Valkenburg is niet vredig meer! De verleden tijd van een toekomstig stadsdeel KLEIN NEST] ZATERDAG 25 OCTOBER 1947 DE LEIDSE COURANT PAGINA 3 Heropbouw en vliegveld vergen grote inspanning T\E BURGEMEESTER VAN VALKENBURG ZAT MET EEN AARD- APPEL IN ZIJN HAND een rode aardappel, soort red-star of paarspet, en we vonden het eigenlijk heel normaal, de burgemeester in gezelschap van een aardappel aan te treffen, want Valkenburg (Z.-H.) hadden wie altijd beschouwd als een wat achteraf-.g el egendoch Voor aanstaande tuinbouwgemeente. ,Een winterhard 'soort!'' zei burge meester A. C. de Wilde „het is een kogel uit de Romeinse tijd, welke is opgegraven door prof. Van Giffen in het casteilum, idiat hier heeft gelegen. De Romeinen hebben een geheel magazijn van dergelijke stenen aardappelen iin het dorp achtergelaten". EET KASTEEL BOSHUYSEN GELEGEN „BUIJTEN LEYDÈN", MAAR HOE LANG NOG? Uet plan, „Zuid-W.ed' £eidie luiAgemeeite>Li,die. u t de polder damden F\E BOSHUYZERPOLDER zal als de grote voornemens van Leidens gemeentebestuur in verwezenlijking gaan worden opgespoten en opgehoogd, zodat de kans gering zal zijn, dat men ooit nog zal stoten op fundamenten van het kasteel, waaraan de polder zijn naam' ontleent. Al vorens de herinnering aan de burcht diep onder de modder Verdwijnt, la ten we het nog even in zijn oude glo.ie verrijzen. Boshuysen, bakermat van rumoerige adel Hierboven is afgedrukt een teke ning van het kasteel Boshuysen in welstand en zelfs wethouder Jonge- leen zal het met ons eens zijn, dat, hoe prachtig en ruim het plan Zuid- West ook mag uitvallen, de middel eeuwse flat van de ridders van Bos huysen het in schilderachtigheid wint. Duidelijk ziet men op de teke ning het oorspronkelijke, middel eeuwse donjon met nauwe venster tjes, omkapseld en verbouwd met la tere toevoegingen tot een fantastisch geheel. Duidelijk zijn ook te onder scheiden de stenen stortkokers tegen de buitenmuren, die nogal openhar tig vertellen, dat de hooggeboren ridders van Boshuysen ook mensen waren.hetgeen op griezelige wijze beklemtoond wordt in de Pieters kerk, waarin een van de meest ge- ruchtm'akende leden der familie, Floris, op een grafsteen ligt afge beeld naast ziin-gemalin Hildegonde Spruyt van Kriekenbeek, beide in staat van ontbinding. De steen is door de kerkgangers afgelopen en af gesleten, zodat nog slechts vaag de akelige predikatie van aardse ver gankelijkheid zich aan de schoenzo len van de thans vrolijk-levenden vastkleeft. De meeste mensen lapnen die predikatie trouwens aan hun laars, eri ook Heer Floris, die „onge makkelijk van karakter" was, heeft zich van die steen, welke hij zelf had uitgedacht, voorlopig niet veel aangetrokken. Waar is het kasteel gebleven? Het kasteel was het stamhuis van het geslacht, dat in de 16e eeuw is uitgestorven en aan de stad Leiden verscheidene burgemeesters en schouten heeft geschonken. Bij het beleg van Leiden in 1574 werd het slot deerlijk toegetakeld; later is het totaal afgebroken. In de 18e eeuw werd op dezelfde plaats (volgens me dedeling van de heer W. C; Bijleveld in het Leids Jaarboekje 1915) een eenvoudig landhuis opgetrokken, be woond door de familie Van der Maersche, dat door koop in handen kwam van de familie van prof. S. J. Brugmans In het midden van de vo ri^e eeuw werd dat landhuis afge