De zaak tegen Mr de Ruyter van
Steveninck
De daders leggen volledige
bekentenis af
ZATERDAG 29 NOVEMBER 1947
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 2
STERMIDDAG werd de behandeling van de zaak tegen Leiden's oud
burgemeester, mr. R. N. de Ruyter Steveninck, door het Leids Tribu
naal verder behandeld. Dinsdagavond was de zitting afgebroken na het
verhoor van de getuigen a charge en het verhoor van beschuldigde.
houden lezing zouden de onderwij
zers opgestaan zijn om de zaal te ver
laten. Daarop zouden de deuren ge
sloten zijn gehouden, doch hiervan
had spr. niets bemerkt.
Over de benoemingen bij het L. O.
en de inschakeling van N.S.B.-ers, zei-
de get., dat in later tijd enkele be
noemingen plaats vonden, die naar
de richting van partij-politiek uitgin
gen. Spr. getuigde voorts van de gro
te belangstelling van de burgemees-
ten voor het onderwijs, waarbij hij de
politiek er buiten liet. Inzake de be
noeming van een leider voor Jeugd,
zorg buiten de schooluren had de
burgemeester geen N.S.B.-er aange
steld. Had hij de jeugd willen nazi-
ficeren, dan zou hij zulks zeker wel
gedaan hebben.
De heer F. Verstegen, gemeente
ontvanger van Leiden, zeide op een
vraag van de verdediger, dat hij voor
zitter was van de in de oorlog opge
richte inkoop-Óommissie voor stad-
huispersoneel, terwijl hij mededeel
de, dat de burgemeester goedvond,
dat een der ambtenaren als admi
nistrateur optrad en twee andere be
last werden met de verdere zorg voor
de inkoopcommissie, terwijl een lo
kaal van het stadhuis ter beschik
king werd gesteld.
Over politiek had besch. nimmer
met hem gesproken.
Op de vraag van besch. of hij ge
acht werd een rechtvaardig en hu
maan chef voor zijn ondergeschikten
te zijn geweest, verklaarde get., dat
hü niet anders dan bevestigend hier
op kon antwoorden.
„Behalve dan voor degenen, die
hinder van de burgemeester hadden
gehad", aldus de pres.
De heer Th. Barnard, commies le
klas' ter gemeentesecretarie, had in
de oorlogsjaren het contact gevormd
tussen de gemeente en de Duitse
overheid.
Besch. stelde get. verschillende vra
gen over zijn houding ten opzichte
van diverse kwesties en mogelijkhe
den bij zijn beleid, waarbij hij er
steeds op uit was conflicten tussen de
burgers buiten de Duitsers te hou
den.
Op een vraag van de pres. aan ge
tuige of hij wel eens iets geweigerd
had aan de burgemeester, antwoord
de deze, dat hij geweigerd had het
graafwerk bij de Haagse Schouw uit
te voeren.
Het lid Questroo vroeg naar aan
leiding van een vraag van besch. aan
getuige Barnard, of hij ooit getracht
had een nat.-socialist in zijn plaats
te benoemen, of het voor de bur
gemeester nodig was een ander te
benoemen. Get. antwoordde hierop
ontkennend, waarop de heer Questroo
concludeerde: „Dus hij deed zijn
plicht zodanig, dat een nationaal-so-
cialist hem niet kon verbeteren!"
De heer H. Hagemans, ambtenaar
bij personeelszaken, wordt gehoord
ir.zake de Arbeidsdienst en de maat
regelen, welke te dien aanzien door
de gemeente werden genomen. Meer
speciaal betrof het hier de opgave
van 70 personen in dienst van de ge
meente Leiden, die voor uitzending
naar Duitsland in aanmerking kwa
men. Get. verklaarde, dat hij gewei
gerd had deze namen op te geven aan
de Fachberater van het Gewestelijk
Arbeidsbureau. Deze stelde zich daar
op in verbinding met de burgemees
ter, doch get. had hiervan geen na
deel ondervonden-.
De burgemeester vroeg aan get. of
hem bekend was, dat hij de politie
agent v. Es ontslagen had, omdat hij
zonder voorkennis van hem (burge
meester) getekend had bij de Waf-
fen SS. (Spr. had dit gedaan, omdat
dit het prestige van de burgemeester
aantastte). Get. antwoordde hierop
bevestigend.
