dr. S. Rozemond, directeur van Soc. Zaken, wordt gehoord inzake het ontslag van ambtenaren, die van anti socialistische gezindheid blijk gaven. "Op een vraag van besch, aan getui ge, of deze bekend is, dat hij pogingen heeft aangewend om hem uit het con centratiekamp van Vught ontslagen te krijgen, antwoordde get. bevesti gend. Een zelfde antwoord geeft hij omtrent steun via Maatsch. Hulpbe toon aan de gezinnen van gearres teerde politie-agenten, hetgeen op initiatief van de burgemeester was geschied. De heer C. j. v. d. Lelie, hoofdcom mies ter gemeentesecretarie, was door burgemeester v. d. Sande Bak- huyzen belast geworden met de zorg voor Winterhulp, als hoofd van het plaatselijk bureau Leiden, dat de schakel vormde tussen de gemeente en de verschillende diensten. Na de Dolle Dinsdag, toen Winter hulp en Ned. Volksdienst in Duitse handen kwam, had get. pertinent ge weigerd nog iets in die geest te doen. Op een vraag van de president hoe die zaak in Duitse handen kwam, ant woordde besch., dat dit de indruk van getuige was, doch in wezen was het niet zo. Op een vraag van besch., of hij on partijdig was bij de verdeling van de gelden van Winterhulp, antwoordde get. bevestigend. Als de president dan vraagt, of de burgemeester er iets in te zeggen had, antv/oordde get., dat hij zulks zeker had kunnen doen. Universitaire zaken. Hierna wordt gehoord de heer A. v Hoogstraten, administrateur der Leidse universiteit. Deze werd ge hoord naar de wijze van benoeming van nieuwe curatoren. Verder stelde ook hier besch. weer vrijwel dezelfde Tribunaal weigert onmiddellijke in vrijheidstelling Gistermiddag kwamen de getuigen a décharge in verhoor, doch tevens waren er twee nieuwe getuigen a charge opgeroepen, n.l. de heren J. M. Dickmann, die na Hoffmann corps commandant van politie was en J. C. Hofstede, inspecteur van politie te Leiden. Ook nu weer bestond er grote be langstelling voor de zaak, waarvan de behandeling te 2.30 uur aanving. De huiszoeking bij de heer de Jong. Begonnen werd met het verhoor van getuigen h charge naar aanleiding van de plaats gehad hebbende huis zoeking op 10 Jan. 1945 ten huize van de heer de Jong, directeur van de Gem. Reinigings- en Ontsmettings- dienst. Als eerste getuige werd gehoord de politie-inspecteur J. C. Hofstede, die verklaarde in opdracht van Dick- man huiszoeking te hebben verricht en eventueel over te gaan tot arres tatie van de heer de Jong. Deze huis zoeking moest geschieden naar aan leiding van het niet inzenden van lijsten voor arbeidsdienstplicht in Duitsland. Get. zeide „niets te hebben gevon den", ook de heer de Jong niet, maar dat wist hij vooruit, want een van spr.'s mannen had tevoren gewaar schuwd, dat de politie zou komen. Get. J. M. Dickmann herinnerde zich niets van de huiszoeking. Spr. verklaarde regelmatig contact met de Ruyter van Steveninck te hebben ge had. doch hij herinnerde zich niet ooit van de burgemeester opdracht te hebben gekregen tot dergelijke huis zoekingen. Op een vraag van beschuldigde, of getuige wel eens opdracht van de Duitsers rechtstreeks kreeg, ant woordde hij, dat zulks in het alge meen wel voorkwam, doch zelf had hij nimmer opdracht in die geest ont vangen. Getuigen a décharge. Hierna ving het verhoor der ge tuigen a décharge aan. Eerste getuige was de heer G. P. E. Weyer, administrateur bij de ge meente Leiden, chef afd. algemene zaken. De verdediger, jhr. v. Asch v. Wijck, vroeg get. naar zijn contact met de burgemeester, waarop get. antwoordde, dat dat contact dagelijks plaats vond en zich uitstrekkend tot allerlei dingen van gemeentebe moeienissen. Behalve ten aanzien van de bekende circulaires, zegt get. ver der, (Jat de burgemeester nooit enige aandrang op hem uitgeoefend had om hem voor de nat.