El
BI
OïY)Q hoort er helemaal bij
w-
m-
mm
Nederland telt
nog 32.000 meergeneratiegezinnen
r
Wout en Anita Voorthuis (achter) met hun vier dochters en oma Annie. „Het grote voordeel is denk ik dat er nog een generatie tussen zit en Wout mijn kleinzoon is." Foto: GPD/George Nusmeijer
zaterdagI
28 MEI
2005
Vroeger was het heel gebruikelijk om met
meerdere generaties onder één dak te wonen.
Tegenwoordig komt het nog maar zelden voor.
We hechten namelijk aan onze privacy.
Bovendien lenen weinig huizen zich voor
dubbele bewoning. Dat is jammer, want het
maakt de mantelzorg er alleen maar makkelijker
op. Het blijkt nog gezellig te zijn ook. „Oma
hoort er helemaal bij."
door Corine Van Zuthem
nu 78 en 80 jaar oud. Herman en Mariël heb
ben twee dochters van 10 en 12 jaar. Herman
was als oudste en enige zoon de gedoodverf
de opvolger voor het boerenbedrijf in Noord-
Deurningen, maar koos voor een studie eco
nomie. Heimwee naar het buitenleven deed
hem na zijn studie in 1987 besluiten om sa
men met Mariël terug te keren naar zijn ge
boortehuis.
Voor Mariël was dat een enorme stap. „Ik
heb er echt een tijd over moeten nadenken of
ik het wel wilde. Voor mijn gevoel trouwde ik
niet alleen met Herman, maar ook met zijn
ouders. Het heeft jaren geduurd voordat ik
helemaal aan de situatie gewend was."
Wout (36) en Anita (35) Voorthuis
wonen met hun vier dochters (7,
6,4 jaar en 5 maanden) en de
grootmoeder van Wout, Annie Lefers (84) al
meer dan tien jaar onder één dak. Oma An
nie, zoals haar achterkleinkinderen haar noe
men, woont beneden in het oorspronkelijke
woongedeelte van de voormalige boerderij in
Twente. Wout en Anita en hun kinderen wo
nen boven op de grondig verbouwde hooi
zolder. Wout werkt op een ingenieursbureau,
Anita in de Thuiszorg.
„Het is eigenlijk vanzelf zo gekomen," vertelt
Wout. „Mijn opa moest op een gegeven mo
ment naar een verpleeghuis. Tijdelijk, dach
ten we, maar later bleek dat de opname defi
nitief was. Mijn oma kon niet alleen op de
boerderij blijven. We hebben geen moment
getwijfeld en zijn bij haai' ingetrokken."
Eerst woonden ze met z'n drieën beneden;
later werd de hooizolder verbouwd. „Ieder
op z'n eigen, dat is beter," zegt oma Annie.
„Die jongelui hebben een eigen plek nodig
waar ze zich kunnen terugtrekken. De vader
van mijn man woonde vroeger helemaal bij
ons in. Zoals wij het nu hebben vind ik pretti
ger."
Ze is blij dat ze dankzij Wout en Anita op de
boerderij kan blijven wonen, het geboorte
huis van haar man die in 1997 overleed. Af
spraken en regels hebben ze niet. Anita:
„Daar hebben we het nog nooit over gehad.
We laten elkaar volledig vrij. Je kunt wel heel
moeilijk gaan doen over allerlei zaken,
maar wij maken eigenlijk nergens een
punt van. Het loopt hier gewoon
allemaal door elkaar heen, en
oma is heel erg makkelijk."
Oma Annie: „Het grote voordeel
is denk ik dat er nog een gene
ratie tussen zit en Wout mijn
kleinzoon is. Als ik met één van
mijn eigen kinderen zou sa
menwonen zou ik er veel meer
bovenop zitten. De da
mes van mijn rummi-
kubclubje zeggen
Gescheiden
De oude boerderij werd afgebroken en daar
voor in de plaats kwam een nieuw pand dat
geschikt was voor dubbele bewoning. „Het
stond voor mij van begin af aan vast dat we
twee gescheiden huishoudens zouden voe
ren," zegt Mariël. Beide woongedeelten van
het huis staan van binnen met elkaar in ver
binding, maar de tussendeur kan ook afge
sloten worden.
Het boerenbedrijf werd voortgezet in afge
slankte vorm. Herman en Mariël hebben alle
bei een baan buitenshuis. „Dankzij de aan
wezigheid van opa en oma kunnen wij allebei
werken, want er is altijd iemand thuis voor de
kinderen, ook 's avonds," vertelt Herman.
Het mes snijdt dus aan twee kanten.
De nadelen steekt Mariël ook niet onder stoe
len of banken. „Je bent nooit echt alleen en
moet altijd rekening houden met elkaar. Of je
nu wilt of niet, je ziet veel van elkaar. Daar
staat tegenover datje een andere kijk op het
leven krijgt als je dagelijks wordt geconfron
teerd met de meningen van drie generaties.