Nog verschillende vragen werden
door beschuldigde aan get. gesteld,
waarbij hij o.m. bevestigde, dat de
opzet van de vrijstelling voor Ar
beidsinzet voor ambtenaren boven de
30 jaar, van de burgemeester was uit
gegaan.
Mr. dr. S. Rozemond, directeur van
Soc. Zaken, wordt gehoord inzake het
ontslag van ambtenaren, die van anti
socialistische gezindheid blijk gaven.
"Op een vraag van besch, aan getui
ge, of deze bekend is, dat hij pogingen
heeft aangewend om hem uit het con
centratiekamp van Vught ontslagen
te krijgen, antwoordde get. bevesti
gend. Een zelfde antwoord geeft hij
omtrent steun via Maatsch. Hulpbe
toon aan de gezinnen van gearres
teerde politie-agenten, hetgeen op
initiatief van de burgemeester was
geschied.
De heer C. j. v. d. Lelie, hoofdcom
mies ter gemeentesecretarie, was
door burgemeester v. d. Sande Bak-
huyzen belast geworden met de zorg
voor Winterhulp, als hoofd van het
plaatselijk bureau Leiden, dat de
schakel vormde tussen de gemeente
en de verschillende diensten.
Na de Dolle Dinsdag, toen Winter
hulp en Ned. Volksdienst in Duitse
handen kwam, had get. pertinent ge
weigerd nog iets in die geest te doen.
Op een vraag van de president hoe
die zaak in Duitse handen kwam, ant
woordde besch., dat dit de indruk van
getuige was, doch in wezen was het
niet zo.
Op een vraag van besch., of hij on
partijdig was bij de verdeling van de
gelden van Winterhulp, antwoordde
get. bevestigend. Als de president dan
vraagt, of de burgemeester er iets in
te zeggen had, antv/oordde get., dat
hij zulks zeker had kunnen doen.
Universitaire zaken.
Hierna wordt gehoord de heer A.
v Hoogstraten, administrateur der
Leidse universiteit. Deze werd ge
hoord naar de wijze van benoeming
van nieuwe curatoren. Verder stelde
ook hier besch. weer vrijwel dezelfde
Tribunaal weigert
onmiddellijke
in vrijheidstelling
Gistermiddag kwamen de getuigen
a décharge in verhoor, doch tevens
waren er twee nieuwe getuigen a
charge opgeroepen, n.l. de heren J. M.
Dickmann, die na Hoffmann corps
commandant van politie was en J. C.
Hofstede, inspecteur van politie te
Leiden.
Ook nu weer bestond er grote be
langstelling voor de zaak, waarvan de
behandeling te 2.30 uur aanving.
De huiszoeking bij de heer
de Jong.
Begonnen werd met het verhoor
van getuigen h charge naar aanleiding
van de plaats gehad hebbende huis
zoeking op 10 Jan. 1945 ten huize van
de heer de Jong, directeur van de
Gem. Reinigings- en Ontsmettings-
dienst.
Als eerste getuige werd gehoord
de politie-inspecteur J. C. Hofstede,
die verklaarde in opdracht van Dick-
man huiszoeking te hebben verricht
en eventueel over te gaan tot arres
tatie van de heer de Jong. Deze huis
zoeking moest geschieden naar aan
leiding van het niet inzenden van
lijsten voor arbeidsdienstplicht in
Duitsland.
Get. zeide „niets te hebben gevon
den", ook de heer de Jong niet, maar
dat wist hij vooruit, want een van
spr.'s mannen had tevoren gewaar
schuwd, dat de politie zou komen.
Get. J. M. Dickmann herinnerde
zich niets van de huiszoeking. Spr.
verklaarde regelmatig contact met de
Ruyter van Steveninck te hebben ge
had. doch hij herinnerde zich niet
ooit van de burgemeester opdracht te
hebben gekregen tot dergelijke huis
zoekingen.
Op een vraag van beschuldigde, of
getuige wel eens opdracht van de
Duitsers rechtstreeks kreeg, ant
woordde hij, dat zulks in het alge
meen wel voorkwam, doch zelf had
hij nimmer opdracht in die geest ont
vangen.
Getuigen a décharge.