-soc. beginselen te winnen. Op een vraag hoe de reactie van het stadhuispersoneel was toen in 1943 het gerucht de ronde deed, dat beschuldigde commissaris der provin cie zou worden, antwoordde getdat dit als een verlies beschouwd werd, omdat men bevreesd was een stren gere N.S.B.-er te krijgen. Spr. getuigde voorts, dat hij als burgemeester een uitstekende indruk maakte en dat hij zich geheel in het werk van de gemeente inwefkté, zo dat hij van alles op de hoogte was. Daarvoor had spr. persoonlijk grote bewondering. Ten aanzien van de textiel-vorde- ring, zeide get., dat de burgemees ter hem gevraagd had de regeling daarvan op zich te nemen, om te voorkomen, dat de Duitsers de uit voering zelf in handen zouden nemen. Get. zelf had er evenwel ook be zwaar tegen en daarop heeft de bur gemeester aan de Duitsers gezegd, dat de ambtenaren niet konden meewer ken. Over de bordjes „Verboden voor Joden", waarbij Leiden in sommige opzichten op andere plaatsen vóór was, antwoordde get., dat de burge meester er zich zeer verontwaardigd over toonde. Over de subsidies aan de Ned. Volksdienst zeide get., dat hij het ten zeerste betreurde dat het werk van Schoolkindervoeding werd stop ge zet, omdat deze vereniging geheel vrijwillig jen belangloos gedurende veertig jaar haar werk had verricht. Besch. vond dit ook zeer jammer, maar hij verdedigde zijn houding door te zeggen, dat hij aanvankelijk ge tracht heeft de vereniging alsnog in te schakelen, doch dat is niet gelukt. Hierna werd gehoord prof. dr. J. N. Bakhuyzen v. d. Brink, hoogleraar te Leiden, die aanwezig was op een vergadering van de Commissie voor het Oud-Archief, waarbij het was begin 1944 een vrij gecompliceerd conflict tussen het lid Bijleveld en de archivaris mr. v. Royen werd bespro ken, waarbij de burgemeester als- voorzitter een volkomen royale hou ding t.o.v. de archivaris heeft aan genomen. Get. verklaarde voorts, dat hij als voorzitter van de Armenraad geen hinder van de burgemeester had on dervonden. De heer H. A Vriend, referendaris der gemeente op de afd. onderwijs, wordt gehoord naar aanleiding van de uitgifte op de lagere scholen van een liederboekje, waarin nat.-soc. ideën werden voorgestaan. Get. ver klaarde daarin niets bijzonders ge zien te hebben. De burgeemeester heeft destijds een rondschrijven ge richt tot de schoolhoofden, om een zeker aantal liederen te doen leren door de kinderen. Op een voor de lagere scholen ge- vragen over arbeidsinzet, over con flicten tussen nat.-sacialisten en niet- nat.-socialisten, o.m. ten aanzien van de kwestie-Kronig, die een Haken- kruisvlag had uitgehangen in een ka mer van het Acad. Ziekenhuis-. Ver der deelde get. mede, dat de oud- burgemeester alles in het werk heeft gesteld om het wegvoeren van het in strumentarium van het Kamerlingh Onnes-Laboratorium te voorkomen. Ten aanzien van de -verhouding tus sen beschuldigde en prof. v. Ge- nechten, deelde spr. mede. dat de burgemeester de houding van prof. v. Genechten ten aanzien van de uni versiteit ten zeerste veroordeelde. De benoeming van prof. v. Genechten was voor beschuldigde aanleiding met de Senaat hiertegen te proteste ren. Stadsbelangen der gemeente gediend. De heer R. Ensingh, hoofdambte naar ter gemeentesecretarie, die