broken en werden «de plantages ge slecht, waarmee de naam Boshuysen onder het groene zoodie verdween. Het moet eestaan hebben ten Wes ten van de Boshuyserwetering, mo gelijk in de knik, welke de sloot daar maakt. Het was door een laan van de Haagweg te bereiken. Boshuysen is mijn naam! De Boshuysens hebben in het land en stadsbestuur soms een flink aan deel gehad. Burgemeester Jacob en zijn broer toonden veel, en vermoe delijk geen belangeloze, belangstel ling voor de Leidse lakennijverheid en reisden daarvoor zelfs naar Ca- ^is. Jan, bijgenaamd ..met de Witte Valk" bestreed zeerovers aan mond van de Seine en trachtte zich bovendien verdienstelijk te maken in de ogen van Karei de Stoute door op hardhandige manier belasting te heffen. Willem was baljuw van Rijn land en onderscheidde zich als vech tersbaas bij Harmeien en Frans was vice-adrpiraal van Holland in dienst van de Soaanse koning, en bij de Watergeuzen deswege niet hoog in aanzien; hii werd in 1573 afgezet, omdat hij Bossu op de Zuiderzee in de steek had gelaten. Maar het mees te heeft van zi^h doen soreken Rid- Floris van Boshuvsen Zijn vader wast rentmeester-gene taal van Noord-Holland en zijn moe der Beatrix van Swieten. Floris' ze gel hangt aan een stuk van 17' Febr. 1430, waarin de priester Jan van Boshuysen verklaarde een rente ver kocht te hebben, verzekerd op een huis' aan de „Papengraft", gekocht door hem van de gasthuismeesters van het St. Catherina-gasthuis (te genwoordig de Waalse kerk op de Breestraat), die het op hun beurt ge- erfd hadden van .Jonckfrou" Luyt- gard van Boshuysen. Heel Leiden in rep en roer. Floris was baljuw van Rijnland, en herhaaldelijk burgemeester van Lei den In 1445 was hij schout te dier stede en in die functie heeft hij hoop lopende ruzie gekregen met de rent meester van Noord-Holland, wegens het openen van een koffer met geld. die de rentmeester aan hem had toe vertrouwd. Floris werd opgeroepen zich voor het Hof van Holland te ver antwoorden, maar weigerde aanvan kelijk zich te vertonen. Hij werd af gezet als schout en zijn functie werd gegeven aan een Kabeljauwse partij man, w0t Floris, die vurig Hoeks was, iret heeft genomen. Hij benoem de een onderchout en droeg deze op alle kabeljauwen uit de stad te ver drijven hetgeen een oproer op Pinksteren 1445 teweeg bracht, ge volgl door een fellere opstand op 1 Juli 1445, toen de Hoeksen de storm klok lujdien en het aftreden eisten van de ni» uwe Kabeljauwse burge meester De Kabeljauwen hadden 't stadhuis in hun macht, de Hoeksen verzamelden zich in de Nieuwstraat en trokken gewapend op, maar op de Korenbrug trachtte men hen te paaie wat hun ongeluk werd. Tei «vijl d* onderhandelingen nog liepen, leden de Kabelauwen een uitval ei> de Hoeksen renden terug naar het kerkhol van de Hooglandse kerk, waar zij zich veilig waanden, omdat op een kerkhof niet mocht gevochten worden De Kabeljauwen een .'et maakten korte metten en wat niei ..mkwam, *erd gevangen genomen Sommigen er van werden terecht gesteld o a een zwager van Flo. is, maar Floris 7elf zien we in 1450'weer hoog in ere als „Raad" van de her tog var Bc gondië! In 1474 is hij van oudedom overleden. Het verbleekte wapenschild. Zijn •.