Hierna ving het verhoor der ge
tuigen a décharge aan.
Eerste getuige was de heer G. P.
E. Weyer, administrateur bij de ge
meente Leiden, chef afd. algemene
zaken.
De verdediger, jhr. v. Asch v.
Wijck, vroeg get. naar zijn contact
met de burgemeester, waarop get.
antwoordde, dat dat contact dagelijks
plaats vond en zich uitstrekkend tot
allerlei dingen van gemeentebe
moeienissen. Behalve ten aanzien van
de bekende circulaires, zegt get. ver
der, (Jat de burgemeester nooit enige
aandrang op hem uitgeoefend had om
hem voor de nat.-soc. beginselen te
winnen.
Op een vraag hoe de reactie van
het stadhuispersoneel was toen in
1943 het gerucht de ronde deed, dat
beschuldigde commissaris der provin
cie zou worden, antwoordde getdat
dit als een verlies beschouwd werd,
omdat men bevreesd was een stren
gere N.S.B.-er te krijgen.
Spr. getuigde voorts, dat hij als
burgemeester een uitstekende indruk
maakte en dat hij zich geheel in het
werk van de gemeente inwefkté, zo
dat hij van alles op de hoogte was.
Daarvoor had spr. persoonlijk grote
bewondering.
Ten aanzien van de textiel-vorde-
ring, zeide get., dat de burgemees
ter hem gevraagd had de regeling
daarvan op zich te nemen, om te
voorkomen, dat de Duitsers de uit
voering zelf in handen zouden nemen.
Get. zelf had er evenwel ook be
zwaar tegen en daarop heeft de bur
gemeester aan de Duitsers gezegd, dat
de ambtenaren niet konden meewer
ken.
Over de bordjes „Verboden voor
Joden", waarbij Leiden in sommige
opzichten op andere plaatsen vóór
was, antwoordde get., dat de burge
meester er zich zeer verontwaardigd
over toonde.
Over de subsidies aan de Ned.
Volksdienst zeide get., dat hij het ten
zeerste betreurde dat het werk van
Schoolkindervoeding werd stop ge
zet, omdat deze vereniging geheel
vrijwillig jen belangloos gedurende
veertig jaar haar werk had verricht.
Besch. vond dit ook zeer jammer,
maar hij verdedigde zijn houding door
te zeggen, dat hij aanvankelijk ge
tracht heeft de vereniging alsnog in
te schakelen, doch dat is niet gelukt.
Hierna werd gehoord prof. dr. J.
N. Bakhuyzen v. d. Brink, hoogleraar
te Leiden, die aanwezig was op een
vergadering van de Commissie voor
het Oud-Archief, waarbij het was
begin 1944 een vrij gecompliceerd
conflict tussen het lid Bijleveld en de
archivaris mr. v. Royen werd bespro
ken, waarbij de burgemeester als-
voorzitter een volkomen royale hou
ding t.o.v. de archivaris heeft aan
genomen.
Get. verklaarde voorts, dat hij als
voorzitter van de Armenraad geen
hinder van de burgemeester had on
dervonden.
De heer H. A Vriend, referendaris
der gemeente op de afd. onderwijs,
wordt gehoord naar aanleiding van
de uitgifte op de lagere scholen van
een liederboekje, waarin nat.-soc.
ideën werden voorgestaan. Get. ver
klaarde daarin niets bijzonders ge
zien te hebben. De burgeemeester
heeft destijds een rondschrijven ge
richt tot de schoolhoofden, om een
zeker aantal liederen te doen leren
door de kinderen.
Op een voor de lagere scholen ge-
vragen over arbeidsinzet, over con
flicten tussen nat.-sacialisten en niet-
nat.-socialisten, o.m. ten aanzien van
de kwestie-Kronig, die een Haken-
kruisvlag had uitgehangen in een ka
mer van het Acad. Ziekenhuis-. Ver
der deelde get. mede, dat de oud-
burgemeester alles in het werk heeft
gesteld om het wegvoeren van het in
strumentarium van het Kamerlingh
Onnes-Laboratorium te voorkomen.