o.m. belast was- met de werkzaamheden van de evacuatie, deelde mede, dat de burgemeester steeds zoveel mo gelijk de belangen der Leidse bevol king heeft gediend. Wanneer getui ge bezwaren had een of andere op dracht uit te voeren, volgden daarop ;een maatregelen zijnerzijds. Hierna volgde wederom het gebrui kelijke vragenlijstje, dat ook door de ze get. categorisch met „ja" of „neen" werd beantwoord. J. J. Aalbersberg, vroeger ambte naar bij het Bureau Bevolking, later secretaris van de burgemeester, deel de op een vTaag van beschuldigde een en ander mede over het feit, dat de Duitser Kalmeyer zeer ontevreden was over het percentage, dat Leiden leverde voor de Arbeidsinzet. Besch. wees er voorts op, dat hij steeds eenzelfde lijn heeft getrokken ten opzichte van zijn houding t.o.v, de W.A., de Landwacht, Landstorm, Waffen SS en Hulppolitie. Hij vond het steeds verkeerd, dat een Neder lander naast een Duitser tegenover een Nederlander kwam te staan. Bij Mussert was hij één keer geweest om hij hem aan te dringen deze instellin gen af te schaffen. Kol. de Ruyter v. Steveninck getuigt. Tenslotte wordt gehoord Kol. A. C. de Ruyter van Steveninck, de broer van beschuldigde, thans lid van het Hoog Militair Gerechtshof, destijds commandant van de Prinses- Irene- brigade. Op verzoek van de verdediger gaf deze getuige een karakterbeschrijving van beschuldigde, waarin hij o.m. zeide, dat hij wat betreft zijn ver standelijke vermogens boven het middelmatige uitkwam. Als jong of ficier was hij de eerste van zijn wa pen en hij vond bovendien gelegen heid om tussentijds minder sterke collega's in hun studie te helpen. In zijn beroep als officier was hij artillerist en luchtvaartdeskundige en als zodanig behoorde hij tot de baan brekende figuren. Als' hem verweten wordt, dat hij ..desbewust" de vijand geholpen heeft, dan wees get. er op, dat hij nimmer van baatzucht beschuldigd kan wor den. In dit verband herinnerde get. aan zijn werk in Indië, aan zijn pio niersarbeid op luchtkarteringsgebied, welk werk hij onbaatzuchtig aan an deren overliet, toen hij meende, dat zijn taak was volbracht. De Koningin onschendbaar! Op een vraag van de pres. aan be schuldigde, die van mening was, dat het uitwijken der Ned. regering naar Londen onrechtmatig was en in strijd met de Grondwet hoe zijn oordeel was over de Koningin in En geland, of zij daar Koningin was of ambteloos burgeres, antwoordde besch.: „Daar wens ük mij niet over uit te laten; de Koningin is onschend baar!" In de Koningin zeide spr. een mi nister te zien, deel uitmakend van de regering, die z.i. fout gehandeld heeft. De verdediger aan het woord. Jhr. mr. J. M. M. van Asch van Wijck, had een gemakkelijke taak naast de verdediging van mr. de Ruy ter v. Steveninck zelf. Pleiter deelde de ten lastelegging in twee grote delen in. Hij beschouw de in het eerste het lidmaatschap van de N.S.B., van de Germaanse SS en het adviseurschap van Mussert, in het tweede deel zyn burgemeester schap van Leiden en al wat daarmee samenhangt. Een vleiend oordeel over zijn cliënt van de heer Rietveld, secr.-generaal van het Dep. van Oorlog, las spr. voor. Deze schetste hem ale een uit muntend officier met een veelzijdig heid op de gebieden, waarop hij zich bewogen heeft. Hij werd al jong be noemd tot ridder, later tot officier in de Orde van Oranje Nassau, welke onderscheidingen hij nimmer heeft willen afleggen en voor zijn houding in de oorlogsdagen van Mei 1940 werd hij voorgedragen voor de Mili taire Willems Orde. Spr. bezag dan verder zijn burge meesterschap. Hij was niet tot de N. S B. overgegaan om er beter van te worden. Baatzucht was niet aanwezig, van ijdelheid kon niet gespïoken wor den hij had ook burgemeester van Den Haag kunnen worden. Lafheid ligt hem niet, domheid evenmin, het geen van zovele N.S.B.