<- bleekte Wapenschild kan men neg zien boven de heiligenfigu ren, w atmtde een van de kolommen in de Pieterskerk is beschilderd en welke weer onder het witsel van de Hervormir.g te voorschijn zijn getre den. Aan o-eze schildering heeft hy aus zeker bijgedragen, zoals hij ook herhaalde malen voor de belangc van de Pieterskerk opkwam. Het wa- i«en van het geslacht Boshuysen was een so^t dambord van witte en blauwe k'OKjes met als helm-teken een zii 'f ren hertekop, geflankeerd door uitslaande geveerde vlerken Een mooie versiering voor het toe komstige wykhuis! Komt er een „Mees Haviksz-plein?' Tijdens het beleg vinden we de naam terug in de Boshuizer-schans a d. Haagweg, welke op 29 Juli 1574 bij een uitval van de Leidenaars werd veroverd, maar spoedig weer moest worden opgegeven. Het stadsbestuur had bij die uitval prijzen uitgeloofd voor het veroveren van de schans en voor het inleveren van hoofden van verslagen vijanden. Roos van Amersfoort en Robert Engelsman kregen ieder 1 pond en 4 schellingen voor een hoofd. Voor het innemen van de schans waren vier prijzen uitgeloofd, doch er wa* a 17 die er aanspraak op mkakten, aar- om besloten werd het uitgetrokken bedrag wan 20 pond over alle dappe ren te verdelen. In onze verbeelding zien we nu in het plan Zuid-West al straat-bordjes met „Roos-van- Amers- foortlaan" en de „Robert Engelsman- straat", maar zeker mag men dan niet vergeten de nagedachtenis te eren van de schutter-hopman Mees Haviksz, die bij de uitval op de Bos huizer-schans dodelijk werd ge wond. Aan het eind van dit haastig over zicht van de verleden tijd der toe komstige stadswijk, betuigen we dank, ongetwijfeld namens alle aspi- rant-Boshuizers, aan de onvermoeide mej. S. M. van Zanten Jut, assistente van het Stedelijk Archief, aan de heer J. W. van Zwieten uit Alphen d. Rijn, van de sectie Krijgsge schiedenis der Generale Staf; en aan de heer A. de Bruyn, beambte van het Archief, die fotografische hulp verleende. Naarstig geraadpleegd werd, we zouden zeggen: natuurlijk, nrof Blok's „Geschiedenis van een Holl. Stad" en het Biografisch Woor denboek. Het Prinsenhof te Delft Gedeeltelijk gerestaureerd Prof. N. Lansdorp, hoogleraar in de bouwkunde aan «de Technische Hoge school te Delft en ir. S. H. Stoffel, voorz. van de Stichting Het Prinsen hof hebben een uiteenzetting gegeven over de restauratiewerkzaamheden aan het vroegere St. Aechtenklooster. dat geruime tijd de verblijfplaats was van Willem van Oranje en daaraan zijn naam Het Prinsenhof dankt. Voor de oorlog werd reeds met de restau ratie begonnen. Aangezien er geen oude tekeningen en charters meer waren van dit ernstig verwaarloosde complex, moest zorgvuldig worden gezocht naar een reconstructie. Daar in is men zover geslaagd, dat b.v. de oude spinzaal geheel in haar histori sche vorm kon worden hersteld. Het lag in de bedoeling om ook het overi ge deel in dezelfde stijd te restaure ren, maar Rijksmonumentenzorg maakte daartegen bezwaar. Het bu reau verlangde, dat Het Prinsenhof verder zou worden hersteld in de stijl, waarin het laatstelijk was opgetrok ken. Dientengevolge zal de voorgevel aan het Oude Delft oorspronkelijk een fraai stuk architectuur uit vroe ger eeuwen veel minder aantrek kelijk worden d^n mogelijk was. Er worden nog besprekingen ge voerd met Monumentenzorg, maar men verwacht niet dat deze instan tie van haar standpunt zal afwijken. In liet Prinsenhof