Ten aanzien van de -verhouding tus
sen beschuldigde en prof. v. Ge-
nechten, deelde spr. mede. dat de
burgemeester de houding van prof.
v. Genechten ten aanzien van de uni
versiteit ten zeerste veroordeelde. De
benoeming van prof. v. Genechten
was voor beschuldigde aanleiding
met de Senaat hiertegen te proteste
ren.
Stadsbelangen der gemeente
gediend.
De heer R. Ensingh, hoofdambte
naar ter gemeentesecretarie, die o.m.
belast was- met de werkzaamheden
van de evacuatie, deelde mede, dat
de burgemeester steeds zoveel mo
gelijk de belangen der Leidse bevol
king heeft gediend. Wanneer getui
ge bezwaren had een of andere op
dracht uit te voeren, volgden daarop
;een maatregelen zijnerzijds.
Hierna volgde wederom het gebrui
kelijke vragenlijstje, dat ook door de
ze get. categorisch met „ja" of „neen"
werd beantwoord.
J. J. Aalbersberg, vroeger ambte
naar bij het Bureau Bevolking, later
secretaris van de burgemeester, deel
de op een vTaag van beschuldigde
een en ander mede over het feit, dat
de Duitser Kalmeyer zeer ontevreden
was over het percentage, dat Leiden
leverde voor de Arbeidsinzet.
Besch. wees er voorts op, dat hij
steeds eenzelfde lijn heeft getrokken
ten opzichte van zijn houding t.o.v, de
W.A., de Landwacht, Landstorm,
Waffen SS en Hulppolitie. Hij vond
het steeds verkeerd, dat een Neder
lander naast een Duitser tegenover
een Nederlander kwam te staan. Bij
Mussert was hij één keer geweest om
hij hem aan te dringen deze instellin
gen af te schaffen.
Kol. de Ruyter v. Steveninck
getuigt.
Tenslotte wordt gehoord Kol. A. C.
de Ruyter van Steveninck, de broer
van beschuldigde, thans lid van het
Hoog Militair Gerechtshof, destijds
commandant van de Prinses- Irene-
brigade.
Op verzoek van de verdediger gaf
deze getuige een karakterbeschrijving
van beschuldigde, waarin hij o.m.
zeide, dat hij wat betreft zijn ver
standelijke vermogens boven het
middelmatige uitkwam. Als jong of
ficier was hij de eerste van zijn wa
pen en hij vond bovendien gelegen
heid om tussentijds minder sterke
collega's in hun studie te helpen.
In zijn beroep als officier was hij
artillerist en luchtvaartdeskundige en
als zodanig behoorde hij tot de baan
brekende figuren.
Als' hem verweten wordt, dat hij
..desbewust" de vijand geholpen heeft,
dan wees get. er op, dat hij nimmer
van baatzucht beschuldigd kan wor
den. In dit verband herinnerde get.
aan zijn werk in Indië, aan zijn pio
niersarbeid op luchtkarteringsgebied,
welk werk hij onbaatzuchtig aan an
deren overliet, toen hij meende, dat
zijn taak was volbracht.
De Koningin onschendbaar!
Op een vraag van de pres. aan be
schuldigde, die van mening was,
dat het uitwijken der Ned. regering
naar Londen onrechtmatig was en in
strijd met de Grondwet hoe zijn
oordeel was over de Koningin in En
geland, of zij daar Koningin was of
ambteloos burgeres, antwoordde
besch.: „Daar wens ük mij niet over
uit te laten; de Koningin is onschend
baar!"
In de Koningin zeide spr. een mi
nister te zien, deel uitmakend van
de regering, die z.i. fout gehandeld
heeft.
De verdediger aan het woord.
Jhr. mr. J. M. M. van Asch van
Wijck, had een gemakkelijke taak
naast de verdediging van mr. de Ruy
ter v. Steveninck zelf.
Pleiter deelde de ten lastelegging in
twee grote delen in. Hij beschouw
de in het eerste het lidmaatschap van
de N.S.B., van de Germaanse SS en
het adviseurschap van Mussert, in
het tweede deel zyn burgemeester
schap van Leiden en al wat daarmee
samenhangt.