-ers moet ge zegd worden. Spr. ging dan zijn beleid t^a, waar van talrijke getuigen al verklaard hebben, dat het goed was. Hij beroept zich daarbij in vele gevallen op de heer Frederiks maar deze Secr.-Gen. heeft geen enkele maal uit Londen mededeling gekregen, dat zijn be leid niet goed was! Hij protesteerde bij Schwebel te gen de laffe moord op dr. de Jong, op Douma en dr. Flu, en eveneens te gen het wegvoeren van 30 Leidenaars als» gijzelaars. Politiecommissaris Hoffmann, die te Leiden geen goede naam had, werd op zijn aandringen overgeplaatst. Hij verzette zich tegen alle terreur, leefde sober en werkte hard. zodat hij zich in korte tijd in zijn nieuwe ambt had ingewerkt. Van belang is ook te weten hoe in N.S.B.-kringen over hem gedacht werd. Aan klachten van kameraden over tegenwerking gaf hij geen ge volg Kameraad prof. v. Genechten uitte zich eens in deze zin, dat de houding van de R. v. S. zeer onbe hoorlijk was geweest, zulks naar aan leiding van een over hem ingediende klacht. En in een verklaring van v. Haer- solte, vertegenwoordiger van Mus sert in Zuid-Holland, zeide deze, de R. v. S. geen nationaal-socialist te achten, omdat hij zich nog steeds ge bonden voelde door zijn officierseed. Pleiter ging dan nog nader in op öe nadere tenlasteleggingen en noemt in dit verband o.m. nog de Liederen- kwestie. Welke waren dat? „Naar Oostland wil ik varen"' en/ „Houzee, houzee!" Het eerste een lied uit 1700, het tweede op elke school door ieder een gezongen! Spr. concludeert dan, dat de hou ding van zijn cliënt in alle opzichten goed is geweest, hij citeerde vleiende oordelen van mr. Bolsius, destijds wnd. commissaris van Zuid-Holland en van weth. Verwey in zijn boek: „Leiden in bezettingstijd". Spr. meende, dat zijn cliënt alles zo goed mogelijk bedoeld heeft en voor een groot deel daarin geslaagd is, waarna hij besloot met een ver zoek tot onmiddellijke in vrijheids stelling. Het was inmiddels kwart over ze ven geworden. Het Tribunaal besloot op de mededeling van de R. v. S., dat hij ook nog enige tijd nodig had voor zijn verdediging, de zitting te schor sen mede naar aanleiding van het verzoek van de verdediger. Te half acht werd de zitting her opend. De oud-burgemeester verde digt zich. Mr. de Ruyter van Steveninck be gon zijn zelfverdediging met een woord van erkentelijkheid jegens de President en de leden van het Tri bunaal. die hem met volkomen fair heid gelegenheid hebben gegeven zijn zaak uiteen te zetten en te ver dedigen. Een juiste beoordeling van zijn standpunt achtte spr. slechts moge lijk in het onderling verband met de feiten en hij betoogde, dat van 191$ af de problemen der zelfontbinding van het Ned. vólk zich langzaam voltrokken. Wat eerst een organisme was, is in atomen uiteengevallen. Als officier heeft het spr. steeds ge troffen. dat men de fouten niet in zag. Bij het vormen van zijn conclusies omtrent de werkelijke toestand, welke zich langzaam ontwikkelde, heeft spr. zich laten leiden o.m. door Spengler en Thomas Mann en hij heeft geworsteld met de problemen, welke zich voordeden. Hij ontmoette het fascisme en het nat. socialisme op zijn weg en hij zag er een oplos sing in om tot bétere toestanden