Het leven van een forensisch onderzoeker
in de betonvloer gegoten lichaam van een vrouw die vijfjaar lang vermist was, een
stoffelijk overschot dat na jaren begraven te hebben gelegen opnieuw onderzocht
wordt op sporen van een misdrijf en een slachtoffer dat al dan niet aan een
lishandeling is overleden. Maar ook een vrouw die onder aan de trap van haar huis
irdt gevonden, een schijnbaar overduidelijke zelfmoord, een bedrijfsongeval of een
kinderlijkje dat sporen van mishandeling vertoont.
door Fleur Besters
atomische les van Rembrandt. Dr. Nicolaes Tulp kan, met een beetje fantasie, als voorloper worden be-
lit jwd van de forensisch onderzoeker. Foto: ANP
Werken
met
doden
e hebben maar één kans
voor zo'n onderzoek, dus
wÊ die moeten we zorgvuldig
benutten," vertellen de afdelingshoofden
Bert Corbijn (FTO) en Michel Smithuis
(hoofd pathologie/toxicologie NFI) in het
nieuwe gebouw van de FTO in Eindhoven.
In alle zogenaamde niet-natuurlijke sterfge
vallen rukt de Forensisch Technische On
dersteuning (FTO) van de regiopolitie bin
nen enkele minuten tot een uur uit om on
derzoek te doen. „Zodra de huisarts het niet
vertrouwt, komen wij in actie," schetst Cor
bijn de eerste stappen van de politie. Dat
Wij, dat zijn de meest ervaren forensisch re
chercheurs van de politie. Want terwijl el
ders in de politieorganisatie medewerkers
om de paar jaar een nieuwe functie krijgen,
is het werken met de doden veelal een baan
voor het leven.
Ervaring, kennis en vakmanschap zijn on
ontbeerlijk in de zoektocht naar feiten, een
klein beetje onderbuikgevoel geeft soms net
dat zetje extra, zo blijkt uit de ervaringen van
Corbijn. Zo'n 25 keer per jaar roept zijn team
de hulp in van het Nederlands Forensisch
Instituut (NFI) in Den Haag. Die voert in die
gevallen een sectie uit op het stoffelijk over
schot om de precieze doodsoorzaak - en
soms identiteit - vast te stellen.
De uitkomst ervan laat soms weken tot zelfs
maanden op zich wachten, afhankelijk van
hoeveel onderzoek nodig is. In de directe
omgeving van het slachtoffer zorgt zo'n on
derzoek vaak onzekerheid. In de wijdere om
geving is het een voedingsbodem voor ge
ruchten.
Zo'n sectie is in sommige gevallen echter
bittere noodzaak. Op de vindplaats zelf kan
de schouwarts alleen de uitwendige verwon
dingen bekijken. Op basis daarvan kan hij
zien of er mogelijk sprake is van een misdrijf.
Tactisch rechercheurs praten in die periode
met de familie en kennissen van het slacht
offer om eveneens te achterhalen of er spra
ke kan zijn van een strafbaar feit.
Zelfmoord
Dat laatste is vaak niet eenvoudig vast te
stellen, meent Corbijn. „Als het hoofd van
de romp gescheiden is, ja, dan is het vaak
een duidelijke zaak, maar dat komt maar zel
den voor. Bij een zelfmoord kunnen bijvoor
beeld twee afscheidsbrieven in de woning
liggen. Wij moeten er dan toch altijd reke
ning mee houden dat zo'n brief in scène ge
zet is."
Twee jaar geleden werd in Best het stoffelijk
overschot van Jeanette Kluijtmans opgegra
ven. De vrouw overleed in 1997 ogenschijn
lijk na een val van de trap. Pas toen haar
man in 2003 werd aangehouden voor de
moord op zijn ex-schoonmoeder, en die
zaak ook bekende, was er bij de politie vol
doende twijfel om ook de dood van zijn
toenmalige vrouw opnieuw te onderzoeken.
uitgezonderd diegenen die nog verder on
derzocht moeten worden.
Kinderen
Die laatste worden, zo maakt Smithuis dui
delijk, later officieel gecremeerd. Want naast
de harde feiten, hechten de onderzoekers
veel waarde aan een zorgvuldige omgang
met het lichaam. Smithuis: „We herstellen
alle verwondingen, ook die door het misdrijf
zijn ontstaan. We kunnen bijvoorbeeld snij-
wonden nog hechten en proberen vooral de
gezichten zo goed mogelijk te herstellen, ze
ker bij kinderen."
Bij tweederde van alle secties wordt ook zo
genaamd toxicologisch onderzoek gedaan.
Daarmee kunnen onder andere verdovende
middelen in het lichaam worden aange
toond. Juist die onderzoeken nemen volgens
Smithuis heel veel tijd in beslag.
„Wij moeten niet alleen de doodsoorzaak
benoemen, maar ook zaken uitsluiten. Je
moet daarom bij twijfel altijd een sectie
doen, ook al voegt het misschien op het eer
ste oog weinig toe," stelt Smithuis in het al
gemeen. Daarmee komt hij terug op de eer
der benoemde enige kans. „In een rechts
zaak kan de verdediging anders bepleiten
dat het slachtoffer mogelijk drugs had ge
bruikt of onder invloed van alcohol was en
daarom zelf eerst agressief was. Onze uitsla
gen mogen niet voor discussie vatbaar zijn."