Een vleiend oordeel over zijn cliënt
van de heer Rietveld, secr.-generaal
van het Dep. van Oorlog, las spr.
voor. Deze schetste hem ale een uit
muntend officier met een veelzijdig
heid op de gebieden, waarop hij zich
bewogen heeft. Hij werd al jong be
noemd tot ridder, later tot officier in
de Orde van Oranje Nassau, welke
onderscheidingen hij nimmer heeft
willen afleggen en voor zijn houding
in de oorlogsdagen van Mei 1940
werd hij voorgedragen voor de Mili
taire Willems Orde.
Spr. bezag dan verder zijn burge
meesterschap. Hij was niet tot de N.
S B. overgegaan om er beter van te
worden. Baatzucht was niet aanwezig,
van ijdelheid kon niet gespïoken wor
den hij had ook burgemeester van
Den Haag kunnen worden. Lafheid
ligt hem niet, domheid evenmin, het
geen van zovele N.S.B.-ers moet ge
zegd worden.
Spr. ging dan zijn beleid t^a, waar
van talrijke getuigen al verklaard
hebben, dat het goed was. Hij beroept
zich daarbij in vele gevallen op de
heer Frederiks maar deze Secr.-Gen.
heeft geen enkele maal uit Londen
mededeling gekregen, dat zijn be
leid niet goed was!
Hij protesteerde bij Schwebel te
gen de laffe moord op dr. de Jong,
op Douma en dr. Flu, en eveneens te
gen het wegvoeren van 30 Leidenaars
als» gijzelaars. Politiecommissaris
Hoffmann, die te Leiden geen goede
naam had, werd op zijn aandringen
overgeplaatst.
Hij verzette zich tegen alle terreur,
leefde sober en werkte hard. zodat
hij zich in korte tijd in zijn nieuwe
ambt had ingewerkt.
Van belang is ook te weten hoe in
N.S.B.-kringen over hem gedacht
werd. Aan klachten van kameraden
over tegenwerking gaf hij geen ge
volg Kameraad prof. v. Genechten
uitte zich eens in deze zin, dat de
houding van de R. v. S. zeer onbe
hoorlijk was geweest, zulks naar aan
leiding van een over hem ingediende
klacht.
En in een verklaring van v. Haer-
solte, vertegenwoordiger van Mus
sert in Zuid-Holland, zeide deze, de
R. v. S. geen nationaal-socialist te
achten, omdat hij zich nog steeds ge
bonden voelde door zijn officierseed.
Pleiter ging dan nog nader in op
öe nadere tenlasteleggingen en noemt
in dit verband o.m. nog de Liederen-
kwestie. Welke waren dat? „Naar
Oostland wil ik varen"' en/ „Houzee,
houzee!" Het eerste een lied uit 1700,
het tweede op elke school door ieder
een gezongen!
Spr. concludeert dan, dat de hou
ding van zijn cliënt in alle opzichten
goed is geweest, hij citeerde vleiende
oordelen van mr. Bolsius, destijds
wnd. commissaris van Zuid-Holland
en van weth. Verwey in zijn boek:
„Leiden in bezettingstijd".
Spr. meende, dat zijn cliënt alles
zo goed mogelijk bedoeld heeft en
voor een groot deel daarin geslaagd
is, waarna hij besloot met een ver
zoek tot onmiddellijke in vrijheids
stelling.
Het was inmiddels kwart over ze
ven geworden. Het Tribunaal besloot
op de mededeling van de R. v. S., dat
hij ook nog enige tijd nodig had voor
zijn verdediging, de zitting te schor
sen mede naar aanleiding van het
verzoek van de verdediger.
Te half acht werd de zitting her
opend.
De oud-burgemeester verde
digt zich.
Mr. de Ruyter van Steveninck be
gon zijn zelfverdediging met een
woord van erkentelijkheid jegens de
President en de leden van het Tri
bunaal. die hem met volkomen fair
heid gelegenheid hebben gegeven
zijn zaak uiteen te zetten en te ver
dedigen.
Een juiste beoordeling van zijn
standpunt achtte spr. slechts moge
lijk in het onderling verband met de
feiten en hij betoogde, dat van 191$
af de problemen der zelfontbinding
van het Ned. vólk zich langzaam
voltrokken. Wat eerst een organisme
was, is in atomen uiteengevallen.
Als officier heeft het spr. steeds ge
troffen. dat men de fouten niet in
zag.