zal, behalve de gemeentelijke musea, een schoolmu seum met betrekking tot de tachtig jarige oorlog worden gevestigd. Men hoopt het gerestaureerde complex in de loop van het volgende jaar in ge bruik te kunnen nemen, ter gelegen heid waarvan een nationale tentoon stelling betreffende de Vrede van Munster (1648) zal worden ingericht. Een nieuw dorp met ondergronds-gewroet W«e bekeken nauwkeuriger het oorlogstuig van gebakken klei, zo on schuldig van aanzien, maar dat als het tegen iemands hoofd werd ge slingerd, even afdoende werkte als een atoombom. In beide gevallen ben jie morsdood. De telefoon relde op de tafel, „Het ministerie van oorlog....? Met de burgemeester". En terwijl de burgemeester zijn diplomatieke talenten uitspeelde en verspeelde, om een barak, welke als verenigingslokaal in gebruik was, voor zijn ingezetenen te behouden, was de lucht vervuld van het ge ronk van vliegtuigen die met tussen pozen van enkele minuten opstegen, en brul'end en razend over het raad huis scheerden DE SYMBOLIEK VAN EEN STENEN AARDAPPEL. De stenen aardappel, welke de burgemeester nog in zijn hand had leek ons symbolisch voor Valkenburg. Evenmin als het een echte aardappel was, doch een Romeinse bom, even min is Valken burg een vredig en rustig tuinders-dorpje, maar een ru moerige oorlogshaven. Nog nooit heeft het zijn naam zo-veel eer aan gedaan, als tegenwoordig. Telkens strijk ri de zi1 veren roofvogels af en aan uit hun horst. ER IS VEEL VERWOEST EN AFGEBROKEN. „Niet alleen het aanzien van de gemeente is veranderd, maar ook de financiële structuur" verklaarde de burgemeester. ,,In het begin van de oorlog werd. het dorp, zoals bekend is van drie zijden floor onze eigen artillerie beschoten en voor de helft verwoest. Er werden 1500 gra naten op het dorp en vliegveld af geschoten. En dat terwijl alle bewo ners er nog waren!" zei de bur gemeester met msinoegen in zijn stem. Weer schelde de telefoonbel. Nu was het de genie. „Tijdens de bezetting heeft de be volking driemaal moeten evacueren. De Duitsers hebben bovendien nog 38 huizen af laten breken. De ver woeste woningen zijn in de bezet tingsjaren bijna alle herbouwd, waarbij tegelijkertijd nieuwe straten en een vo'ledige riolering met pomp- installatie v/erd aangelegd. Dat is de goede zijde ervan". WIE ZAL DAT BETALEN? „Maar wie zal dat betalen?" zongen wij op een Brabants wijsje. „50 pet werd door het Rijk geleend h fonds perdu, 40 pet. in z.g. rente loos voorschot en 10 pet. kwam voor rekening van de gemeente. U be grijpt dat door de herbouw de rè- keningen een geheel ander beeld gingen vertonen, dan vroeger. Hier hebt u een staatje van de uitgaven: 1939 gewone dienst f 45.000. kapitaaldienst 8.000. 1940 gewone dienst f 98.000 kapitaaldienst f 87.000. 1941 gewone dienst 64.000. kapitaaldienst f 354.000 1942 gewone dienst 78.000, kapitaaldienst 688.000. 1943 gewone dienst f 67.000. kapitaaldienst 485.000. terwijl voor 1947 de raming is: 1947 gewone dienst f 57.000. kapitaaldienst 490.000 ROMAN VAN CHARLES GARV1CE Geautoriseerde vertaling door F. VAN VELSEN 37) „Heel mooi," stemde Daan toe. „Ja," zei Mountjoy met iets als een zucht. „Als ik twintig jaar jon ger was...! U is niet getrouwd, is het wel?" „Neen,"antwoordde Daan met een kort lachje, want die vraag was hem de laatste tijd dikwijls gesteld. „Ook niet verloofd?" vroeg de an dere met een steelse blik op zijn metgezel. „Neen," gaf Daan ten antwoord, doch n«u zeer kort. „Dat is goed," zei Mountjoy. „Waarom?"