te komen. Toen Mussert zijn beweging begon, sloot hij zich als een der eersten aan. Toen het ambtenarenverbod werd uitgevaardigd, trad hij uit. Hij be studeerde het nat. socialisme en was getroffen door de opleiding van de grote massa en hij betoogde, dat Hit- Ier Engeland adoreerde als de be schermer van de Westelijke cultuur door de invloed in en buiten Europa. Spr. betreurde het ten zeerste, dat Engeland en Duitsland in 1939 in oorlog kwamen. Hij voelde zich diep verontwaardigd over de Duitse inval in '40, hoewel hij 't zich als militoir kon verklaren. Hij voelde veel voor het standpunt van Colijn, die sprak over samenwerking met Duitsland, maar hij achtte diens houding onvol ledig, omdat hij te weinig rekening hield met Rusland. Een vernietiging van Duitsland door de Russen moest tot onheilspellende gevolgen leiden. Dat dit nog niet die gevolgen heeft gehad, vindt zijn oorzaak in de atoombom. Op het voorbeeld van Petain in Frankrijk meende hij, dat het Ned. nat. socialisme redding zou kunnen brengen. De fouten zag hij niet over het hoofd en als zodanig zag hij b.v. de rancune-maatregelen over de Mei dagen van '40 en het naast de Duit sers staan van Nederlanders tegen de andere niet-nat.socialisten. Daarom was hij ook tegen de W.A., waarvan Mussert hem het commando wilde opdragen, en tegen soortgelijke in stellingen. Over zijn ervaringen als burge meester zeide spr. dat hij het ambt had aanvaard na tweemaal een dergelijk verzoek te hebben afgewe zen omdat hij zich als rustig man, met de ervaringen van de oorlog en met de kennis van het Landoorlogs reglement, liet leiden. En hij voeide zich tevens gebonden door zijn offi cierseed. Hij wilde als burgemeester onpartij dig leiding geven. De drie factoren: bevolking, NSB en bezetter, zouden tot vele moeilijkheden aanleiding ge. ven Dat het „schip van stad" intus sen nergens op de klippen is gesto ten. is een bewijs van grote stuur manskunst. En hij is ervan overtuigd, dat zijn beleid niet slecht geweest is. Hij heeft de tegenstellingen tus sen NSB en bevolking steeds ge tracht te voorkomen of te overbrug gen en daarbij heeft hij van dc kringleider der NSB veel steun ge had. le. Niemand heeft hij om zijn po litieke ovetuiging ooit gestraft, 2e. De hulp der Duitsers heeft hij bij geen enkele gelegenheid ooit in geroepen. 3e. Het contact heeft hij steeds ge laten in handen van oude gemeente ambtenaren. Zijn lidmaatschap van de NSB had hij royaal in dienst gesteld van de bevolking en in. alles had hij naar matigheid gestreefd. Nimmer had hij zich los gevoeld met de banden van welke Nederlander ook. Groot respect heeft spr gehad voor de moed en de zelfbereidheid van de illegalen en hij is van mening, dat de aan het Oostfront tegen Rusland strijdende Nederlanders en de illega. len hier dichter bij elkaar stonden dan menigeen denkt. ■Zijn gehele streven is er op gericht geweest het belang van Leiden te dienen. In zijn houding heeft hij geen enkele principiële fout kunnen ont dekken Zijn woorden, bij zijn instal latie als burgemeester gesproken, „de stad zo goed mogelijk door de orlog heen te brengen" heeft hij weten te verwezenlijken. Hij besloot ten slotte met te zeg gen overtuigd te zijn, dat indien eens de geschiedenis van deze stad zal worden geschreven in de moeilijkste periode, welke Leiden na het Beleg in 1574 heeft doorgemaakt dat met ere zal worden vermeld wat hij voor de stad en haar bevol king heeft gedaan. Nadat de president hierna nog en kele vragen had gesteld over de tijd