Bij het vormen van zijn conclusies
omtrent de werkelijke toestand,
welke zich langzaam ontwikkelde,
heeft spr. zich laten leiden o.m. door
Spengler en Thomas Mann en hij
heeft geworsteld met de problemen,
welke zich voordeden. Hij ontmoette
het fascisme en het nat. socialisme
op zijn weg en hij zag er een oplos
sing in om tot bétere toestanden te
komen.
Toen Mussert zijn beweging begon,
sloot hij zich als een der eersten aan.
Toen het ambtenarenverbod werd
uitgevaardigd, trad hij uit. Hij be
studeerde het nat. socialisme en was
getroffen door de opleiding van de
grote massa en hij betoogde, dat Hit-
Ier Engeland adoreerde als de be
schermer van de Westelijke cultuur
door de invloed in en buiten Europa.
Spr. betreurde het ten zeerste, dat
Engeland en Duitsland in 1939 in
oorlog kwamen. Hij voelde zich diep
verontwaardigd over de Duitse inval
in '40, hoewel hij 't zich als militoir
kon verklaren. Hij voelde veel voor
het standpunt van Colijn, die sprak
over samenwerking met Duitsland,
maar hij achtte diens houding onvol
ledig, omdat hij te weinig rekening
hield met Rusland. Een vernietiging
van Duitsland door de Russen moest
tot onheilspellende gevolgen leiden.
Dat dit nog niet die gevolgen heeft
gehad, vindt zijn oorzaak in de
atoombom.
Op het voorbeeld van Petain in
Frankrijk meende hij, dat het Ned.
nat. socialisme redding zou kunnen
brengen. De fouten zag hij niet over
het hoofd en als zodanig zag hij b.v.
de rancune-maatregelen over de Mei
dagen van '40 en het naast de Duit
sers staan van Nederlanders tegen de
andere niet-nat.socialisten. Daarom
was hij ook tegen de W.A., waarvan
Mussert hem het commando wilde
opdragen, en tegen soortgelijke in
stellingen.
Over zijn ervaringen als burge
meester zeide spr. dat hij het ambt
had aanvaard na tweemaal een
dergelijk verzoek te hebben afgewe
zen omdat hij zich als rustig man,
met de ervaringen van de oorlog en
met de kennis van het Landoorlogs
reglement, liet leiden. En hij voeide
zich tevens gebonden door zijn offi
cierseed.
Hij wilde als burgemeester onpartij
dig leiding geven. De drie factoren:
bevolking, NSB en bezetter, zouden
tot vele moeilijkheden aanleiding ge.
ven Dat het „schip van stad" intus
sen nergens op de klippen is gesto
ten. is een bewijs van grote stuur
manskunst. En hij is ervan overtuigd,
dat zijn beleid niet slecht geweest is.
Hij heeft de tegenstellingen tus
sen NSB en bevolking steeds ge
tracht te voorkomen of te overbrug
gen en daarbij heeft hij van dc
kringleider der NSB veel steun ge
had.
le. Niemand heeft hij om zijn po
litieke ovetuiging ooit gestraft,
2e. De hulp der Duitsers heeft hij
bij geen enkele gelegenheid ooit in
geroepen.
3e. Het contact heeft hij steeds ge
laten in handen van oude gemeente
ambtenaren.
Zijn lidmaatschap van de NSB had
hij royaal in dienst gesteld van de
bevolking en in. alles had hij naar
matigheid gestreefd. Nimmer had hij
zich los gevoeld met de banden van
welke Nederlander ook.
Groot respect heeft spr gehad voor
de moed en de zelfbereidheid van de
illegalen en hij is van mening, dat de
aan het Oostfront tegen Rusland
strijdende Nederlanders en de illega.
len hier dichter bij elkaar stonden
dan menigeen denkt.
■Zijn gehele streven is er op gericht
geweest het belang van Leiden te
dienen. In zijn houding heeft hij geen
enkele principiële fout kunnen ont
dekken Zijn woorden, bij zijn instal
latie als burgemeester gesproken, „de
stad zo goed mogelijk door de orlog
heen te brengen" heeft hij weten te
verwezenlijken.
Hij besloot ten slotte met te zeg
gen overtuigd te zijn, dat indien
eens de geschiedenis van deze stad
zal worden geschreven in de
moeilijkste periode, welke Leiden na
het Beleg in 1574 heeft doorgemaakt
dat met ere zal worden vermeld
wat hij voor de stad en haar bevol
king heeft gedaan.