Mede daarom wordt bij het NFI voortaan
één buisje urine en één buisje bloed be
waard totdat er een onbetwistbare uitspraak"
is in de strafzaak.
Toxicologisch onderzoek neemt vaak weken
tot maanden in beslag. „Tenzij je weet wat
voor slaapmiddel op het nachtkastje stond,
zoek je naar een speld in een hooiberg. Er
zijn wel vijftigduizend verschillende stoffen
mogelijk," schetst het afdelingshoofd van
het forensisch instituut.
De onderzoekers kijken daarom eerst of een
van de vijftien hoofdcategoriën aanwezig is
in het bloed, zoals alcohol of verschillende
drugsoorten. „Elke stof moet je met een an
dere methode aantonen. Daarvoor hebben
we ook weer verschillende apparaten." Die
draaien vaak maar één keer per week, ver
klaart hij een deel van de lange onderzoeks
duur.
Toch - ondanks al die onderzoeken en inge
bouwde extra tests- beamen Corbijn en
Smithuis direct dat er nog steeds mensen
wegkomen met een moord. „Ook al heb je
de doodsoorzaak gevonden, dan moet je het
nog juridisch bewijzén," stelt de eerste.
Smithuis houdt vast aan de steeds verfijnde
re zoektocht naar sporen. „In een paar pro
cent van de gevallen ontdekken we geen
doodsoorzaak. Waar een misdrijf is, daar is
een spoor, zo luidt een gezegde. Voor ons is
het de kunst om dat te vinden. We doen er
alles aan om daar steeds beter in te wor
den."
Het NFI in Rijswijk. Een roestvrije tafel waarop sectie wordt verricht. Foto: GPD/Harmen de Jong
Op basis van onderzoek van de resten van
het stoffelijk overschot en oude foto's van de
lijkschouwing, werd bij het NFI duidelijk dat
er geen enkele botbreuk was en een val van
de trap niet waarschijnlijk was.
Uit landelijk onderzoek blijkt volgens Cor
bijn dat er jaarlijks een flink aantal mogelijke
moordzaken over het hoofd wordt gezien.
Hij pleit daarom samen met Smithuis voor
alertheid. Zeker bij sterfgevallen van kinde
ren vindt het hoofd pathologie van het NFI
dat huisartsen altijd contact moeten opne
men met een ervaren forensisch medisch
deskundige.
„Huisartsen staan vaak dicht bij een gezin.
Het is dan moeilijk om volledig objectief te
oordelen over een sterfgeval." Die noodza
kelijke objectiviteit tracht het NFI te bewerk
stelligen door voorafgaand aan een sectie zo
min mogelijk over de zaak te lezen.
Het NFI werkt volgens Smithuis hard aan
een steeds professionelere aanpak. In het
nieuwe onderkomen in Den Haag zijn onder
meer twee gloednieuwe sectiekamers be
schikbaar voor zeven forensisch-pathologen.
Er worden gemiddeld twee secties per dag
verricht, elk neemt enkele uren in beslag.
Onderzoek
De politie kan met een stoffelijk overschot
doorgaans direct terecht bij het NFI, de in
stelling zelf streeft er vervolgens naar het li
chaam de dag erna met de voorlopige eerste
bevindingen in kladschrift weer terug te stu
ren naar de politie. Afhankelijk van verder
onderzoeksbelang wordt het lichaam dan al
vrijgegeven aan de familie, maar meestal
wordt de doodsoorzaak pas later bekend ge
maakt.
Bij de sectie zelf worden eerst met een rönt-
genapparaat foto's gemaakt van het lichaam.
Daarmee kunnen bijvoorbeeld metaaldeel
tjes van kogels worden opgespoord. Daarna
volgt de uitwendige schouw, die net als op
televisie inderdaad vaak wordt opgenomen
op een bandje, zo bevestigt Smithuis. „We
werken hard aan een manier om spraak di
rect in schrift over te zetten."
De technisch rechercheur legt de sectie bo
vendien vast op beeld. Ook daarvoor ontwik
kelt het NFI een digitale toepassing, met een
camera op armen aan het plafond moeten
alle verrichtingen straks minutieus in beeld
gebracht kunnen worden.
Daarna wordt het stoffelijk overschot voor
het eerst opengemaakt, zo beschrijft
Smithuis. Tijdens de meeste secties wordt de
patholoog door twee assistenten en de be
trokken tactisch en technisch rechercheur
bijgestaan. Bij ingewikkelde zaken worden
een forensisch geneeskundige (vergelijkbaar
met een lijkschouwer) en eventueel een an
tropoloog ingezet.
De eerste heeft vooral kennis van de manier
waarop letsel kan zijn ontstaan, de antropo
loog is gespecialiseerd in botten en kan bij
voorbeeld zien hoe oud een slachtoffer is.
De patholoog snijdt de borstkas open om al
le organen goed te kunnen bekijken en on
derzoeken. Voordat het lichaam weer wordt
gesloten, worden alle organen teruggedaan,
Smithuis (links) en Cobijn van de Forensische Recherche. Foto: GPD/Vincent Wilke
ZATERDAG
11 JUNI
2005
ER
BIJ