Ik vind het bovendien een meerwaarde voor
de opvoeding dat de kinderen opgroeien met
een oudere generatie."
De rollen zijn nu soms omgekeerd: vroeger
zorgden opa en oma veel voor de kinderen;
nu nemen de kinderen op hun beurt in toe
nemende mate opa en oma werk uit handen.
Herman: „Veel ouderen leven in een klein
wereldje en hebben niet echt meer een doel
in hun leven. Mijn ouders daarentegen kun
nen als ze willen op de boerderij de handen
uit de mouwen steken. Door de kinderen is er
altijd leven in de brouwerij. Dat geeft beslist
een extra dimensie aan hun oude dag."
Ze kunnen allemaal goed met elkaar over
weg. Dat komt volgens
Mariël ook omdat
Herman en zij iede
re dag buitenshuis
werken. „Daar
door hebben we
ook óïfiè1 éigen
wereld én zien
we zijn ouders
niet de hele dag.
I P| Als je te dicht op
r elkaar zit kunnen
er gemakkelijk ir
ritaties ont
staan."
wel eens dat ze er niet aan moeten denken, al
dat jonge spul over de vloer en al die drukte,
maar ik heb helemaal niet het gevoel dat ik
met die jongelui opgescheept zit."
Opgroeien
Ze vindt het juist prachtig dat ze op deze ma
nier haar achterkleinkinderen kan zien op
groeien. „Ik weet niet beter dan dat ik ze elke
dag zie. De oudste komt 's avonds vaak Lingo
bij me kijken. Heel gezellig." Wout: „Of ze lo
pen even naar oma voor iets lekkers. Oma
past veel op onze kinderen. We kunnen weg
wanneer we willen. Dat is natuurlijk erg mak
kelijk en geeft een enorm gevoel van vrij
heid."
's Avonds drinken ze vaak gezamenlijk koffie
in de nostalgische keuken van oma om even
bij te praten. Op feestdagen eten ze samen.
„Oma hoort er gewoon bij," zegt Wout. 'Het
uitgangspunt is ook dat ze hier blijft als ze
meer hulp nodig heeft. Dan nemen wij de
zorg voor onze rekening, zolang als het gaat.'
Vroeger was het heel gebruikelijk dat meer
dere generaties bij elkaar woonden. Dat ge
beurde vooral op het platteland, waar het ook
gebruikelijk was dat als één van de kinderen
het agrarische bedrijf overnam, vader en
moeder veelal op de boerderij bleven wonen
of er een aparte woning op het erf werd bijge
bouwd. Andersom gebeurde ook. Met name
in de naoorlogse jaren toen er woningnood
heerste, trokken veel getrouwde stellen al dan
niet tijdelijk bij hun ouders in.
De tijden zijn veranderd. Vandaag de dag
komt het nog maar zelden voor dat kinderen
hun al dan niet hulpbehoevende ouders in
huis nemen. Naar schatting telt Nederland
nog zo'n 32.000 driegeneratiegezinnen, blijkt
uit cijfers van het CBS. Dat is iets meer dan
één procent van alle gezinnen in Nederland
met minderjarige kinderen.
In tweederde van deze meergeneratiegezin
nen is één inwonende grootouder aanwezig.
In 1500 gezinnen woont één gehuwde groot
ouder in. In dat geval is waarschijnlijk één
van de grootouders opgenomen in een ver-
pleeg- of verzorgingshuis en heeft de andere
grootouder zijn intrek genomen bij één van
de kinderen.
Individualisering
Ir. Hanna van Solinge, onderzoeker op de af
deling sociale demografie bij het
Nederlands Interdisciplinair De
mografisch Instituut, deed een
aantal jaren geleden onder
zoek naar het verschijnsel
meergeneratiegezin
en kwam tot
de conclu
sie dat de belangstelling daarvoor behoorlijk
is afgenomen. Eén van de oorzaken is vol
gens haar de individualisering in de maat
schappij. „Mensen zijn - zowel jong als oud -
meer waarde gaan hechten aan hun privacy.
Families zijn bovendien, bijvoorbeeld vanwe
ge het werk, steeds verder uit elkaar gaan wo
nen."
Dat een driegeneratiegezin nog maar zo wei
nig voorkomt heeft ook te maken met het
ontbreken van geschikte huisvesting. Zelfs op
het platteland wordt het steeds moeilijker om
bijvoorbeeld een tweede woning op het erf te
bouwen. Ook gelden er in het buitengebied
allerlei restricties voor het bouwen van een
pand dat geschikt is voor dubbele bewoning.
Zo mag een dergelijke woning bijvoorbeeld
maai' één voordeur hebben.