Nadat de president hierna nog en
kele vragen had gesteld over de tijd
van zijn internering, deelde hij me
de, dat het Tribunaal geen termen
aanwezig achtte voor onmiddellijke
in vrijheidsstelling en dat de uit
spraak werd bepaald op 9 December.
MOORD OP TAXI-CHAUFFEUR OPGEHELDERD
K^JET DE ARRESTATIE van de gebroeders Barendsen, in verband met
de moord op de Rotterdamse taxichauffeur A. Clobus, blijkt de
Rijkspolitie een goede slag geslagen te hebben. Beide verdachten hebben
in de nacht van Donderdag op Vrijdag een volledige bekentenis afge
legd. Daarbij is komen vast te staan, dat het dodelijk schot in de omge
ving van Naaldwijk is gelost door de oudste verdachte, de 21-jarige H.
B. Hij heeft aan de politie mededeeld, dat hij de móórd heeft gepleegd om
de'wagen een nieuwe Chevrolet te kunnen stelen. Zijn jongere broer
heeft bij de misdaad een ondergeschikte rol gespeeld.
Spoediger dan zij verwacht hadden
binnen 10 dagen zijn de twee
daders van de moord op de Rotter
damse taxi-chauffeur Clobus ont
maskerd. Nu zij bekend hebben,
blijft de rijkspolitie slechts over na
te gaan, in hoeverre zij het pian
spontaan ten uitvoer hebben ge-
biacht, dan wel of zij nog medepheh-
tigen hebben, met wie zij de zaak te
voien hadden besproken. In verband
met enkele nog niet geheel opgehel
derde bijkomstige omstandigheden
beperkt de politie zich er toe voor-
lupig slechts mede te delen, dat het
motief van de moord roof is geweest.
Het was de twee jongens, de 21-jan
ge Henk B. en zijn eerst 16-jarige
broer Wim, beiden woonachtig te
Hilversum, voornamelijk te doen om
de taxi zelf. Zoals gemeld was dit een
rueuwe Chevrolet.
Getweeën zijn de jongens, 10 da
gen geleden, te Rotterdam ingestapt.
Niet onder Maassluis, zoals aanvan
kelijk bericht, maar bij de Lier heeft
Henk de chauffeur met een schot in
de nek op slag gedood. Met vereen
de krachten werd het slachtoffer
achter in de wagen gelegd, Henk
nam plaats achter het stuur en reed
via Delft en Den Haag de Rijksweg
op naar Amsterdam. Welke de plan
nen van de jeugdige misdadigers ook
waren, het noodlot in de persoon van
een dief bracht hen letterlijk ten val:
onder Sassenheim was de weg opge
broken en de aldaar ter waarschu
wing voor het snelverkeer opgehan
gen stormlantaarns waren juist te
voren gestolen. De jongen achter
het stuur, die de versperring te laat
bemerkte, remde zó hard, dat de wa
gen kantelde en in de berm links
van de weg terecht kwam. Voor geen
kleintje vervaard trachtten de broers
de wagen overeind te tillen en zij
hielden zich goed toen voorbijgangers
daarbij een handje hielpen. Inderdaad
slaagde men er in de Chevrolet weer
op zijn wielen te zetten, en het moet
de duisternis geweest zijn, die het
Jiwtel JCutiek en de „MiECiaenen-exfenfa
5. Wat Karei Kwiek zag, toen hij
de voordeur had geopend, deed hem
hartelijk lachen. Getrouw aan zijn op
dracht, was mijnheer de luitenant
naar de stad gegaarf, had daar een lo
comotief met wagens uit de rails ge
licht, deze naar het paleis van de pre
sident geduwd en vervolgens netjes
aangebeld om verdere orders af te
wachten. Daar stond hij nu met zijn
trein in het park. „Nee, domoor", zei
Karei. „Je had een kaartje voor me
moeten kopen en een plaats in de
trein moeten reserveren, inplaats van
het hele ding mee te brengen.'' Maar
de luitenant begreep niets van de te
rechtwijzing. Hij was maar wat trots
op de mooie trein die hij gehaald had
en hij verwachtte dan ook zeker dat
zjjn meester hem wel een stuk cho
colade zou geven voor de moeite. En
fin, dat deed Karei Kwiek dan ook
maar. Tenslotte was de luitenant een
goede jongen, al was hij een beetje
dom. Ondertussen was ook Signor
Gabriël weer voor de dag gekomen.