* vroeg Daan nog kor ter. „Wel," antwoordde de grote fi nancier, ,,'he't huwelij'k, een verlo ving zelfs is een belemmering voor een jongeman, speciaal wanneer hij zijn weg door de wereld moet ba nen, zoals ik veronderstel dat u most doen." Daan knikte. „Indien hij geen vooraanstaande De heer A. C. DE WILDE Burgemeester van Valkenburg. Dan lópen er nog tw ee kasgeldle ningen van te zamen 100.000 en een rekening-courant van 120.000." „Het mag dan een kleine gemeen te heten van 1200 zielen" merkten we op „maar zij moet wel groot zijn aan beslommering". „Het werk eist me van <3e morgen tot de avond op en ik heb nauwe lijks tijd om een 'enkele week va- cantie te nemen. Alleen in het 'aatst van de oorlog, na Dolle Dinsdag, heb ik me de weelde veroorloofd enige maanden 's nachts buiten de geméente te slapen. Ik kreeg name lijk aanzegging van de Ondergrond se, dat de Duitsers van plan waren me tegen de muur te zetten. Over dag verbleef ik wel in de gemeente, maar natuurlijk niet op het raadhuis U excuseert me een ogenblik". Want weer ging de telefoon over. Thans was het de marine. VLIEGVELD BRENGT ZORGEN MEE. „Ook het vliegveld' brengt voor de gemeente veel drukte mee. Er kwa men 100 vliegveld-employ é's een woning aanvragen. Maar die zijn hier nogminder dan elders. De 38 woningen die op last van de Duit sers werden afgebroken, en welke buiten de dorpskern stonden, mogen op die plaats niet meer worsen op gebouwd. Ze worden herbouwd in de kom van het odrp. hetgeen aan sluit bij 't ontworpen uit bred ingsplan. Vandaar de bouw-bedrijvigheid in het dorp. Verleden jaar zijn 11 nieu we huizsn gezet, en we hebbs-n ge daan weten te krij«gen, dat er ook 8 werden gebouwd voor officieren en onderofficieren van het vliegveld. Het lijkt me echter toe. dat de ver antwoordelijkheid voor net huisves ten van het vliegveld-personeel rust op de Marine. Want zoals u weet, kost ieder huis de gemeente geld." Het vliegveld bezorgt Valkenburg wel beke«ndheid in den lande, maar is dait begrijpen we nu wel voor de gemeente meer last dan gemak.. Van de 465 H.A., welke_ de gemeente omvat, beslaat het vlieg veld er een 120 H.A., zodat uitbrei ding ervan door de tuinders met be zorgdheid zou worden aangezien. „De oorspronkelijke «tuindens-;be- volking" zei des burgemeester „dreigit in een hoek te worden ge drukt". Voor een goede huisvesting van de burgerij blijft de gemeente echter druk aan het werk. Er zijn weer 8 huizen in aanbouw benevens nog 2 betonnen woningen, terwijl er ruim 98 A. voor 14.745 is aangekocht voor de bouw van middenstandswo ningen en onlangs ruim 144 A. voor 21.500 is verworven voor woning wetwoningen, terwijl ruim 84 A. werd aangek&cht van Nationaal Grondbe zit voor 11.694, bestemd tot indus trieterrein (er komt een veevoe:er- fabriek), Het gemeentebestuur legt het hoofd dus niet in de schoot. betrekking heeft, moet hij sjouwen om z'n gezin op peil te houden. Dan komen er kinderen en wordt het voor allen een bekrompen boel. Ik weet niet, met wie ik het meest modelijden heb: met de man, z'n vrouw, of met de kinderen. Denk er om, dat ik weet wat ik zeg, al ben ik nooit getrouwd