van zijn internering, deelde hij me de, dat het Tribunaal geen termen aanwezig achtte voor onmiddellijke in vrijheidsstelling en dat de uit spraak werd bepaald op 9 December. MOORD OP TAXI-CHAUFFEUR OPGEHELDERD K^JET DE ARRESTATIE van de gebroeders Barendsen, in verband met de moord op de Rotterdamse taxichauffeur A. Clobus, blijkt de Rijkspolitie een goede slag geslagen te hebben. Beide verdachten hebben in de nacht van Donderdag op Vrijdag een volledige bekentenis afge legd. Daarbij is komen vast te staan, dat het dodelijk schot in de omge ving van Naaldwijk is gelost door de oudste verdachte, de 21-jarige H. B. Hij heeft aan de politie mededeeld, dat hij de móórd heeft gepleegd om de'wagen een nieuwe Chevrolet te kunnen stelen. Zijn jongere broer heeft bij de misdaad een ondergeschikte rol gespeeld. Spoediger dan zij verwacht hadden binnen 10 dagen zijn de twee daders van de moord op de Rotter damse taxi-chauffeur Clobus ont maskerd. Nu zij bekend hebben, blijft de rijkspolitie slechts over na te gaan, in hoeverre zij het pian spontaan ten uitvoer hebben ge- biacht, dan wel of zij nog medepheh- tigen hebben, met wie zij de zaak te voien hadden besproken. In verband met enkele nog niet geheel opgehel derde bijkomstige omstandigheden beperkt de politie zich er toe voor- lupig slechts mede te delen, dat het motief van de moord roof is geweest. Het was de twee jongens, de 21-jan ge Henk B. en zijn eerst 16-jarige broer Wim, beiden woonachtig te Hilversum, voornamelijk te doen om de taxi zelf. Zoals gemeld was dit een rueuwe Chevrolet. Getweeën zijn de jongens, 10 da gen geleden, te Rotterdam ingestapt. Niet onder Maassluis, zoals aanvan kelijk bericht, maar bij de Lier heeft Henk de chauffeur met een schot in de nek op slag gedood. Met vereen de krachten werd het slachtoffer achter in de wagen gelegd, Henk nam plaats achter het stuur en reed via Delft en Den Haag de Rijksweg op naar Amsterdam. Welke de plan nen van de jeugdige misdadigers ook waren, het noodlot in de persoon van een dief bracht hen letterlijk ten val: onder Sassenheim was de weg opge broken en de aldaar ter waarschu wing voor het snelverkeer opgehan gen stormlantaarns waren juist te voren gestolen. De jongen achter het stuur, die de versperring te laat bemerkte, remde zó hard, dat de wa gen kantelde en in de berm links van de weg terecht kwam. Voor geen kleintje vervaard trachtten de broers de wagen overeind te tillen en zij hielden zich goed toen voorbijgangers daarbij een handje hielpen. Inderdaad slaagde men er in de Chevrolet weer op zijn wielen te zetten, en het moet de duisternis geweest zijn, die het Jiwtel JCutiek en de „MiECiaenen-exfenfa 5. Wat Karei Kwiek zag, toen hij de voordeur had geopend, deed hem hartelijk lachen. Getrouw aan zijn op dracht, was mijnheer de luitenant naar de stad gegaarf, had daar een lo comotief met wagens uit de rails ge licht, deze naar het paleis van de pre sident geduwd en vervolgens netjes aangebeld om verdere orders af te wachten. Daar stond hij nu met zijn trein in het park. „Nee, domoor", zei Karei. „Je had een kaartje voor me moeten kopen en een plaats in de trein moeten reserveren, inplaats van het hele ding mee te brengen.'' Maar de luitenant begreep niets van de te rechtwijzing. Hij was maar wat trots op de mooie trein die hij gehaald had en hij verwachtte dan ook zeker dat zjjn meester hem wel een stuk cho colade zou geven voor de moeite. En fin, dat deed Karei Kwiek dan ook maar. Tenslotte was de luitenant een