Hij had zijn valiesje gepakt en een
extra bolhoed opgezet voor het geval
dat hij de eerste zou verliezen. Men
was dus klaar voor een lange reis.
Mijnheer de luitenant kreeg opdracht,
de trein weer te brengen waar hij
hem vandaan had gehaald en Karei
Kwiek besprak met Signor Gabriël,
hoe zij het vlugste in Arabië zouden
kunnen komen.
nog steeds in de wagen liggende stof
felijk overschot van de taxi-chauffeur
aan het oog der helpers heeft ont
trokken. Tot hun teleurstelling be
merkten de twee broers, toen zij
trachtten verder te rijden, dat de wa
gen zo zeer beschadigd was, dat er
niet meer mee gereden kon worden.
Zij liepen schielijk weg en liftten
naar Amsterdam, waar zij zich lieten
afzetten op het Rembrandtplein. De
volgende dag reisden zij tezamen naar
de ouderlijke woning in Hilversum en
wachtten de berichten af.
Intussen was de moord ontdekt.
De bereidwillige autobestuurder, die
de jongens naar Amsterdam vervoerd
had en achterdochtig werd door hun
verhalen, verschafte de rijkspolitie te
Sassenheim een signalament. Door de
publicatie hiervan kregen de jon
gens wellicht de indruk, dat de po
litie over geen andere aanwijzingen
beschikte. Zij bleven althgps enkele
dagen thuis.
De oudste, Henk, trok tijdens het
weekend naar kennissen in Rotter
dam. Hij had echter buiten de waard
gerekend, in casu buiten een der
vingerafdrukken, die op de taxi wer
den aangetroffen. Op 56 punten stem
de deze afdruk overeen met een af
druk te zijnen name in het politie
register. Henk is n.l. verleden jaar
reeds veroordeeld voor een overvai,
waarbij hij eveneens met een revol
ver zwaaide. De rijkspolitie verzocht
daarop Maandagmorgen j.l. de Hil-
versumse politie tot arrestatie over
te gaan maar deze trof slechts de
jongste broer, Wim, thuis. De 16-ja-
rige knaap werd aangehouden en de
na enige aarzeling door de familie
gegeven inlichting, dat Henk in Rot
terdam was, werd doorgegeven aan
de Rotterdamse politie. Deze slaag
de er dezelfde dag in Henk op een
adres, waar hij zich dikwijls ophield,
te arresteren.
Aanvankelijk ontkenden de gebroe
ders ten sterkste. Zij werden nog
even in hun houding gesterkt door
een misverstand met de in de taxi
gevonden hoed met de initialen W.
B. Indien de twee verdachten in
derdaad de daders waren, dan lag
het voor de hand, dat de hoed aan
W. B., in dit geval dus aan de jong
ste broer, Wim Barendsen, toebehoor
de. Toen men Wim de hoek opzette,
zakte deze hem tot over de oren.
Men kon nauwelijks aannemen, dat
de initialen met het oog op opzette
lijke misleiding der politie van te vo
ren waren verwisseld, zodad hier een
punt was, dat in het voordeel van
de jongste verdachte sprak. Ten slot
te bleek echter, dat de hoed toebe
hoorde aan de vader van de jongens,
wiens initialen eveneesn W. B. zijn.
De samenwerking tussen de Rijks
politie te Sassenheim en Den Haag
en de Amsterdamse, Hilversumse en
Rotterdamse gemeentepolitie heeft tot
dit goede resultaat geleid. De bewij
zen stapelden zich binnen enkele da
gen op en de daders vielen gister
avond door de mand.
Gisteren is de jongste reeds voor
de Officier van Justitie in Den Haag,
mr. Hamelberg, geleid. De oudste be
vindt zich nog in het politiebureau
te Sassenheim, waar de Rijkspolitie
hem in de afgelopen dagen aan de
tand heeft gevoeld. Ook tegen hem
zal thans spoedig het vooronderzoek
worden geopend.