geweest Ik heb het drama al zo dikwijls bij jon ge mensen gezien. En ofschoon som migen er zich doorslaan, vinden zij het toch igeen benijdenswaardige strijd om het bestaan." „Indien ik verli... indien ik een meisje beminde, zou ik haar trou wen, trots armoede of bezuiniging," beweerde Daan. „Ja, d«aar zie ik u wel voor aan," zei Mountjoy droogjes, met een snelle blik op de ernstige jongeman naast hem. „Daarom zeg ik, dat het goed is, dat u geen plannen in die richting heeft en dat u alleen staat." „Neen, dat doe ik niet," zei Daan glimlachend. „I'k heb Goddank- m'n moeder nog." Mountjoy keek hem vlak in 't ge- laaf en plotseling verzachtte zich zijn ruwe trekken. „Dat is goed gesproken, jonge man," zei hij zeer kalm, „en ik wed om al wat u wilt, dat u dol op haar is. Maar het is toch niet hetzelfde ER WAS EEN KUIL GEDOLVEN. Toen we naar het raadhuis reden hadden we, tussen alle bouwbedrij- vigheid door, ook gezien, dat er midden-in hef dorp, naast de houten noodkerk, een kuil was gedolven. „Prof. Van Giffen is weer aan het graven!" zei de burgemeester. „Het Duitse kerkhof is enige weken geleden onverwacht geruimd, zodat de .gelegenheid mooi was om opgra vingen te doen. Zoals bekend is de Romeinse legerplaats, welke 'door de dorpskern wordt ingenomen, ont dekt. Zelfs werd het voetstuk, van het keizeriijk standbeeld terugge vonden. En volgens prof. Van Giffen stond de kerk boven het Romeinse afgodstempeltje van het kasteel. Er zijn vele vondsten gedaan en overwo gen wordt deze in 'n klein gebouwtje uit te stallen, terwijl ook in de ge dachte ligt een Romeinse poort te reconstrueren op de oude plaats met de oude tufstenen". Dat leek ons een bijzonder goed idee. Valkenburg zou dan een plaats worden, waar men de antieke en mo derne krijgsvoering naast e'kaar kon bestuderen: de stehen aardappel narst de atoom-bom en de wiekslag van de Romeinse adelaar kon horen in het ronken van de zilveren roof vogels. als je eigen vrouw. U kunt, als u wilt een werkkring, een gevaarlijke of riskante 'aannemen, als zich zo iets zou voordoen," voegde hij er bij Een man heeft niet het recht over z'n leven te beschikken, indien hij vrouw en kinderen heeft; hij is ver plicht aan hen te denken en te over wegen wat er van hen zou moeten komen wanneer hem een ongeluk overkwam. Dat is menigmaal in mijn leven mijn troost geweest, wanneer de dood mij bedreigde. Denk daar vooral aan, mijnheer Norton. Ik ben ouder dan u en dit is een goede raad, die ik u, uit hoofde van mijn erva ring kan geven." „Ik ben u zeer verplicht," zei Daan eenvoudig. „Nog iets anders, mijnheer Nor ton," vervolgde Mountjoy na een pauze. „Een man in uw positie geen belediging is hiermede bedoeld hoor trouwt meestal met een meis je uit dezelfde stand; maar niet goed opgevoed, ik bedoel ontwikkeld, be grijpt u. Ik ken die openbare scho len voor meisjes. De mensen, die het kunnen betalen, zenden hun meisjes naar scholen met langere leerjaren dan de lagere klasse kan doen. Is dat niet zo?" „Volkomen juist," stemde Daan toe en dacht aan de meisjes, met wie hij als kleine jongen 'hgd gespeeld; meisjes die slechts konden lezen en schrijven en als diensbode of fa brieksmeisje de wereld waren inge zonden. Het scheen hem toe, dat die meisjes, na de school verlaten te hebben, absoluut niets meer bijleer