goede jongen, al was hij een beetje dom. Ondertussen was ook Signor Gabriël weer voor de dag gekomen. Hij had zijn valiesje gepakt en een extra bolhoed opgezet voor het geval dat hij de eerste zou verliezen. Men was dus klaar voor een lange reis. Mijnheer de luitenant kreeg opdracht, de trein weer te brengen waar hij hem vandaan had gehaald en Karei Kwiek besprak met Signor Gabriël, hoe zij het vlugste in Arabië zouden kunnen komen. nog steeds in de wagen liggende stof felijk overschot van de taxi-chauffeur aan het oog der helpers heeft ont trokken. Tot hun teleurstelling be merkten de twee broers, toen zij trachtten verder te rijden, dat de wa gen zo zeer beschadigd was, dat er niet meer mee gereden kon worden. Zij liepen schielijk weg en liftten naar Amsterdam, waar zij zich lieten afzetten op het Rembrandtplein. De volgende dag reisden zij tezamen naar de ouderlijke woning in Hilversum en wachtten de berichten af. Intussen was de moord ontdekt. De bereidwillige autobestuurder, die de jongens naar Amsterdam vervoerd had en achterdochtig werd door hun verhalen, verschafte de rijkspolitie te Sassenheim een signalament. Door de publicatie hiervan kregen de jon gens wellicht de indruk, dat de po litie over geen andere aanwijzingen beschikte. Zij bleven althgps enkele dagen thuis. De oudste, Henk, trok tijdens het weekend naar kennissen in Rotter dam. Hij had echter buiten de waard gerekend, in casu buiten een der vingerafdrukken, die op de taxi wer den aangetroffen. Op 56 punten stem de deze afdruk overeen met een af druk te zijnen name in het politie register. Henk is n.l. verleden jaar reeds veroordeeld voor een overvai, waarbij hij eveneens met een revol ver zwaaide. De rijkspolitie verzocht daarop Maandagmorgen j.l. de Hil- versumse politie tot arrestatie over te gaan maar deze trof slechts de jongste broer, Wim, thuis. De 16-ja- rige knaap werd aangehouden en de na enige aarzeling door de familie gegeven inlichting, dat Henk in Rot terdam was, werd doorgegeven aan de Rotterdamse politie. Deze slaag de er dezelfde dag in Henk op een adres, waar hij zich dikwijls ophield, te arresteren. Aanvankelijk ontkenden de gebroe ders ten sterkste. Zij werden nog even in hun houding gesterkt door een misverstand met de in de taxi gevonden hoed met de initialen W. B. Indien de twee verdachten in derdaad de daders waren, dan lag het voor de hand, dat de hoed aan W. B., in dit geval dus aan de jong ste broer, Wim Barendsen, toebehoor de. Toen men Wim de hoek opzette, zakte deze hem tot over de oren. Men kon nauwelijks aannemen, dat de initialen met het oog op opzette lijke misleiding der politie van te vo ren waren verwisseld, zodad hier een punt was, dat in het voordeel van de jongste verdachte sprak. Ten slot te bleek echter, dat de hoed toebe hoorde aan de vader van de jongens, wiens initialen eveneesn W. B. zijn. De samenwerking tussen de Rijks politie te Sassenheim en Den Haag en de Amsterdamse, Hilversumse en Rotterdamse gemeentepolitie heeft tot dit goede resultaat geleid. De bewij zen stapelden zich binnen enkele da gen op en de daders vielen gister avond door de mand. Gisteren is de jongste reeds voor de Officier van Justitie in Den Haag, mr. Hamelberg, geleid. De oudste be vindt zich nog in het politiebureau te Sassenheim, waar de Rijkspolitie hem in de afgelopen dagen aan de tand heeft gevoeld. Ook tegen hem zal thans spoedig het vooronderzoek worden geopend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1947 | | pagina 6