Eigenlijk is dat vreemd, want de mantelzorg
in Nederland neemt noodgedwongen alleen
maar toe. Uit cijfers van het CBS blijkt dat
vier op de tien gezinnen met minderjarige
kinderen één of meer grootouders heeft die
enige vorm van hulp nodig hebben. Bij ruim
een kwart is slechts een klein beetje hulp no
dig; bij vijf procent is sprake van een volledig
afhankelijke grootouder.
Een meergezinswoning zou een praktische
oplossing kunnen zijn. Dat scheelt de druk
bezette Idnderen in reistijd en biedt hun ou
ders de kans om zo lang mogelijk zelfstandig
te blijven wonen. Die (groot)ouders kunnen
bovendien, indien mogelijk, op hun beurt
hand- en spandiensten verlenen om het zo
genoemde spitsuurgezin - gezin met jonge
kinderen waarin zowel de vader als de moe
der werkt - enigszins te ontlasten.
we nu gezamenlijk alles met elkaar goed re
gelen dan dat ik dat over een aantal jaren
noodgedwongen allemaal zelf moet doen
omdat zij er niet meer toe in staat zijn. Het
lijkt me bovendien fijn om op deze manier
nog een tijd met elkaar door te brengen. Als
één van beiden komt te overlijden, voorkom
je dat de ander vereenzaamt."
Wat daarbij zeker een rol speelt is dat ze enig
kind is, denkt ze. „Ik voel me voor een deel
verantwoordelijk voor het welbevinden van
mijn ouders. Ik ben ook bereid daar vrij ver in
te gaan. De grens is denk ik bereikt als ze zo
ziek worden dat ze overdag helemaal niet
meer alleen thuis kunnen zijn." Het is ook
voor haar eigen gemoedsrust, zegt ze. „Ik
woon liever met ze samen dan dat ik weet dat
ze ergens zitten te kwakkelen met hun ge
zondheid. Dan zou ik niet meer rustig sla
pen."
Ze heeft het als kind zelf meegemaakt. Nadat
haai' opa was overleden kwam haar oma bij
hen wonen. „Dat vond ik erg gezellig en voor
mijn ouders was het wel gemakkelijk. Oma
ving mij op als ik eerder uit school kwam,
deed de was voor ons en schilde de aardap
pelen. Ze sliep eerst bij mij op de kamer; later
hebben mijn ouders een nieuw huis ge
bouwd met een aparte zit/slaapkamer en
badkamer voor oma. Ze is uiteindelijk acht
jaar bij ons geweest. Als ik er op terugkijk was
het heel leuk en leerzaam en vooral heel na
tuurlijk."
Woonvormen
Hanna van Solinge: „Er komen natuurlijk wel
steeds meer verschillende woonvormen,
maar daarbij gaat het vaak nog om experi
mentele projecten."
Nina Kaufmann (30) uit Enschede woont nog
niet samen met haar ouders, maar heeft met
haar man wel vergevorderde plannen. Ze zijn
op zoek naai' een pand in het buitengebied
dat geschikt is om met twee gezinnen in te
wonen. „Ik vind het tot op zekere hoogte
vanzelfsprekend dat ik de zorg voor mijn ou
ders op me neem als ze hulpbehoevend wor
den."
Niet dat het al zo ver is, haast ze zich te zeg
gen. Haar ouders zijn 63 en 56
jaar, kerngezond en staan
midden in het leven. „Dat
kan natuurlijk in één
klap veranderen. Ik
heb liever dat
Band
Toen ze net op zichzelf woonde had Nina er
niet aan moeten denken om ooit weer met
haar ouders te gaan samenwonen. „Nu ik ou
der ben zijn de verhoudingen toch gelijk
waardiger geworden. Ik heb een sterke band
met mijn ouders. We kunnen alle vier goed
met elkaar opschieten, al denk ik wel dat we
goede afspraken met elkaar moeten maken
en van tevoren onze verwachtingen moeten
uitspreken."
„Misschien denken mijn ouders dat we straks
iedere avond met elkaar eten. Dat kan zo nu
en dan best praktisch en gezellig zijn, maar ik
wil na een dag werken ook de deur dicht kun
nen doen en mijn eigen potje koken als ik
daar zin in heb."
Ook Mariël (41) en Herman Niehof (43) uit
Noord-Deurningen hebben in het begin dui
delijke afspraken gemaakt toen ze bij de ou
ders van Herman introkken. „Ik hecht
erg aan onrnprivaoy!, ^egt Mariël,
'en dus hebbèri we als regel dat we
nooit onaangekondigd bij elkaar
binnenlopen. Ook hebben we
met elkaar afgesproken dat we
geen verantwoording van de an
der verlangen over tijdstippen van
thuiskomen of redenen van weg
gaan."
Opa en oma zijn