den. Hij dacht aan Emily Baker, een goed, mooi meisje, maar haar ver standelijke ontwikkeling Daan moest het eerlijk toegeven, was een bijna blanco oppervlakte, of op z'n best een waarop ni^ts was gegrift, dat uitging boven het doodgewone en onbeduidende van de meest enge leven s'besch ou w in g. „De meisjes schijnen niet veel kans te krijgen," zei hij. „Dat krijgen ze zeker niet, mijn heer Norton. De man is hun de baas zoals hij altijd is," zei Mountjoy bitter. „Da jongeman leert door, als hij van school is. hij heeft meer vrij heid van beweging en als hij- bij de hand is bemachtigt hij het een of an der en hijst zich worstelend op de ladder omhoog. Dan begint hij te klimmen tot hij de oude armelijke dingen achter zich laat. Hij verdient een rijksdaalder, waar hij vroeger slechts een halve gulden ontving. Dan tracht hij in een hogere kring te verkeren, dan waartoe hij rech tens behoort... Volgt u mij?" Daan vergenoegde zich met een knikje. „En al die tijd, begrijpt u, laat hij z'n meisje aan haar lot over of indien hij met haar trouwt en haar medeneemt, moet hij haar op de ladder omhoog dragen. En het is niet gemakkelijk een ladder te be klimmen, als iemand aan je jaspan den, of aan je hals hangt. Zeer spoe dig ontdekt de man dan de minder heid van de vrouw... „Niet wanneer hij haar bemint," voelde Daan zich g«edrongen in 't midden te brengen. „Dat weet ik niet," zei Mountjoy peinzend. „I'k stel me voor, als de man scherpzinnig is, dat hij 't niet kan voorkomen, om het onderscheid tussen hen te voelen. Hij behoeft niet op te houden haar 'te beminnen maar meestentijds leven zij mijlen van elkaar verwijderd; juist, alsof zij ieder aan een tegenovergestelde kant van een rivier stonden." „Er zou een -brug kunnen zijn," merkte Daan op. „Maar men kan niet altijd op een brug wonen, beste vriend," vervolgde Mountjoy, „een brug wordt gebruikt om iets- te verbinden. Welnu de man aan de ene kant van de rivier zoekt z'n eigen weg en de vrouw aan de overkant de hare. Zij verwijderen zich van elkaar, behalve wanneer zij de brug vinden, die u bedoelt. Hij gaat haar als een buitenstaander be schouwen buiten de belangrijkste dingen van zijn leven en zij, de arme stumper, komt daarmede tel kens in botsing, maar kan niets doen om 't te voorkomen. Zij is buiten staander; zij kan haar man niet in zijn streven, zijn opklimmen naar betere dingen op de Ladder volgen. En wat is er het gevolg van? Op ze kere dag ontmoet de man in «de kringen waar hij zich toegang heeft weten te verschaffen, bij gefortu- neerden, intellectuelen, enfin de soort mensen, met wie wij van avond gedineerd hebben welnu hij ontmoet daar een meisje, dat een uitstekende opvoeding heeft geno ten, in één woord een dame en dan heb je de poppen aan het dansen. Ziet u, wat ik bedoel, Norton?" „Zeer zeker," zei Daan nadenkend; maar er bestaan altijd uitzonderin gen; geen twee voeten staal zijn er te vinden die 't zelfde zijn, zoals u natuurlijk wel weef, mijnheer Mountjoy; veel vrouwen, al hebben zij dan niet dezelfde voorrechten van hun echtgenoten gehad zijn evenre dig met hen gerezen hebben hen geholpen waar zij konden, zijn hun zelfs voorbijgestreefd en hebben de leiding op zich genomen, zoals ik meermalen heb gelezen.' (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1947 | | pagina 3